• De machtige piratentijd, waar iedereen in schepen over de wereld heen voer. Het Caribische gebied was favoriet in die tijd, vooral voor de Engelse. Er zijn twee ongelukkige schepen, een prachtig koopvaardijschip met de naam Endurance en het piratenschip Nemesis. Deze belanden in een hevige storm, waarbij hun schip kapot gaat en ze aanspoelen op een onbewoond eiland. Het is niet groot, er is maar één meer wat betekent dat ze samen moeten delen. Gaat dit goed, of maakt iedereen elkaar gewoon af? Op het piratenschip zitten uiteraard enkel piraten, maar op het koopvaardijschip een verscheidenheid aan mensen. Ze hebben gasten die mee moesten, militairen om hen te beschermen, hun eigen bemanning en nog heel wat. Het eiland heeft mooie witte stranden en veel bomen met wat kleine heuvels. Veel soeps is het niet, ze moeten het doen met spullen die zijn aangespoeld en wat er al is.


    Regels
    - Graag zoveel mogelijk een balans houden tussen de mannen en vrouwen.
    - Per post is er een minimum van 300 woorden.
    - 16+ is toegestaan
    - Perfect karakters(Mary Sue's en Gary Stu's) worden niet goedgekeurd.
    - Maximaal twee rollen in variatie.
    - Rollen moeten in drie dagen ingevuld worden. Uitstel kan gegeven worden met goede reden.
    - Enkel ik open nieuwe topics.
    - Naamsveranderingen graag doorgeven.
    - Offtopic in het praattopic voor de overzichtelijkheid.
    - Zorg voor een goede interpunctie, spelling, grammatica en gebruik van leestekens.


    Rollen:

    Bemanning Nemesis
    - Isaiah Simeon Hale || kapitein || Eternamente
    - Carlos Leon || eerste stuurman || Inferno
    - Chase Vidale || kanonnier || RavensMoon
    - Jessica || alles || RavensMoon
    - Adalaide Vaeda || matroos || Barbarossa

    Opvarende Endurance
    - Silas Cai Montpelier || kapitein || Barbarossa
    - Kasper Jeb Lennox || militair || Inferno
    - Daphne Maybelle Elphinstone || dochter gouverneur || Olicity
    - Maribel Graciana Davenport || gevangene || Eternamente
    - Tamina Asy’ari/Ebony || Passagier || Morticia


    Begin:
    Het is ochtend, de zon komt op. Iedereen word wakker op het strand, verspreid. Dat kan over het strand van het hele eiland zijn, ver van iedereen af of juist in de buurt. Je kan naast een piraat wakker worden, of naast een rijke dame. Paniek en verwarring heerst.

    [ bericht aangepast op 10 nov 2013 - 20:33 ]


    Eternamente, everlastingly, for all time

    [Ik ga pas maandag weer kunnen reageren, aangezien ik dit weekend niet thuis ben. (; ]


    kindness is never a burden.

    Jessica [Piraat]

    “Ooit een berg gezien in Engeland?” vroeg hij haar op dezelfde betweterige manier. “Dacht het niet.”.
    Ze keek hem wat vreemd aan, maakte deze man een grapje? Ze zuchtte even en probeerde haar stem niet zo betweterig te laten klinken. "Met alle respect, midden-engeland? Penninisch Gebergte?" zei ze wat krampachtig om hem niet uit te lokken.
    "Engeland lijkt plat, maar hoe dichter je bij de andere landen komt, hoe ruiger het landschap word" zei ze wat dromerig. Ze had altijd graag in Engeland geweest, zie hielt van de veelzijdigheid van dat land.
    Toen vroeg ze naar zijn rang.. Wat eerst een goed idee leek was het nu enkel een blok aan haar been.
    . “Kapitein,” zei hij bitter. Ze snapte zijn toon, een kapitein verloor liever zijn been dan zijn schip. Ze wierp hem een onzekere medelevende blik toe maar richtte toen haar blik weer op haar voeten.
    Kapitein dus... fijn dat had zij weer. Hoewel het niet haar kapitein was, stond hij hoger in rang dat zij stond. Dit betekende dat ze hem absoluut niet tegen haar in het harnas moest jagen. Zeker niet omdat ze hier waarschijnlijk nog wel een tijdje zouden zijn.
    “Ik neem aan dat jij dat niet bent, dus wat is jouw rang?” vroeg hij niet veel later aan haar.
    Ze slikte een gedachte weg en pakte onbewust een plukje van haar haren vast. "Nee, ik zou ook uiterst ongeschikt zijn voor de rang kapitein" ze grimaste onzeker. "Ik ben een doodgewone matroos..." mompelde ze erachteraan. Ze stond helemaal onderaan in de rangen van het schip en dat had ze in de jaren op de Nemesis goed gemerkt. Maar wat ze deed kon ze goed, onbewust liet ze haar slanke vinger over de pommel van haar zwaard glijden. Vechten kon ze al even goed... tegen vijanden tenminste en wanneer ze niet zo wankel op haar benen stond dat ze elk moment tegen de vlakte aan kon gaan.
    Ze likte haar droge lippen, "De kans is erg klein dat we ooit nog van de eiland af kunnen komen, is het niet?" vroeg ze aan hem. Ze wilde bevestiging van haar vermoedens.

    Chase Vidale - kanonnier [piraat]

