O2.1 NOVEMBER 3022
𝕿𝖜𝖊𝖊 - NOVEMBER 3022 𝓚ai staart ongeïnteresseerd naar buiten. Het regent zo hard dat hij het binnenplein waarop het raam uitzicht biedt niet eens kan zien. Net televisieruis. Hij doet zijn best om de vrouw die hem zit te bestuderen, te negeren. Zijn brein is afgesloten voor haar porrende, te nieuwsgierige hobo, maar het gekrabbel van haar pen op het papier dat op haar klembord ligt, is irritant luidruchtig. Wanneer ze haar balpen drie keer aan en uit klikt, klemt Kai zijn kiezen op elkaar. “Ik zie dat auditieve prikkels moeilijk blijven?” merkt de vrouw op luchtige toon op. Kai blijft naar buiten kijken, naar de bakken water die uit de hemel storten. Af en toe blaast de wind ze tegen het raam en wordt het pengekrabbel overstemd door de klank van televisieruis. Hij wil sarcastisch glimlachen bij de opmerking, zijn hoofd schudden, of met zijn ogen rollen en zijn armen over elkaar slaan, maar hij weet dat dat enkel meer opmerkingen zal uitlokken. “Ik kan me inbeelden dat dat in deze drukke schoolomgeving vermoeiend is,” zegt de vrouw. “Zou dat geen onderliggende reden kunnen zijn voor waarom je net op zoek gaat naar lawaai? Onderzoek heeft al vaker aangetoond dat sommige hoogsensitieve personen ervoor kiezen om hun zintuigen te overbelasten, zodat ze de prikkels niet meer voelen.” Kai antwoordt niet. Hij ontspant zijn kaak en houdt zijn gezicht neutraal. Zelfs wanneer professor Catriona midden in de middellange stilte iets op haar klembord neerkrabbelt, met meer flair dan eigenlijk nodig is. Hij blijft naar buiten kijken, waar de wind de regen bogen laat vormen. Het doet hem denken aan de mast van zijn zeilboot. Vlak voordat de bliksem insloeg. “Ik heb van dokter Kian gehoord dat je fysieke revalidatie goed loopt?” Ze zou net zo goed tegen een muur aan het praten kunnen zijn. Kais vingers jeuken om ze tot vuisten te ballen, maar hij slaagt erin ze ontspannen in zijn schoot te houden. Hij duwt de drang weg om zijn gehoor weer aan te zetten en haar mentaal van een klif te duwen zodat ze ophoudt met opmerkingen maken. Bij zijn eerste sessie heeft hij dat ook bijna echt gedaan. De tweede was middenin een relaas over hoeveel begrip ze voor zijn situatie heeft en dat het niet makkelijk kan zijn om met zoveel verwachtingen op te groeien, onderbroken door een aardbeving. Kai vraagt zich af hoelang het zal duren voordat er iets in brand vliegt. “Kai.” Professor Catriona leunt een stukje naar voren. Haar stoel kraakt. Ze legt haar klembord op de leuning. “Het is normaal dat je nog wat prikkelbaar bent. Je lichaam heeft veel doorstaan en zelfs als landmin duurt het even voordat alles weer het oude is.” Kai weet niet of ze het over zijn littekens heeft, die de laatste weken continu jeuken door het vochtige weer, of over zijn plotselinge breuk met nicotine en alcohol, nadat zijn paranoïde ouders hem twee maanden geleden verboden ooit nog een sigaret of een pint aan te raken. Toen hij drie weken geleden weer terug op het Oud Klooster kwam, was ook zijn cannabisplantje verdwenen. Zijn kamer was helemaal opgeruimd en gekuist; zijn kasten geleegd en zijn bureau geordend. De cursussen van alle vakken die hij dit jaar moest overdoen lagen mooi op een stapeltje in het zicht, met daarbovenop de huisregels van de residentie. “Maar,” breekt Catriona’s stem weer door zijn gedachten heen, “dat betekent niet dat het werk voorbij is. Ik heb je in onze eerste sessie gezegd dat ik je wil helpen. Dat meen ik nog steeds.” De diepe zucht is er een van teleurstelling en onwil, en ook al heeft Kai zich voorgenomen