Als er iets was waarop Fridolf Ljungstrand graag terugkeek dan waren het keerpunten in zijn leven. Zo dacht hij bijvoorbeeld vaak aan het moment dat hij leerde lopen, een gebeurtenis waarvan hij zich eigenlijk nog maar weinig kon herinneren, maar die een duidelijke verandering in zijn leven teweeg had gebracht – het was het begin van zijn wegloopavonturen – en hij noemde het dan ook liefkozend “het keerpunt van desertie”. Een ander voorbeeld was het moment dat Elin had leren praten, het gelukzalige gevoel dat iemand hem kon begrijpen en kon terugpraten, “ het keerpunt van appreciatie”. Het had iets geruststellends om het leven in te delen in afgebakende periodes, een beginpunt en een eindpunt, net zo hard en duidelijk als de twee kanten van een zwembad en de omwenteling had precies dezelfde naam. Keerpunt.
Opspattend water raakte hem op zijn wang en haalde hem eventjes uit zijn gedachten. Zijn blik verschoof zich naar de horizon, waar een klein stukje land in zicht was. Het zag er haast romantisch uit: een boot; de zonsondergang; het meisje dat op het bankje tegenover hem zat, de wind speelde met haar blonde haar en ze keek hem bezorgd, bijna teder aan; het blauw van het zeewater, dat telkens zijn best deed zo hard mogelijk tegen de boot aan te slaan. Dit was ongetwijfeld een keerpunt in zijn leven, weer een keurig afgebakende periode was voorbij zodra hij zijn voet aan het vasteland zou zetten en hij dacht aan hoe zijn avontuur was begonnen en wat het hem had opgeleverd. Het was allemaal begonnen met “ het keerpunt van Pehr”.
De boot naderde de kade, waar een groepje mensen met spanning de komst van de veerboot afwachtten. Een nerveus gevoel trok door Fridolf’s maagstreek en hij greep de hand van het blonde meisje.
‘Je bent thuis,’ zei ze.