    Het viel hem mee dat ze niet spontaan een hartaanval had gekregen toen hij het waagde haar aan te raken. Bij zijn opmerking dat het geen verhaal was voor een dame zoals zij was ze uiterst scherp. ‘Hoe weet jij wat voor een dame ik ben?’, antwoordde ze dan ook gevat terug. ‘Je weet niet wat mijn levensverhaal is.’
    Chase grinnikte binnens monds en boog iets naar voren, "Ik zie aan je houding, je voorkomen en je spreken wat voor dame je bent.... Dat hoeft niet negatief te wezen" zijn mond hoeken krulde iets omhoog.
    Dit kleine vrouwke maakte de beroerde situatie iets dragelijk. Sterker nog hij begon langzaam het idee te vormen om haar te blijven beschermen zolang ze hier zouden zijn. Hij zou zonder enig doel in zijn leven binnen een paar dagen gek worden en zich aan een palm opknopen.
    ‘En je zou misschien erover na moeten denken om niet zomaar je hand in de blouse van een piraat te duwen.’ Betrapt wendde ze haar gezicht af, waardoor enkele donkere, krullende haarlokken mee wiegden. Hij onderdrukte de drang om te grijnzen. Ze begon nu gewoon schattig te worden, de kwetsbare naiviteit droop van haar af als het zee water van haar jurk.
    ‘Als je dat doet, kunnen er drie dingen gebeuren. Eén, de piraat hakt je hand eraf, twee, hij stopt je hand op een andere plaats…’ Toen ze doorkreeg wat hij hiermee bedoelde, opende ze beledigd haar mond en keek als de bliksem naar hem op met een ietwat honende blik.
    Nu kon hij een grijns niet onderdrukken, dit was zo vermakelijk. Was ze het preutse type dat al beledigd was van een paar woordjes, dat kon nog leuk worden op dit eiland.
    ‘Of drie, je hebt heel veel geluk dat de piraat zoals ik is en wijst je op de gevaren.’ sloot hij af met een glimlachje.
    ‘Je hebt gelijk,’ zei ze met een dankbare blik in haar ogen. Ze zette een stapje achteruit. Verdomme ze deed echt wat met hem, en dat was gevaarlijk wist hij.
    ‘ik had het niet moeten doen, wie weet wat er gebeurd had kunnen zijn.’ zei ze. Ze keek hem recht in de ogen en aan de intensiteit te zien van haar blik zou er iets komen.
    ‘Dan ben jij zeker geen seksistische of lugubere piraat?’ In haar toon was nogmaals diezelfde gevatte en weetgrage toon te horen, terwijl ze dit keer een grijnsje niet kon onderdrukken. Haar hak had ze nog steeds in haar hand als of het iets tegen hem zou uithalen. ‘Of ben je er stiekem wel één? Je reactie van daarnet was best aangenaam, toch weet je maar nooit met een piraat.’
    Hij keek haar een paar tellen aan, zijn lippen waren in een streep geperst, "Dat ben ik wel... helaas, maar ik heb gezworen dat ik het nooit meer zal uit dragen" zei hij was kil. Hij hoorde nog steeds de stem van zijn liefde, de stem die pas hoorbaar werd toen hij besefte wat hij had gedaan. De stem die nu verweven zat in zijn geweten, die hem verdoemde tot eeuwige kwelling.
    "Ik heb dingen gedaan waar ik niet trots op ben... maar wel mijn standaarden nu als mens heeft aangevuld. Ik zou een vrouw nooit meer wat aan doen..." bromde hij laag.

    [ bericht aangepast op 4 nov 2013 - 11:43 ]


    Never forget what you are. The rest of the world will not. Wear it like armor and it can never be used to hurt you.

    Silas Cai Montpelier ~ Kapitein Endurance
    "Met alle respect, midden-Engeland? Penninsch Gebergte?" probeerde ze wat voorzichtig, waardoor er een lichte grijns op mijn gezicht verscheen. Misschien waren piraten toch niet zo achterlijk als ze eruit zagen. "Engeland lijkt plat, maar hoe dichter je bij de andere landen komt, hoe ruiger het landschap wordt.”
    “Touché,” antwoordde ik erop terwijl ik verder liep en nog al bitter op haar vraag antwoordde dat ik de kapitein was. Van mijn schip. Dat nu vast ergens op de bodem van de ze lag. “Ik neem aan dat jij dat niet bent, dus wat is jouw rang?”
    Ze slikte en nam haar haren vast. "Nee, ik zou ook uiterst ongeschikt zijn voor de rang kapitein,” mompelde ze. "Ik ben een doodgewone matroos..." Haar hand leek weer naar haar zwaard te glijden en wat waarschuwend keek ik haar aan. Maar toch. “Zo ben ik ook ooit begonnen, hoor.” Ik herinnerde me hoe fijn ik het toen vond om gewoon op zee te zijn. Maar nu ik erop terug keek was het echt een kutrang. Je was zo’n beetje het uitschot dat alle taakjes moest doen die de rest niet wilde doen. Zoals roeien, het dek schrobben, de afwas… En als het dan nog niet snel genoeg is kreeg je er nog gratis en zweepslag en mooi litteken bij. Bij mijn kapitein toch, hoe die van haar was, wist ik niet. Maar ik had geen zin om er naar te vragen, eigenlijk.
    Ze likte langs haar lippen. "De kans is erg klein dat we ooit nog van het eiland af kunnen komen, is het niet?"
    “Ja,” antwoordde ik meteen zonder er doekjes om te winden. “Ik denk niet dat we ver zouden komen met een reddingssloep. Als we geluk hebben komt er misschien een schip langs dat ons mee zou kunnen nemen. Maar dan nog is de kans klein dat dat schip ons ooit zou opmerken. Denk je dat er nog veel overlevenden zijn van op jouw schip?” Want om eerlijk te zijn, gaf ik enkel de soldaat enige kans op overleving. En die dievegge.


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Jessica [Piraat]

