Elrohir Elrondion
Het gezelschap was eigenlijk één grote warboel, dat had Elrohir al gauw door. Er waren meerdere kleine ruzies uitgebroken en toen ze bij dat dorp kwamen, waren er maar enkelen geweest, die een poging wilden doen de mensen daar te redden. Elrohir had met gemengde gevoelens zitten toekijken. Hij wilde de mensen helpen, maar als een deel van de groep daar niet toe bereid was, dan zouden ze nergens komen. Hij vroeg zich af dat als het zo doorging of ze wel de draak zouden kunnen verslaan. De onenigheid werkte hen alleen maar tegen, maar Elrohir wist dat hij daar in zijn eentje niets tegen zou kunnen doen.
Toen ze stil hadden gehouden, was hij maar ergens gaan zitten, zonder zich met de anderen te bemoeien. Hij verwachtte daar weinig van. De regen die begon te vallen irriteerde hem een beetje, maar hij besteedde er geen aandacht aan en sloeg zijn grijze mantel maar wat steviger om zijn schouders.
Na een tijdje kwam Angel op hem toegelopen, die hem vroeg of hij wist waar haar paard was. In gedachten zag hij haar paard voor zich en keek om zich heen met zijn scherpe elvenogen. Echter zag hij het dier niet en hij kon zich ook niet herinneren het dier de afgelopen tijd gezien te hebben.
'Sorry, ik zou het niet weten,' zei hij uiteindelijk tegen haar. 'Ik zou denken dat hij wat afgedwaald is op zoek naar lekker eten. Als hij hier in de buurt was, had ik hem wel gezien.'
Brennen Uquenyondo
Brennen had zich gedurende de reis afzijdig gehouden van de groep. Hij reed vaak wat verder weg van hen, hij had ook aangeboden om als wacht te dienen tijdens het reizen. Veel behoefte aan gezelschap had hij niet, ook omdat hij bang was dat iemand zijn geheim ontdekte. Hij had die tijd voor zichzelf gezorgd, hulp van anderen had hij niet nodig. Nu hadden ze weinig aan hem, hij werd ook weinig gezien, maar als het tot een gevecht zou uitlopen, dan zou hij zijn aandeel voor de groep bewijzen. Hij had nu ook genoeg privacy om zijn telkens weer terugkomende baard te scheren. Niemand die hem kwam storen, niemand die enig vermoeden kreeg van zijn ware aard.
Hij had ook niet meegekregen wat er aan de oevers van de rivier en het brandende dorp gebeurde. Hij had de rookwolken wel even gezien, voor het begon te regenen, maar hij had zich er niet druk omgemaakt. Iemand zou hem wel komen zoeken, als zijn hulp vereist was. Zo was hij ook verbaasd toen er opeens een paard opdook, terwijl hij ergens beschut voor de regen pauze aan het houden was. Zijn eigen paard stond naast hem te grazen en toen hij het andere paard zag, begroette hij deze met een hinnik, waaruit Brennen opmaakte dat ze elkaar kenden, dus dat dit het paard was van iemand uit de groep. Toen ging hij zich afvragen wiens paard dit was. Hij was vrij ver van de groep, dus het paard was een aardig stuk afgedwaald en hij vermoedde dat de eigenaar zijn rijdier kwijt was. Het paard leek niet bang van hem te zijn, dus kon hij het makkelijk bij zijn teugel grijpen. Hij floot naar zijn eigen paard en begon in de richting te lopen van waar het paard vandaan was gekomen.