‘Omdat hij terug is,’ gromde Kato die wist dat Rodey hem zou doden als hij nu zou veranderen. ‘Hij is terug en hij zegt dat jij hem naar Venomis gelokt hebt.’
Rodey leek allerminst geschokt door dat nieuws en Kato probeerde om vanuit zijn ooghoeken naar hem te kijken, ook al was het te donker.
‘En je gaat er direct vanuit dat dat klopt?’ siste hij.
‘Je hebt me bewusteloos geslagen!’
Kato dacht even dat hij Rodey hoorde lachen, maar het was niet meer dan een gesnuif. Dat stelde hem gerust. Hij leek deze situatie in ieder geval niet amusant te vinden.
‘Je weet het dus. Hoe lang al?’
Kato haalde zijn schouders op, maar daarmee bezeerde hij alleen zijn omgedraaide arm en gewonde schouder. ‘Meteen al.’
Hij viel voorover in het gras toen Rodey hem plots losliet. Hij bleef daar liggen. Zijn rug deed pijn en dat gold ook voor zijn arm en schouder. Bovendien voelden zijn longen aan alsof iemand er mee getennist had.
Rodey deed geen poging om hem overeind te helpen. Daar zou Kato te trots voor zijn. Hij was in ieder geval te trots om toe te geven dat hij het waardeerde dat Kato hem niet direct had opgezocht om hem af te ranselen. Al was hij dat nu blijkbaar wel van plan geweest.
‘Wat doe je hier allemaal?’ vroeg Kato, die zich iets meer ontspande in het gras en zich op zijn rug draaide, zodat hij niet geheel weerloos aan Rodeys voeten bleef liggen. Zijn rug brandde en niet alleen doordat hij zich zo hard had gestoten.
Rodey antwoordde niet en Kato wist niet wat hij aan het doen was. Hij probeerde te luisteren of hij hem nog kon horen, maar het viel niet mee om zoiets zachts en breekbaars als een ademhaling boven het zwoegen van zijn eigen hart uit te horen. Hij probeerde zich te ontspannen en zijn gevoelens weer onder controle te krijgen. Toch bleef hij het gevoel houden dat Rodey van plan was om hem te doden.
Rodey was weer in de boom gaan zitten en wachtte Kato’s reactie af. Tegelijkertijd dacht hij na. Wat deed hij hier eigenlijk? Hij bracht bezoekjes aan Venomis, sliep en at hier, observeerde Kato en zijn soortgenoten als ze de omgeving bespeurden en keek naar de lieden in het dorp. Hij was niet van plan Kato de details te geven, maar iets in hem zei dat hij wel iets moest zeggen.
Rodey vroeg zich af of hij moest wachten tot Kato in een wolf veranderd was. Dan zou hij Rodey scherp kunnen zien en was hij zijn schuilplaatsen kwijt, maar Kato kon hem in de bomen niet volgen, kon hem niet ruiken als hij zich versmolt met de omgeving. Hij moest alleen heel stil zijn.
Wetend dat hij voor Kato onherkenbaar moest zijn, sprong hij weer uit zijn boom. Kato leek er van te schrikken, want hoewel hij niet achteruit deinsde, zag Rodey de schok door zijn lichaam vloeien. Onder andere omstandigheden, in een ander tijdperk, zou hij geprobeerd hebben Kato gerust te stellen, maar nu niet. Rodey zag iets wat op angst leek in zijn ogen, maar wist dat Kato vanavond niet voor zijn leven zou hoeven vechten.
‘Ik woon hier.’
‘En je hotelkamer dan?’
Het was waarschijnlijk alleen maar een dekmantel. Kato moest denken dat Rodey nog steeds in het dorp verbleef, maar dat ze elkaar gewoon te weinig zagen. Kato was alleen slimmer en wist dat Rodey het geld dat hij verdiende door op de muren te passen, gebruikte om die kamer te kunnen blijven onderhouden. Verder kon hij zich van de natuur in zijn levensonderhoud voorzien.
Kato kwam moeizaam overeind. Hij was er vrij zeker van dat hij een rib in ieder geval goed gekneusd had en hoopte niet dat Cordelia er al te moeilijk over zou gaan doen als hij eenmaal weer thuis was.
‘Het spijt me dat ik je sloeg.’ Kato praatte tegen de boom waar Rodey zojuist nog tegen aan had staan leunen. ‘Het is alleen… Ik dacht dat we vrienden waren.’ Zijn stem was mild en trilde een beetje van de inspanning die het hem kostte om niet in een wolf te veranderen.
‘Dat zijn we ook,’ zei Rodey die dat absoluut niet wilde ontkennen, hoewel hij wist dat hij niet echt de beste vriend geweest was.
‘Ik merk er bar weinig van,’ gromde Kato met opeengeklemde kaken en handen waarvan de vingers zich in de grond hadden gedrukt om zichzelf in bedwang te houden.
Rodey knikte. Kato zag dat niet, maar daar was hij juist wel blij om. Hij had niet de behoefte om alles op te biechten. Kato wist nu wel genoeg, al vond die waarschijnlijk van niet. Rodey hoorde zijn ademhaling versnellen en wist zeker dat hij snel zou veranderen. Hij had nog niet echt een plan. Hij kon ook gewoon weer weggaan, maar het liefste wilde hij zich in het dorp kunnen vertonen zonder zich voor Kato en de anderen te hoeven verbergen. Hij wilde bij Emily en Ariana kunnen zijn.