    “Touché,” antwoordde hij met een lichte grijns. Had hij haar zo laag in geschat? Ze besloot er geen aandacht aan te besteden. Ondanks dat deze man vrij bot was leek het haar geen kwaaie, hoewel ze geen behoefte had om daar echt achter te komen.
    Toen haar hand langzaam naar het zwaard was gegleden had hij haar waarschuwend aan gekeken, maar omdat ze er niets mee van plan was hielt ze haar blik luchtig. Het gesprek ging verder over rangen.
    “Zo ben ik ook ooit begonnen, hoor.” zei hij en leek even in gedachte te zinken.
    Een wat wrange glimlach verscheen op haar gezicht, "Dat zal vast... maar ik heb gewoon een hele domme keuze gemaakt tien jaar geleden" zei ze grimmig. Ze wist eigenlijk niet precies waarom ze dit zei. Ze hoopte iets van vertrouwen te winnen, mochten ze echt met elkaar opgescheept zitten had ze liever een vriend dan een vijand. Hij was kapitein, hij zou weten wat ze moesten doen. Alleen zou ze het nooit overleven wist ze. De stille stemmen van achterdocht had ze al weg gedrukt. Wanneer ze zich ook daar nog druk om moest maken was het einde zoek. Ze zou voor een keer gewoon af gaan op haar gevoel en op haar verstand. Niet op de achterdocht die haar zelde ergen bracht.
    Toen ze vroeg het niet waarschijnlijk was dat ze ooit nog van dit eiland zouden komen kreeg ze het antwoord dat ze eigenlijk al wist. Maar zo bang voor was.
    “Ja,”, deze man was vrij direct. Iets wat ze best nog wel kon waarderen. “Ik denk niet dat we ver zouden komen met een reddingssloep. Als we geluk hebben komt er misschien een schip langs dat ons mee zou kunnen nemen. Maar dan nog is de kans klein dat dat schip ons ooit zou opmerken. Denk je dat er nog veel overlevenden zijn van op jouw schip?” ging hij verder.
    Ze keek een paar tellen naar zijn gezicht. "Een schip dat ons misschien zou opmerken..." zei ze mompelend. "die hebben geen plek voor een piraat" zei ze wat ontstemd. Ze had veel spijt van haar naieve actie van toen, waarom koos ze juist de Nemesis? vroeg ze zich voor de duizenste keer af. "Eerlijk gezegd... kan het mij weinig schelen of er overlevende zijn" ze keek wederom de man even aan. "Het is mede bemanning, maar verder dan dat ging het ook niet" zuchtte ze.
    Nee de meeste van het schip kon ze missen als kiespijn. En dan doelde ze vooral op de kapitein, ze hoopte vurig dat deze man dood was. Ze had teveel mee gemaakt aanboord van dat schip, teveel pijn geleden zowel fysiek als mentaal.
    Ze keek op uit haar vervelende gedachte, "Waarom vraag je dat?" vroeg ze nieuwsgierig. "Als je bang bent dat het ruige, moordende piraten zijn...." ze bewoog haar mond stroef. "Dat zijn ze... hoop er maar op dat in iedergeval de kapitein de storm niet heeft overleefd" voegde ze met een lichte hint van wrok toe.
    Ze schudde haar hoofd traag in een poging de kloppende pijn in haar hoofd af te schudden, maar in plaats dat het afnam, nam het enkel toe. Ze hielt halt en greep een boom was om haar hand naar haar voorhoofd te brengen. "vervloekt zeewater" kermde ze zacht. Ze zag al een tijdje dubbel maar haar beeld werd ook steeds waziger even als dat de geluiden om haar heen niet al te helder meer waren.


    Never forget what you are. The rest of the world will not. Wear it like armor and it can never be used to hurt you.

    Daphne Maybelle Elphinstone
    De man gromt zachtjes. 'Goed, het was beter als je je mond had gehouden. Je vrouwenstem maakt mijn hoofdpijn erger en je lult veel te veel hooghartige onzin. 'k zou maar oppassen als ik jou was.' Ik trek mijn wenkbrauwen op. 'Is dat een dreigement?' vraag ik met een iets scherpe ondertoon in mijn stem.
    Hij loopt richting het water en aangedreven door mijn nieuwsgierigheid loop ik er ook heen, waarbij ik er op blijf letten dat ik niet te dichtbij hem in de buurt kom, vanwege die besmettelijke ziektes. Wanneer ik zie dat het een lijk is draai ik snel mijn hoofd weg en vraag ik of het iemand van zijn bemanning is. 'Nog nooit gezien,' bromt hij en hij loopt verder. Ik werp nog een korte blik op het dode lichaam en als ik door heb dat het Colton in elk geval niet is loop ik ook verder. 'Ik denk niet dat jouw schip veel mensen over heeft gehouden als ze allemaal dit lot ondergaan,' zegt hij dreigend, met een grijns die niet veel goeds voorspelt. 'Het is nogal logisch dat er niet veel mensen overblijven als ze allemaal doodgaan,' zeg ik sarcastisch. Ik neem terug dat hij misschien toch wel intelligent was, dat is hij duidelijk niet.
    De controle of het lijk Colton was doet mij aan onze verloving denken en het zou me echt niks uitmaken als hij dood zou zijn. Met getuite lippen kijk ik naar de verlovingsring rond mijn vinger, waarna ik zonder aarzelen de ring van mijn vinger trek en ik in de zee gooi. Het was mijn bedoel hem ver te gooien, maar verder dan een paar meter komt hij niet. Waarschijnlijk spoelt hij zo weer aan op het strand. Ik zucht zachtjes en kijk vanuit mijn ooghoeken naar de man. 'Welke positie heeft u eigenlijk?' vraag ik. 'Want u bent te oud voor scheepsjongen lijkt mij...'


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

    Silas Cai Montpelier ~ Kapitein Endurance
    "Dat zal vast…” Er stond een nare glimlach op haar gezicht toen ze dat zei. “Maar ik heb gewoon een hele domme keuze gemaakt tien jaar geleden.”
    Tien jaar geleden zou ik hetzelfde gezegd hebben terwijl ik het dek stond te schrobben. Vanuit mijn standpunt nu, leek het het allemaal waard te zijn.
    De jonge vrouw leek geen liefhebber van het eiland te zijn. Ik zag het ook niet zitten om de rest van mijn leven hier te vertoeven. Toch was ik van mening dat we er beter het beste van konden maken voor de kleine kans op redding, dan de hoop meteen op te geven. Niet geschoten was altijd mis.
    Ze keek plots op na mijn directe antwoord op haar vraag. "Een schip dat ons misschien zou opmerken... Die hebben geen plek voor een piraat.” Ze leek helemaal misnoeg te zijn om het idee zelf, maar het was niet alsof ze een bordje met ‘piraat’ op om haar nek hing hangen.
    “Bekijk het van de goede kant,” mompelde ik nors. “Een paar weken hier en ik zie er net zo goed uit als jij. Niemand die het verschil ziet.” We waren allemaal gelijk als het op overleven aankwam. De sterkste overleefde en ik ging zo goed mogelijk mijn best doen om de sterkste te zijn.
    "Eerlijk gezegd... Kan het mij weinig schelen of er overlevende zijn,” bekende ze. "Het is mede bemanning, maar verder dan dat ging het ook niet.”
    Piraat zijn moest ook het meest gezellige beroep zijn, dacht ik misnoegd. Deze dame hier was er het levende bewijs van.
    "Waarom vraag je dat?" vroeg ze uit het niets. "Als je bang bent dat het ruige, moordende piraten zijn…” Met een kleine mondbeweging maakte ze haar zin af. “Dat zijn ze... hoop er maar op dat in ieder geval de kapitein de storm niet heeft overleefd.”
    Onbewust schoot er een klein lachje tussen mijn droge, gebarsten lippen door. Mijn hand gleed door mijn korte haren heen terwijl ik haar aankeek. Volgens mij kon mijn bemanning wel met me leven. Ik hoefde niet te vragen wat voor beulen kapiteins wel niet konden zijn.
    Uit het niets schudde ze haar vermoeid uitziende hoofd en zocht ze een houvast aan de rimpelige schors van een boom.
    Ik bleef staan en keek haar wat hulpeloos aan. “Goed.” Mijn leidinggevende functie kwam toch nog van pas. “Jij zet je neer. Dan zorg ik dat je wat te drinken hebt.” Daarmee draaide ik me om richting een palmboom een eindje verderop. Door het jarenlange masten beklimmen was ik soepel genoeg om me veilig naar boven te werken, twee kokosnoten naar beneden te werken en er weer uit te klimmen. Al voelde ik wel dat het weer jaren geleden was. Met een zucht ging ik ermee voor haar zitten. “Nu er nog een gat in krijgen zonder het helemaal kapot te blazen.”


