“No matter your social status or
how powerful you feel you are, we are all equal.
We came here by birth and will leave in death."
Xavier "Zav" Gray - Wetenschapper
Erg enthousiast ben ik niet als ik 's ochtends vroeg wakker gebeld wordt, er zijn meerdere vloekwoorden die de ruimte te horen krijgt. Ik rol me om in bed, waarbij een groot deel van het muntgrijze laken van me afglijd en eveneens een ander persoon zichtbaar wordt. Ditmaal is het een jongedame met prachtige felle, rode haarlokken en volle roze lippen, die ik meerdere malen vannacht beschadigd heb. Er komt niet enkel een zachte kreun bij haar vandaan, tevens bij mij, simpelweg door de vroege ochtend. Het is een erg fijne droom die nu gestoord moet worden en dat neem ik de persoon in kwestie erg kwalijk. In eerste instantie wil ik mezelf omdraaien en mijn arm rondom haar middel leggen, maar zij - net zoals het geluid - laat het niet toe.
Het schelle gekrijs van de telefoon stoort ons nog altijd, waardoor ik uiteindelijk met een luide grom mijn arm uitstrek en het apparaat in mijn hand neem. Met een hardhandige beweging ruk ik het mijn kant op en druk op de rode knop, wat resulteert in een rustgevende stilte die ik elke ochtend wel wil hebben. Desalniettemin duurde het niet voor lang, want enkele seconden later wordt er opnieuw gebeld. In een oogopslag zie ik wie er om dit tijdstip, rond een uur of acht, durft te bellen. Mijn gelaatsuitdrukking word grimmig wanneer ik de desbetreffende naam van de persoon zie. Wetende dat het instituut, waar ik al plusminus een jaar niet meer werk, me op allerlei mogelijke manier zal proberen tot contact te nemen, besluit ik de volgende beslissing te nemen. Opnemen. Er klinkt een diepe, redelijk geagiteerde, zucht wanneer ik de telefoon tegen mijn oor druk.
'Wat?' grauw ik, redelijk kort door de bocht. Aan de andere kant is er een opgeluchte, maar enigszins nerveuze lach te horen. Het werkt me enkel op mijn zenuwen en dat is niet in hun voordeel.
'Goedemorgen, Xavier,' begroet hij me, een man met wie ik in het verleden vaak heb samengewerkt. Hij is als een soort mentor voor me geweest, de man is dan ook al wat ouder, maar momenteel erger ik me speciaal. Voor hij nog iets kan vermelden, pers ik er tussendoor dat het "Zav" is, geen Xavier. Niet meer. 'Zoals je wellicht weet, zal er vandaag een reis gemaakt worden naar de desbetreffende dimensie waar jij een aantal jaren geleden bent geweest,' vervolgt hij, en ik had al een donkerbruin vermoeden waar hij naartoe wilde gaan. Net zoals de afgelopen paar malen proberen hij en meerdere wetenschappers mij te overtuigen mee te gaan, gezien ik de enige ben die weet wat je kunt verwachten. Ik had echter absoluut geen zin ofwel energie hiervoor en heb duidelijk gemaakt dat het een nee is, maar dat laten ze niet toe. 'Laten we hierover praten op het kantoor.' Met deze woorden lijkt alles wel gezegd te zijn, ondanks dat ik wat anders duidelijk heb gemaakt.
'Nee,' grom ik hardleers. 'Goedendag.' Onbewust heeft mijn hand zich strakker om de telefoon gegrepen, waarna ik vervolgens het toestel al weer weg wilde leggen. Dit liet hij echter niet toe, want met de woorden "Ik verwacht je om tien uur, wees op tijd" bewijst hij opnieuw dat ik ditmaal geen andere keuze heb. Nee, natuurlijk heb ik altijd een keuze, alleen ik begrijp ook wat ze zouden doen als ik niet kwam: mij persoonlijk ophalen.
