— Mei 2015 —
Noah Cackle
Het was druk in huis. Verbaasd bleef Noah even verderop staan, nog net in de schaduwen van het bos. Eigenlijk had hij op zijn kamer moeten zitten (proefwerken Engels waren serieuze zaken), maar hij was even geleden besloten dat hij er hard genoeg aan had zitten ploeteren. Je brein had ook frisse lucht nodig, weetje. Dat was goed voor de mens. Een open raam en een regenpijp later was hij al onderweg naar het bos.
En nu was het druk binnen. Dat maakte naar binnen glippen wel weer een stukje ingewikkelder. Zelfs via het raam had niet heel veel zin meer, want nu had er vast wel iemand gemerkt dat hij weg was. Dus zat er vrij weinig anders op dan gewoon door de voordeur naar binnen. Noah haalde zijn schouders op, klopte het laatste zand van zijn handen en viste de sleutels uit zijn zak.
Het geroezemoes van stemmen verstomde toen de piepende scharnieren zijn binnenkomst verrieden. ‘Ben weer thuis!’ riep hij (misschien overbodig) richting de woonkamer, terwijl hij zijn jas van zijn schouders schudde. Een naar gevoel nestelde zich in zijn maag, zonder dat hij wist waarom. Er hing een spanning in het huis, leek het wel. Misschien kwam het door de plotselinge stilte. ‘Mam?’ Noah gooide zijn jas omhoog naar de kapstok tot die bleef hangen.
De planken in de woonkamer kraakten en er klonk een gedempte stem die hij niet herkende, gevolgd door die van zijn moeder. Voor hij iets kon doen ging de tussendeur al open en verscheen ze in de deuropening. Ze zag er vermoeid uit en haar ogen leken rood. De deur trok ze meteen weer achter zich dicht en ze glimlachte, hoewel niet van harte. Toen stonden ze samen in het halfduister in de gang en Noah snapte er niks van.
‘Hé,’ zei hij verward, maar verder kwam hij niet toen zijn moeder hem in een knuffel trok. Zó stevig, dat hij even bijna geen adem meer kon halen. ‘Wat is er aan de hand?’ vroeg hij gesmoord, terwijl hij zijn armen ook om haar heen sloeg.
Het nare gevoel in zijn buik groeide.
Zijn moeder schudde haar hoofd, voelde hij en gaf geen antwoord op zijn vraag. ‘We houden van je,’ fluisterde ze in plaatsdaarvan, terwijl ze door zijn krullen streek. ‘Dat weet je, toch? Zo ontzettend veel, papa en ik allebei.' Haar stem klonk een beetje schor en helemaal niet zo rustig en melodieus als altijd. Noah werd er een beetje bang van. Was er iets gebeurd, dat ze zo deed? Waar was zijn vader? Ging alles wel goed?
Het nare gevoel groeide, en groeide maar.
‘Ik- ik ook van jou, mama,’ zei hij onvast terug en deed een stapje achteruit toen ze hem losliet, om haar gezicht te kunnen zien. 'Wat is er aan de hand?' vroeg hij benepen. 'Waarom- waarom ben je verdrietig? Is er iets met papa gebeurd?' Was hij misschien--
Maar ze schudde al haar hoofd. ‘Nee—Nee, met papa is alles goed.'
Zo klonk het anders niet.
'Wat is er dan, mam?'
Het antwoord was zo zacht dat hij het haast niet hoorde. 'Je bent klaar met je onderzoeken.' Zijn moeder streek zachtjes langs zijn wang.
'Klaar?' Noah veerde op, maar zij niet. 'Dat is toch juist goed? Dan kan ik naar Experium, in plaats van alles-draait-om-american-footbal-high, toch?' Zijn huidige school was... best oké, maar als onderdeurtje paste je toch niet echt in het plaatje van sport dat iedereen daar leek te hebben. Als je een jongen was dan ging je je stinkende best doen om bij het team te komen en als meisje was je of een cheerleader of een loser. Zat niet veel toekomst in, zelfs niet als je je uit onaangename situaties kon toveren. Letterlijk. En als hij naar Experium mocht, dan kon hij naar Clive! Na twee jaar zou hij zijn vriend weer kunnen zien, en hij had zóveel te vertellen. Eerst zou Clive natuurlijk nog een beetje chagrijnig zijn, maar als hij eenmaal zou inzien dat Noah er ook heus niks aan had kunnen doen, dan was het wel weer oké. Ze waren dan immers weer samen, toch?
‘Ja,’ fluisterde zijn moeder en het klonk zó bedroefd dat Noah weer wakker schrok uit zijn dagdromen. Bezorgd keek hij nog eens naar de deur en weer terug. Voor hij nog iets kon vragen, hoorde hij in de huiskamer eindelijk zijn vaders stem (boos) en de vloer kraakte en daarna ging de tussendeur met een ruk open. De lange man in de deuropening was niet een van Noah's favorieten. Hij had een ingewikkelde naam die leek op Dungbeetle (Noah's bijnaam voor hem was dan ook niet meer heel moeilijk te raden, hoewel Dungbeetle er zelf nooit van gehoord had. Hopelijk) en hij werkte met zijn moeder in het lab. Zag er altijd uit alsof hij net een citroen had ingeslikt.
'Esther,' zei hij lijzig en zijn blik gleed over Noah en zijn moeder heen alsof zíj de dungbeetles waren. 'Kom nou, dit is alleen maar een verspilling van mijn tijd.'
'Wat doe jij hier?' vroeg Noah argwanend (en niet zo diplomatiek). Maar geen van de twee volwassenen besteedden nog aandacht aan hem en Dungbeetle trok alleen een stomme wenkbrauw op. Achter hem stapte Noah's vader ook richting de deur, maar Dungbeetle blokkeerde de opening.
'Dit heeft al lang genoeg geduurd,' zei Dungbeetle en hij haalde een klein, zwart apparaatje tevoorschijn, met een wit en een grijs knopje erop. 'Dit vergeet hij allemaal toch, tijd om los te laten. Experiment 4184 had nu al gewist moeten zijn.'
Ge- gewist?
Het bloed stolde in zijn aderen en Noah's hand viel uit die van zijn moeder.
Dungbeetle's kraaloogjes zwenkten af naar hem en hij trok zijn lippen op in een akelige glimlach. 'Weltrusten, jongen,' zei hij en hij drukte op het witte knopje.
'
Wach-' protesteerde Noah nog, maar het licht ging uit en alles werd in één klap helemaal donker.
[ bericht aangepast op 21 okt 2020 - 15:00 ]
Three words, large enough to tip the world. I remember you.