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Jessica [Piraat]

    “Bekijk het van de goede kant,” mompelde hij nors. “Een paar weken hier en ik zie er net zo goed uit als jij. Niemand die het verschil ziet.”.
    Met wat chagerijnig gezicht keek ze de man aan, "Vriendelijk bedankt..." snoof ze wat beledigd. Wat bedoelde hij precies met 'net zo goed'? Als hij bedoelde dat ze vies was, had hij het mis! Ze deed altijd haar best schoon te zijn en er fatsoenlijk uit te zien. Je zou haar in iedergeval niet kunnen beschuldigen van stinken.
    Toen ze had gezegt dat hij beter kon hopen dat de kapitein van haar schip dood was, verscheen er een klein lachje op zijn lippen. Terwijl hij een hand door zijn haren haalde keek hij haar aan. Ze trok haar wenkbrauw iets omhoog, dacht hij serieus dat hij de kapitein gemakkelijk aan kon? En nog iets, kon die man lachen?
    Eigenlijk is hij best knap... Voordat hij een reactie kon geven, was de hoofdpijn toegeslagen en hielt ze een boom vast om overeind te blijven.
    “Goed.” begon hij. Maar ze deed de moeite niet om op te kijken. . “Jij zet je neer. Dan zorg ik dat je wat te drinken hebt.” ging hij verder. Iets verbaast keek ze op, hij bood haar zorg aan? Postitief verrast liet ze zich zakken op de grond en keek hoe deze kapitein zonder enig moeite de bomen in schoot. Niet veel later zat hij voor haar en zuchtte hij, . “Nu er nog een gat in krijgen zonder het helemaal kapot te blazen.".
    "Niet schrikken..." zei ze aarzelend, "nouja... ik ben niets van plan". Uit de lap leer die dienst deed als laars haalde ze een puntige dolk, "kokosnoten hebben een zwakkeplek op de bovenkant, misschien kan je het hiermee openmaken". Ze draaide het mes zo dat de punt haar eigen richting op stond en de man het handvat kon pakken zonder gevaar te lopen om gesneden te worden.
    Met een bijna onhoorbare zucht sloot ze haar wazige ogen even. Ze vond het verschrikkelijk dat haar lichaam haar zo in de steek liet, ze was overgeleverd aan de genade van deze man. Ze opende haar ogen een klein stukje en keek naar de man zijn gezicht. Ze had ontzettend geluk dat deze man geen kwade was, sterker nog als hij had besloten haar achter te laten zou ze het waarschijnlijk niet overleven. Het mocht dan wel een hork zijn, maar hij leek zijn vooroordelen snel aan de kant te kunnen zetten.
    Een klein glimlachje sierde haar mond, "Dankje dat je me niet achter laat" zei ze zacht en oprecht dankbaar. "Wat is je naam, je kent de mijne maar ik niet de jouwe" probeerde ze voorzichtig.

    [ bericht aangepast op 2 nov 2013 - 16:50 ]


    Never forget what you are. The rest of the world will not. Wear it like armor and it can never be used to hurt you.

    Kasper Jeb Lennox - Militair.
    Kasper hoorde Maribel vaag iets murmelen tegen haarzelf, maar kon het niet helemaal begrijpen. Hij hoorde de woorden 'theemutsen' en 'voor mezelf' en vragend trok hij een wenkbrauw op. Wilde ze nou thee? Hij fronste vervolgens en schudde zijn hoofd tegen zichzelf. Dat had hij vast misverstaan. "Ik wens je vast veel plezier met mij steeds achter je aanslepen. Eens kijken hoe lang je het in mijn gezelschap uithoud," sprak Maribel en grijnsde. Kasper haalde zijn schouders op. "Ik heb geduld en tijd. Het is niet alsof ik iets ga missen door je achter me aan te slepen. Dit is een éíland, weet je. Omringt door water, water en nog eens water. En we hebben geen schip meer." Kasper haalde nogmaals nonchalant zijn schouders op. Ze konden nergens heen, dus vond hij het niet erg wat gezelschap te hebben. Ook al was dat het maar van een gevangene, die waarschijnlijk de hele tijd op zijn nek zou zitten. Maribel begon wat trager te lopen achter Kasper en hij draaide zich om. Ze probeerde de liaan los te peuteren, maar schoot niet echt op. "Probeer al wat je wilt," zei Kasper grijnzend. "Ik heb toen ik jong was goed zeemansknopen leren leggen. Die krijg je er zo snel niet uit. En zeker niet bij een liaan." Kasper gaf een ruk aan de liaan zodat Maribel voor een stukje naar voor werd geslingerd. "En loop wat sneller. Ik wil een schuilplaats vinden voor het donker word." Desondanks de jonge man niet bang was in het donker had hij liever geen wilde dieren in zijn buurt en wie weet wat er in de bossen op het eiland schuilde. Het liefst vond de man een grot of iets dergelijks; een plek waar ze goed verstopt konden zitten en waar hij toch nog een vuurtje kon aansteken voor warmte, want hij had zo'n gedachte dat het hier 's nachts erg kon afkoelen. Mocht hij zoiets niet kunnen vinden zou Kasper ook nog in een boom kunnen klimmen, maar dan zou Maribel misschien de kans kunnen krijgen te ontsnappen en dat had hij liever niet.

