Tamina Asy’ari | Ebony.
Doordat ik al richting de zee stampvoette, had ik niet zijn vraag gehoord wat hij op een niet wetende toon gemeld had. Nadat ik de hak in de zee had gegooid met een boogje, liep ik langs hem heen – op zoek naar water. Als dat er wel was hier, maar het zou toch vreemd zijn mocht dat niet het geval zijn. De enige reden dat ik hem mee vroeg was vanwege gezelschep, en prima, bescherming. Als hij mijn charme-poging al afsloeg, wat in feite harder in sloeg dat ik toe wilde geven, gedroeg ik me maar als een saaie trut. Echter, voordat ik ook maar wat uit zijn bereik was, greep hij mijn pols en gaf hier een klein rukje aan, vandaar dat hij me opving en vervolgens tegen hem aan stond. Ik had niet werkelijk de tijd gehad om door zijn ietwat ruwe manier tegen te stribbelen, toch klonk er een zacht gilletje over mijn lippen. Direct opende ik mijn mond om hem mijn standpunt hiervan te laten weten, dit kon hij niet onbestraft doen! Wie dacht hij wel niet dat hij was? Het feit dat hij een piraat was, betekende niet dat hij alles maar kon maken.
‘Waarom ben je nu ineens zo boos op mij?’ stelde hij zacht aan mij, terwijl hij mijn ogen opzocht, die ik opzettelijk uit de weg ging door mijn blik af te wenden. Zo nu en dan kon ik als een klein, verwend kind gedragen, maar deze man had het er zelf naar gemaakt. Wie slaat het nou af en foetert me dan uit? En mooi niet dat ik aan hem vertel wat er scheelt, dan lacht hij zich waarschijnlijk ook nog in een deuk. Alsof mijn ego al niet genoeg een deuk heeft opgelopen. ‘Ik wilde je beschermen, niet beledigen…’
‘Natuurlijk,’ antwoordde ik hem met een scherpe ondertoon terug, waarbij ik hem nog altijd niet in de ogen keek, maar het vermeed. ‘Maak dat jezelf eerst wijs.’ Zijn lijf was nog altijd tegen die van mij gedrukt, of omgekeerd maar het is nog altijd hetzelfde geval, en wanneer ik dat helder in de gaten kreeg, voelde ik mijn wangen warmer worden. Zeker toen hij met zijn hand door mijn haren gleed om het terug achter mijn oor te vegen, waardoor ik mijn reebruine ogen dichtkneep.
‘Je bent de eerst levende persoon die ik zie op dit eiland, vind je het erg als ik geen ruzie wil met haar… Je bent mooi, ook als je boos bent… en toch zie ik je liever glimlachen.’ Oh, en daarom heeft hij mijn poging om hem te versieren laten liggen, dat is natuurlijk een hele logische reden wat hij nu vermeld. Onbewust rol ik spottend mijn ogen hierbij en terwijl ik me weer herinner dat ik eigenlijk in zijn greep vaststa, besluit ik om hem dit keer voor een luttele seconde aan te kijken, alvorens mijn handeling uit te voeren. Ik begon op zijn gespierde borstkas te slaan met beiden handen, terwijl ik me los probeerde te stribbelen, wat niet lukte omdat hij veel sterker dan ik was.
‘Laat me los, barbaar!’ riep ik, met mijn ogen dicht geknepen, waarna ik ze wel weer opende maar naar zijn borst keek. ‘En als je denkt dat ik ook nog maar één ding tegen je zal vertellen, zit je er mooi naast.’ Vervolgde ik uit de hoogte, een nogal arrogante toon in mijn stem, waarbij ik mijn poelen ietwat vernauwde. Toch ging ik nog steeds door op zijn borstkas te slaan en toen dat nog niet lukte, begon ik hem van me af te duwen en van onder zijn armen vandaan te kruipen. Hij had zijn greep echter te sterk rond mijn middel, hij wilde me werkelijk niet loslaten, die halsstarrige zeerover. Ik kwam geen ene meter verder met hem, maar rustig aan doen, ammenooitniet! Dan had hij de verkeerde in zijn zeil gevangen. ‘Ik vroeg je mee voor gezelschap,’ en bescherming, dacht ik erachteraan, maar zei dat niet hardop, ‘maar het moment dat je me loslaat, ga ik dus mooi alleen op zoek naar water!’
Oh fuck, je wacht al zo lang!
[ bericht aangepast op 29 nov 2013 - 0:05 ]
Quiet the mind, and the soul will speak.