nergens op te reageren, toch komt het luid en theatraal over zijn lippen. Hij verplaatst zijn blik van buiten naar de vrouw voor zich. Catriona trekt een wenkbrauw op en leunt opnieuw naar achter in haar stoel. In plaats van haar klembord te nemen, zoals Kai verwacht, kijkt ze hem indringend aan. Haar gezicht is blanco. Haar handen liggen gevouwen op haar schoot. Kai kijkt niet weg, deze keer. Het voelt te makkelijk, zo; om zijn hoofd weer open te zetten en naar haar muziek te luisteren. Om het zijne er subtiel in te vermengen, zodat ze als vanzelf het idee krijgt om hem met rust te laten. Maar hij doet het niet. En eigenlijk is dat op zich al een hele grote stap vooruit. Het is gewoon geen stap die hij, als hij dat al zou willen, met haar kan delen. Catriona’s onleesbare blik smelt naar bezorgdheid. Ze doet het zo oprecht lijken dat Kai er bijna voor valt. Hij herinnert zichzelf eraan dat het zijn ouders waren die haar hier voor zijn neus gezet hebben. “Kun je me vertellen wat ik kan doen om je vertrouwen te winnen?” vraagt de psychiater. Ze vraagt het niet dwingend. Niet overdreven bezorgd. Het is gewoon een vraag; eentje waar ze heel graag antwoord op wil, maar zonder over zijn grenzen te gaan. Deze keer kan Kai het niet laten om wrang te glimlachen. Hij wendt zijn blik weer af en kijkt naar buiten, waar in de afnemende regenstorm de binnenplaats weer zichtbaar wordt. De stilte die deze keer valt, af en toe onderbroken door een tik tik tik van druppels tegen het raam, is lang. Afwachtend. Geduldig en meegaand. Open om Kai zelf het woord te laten nemen. Hij wil erdoor beginnen knarsetanden. “Ik zit hier om jou te helpen,” herhaalt Catriona nadrukkelijk, zonder enige beschuldiging in haar stem. “Wat jij beslist om hier te delen, blijft tussen ons. Je ouders hebben mijn hulp enkel ingeroepen omdat ze bezorgd zijn.” De verwijzing naar zijn ouders en hun bezorgdheid voelt voor Kai als een messteek tussen zijn ribben. Hij voelt de zinderende kwaadheid in zijn maag, die nu permanent aanwezig lijkt, meteen weer oplaaien. Wanneer hij zijn hoofd naar Catriona draait, is zijn kin geheven. “U bent vast intelligent genoeg om te vatten dat dat niet erg aannemelijk overkomt, aangezien u vorige maand voornamelijk tijd hebt gespendeerd aan het ondervragen van mijn ouders én mijn tweelingzus, in plaats van mij,” zegt hij kil. Catriona’s gezichtsuitdrukking verandert vloeiend naar iets dat er bijna als spijt uitziet en het is de woede die Kai er niet in doet slagen om zijn reacties in te houden. Hij slaat zijn ogen ten hemel en schudt zijn hoofd. “Je hebt gelijk,” zegt Catriona. “Je ouders waren ervan overtuigd dat de drempel voor jou minder hoog zou liggen als ik eerst bij hen en Naia anamnese afnam. Ze hadden het idee dat zij mij een beter inzicht over jou en hoe het de laatste tijd met je gaat, zouden kunnen geven dan jij zelf zou kunnen. Ik besef nu dat ik de foute keuze heb gemaakt om daarin mee te gaan.” Kai bijt hard op zijn tong. “Dat spijt me,” concludeert professor Catriona. Hij proeft bloed. “Wat me echter vooral duidelijk is geworden,” gaat ze verder, “is hoe ontzettend veel ze van je houden.” Zijn handen trillen. Hij voelt hoe de kwaadheid in zijn maag zijn ademhaling overneemt. Zijn hartslag. Hij dwingt zichzelf om kalm te blijven – om regelmatig in- en uit te ademen. In. Uit. In. Uit. “Wat gaat er in je om, als ik dat zeg?” Dat je een leugenaar bent. Kai vertikt het om te antwoorden. Hij haat het dat hij druk achter zijn ogen voelt, dat hij verwoed moet knipperen om het weg te krijgen. Hij hoort