    Carlos Leon - Eerste stuurman Nemesis.
    “Ik hoop dat je dat bewust hebt gedaan en weet dat zeewater ook ontsmet. Zo niet, goed zo, je hebt zonet onbewust rum verspild," sprak Adah. Carlos ging overeind staan en vloekte binnensmonds, zodat Adah het niet zou horen. Hoe kon hij dat nu vergeten? Hij veegde zijn zwarte haren uit zijn gezicht en liep naar Adah toe. "Natuurlijk wist ik dat." Hij keek haar geërgerd aan. “Eneh, ik zou die lap stof onder je broek binden, tenzij je wilt dat je broek mee groeit in je wonde," vervolgde ze.
    Carlos wierp haar een vernietigende blik toe, maar deed wel wat de matroos zei. Hij schopte zijn laarzen uit en stroopte zijn broek op, maar merkte toen dat niet echt ging. Hij geraakte maar toen aan zijn knie en de stof van het kledingstuk rekte ook niet mee. Dus moest Carlos het anders toen. Hij trok zijn hele broek uit, verbond zijn bovenbeen en trok zijn broek vervolgens weer aan. Terwijl de man zijn laarzen weer aandeed, keek hij om naar Adah.
    "Nog iets?" vroeg hij geïrriteerd en keek vervolgens naar de bananen. Gelukkig hadden ze dat al. Hij knikte goedkeurend en wees naar het strand in de verte. “Laten we daar heen gaan en zoeken naar de anderen." Hij begon al in de richting te lopen en desondanks zijn been zeer deed, liet hij het niet al te veel opvallen. “Weet je ongeveer waar we zijn?”
    Carlos haalde zijn schouders op. "Moeilijk te bepalen zonder kompas. Ergens in de Atlantische, niet ver van de Caraïbische, denk ik. En wat het eiland betreft..." Hij keek even om zich heen, stak zijn vinger in zijn mond en stak die toen in de lucht om te kijken van waar de wind kwam. Die kwam van over zee, dus waren ze waarschijnlijk aan de achterkant van het eiland. De kant die naar Europa en Azië wees. Carlos haalde zijn schouders op. "Het lijkt me hier niet al te groot." Het antwoord was vaag, maar totdat hij een kompas in handen kreeg, kon hij niks anders doen dat gokken.


    kindness is never a burden.

    Silas Cai Montpelier ~ Kapitein Endurance
    De verbaasde blik van het meisje brandde in mijn rug toen ik me omgedraaid had en de boom in klom, opzoek naar een kokosnoot. “Nu er nog een gat in krijgen zonder het helemaal kapot te blazen."
    "Niet schrikken…” zei ze aarzelend. "Nou ja... ik ben niets van plan.” Uit haar leren laars haalde ze een dolk tevoorschijn. Zoiets had ik al verwacht. Ik liep zelf ook nog met een paar verstopte dolken en een zwaard rond, dus ik kon niet verwachten dat piraten zo roekeloos waren dat ze die niet bij zich droegen. "Kokosnoten hebben een zwakke plek op de bovenkant,” legde ze uit. “Misschien kan je het hiermee openmaken.”
    Het mes draaide ze om zodat het in de zon blinkende lemmet naar haar toe gericht stond, het feit dat ze het lemmet zo roekeloos naar zichzelf toedraaide kwam tot mij over als een teken dat ze me vertrouwde. Als ik nu zou willen zou ik het mes gewoon naar voor kunnen duwen en was ik van haar af, maar zelfs zo harteloos was ik niet. Het zou nogal eenzaam worden zonder gezelschap en ik had een hekel aan eenzaamheid, net zoals stilte. Het maakte me gek.
    Voorzichtig nam ik het mes van haar over. De jonge vrouw sloot haar ogen even, nogal zo’n roekeloze zet. Ik was niets van plan en wilde met de beste bedoelingen die kokosnoot voor haar open werken. Maar ze had wel geluk dat ze hier met mijn zat en niet een of andere moordlustige kerel, of een agressieveling. Dan zou ze er al lang niet meer zijn.
    Op mijn gezicht was de volle concentratie te lezen toen ik de kokosnoot bestudeerde. Ik geloofde haar wel wanneer ze zei dat die dingen een zwakke plek hadden aan de bovenkant. Maar welke kant was nou precies de bovenkant en hoe ging ik dit doen zonder mijn eigen vingers te terroriseren. Zulke vreemde dingen hadden we niet in Engeland. Natuurlijk wist ik wel wat het waren en waar ze voor dienden, maar daar bleef het dan ook bij. Uiteindelijk besloot ik voor brute kracht te gaan en het mes er gewoon in te rammen. Ik was nog steeds niet erg overtuigd van het mes. Ik was niet zeker of dat ding nu gewoon ongelooflijk scherp was of dat die kokosnoot ongelooflijk zwak was aan de bovenkant. Misschien wel beiden, maar hij was open en dat telde.
    Ik keek weer op toen ik haar zachte stem hoorde. "Dankje dat je me niet achter laat,” klonk het dankbaar. "Wat is je naam, je kent de mijne maar ik niet de jouwe.”
    “Kapitein Montpelier.” Enige trots klonk door in mijn stem, maar het verdween al snel met de gedachte dat mijn mooie Endurance ten onder was gegaan. “Silas.”
    Ze moest maar zien hoe ze me noemde. Als ik geen schip meer had kon ik ook niet verwachten dat ze me kapitein ging noemen. En daarbij was ik ook niet haar kapitein. “Hier is je kokosnoot.”
    De tweede open wrikken leek al stukken beter te gaan dan de eerste. Dat was ook niet moeilijk. Nu wist ik hoe die dingen in elkaar zaten. Toch zag het sap er niet al te aanlokkelijk uit. “Smakelijk dan maar.”
    Met een ferme zwaai kapte ik de inhoud achterover. Mijn gezicht vertrok meteen om de vreemde smaak. Bepaald aangenaam vond ik de smaak niet. Het had iets vreemd en ik miste mijn rum nu al, of de wijn. Zelfs het gewone water. Dit was gewoon. Bah. “Denk je dat je nog een paar kokosnoten nodig hebt, of is je dorst gestild?”

