Daarna was Matthieus weggelopen uit de ziekenzaal, met een laatste blik werpend op het lege bed waar het dode meisje lag toen ze de ziekenzaal binnen was gebracht. In de tent was iedereen naar buiten gerend, maar Matthieus stond nog op dezelfde plek. Hij staarde onafgebroken naar het lichaam voor hem op de grond. Het lichaam bewoog niet, waarom niet, had hij zich nog afgevraagd. Na wat een eeuwigheid leek te duren, hoorde hij een lage stem zijn keel schrapen.
'Celine Ling.'
'Wat?' zei Matthieus op een geïrriteerde toon omdat de stem van kalm klonk. Hij keek niet op, zijn ogen bleven in de hare kijken, alsof hun ogen magneten waren.
'Zo heet ze,' antwoordde de stem. Langzaam draaide Matthieus zijn hoofd en keek de man naast hem aan.
dit is er aan toegevoegd!
'Professor, sorry, ik bedoelde het niet...-'
'Geen enkele reden om je te verontschuldigen.' Hij pakte Matthieus bij zijn bovenarm en liep met hem naar buiten. 'Ga nu naar je toren.' Talowski knikte en Wolff verdween weer in de behekste boom. Het rook naar vuur, naar verderf. Enkele professoren waren bezig leerlingen te koesteren en naar de slaapzalen te sturen, anderen hielpen enkele tovenaars en heksen, die gewond waren. Het kleine vrouwtje van Dreuzelkunde, professor Maskine, probeerde tevergeefs een jongen, die twee koppen groter dan Maskine was.
'Laat mij maar,' riep Matthieus, terwijl hij op hen afliep.
'O, maar meneer Talowski... nee, u moet naar uw..-' Voordat ze haar zin kon afmaken, stak Matthieus zijn schouder onder de oksel van de jongen.
'Kan je lopen?' vroeg hij hem. De jongen knikte, maar op het moment dat hij een stap met zijn linkerbeen wilde zetten, schreeuwde hij het uit van de pijn. In het licht van de heldere sterren en de grote zilveren bol zag Matthieus dat de voet van de jongen gedraaid was. Na een paar pogingen was het gelukt om de jongen op zijn rug te krijgen en zo liep Matthieus met de jongen op zijn rug naar de ziekenzaal. Meteen daarna rende hij terug naar de boom om meer feestgangers te helpen, hij was immers verantwoordelijk voor dit feest geweest en dus was het ook gedeeltelijk zijn schuld. Op de eerste verdieping kwam hij twee professoren tegen en de conciërge. Tussen hen in zweefde een lichaam met een wit laken, dat het lichaam verborg van de buitenwereld. Matthieus stopte abrupt en keek naar het witte laken.
'Naar je kamer,' bromde de conciërge ernstig. Matthieus knikte en rende in tegengestelde richting naar de binnenplaats, waar het vreselijke tafereel was gebeurd.
De hele nacht had hij geholpen, eerst op de binnenplaats, toen de zuster op de ziekenzaal. Om negen uur 's ochtends was hij vertrokken en toen realiseerde hij pas wat er was gebeurd. 'Dood...vuur...verderf...'
als iemands personage niets te doen heeft, kan hij naar matthieus komen
[ bericht aangepast op 31 dec 2013 - 11:24 ]