viool, ver weg in zijn hoofd, dringend en nijdig. Hij weet niet hoelang het duurt voordat het weer wegebt, maar plotseling hoort hij weer de klank van een pen op papier. Vanuit zijn ooghoek ziet hij hoe professor Catriona kalm haar klembord op het tafeltje tussen hen legt. Als Kai zijn rug zou rechten en wat naar voor zou schuiven, zou hij kunnen lezen wat erop staat. “Ik begrijp dat je het gevoel hebt dat je hier zit omdat het van je ouders moet, maar dat betekent niet dat dit gesprek niets voor jou kan betekenen, Kai,” zegt professor Catriona. “En dus hoop ik ook dat ik jou kan helpen beseffen dat je hulp nodig hebt. Want ik kan jou enkel helpen als je zelf hulp wil.” Niet van jou. Niet van hen, denkt Kai meteen. Tegelijkertijd is er dat ander stemmetje, dat er al zit sinds de dag dat hij van Astros naar Gild vertrok: Zie mij. Help mij. Laat me niet verdrinken. “Ik wil je niet dwingen om te praten als je dat zelf niet wil,” vervolgt Catriona. “Maar ik vroeg me af of je er misschien voor open zou staan om mij op een andere manier wat inkijk te geven in wat er in je omgaat.” Kai kijkt niet naar haar op, maar hij fronst zijn wenkbrauwen. “Ik weet natuurlijk van je ouders dat je viool speelt, maar het viel me ook op dat je op momenten waarop je overweldigd raakt en er even niet in slaagt om te doen alsof je een standbeeld bent...” Hij verplaatst zijn blik toch boos naar haar gezicht wanneer hij een glimlach in haar woorden hoort. De spieren in de vingers van zijn linkerhand spannen op. Haar glimlach wordt breder. Een tikkeltje plagerig. “... erg karakteristieke handbewegingen maakt.” Ze knikt naar zijn linkerhand, waar zijn vingers gekromd zijn. Het eelt op het topje van zijn wijsvinger raakt net niet de muis van zijn handpalm, onder zijn duim. “Zo dus.” Kai voelt zich betrapt. Hij balt zijn linkerhand tot een vuist, om de vioolgreep die hij onbewust had aangenomen te verdoezelen. Alsof hij nu nog kan doen alsof het nooit gebeurd is. Catriona glimlach naar hem; aanmoedigend en bijna troostend. De kraaienpootjes naast haar ooghoeken glimlachen mee. “Zou je het oké vinden als je in de volgende sessie een stukje voor me speelt? Gewoon iets dat je kent; je hoeft het niet voor te bereiden. Daarna kun je gewoon weer naar de les of naar je vrienden.” Kai staart haar even aan, niet zeker wat ze hiermee wil bereiken. Niet zeker of hij er al klaar voor is om toch al zoveel van zichzelf te laten zien – of horen. En toch... Toont hij er daadwerkelijk zo veel van zichzelf mee? Hij heeft het al zo vaak gedaan; voor groot en klein publiek. Of voor zichzelf. Wanneer je muziek speelt, of zingt, verlies je controle, doet zijn brein hem herinneren. Zoveel is afgelopen zomer zeker duidelijk geworden. Aan de andere kant kan het een kans zijn. Om zichzelf te testen. Om Catriona af te leiden op een manier die subtieler is dan rechtstreeks iets in haar hoofd te planten. “Denk er even over,” doorbreekt Catriona zijn twijfelachtige gedachtegang. “Als je het niet ziet zitten, gaan we op zoek naar een andere manier. Ik geef je niet zomaar op.” Ze kijkt op haar horloge. “Eigenlijk hebben we nog een halfuur, maar ik zal je niet verder folteren.” Opnieuw een glimlach. Kai kijkt haar argwanend aan, maar wanneer ze opstaat om hem naar de deur van haar praktijkruimte te begeleiden, voelt hij zich ergens toch een warme kalmte over hem neerdalen. |
Reageer (1)
I still think his parents are full of shit when they say they can assess Kai's life better than he does. :c
1 week geledenIts also not how a therapist should work lmao
1 week geleden