    Adaleide “Adah” Vaeda ~ Matroos Nemesis
    Onze eerste stuurman kwam overeind. Zijn mond bewoog wat, maar ik had geen idee wat hij ermee bedoelde aangezien er geen geluid uit kwam. Ik had net zo’n zin in rum, maar zijn wonde was vast wel belangrijker. Met zijn hand zorgde hij dat zijn zwarte plakkerige haren weer op hun plaats vielen en keek hij me geïrriteerd aan. Toch was niet ik degene waar hij geïrriteerd tegen moest doen. Hij had de rum zelfs verspild. "Natuurlijk wist ik dat."
    “Eneh, ik zou die lap stof onder je broek binden, tenzij je wilt dat je broek mee groeit in je wonde," ging ik verder, nu ik toch al bezig was.
    De vernietigende blik die me toegeworpen werd, kwam best beledigend over. “Ik probeer je ook maar te helpen, hoor,” bracht ik ietwat beledigd uit terwijl ik met grote ogen keek naar wat hij aan het doen was. Ik zag nog zijn broek naar beneden glijden en toen draaide ik me om. Niet echt uit respect – ook deels, hij stond nog steeds hoger in stand – maar ook omdat ik dat niet verwacht had. "Nog iets?”
    Toch leken de banen hem wel goed te keuren. Nogmaals: mannen en eten. Ik begreep er niets van, ook al was ik wel deels blij dat ik waarbij ook wat te eten had. Toen ik hem volgde naar de richting waarin hij gewezen had en vroeg ik of hij al wist waar dan ook we waren.
    Carlos haalde zijn schouders op. "Moeilijk te bepalen zonder kompas. Ergens in de Atlantische, niet ver van de Caribische, denk ik. En wat het eiland betreft..." Hij stopte zijn wijsvinger in zijn mond en stak die toen de lucht in. Ik had geen idee wat hij eigenlijk aan het doen was, maar ik vond het wel knap dat hij dat allemaal kon zonder kaart. Ik zou het hem niet na kunnen doen. Mijn antwoord zou simpel geweest zijn: “Op een eiland in de zee.”
    Maar ik wist nog ongeveer wel waar de Caraïben lagen. Of ja, dicht bij het continent waar ik oorspronkelijk vandaan kwam. Boven Zuid-Amerika. "Het lijkt me hier niet al te groot."
    “Goed dat jij er nog bent,” mompelde ik. Ik praatte veel, dat betekende niet dat er enkel gemene en sarcastische dingen uit mijn mond kwamen. “Anders zouden we zeker nooit terug raken.”
    Met dat gezegd te hebben liep ik verder over het strand heen. Aan de hoek die we zogezegd om zouden gaan, leek geen einde te komen. Al snel werd het me duidelijk dat dit ding gewoon zo goed als rond was. Ik zuchtte en draaide me weer om naar Carlos. Mijn laarzen zaten helemaal vol zand en alles plakte en kriebelde. “Denk je dat we hier ooit nog afkomen?” vroeg ik uiteindelijk. De kans dat we nog iemand tegen zouden komen leek me al zo klein. Wie weet zou het binnenkort misschien weer stormen. Wat zouden we dan wel niet gaan doen?
    Mijn pas week uiteindelijk steeds meer verder uit naar de kustlijn, tot we daar weer langsliepen. Zo kon ik tenminste tussen de brokstukken kijken of er nog wat bruikbaars tussen zat. Mijn grijns werd enkel breder toen ik een fles zag drijven. Snel liep ik er heen en viste ik hem uit het water. Hij was niet meer vol. Nog goed voor zo’n twee slokken rum. Met een voldane blik nam ik een slok, waarna ik de rest naar Carlos uitstak. Normaal zou ik niet zo snel gedeeld hebben, maar aangezien we hem zeker nog nodig hadden en hij het vorige beetje verspild had op zijn wond, besloot ik dat maar wel te doen. We konden beter niet de hele tijd ruzie maken, want dan zouden we elkaar nogal snel beu zijn. Maar dat betekend ook niet dat ik elke keer mijn grote mond ging houden. Daarbij deed dat warme gevoel en de kik door de alcohol me goed.


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Tamina Asy’ari | Ebony.

    Terwijl ze een gevatte opmerking naar zijn hoofd had gegooid, besloot Chase daarop te reageren door zich wat naar voren te buigen. ‘Ik zie aan je houding, je voorkomen en je spreken wat voor dame je bent… Dat hoeft niet negatief te wezen,’ Hierbij krulden zijn mondhoeken iets omhoog, alsof hij het wel vermakelijk vond allemaal. Tamina daarentegen, was daarvoor op haar teentjes getrapt en ze besloot het over een andere boeg te gooien. Mannen vonden een beetje charme nooit erg, of in elk geval bijna nooit. Zij was er in elk geval in haar leven niemand tegengekomen die aan het tegenstribbelen was toen zij haar charmes in de strijd gooiden.
          Eerst probeerde ze zo kalm mogelijk te blijven terwijl ze wat kritische opmerkingen op haar bordje kreeg, dat ze bijvoorbeeld niet zomaar een hand in het shirt van een piraat moet duwen. Iets waar de man wel gelijk in had, maar ze te koppig was om überhaupt naar te luisteren. Toen hij de gevolgen had benoemd, schoot haar blik als de bliksem naar de man. Hij had een grijns op zijn gezicht, natuurlijk. Hierop zette ze een stapje achteruit, ze besloot het wat rustiger aan te doen. Alhoewel het flirten natuurlijk altijd nog kon werken, mocht ze daarvoor in de stemming zijn. De vrouw wilde eerst weten wat voor een man Chase was, want tot nu toe was hij best beschaafd. Hij had gelijk; hij had ook andere dingen kunnen doen…
          Zonder iets te zeggen, blikte hij haar een paar tellen aan, zijn lippen waren in een streep geperst. ‘Dat ben ik wel…’ antwoordde hij haar vervolgens, ‘helaas, maar ik heb gezworen dat ik het nooit meer zal uit dragen.’ Ondanks dat zijn stem kil was, bleef ze er nog rustig onder. Tamina was bijna geïntrigeerd door de man en kon niet wachten wat het dan wel niet was. Ja, het was wel duidelijk te zien, ze werd steeds nieuwsgieriger naar de man zelf. ‘Ik heb dingen gedaan waar ik niet trots op ben… maar wel mijn standaarden nu als mens heeft aangevuld. Ik zou een vrouw nooit meer wat aan doen…’ bromde hij laag.
          ‘Hoe weet je zeker dat je hetgeen niet meer zult doen? Ik heb eveneens dingen gedaan waar ik niet trots op ben, maar je bent nu eenmaal geworden hoe je nu bent door dat.’ Hoewel ze het er wijselijk uit probeerde te laten brengen, had ze het idee dat hij het ook betweterig op kon vangen – wat ze vanzelfsprekend niet wilde. Tamina bedacht zich dat pas net, maar al direct kwam er een lichtrode kleur op haar getinte huidje van de wangen. ‘Eh, het spijt me,’ bracht ze nu voorzichtig uit, waarbij ze op haar volle onderlip beet en wat heen en weer hupste. ‘Het was niet mijn bedoeling het zo verwaand over te brengen.’ De vrouw haar wangen hadden nog steeds die lichtrode kleur, maar ze durfde hem wel al die tijd aan te kijken. Echter, ze blikte kort weg voordat ze met haar donkere poelen knipperden en toen opnieuw dichterbij de man kwam. Vanonder haar wimpers keek ze hem zuiver, onschuldig aan.
          ‘Je zou toch niet een fatsoenlijke dame zoals ik wat aan doen,’ liet ze met een lichtelijke, zoete toon weten. Het was als vraag bedoeld, maar dat klonk niet zo, het klonk eerder als een soort feit. Tegelijkertijd dat ze dit zei, liet ze haar vingers over zijn gespierde arm strelen tot ze zijn ruwe hand vast kon pakken. ‘Als wij beiden in elk geval vastzitten op dit eiland weet ik zeker dat het erg interessant zal worden,’ grinnikte ze lieflijk.