Kato gromde en Rodey deed gauw een stap achteruit voor zijn transformatie compleet was. Rodey vroeg zich af of Kato zijn transformatie had versneld, maar zette zich in ieder geval schrap.
De wolf sprong op hem af, zijn muil opengesperd met witte, flikkerende tanden en een felrode tong die droop van het speeksel. Rodey hield hem tegen door zijn handen tegen zijn borst te drukken en zijn gezicht buiten het bereik van Kato’s klauwen te houden. Hij keek hem in de ogen en zag meer dan alleen woede en boosheid. Kato’s instinct was aan het werk.
Rodey herinnerde zich hoe Kato tegen Wyatt was uitgevallen en bijna niet te stoppen was geweest, zijn toestand nadat hij de schoolzuster had vermoord, zijn gedrag tegenover de mensen die de school waren binnengevallen. Het had geen zin om hier tegen te vechten, want Kato zou niet ophouden met hem achtervolgen voor hij bedaard was en wie wist wanneer dat was? Rodey moest zich verstandig opstellen, kiezen tussen zijn vrijheden en zijn vrienden, wetend dat hij hoe dan ook een deel van beiden zou kwijtraken.
‘Het spijt me.’ De woorden waren gemakkelijker en oprechter te zeggen dan hij had gedacht en er zat ook een zekere kern van waarheid in. Hij wilde Kato, zijn vriend die hem had opgevangen toen hij dat het hardst nodig had, niet verraden. Het was nooit zijn bedoeling geweest hem te verwonden, maar het was voor zijn eigen bestwil geweest. Rodey had toen niet kunnen voorzien wat Venomis met hem gedaan zou hebben als hij een van haar schuilplaatsen had ontdekt. ‘Ik – ik wilde het niet zo.’
Kato gromde en leek niet onder de indruk. Hopelijk was hij te boos om de situatie goed te kunnen overzien, maar Rodey vermoedde dat hij daar niet te veel op moest rekenen.
Kato wist zijn tanden in Rodeys arm te zetten. Hij slaakte een kreet voor hij met alle kracht die hij bezat Kato van zijn arm zwaaide en weer in een boom sprong. Zijn arm bloedde. Dikke, stroperige druppels welden op uit de gaten in zijn arm en door de structuur van zijn lichaam, waren de gaten diep en zouden er lang over doen om te helen. Gelukkig had Rodey niet het bloed dat leek op dat van de meeste van Kato’s vijanden en zou het hem niet nog razender maken. Daar hoopte hij tenminste op.
Kato bleef even liggen, omdat Rodey hem met een verrassende kracht van zijn ene arm had weggeslingerd en zijn rib schreeuwde haast van de pijn. Zijn borst leek in tweeën te zijn gespleten.
Rodey zag Venomis op een tak zitten. Hij wilde niet dat ze zou denken dat hij opgaf, dat hij te laf was om terug te vechten, maar hij wist dat hij niet veel meer kon doen. Hij was niet van plan geweest om Kato te vermoorden en zou ook niet weten hoe hij dat zou moeten doen.
Hij wist dat hij veranderd was. In twee richtingen. Hij paste minder goed bij zijn eigen soortgenoten. Ze vonden hem zwak en laf als hij vocht. Hij maakte iemand liever tot gevangene dan hem te doden en Rodey was ook daarom weggegaan. Zijn eigen zoon zou hem op een gegeven moment als een lastig aanhangsel gaan beschouwen. Iets wat je maar beter zo snel mogelijk kon verwijderen voor het je misschien nog kwaad zou doen en dat kon Rodey niet aanzien.
Hij hoorde echter ook niet binnen de muren van dit dorp thuis. Hij had meer vrijheden nodig, om zichzelf te zijn en zich te uiten. De bomen voelden meer aan als een thuis dan het hotel, hoewel ze hem ook aan Zipp en Finland deden denken.
‘Ik hoop dat je het begrijpt.’
Kato was weer overend gekomen en gromde onder de boom naar Rodey die Venomis met zijn ogen duidelijk maakte dat ze beter weg kon gaan, omdat Kato hen nu kon zien.
Kato keek naar de boom waar Rodey in zat, maar kwam niet overeind. Hij begreep het niet. Hij begreep niet wat Rodey had bezield om al die vreselijke dingen te doen, maar wel dat het niet was wat hij wilde. Kato wist zeker dat de schuld niet bij Rodey lag en dat die heus wel wist hoe hij zich in deze gemeenschap zou moeten gedragen.
Het was Venomis die hem hiertoe had gedwongen. Zij had hem hiertoe aangezet, wetend dat Rodey een verleden had waarin dood en verraad de normaalste zaken van de wereld waren. Ze had zijn vertrouwen met de verkeerde bedoelingen gewonnen en Kato was niet van plan te rusten voor hij er voor had gezorgd dat dat monster daarvoor werd gestraft.
Hij liep terug naar de geheime ingang van het dorp. Hij trok een beetje met zijn voorpoot, omdat hij de spieren in zijn schouder niet meer kon belasten en zette langzaam koers richting huis.
Zaldrizes buzdari iksos daor. Maester > Zaldrizes