Vandaar dat ik uiteindelijk met een lang uitgestrekt gezicht in de aankomsthal kwam te belanden. Ik had zojuist een lang, vermoeiend gesprek gehad, waarbij het er eigenlijk op neer kwam dat ze alles al ingepakt hebben voor me en ze me mijn regels oplegden. Mijn comeback was: "Ik werk niet meer voor jullie", mijn favoriet maar momenteel niet heel sterk. Helaas. Als slag op de vuurpijl kreeg ik een button van ze opgespeld, nogal scheef, maar ik deed niet de moeite het goed te plaatsen. Vanochtend had ik mezelf maar snel gedoucht en aangekleden, om vervolgens (voor de zekerheid) de zaken thuis te regelen. Hierbij hoort natuurlijk eveneens de knappe jongedame gedag zeggen, die eerst in mijn bed lag te soezen. Ze heet Daria en ze heeft het genoegen gehad al meerdere dagen aan mijn zijde te blijven. Mijn hersenspinsels halen van alles boven: thuis, de dimensie, de wetenschappers die meegaan, de proefkonijnen en vervolgens de spullen die ze dit keer meebrengen. Momenteel overweeg ik enorm om simpelweg ervandoor te gaan en me voor de komende paar dagen als zowel nachten op te sluiten thuis. Dat zou echter niet werkelijk helpen en ik voel me nu al machteloos, dat zal dan nog erger worden.
'Dokter Gray,' krijg ik opeens toegeworpen, waardoor ik versuft opkijk en Gabriella Valenti langs zie lopen. Vandaag heeft ze gekozen voor zwarte kledij en een lichtroze vestje. Het staat haar goed, maar dat vertel ik haar niet. Ze is een collega, soort van, en bovendien sta ik momenteel eerder bekend als een brompot. Toch knik ik haar even toe.
'Mevrouw Valenti,' begroet ik haar, in plaats van de vrouw "dokter" te noemen, zoals ze bij mij deed. Dat klinkt altijd zo enorm formeel en op dit punt verdom ik dat alles. Als ze zo graag dat van me wil horen, moet ze het later nog eens proberen. Ik kijk haar voor enkele seconden na, maar meer niet en richt mijn aandacht dan ook weer op de zware gedachten die door mijn hoofd denderen als een stoomtrein. Mijn hand vind vanzelf de weg richting mijn halflange, chocoladebruine haren, waarna ik kort mijn nek vastgrijp en voorover buig. Net op het punt dat ik wil opstaan om me razendsnel uit de voeten te maken, zie ik een paar benen voor me stoppen.
'Ik ben hier voor het experiment, moet ik me nog ergens melden of iets dergelijks?' Ik frons, de toon in haar stem raakt me vanbinnen en ik vraag me automatisch af waar ik deze van herken. Het zal vast een naar effect zijn op de vele vrouwen die ik de afgelopen tijd heb ontmoet: tegenwoordig lijken ze allemaal op elkaar. Met deze gedachte en een zacht gegrinnik volg ik mijn blik omhoog naar de jongedame, totdat ik haar aanlokkelijke gezicht zie. Vooral haar diepe poelen halen een gevoel bij me op die ik van lang geleden lijk te herkennen, maar het schijnt te ver weg te zijn. Alsof ik er niet bij kan en de mist in mijn hoofd het blokkeert. Even weet ik geen woorden te vormen, waardoor ik haar alleen stom aan kan staren. Desalniettemin krijg ik al snel weer de ongeïnteresseerde expressie in mijn ogen terug.
'Ja,' begin ik, 'Zav, at your service.' Een lichtelijk sarcastische toon sijpelt in de laatste paar woorden door, terwijl ik vanuit de stoel omhoog kom en haar aankijk met een bestuderende glans in mijn poelen. Ik wacht af tot haar naam komt, maar of ze dat nu wel of niet heeft gezegd, vervolg ik daarna schaamteloos: 'Wat is de reden dat je hieraan meedoet?' Ik had geen flauw idee dat Willow voor mijn neus stond, maar dat zal vast niet lang meer duren.
[Ik heb het niet nagelezen, dus er kunnen wat fouten instaan.]
Quiet the mind, and the soul will speak.