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Chase Vidale - kanonnier [piraat]
    ‘Hoe weet je zeker dat je hetgeen niet meer zult doen? Ik heb eveneens dingen gedaan waar ik niet trots op ben, maar je bent nu eenmaal geworden hoe je nu bent door dat.’ ze deed zichtbaar moeite niet betweterig te klinken. Iets wat Chase heel erg kon waarderen.
    "Ik ben een man van mijn woord... als ik opnieuw zoiets zou doen hang ik mijzelf nog vandaag op" bromde hij. Pas toen merkte hij de lichte blosjes op haar wangen op. Hij bedacht zich dat deze vrouw pit had maar roekeloos was. Ze deed eerst en dan pas dacht ze na. Hij lachte zacht, onbedoeld liet hij weer zijn harde masker vallen voor deze vrouw. Hij besloot dan ook maar geen moeite meer te doen om dat masker hoog te houden. Ze knipperde en kwam weer dichterbij, ze had een natuurlijke onschuld in haar ogen liggen. Ze had gezegd dat ook zij dingen had gedaan waar ze niet trots op was. Hoe kon hij dat nu geloven, volgens hem kon ze kon geen strontvlieg doodmeppen.
    ‘Je zou toch niet een fatsoenlijke dame zoals ik wat aan doen,’ liet ze met een lichtelijke, zoete toon weten. Het was als vraag bedoeld, maar dat klonk niet zo, het klonk eerder als een soort feit. Tegelijkertijd dat ze dit zei, liet ze haar vingers over zijn gespierde arm strelen tot ze zijn ruwe hand vast kon pakken. ‘Als wij beiden in elk geval vastzitten op dit eiland weet ik zeker dat het erg interessant zal worden,’ grinnikte ze lieflijk.
    Hij glimlachte om haar woorden en tikte heel zacht op haar neus, "Dat zei ik toch al... maar ga daar niet vanuit bij andere mannen" zei hij misschien iets wat betuttelend, "als er nog andere mannen zijn tenminste..." bromde hij vervolgens.
    Hij liet zijn ogen over het strand glijden. "Ik zit liever vast met een mooie dame zoals jij dan met een stel agressieve piraten of arrogante opvarende" zei hij uiteindelijk en streek een van haar loken terug achter haar oor. "Doe mij een plezier en volg mijn advies op... als er andere mannen zijn doe niet wat je bij mij deed. Ik gun je een plezierig bestaan en dat bereik je niet als je zo roekeloos ben".

    Jessica [Piraat]
    Voorzichtig pakte hij het mes van haar over. Ze wist heel goed dat ze roekeloos bezig was, maar ze voelde zich gewoon te zwak om echt toe te geven aan haar wantrouwen. Daarbij wantrouwen lokte enkel meer wantrouwen uit en dat wilde ze nu niet. Hij gaf haar de kokosnoot nadat hij met brute kracht het had open gebroken. Nog een goede reden om geen ruzie te zoeken en al helemaal niet in deze staat. Ze merkte dat ze nogal geobserdeert had gekeken naar de kokosnoot en zoals altijd haar gedachte werden prijs gegeven op haar gezicht. Ze trok haar gezicht weer in de plooi -voor zover zij dat kon- en vroeg hem naar zijn naam.
    ''Kapitein Montpelier.” zei hij, maar wat eerst als trots klonk, klonk steeds rauwer. “Silas.” voegde hij er kort aan toe. Ze twijfelde of ze hem wel bij zijn voornaam zou kunnen noemen. Ondanks dat zijn schip misschien vergaan was, bleef hij haar meerdere. En ze wist dat haar gevoel autoriteit te accepteren ook niet zou verdwijnen.
    “Hier is je kokosnoot.” zijn stem haalde haar weer terug in deze wereld. Dankbaar nam ze de kokosnoot aan dronk het vocht. Kokosmelk was ronduit niet te zuipen, maar het was vocht. Ze voelde meteen verbetering, maar het zou nog wel even duren voor ze echt weer opgeknapt zou zijn.
    Het gezicht dat Silas trok bij het proeven van de melk was onbetaalbaar. Ze kon het dan ook niet laten te grinniken en haar hoofd te schudden.
    “Denk je dat je nog een paar kokosnoten nodig hebt, of is je dorst gestild?” vroeg hij niet veel later. Wederom keek ze hem verrast aan, "Dankjewel... maar ik red het nu wel tot we een waterbron vinden" zei ze. Eigenlijk wilde ze hem niet nog eens de boom insturen om voor haar te zorgen. "Ik wil nog heel even blijven zitten tot de hoofdpijn iets weg trekt... is dat goed?" vroeg ze. Ze pakte de kokosnoot en glimlachte naar Silas, met een harde klap sloeg ze de vrucht in tweeen op een steen en begon met haar dolk de kokos eruit te peuteren.
    "misschien dat ik nu weer een gigantische wijsneus ben hoor... maar heb je dit al eens geproeft?" vroeg ze en hielt een stukje wit vruchtvlees voor zijn neus. "Het smaakt beter dan de melk" voegde ze eraan toe.


    Never forget what you are. The rest of the world will not. Wear it like armor and it can never be used to hurt you.

    Silas Cai Montpelier ~ Kapitein Endurance
    Dankbaar nam Jessica de kokosnoot uit mijn handen en kapte de inhoud naar binnen. Ze leek beter tegen de vreemde zoete smaak van de kokosmelk te kunnen dan ik. Wat een verschrikkelijk smakend spul was dat, zeg. Zelfs zeewater was beter, als je het mij vroeg.
    Bij het zien van mijn vreemde, samengetrokken blik hoorde ik haar zachtjes grinniken. Ik draaide met mijn ogen en schudde daarbij afkeuren mijn hoofd, hoewel ik mijn glimlach ook niet van mijn lippen kon houden. Haar lach was lichtjes aanstekelijk, maar ik kon mijn zure kop me ook al levendig voorstellen. “Denk je dat je nog een paar kokosnoten nodig hebt, of is je dorst gestild?”
    Lichtelijk verrast keek ze op. "Dankjewel... Maar ik red het nu wel tot we een waterbron vinden.” Ze liet het klinken alsof er niets aan de hand geweest was, maar ik kon niet geloven dat na één kokosnoot je dorst al volledig gestild kon zijn. Het zou me echter niet verbazen als ze dat gore wittige spul gewoon niet meer naar binnen wilde kappen. "Ik wil nog heel even blijven zitten tot de hoofdpijn iets weg trekt... is dat goed?"
    Hoewel het me een beter plan leek om meteen vooruit te gaan zodat we nog ergens zouden raken in de Godverlaten oord, konden we maar beter naar haar lichaam luisteren voordat het het zou begeven. Erg goed in de huid zag de jonge vrouw er niet uit en om eerlijk te zijn had ik geen zin om alleen te zijn. Ik had het niemand ooit gezegd en niemand wist het, maar hoe onbevreesd ik soms ook mocht lijken, was eenzaam mijn grootste angst. Samen met de stilte die er hier heerste, zou dat mijn ondergang worden. Het was gewoon beter als ze bleef leven, naar mijn mening.
    Een keiharde klap haalde me uit mijn gedachten en deed me onder de indruk opkijken. Mijn haar stond overeind door er zo vaak met mijn handen doorheen te wrijven en mijn wenkbrauwen stonden opgetrokken. Met haar scherp uitziende dolk ging ze tewerk in de vrucht – of wat het dan ook mocht zijn. "Misschien dat ik nu weer een gigantische wijsneus ben hoor,” begon ze, “maar heb je dit al eens geproefd?" Het witte stuk vruchtvlees duwde ze al bijna meteen in mijn mond toen ze haar mes naar me toe duwde. Uit automatisme had ik ook mijn dolk tevoorschijn getrokken. "Het smaakt beter dan de melk.”
    “Sorry, ik vertrouw je nog niet,” gaf ik met tegenzin toe terwijl ik met een nors gezicht het witte vruchtvlees van de mespunt pulkte. “Laten we dat maar hopen dat het beter smaakt.”
    Het stukje zat nog niet helemaal in mijn mond, of het lag er al weer uit. “Noem je dat beter?” vroeg ik terwijl ik tegen de grond spuugde om de smaak uit mijn mond te kijken. “Dat smaakt tien keer zo sterk als dat sap. Eet jij dat maar op.” Met een grimas probeerde ik de vieze smaak weg te slikken en met de palm van mijn hand veegde ik de vochtige plek langs mijn lippen weg.


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Jessica [Piraat]

    Ze had de kleine glimlach wel gezien ondanks zijn poging afkeurend te kijken. Ze was blij dat ze in ieder geval een klein teken van emotie had gevonden bij deze man. Ze kreeg geen duidelijk antwoord op haar vraag of ze nog even konden blijven zitten, maar de stilte pakte ze op als een 'ja'. Ze ging aan het werk met de vrucht waarna ze een stukje vruchtvlees voor zijn neus hielt.
    Vanuit haar ooghoeken had ze gezien dat hij zijn eigen dolk erbij had getrokken. Ondanks dat ze er niet direct op had willen reageren voelde ze haar spieren verstrakken. Dit sloeg echt nergens meer op, waar ze normaal vooraan stond om te vechten, bevroor haar lichaam bijna direct. De man had al zoveel kansen gehad om haar te doden dat ze ergens niet meer geloofde dat hij haar zomaar zou omleggen.
    “Sorry, ik vertrouw je nog niet,” gaf hij met duidelijke tegenzin toe terwijl hij met een nors gezicht het witte vruchtvlees van de mespunt pulkte. “Laten we dat maar hopen dat het beter smaakt.”
    Ze had gepoogd de man luchtig aan te kijken maar ze wist dat haar gezicht de schrik toch wel zou verraden. Voorzichtig trok ze het mes terug en stopte het terug in de lap leer rond haar benen. Even genoeg met dolken gezwaaid, bedacht ze zich nog steeds stijfjes.
    "Dat geeft niet..." zei ze wat zacht, ze sloeg haar ogen onbedoeld af naar haar handen die ze in elkaar gevouwen op haar schoot had gelegd. "Als ik u was geweest had ik mij ook niet vertrouwd" gaf ze toe.
    Ze keek op om te zien hoe hij het stukje vruchtvlees weer uitspuugde en poogde de smaak weg te wereken. “Noem je dat beter?”, zijn toon leek wat op die van een geslagen hond.
    Ze deed haar best een grinnik te onderdrukken wat resulteerde in een geamuseerde grijns. "Je bent kieskeurig, wat de boer niet kent vreet hij niet" zei ze met een misschien iets te betuttelende toon. "Nou kapitein..." zei ze wat bedrukt terwijl ze opstond. "kaviaar gaan we hier niet vinden ben ik bang" maakte ze haar zin af. Ondanks dat ze wat vocht naar binnen had gewerkt stond ze nog steeds wat zwakjes op de benen, gelukkig zag ze niet meer dubbel en was de hoofdpijn ook een stuk minder. "Laten we maar verder gaan, zielig blijven zitten is geen optie... de hoofdpijn zal niet weg gaan tot ik echt vers drinkwater naar binnen werk. En dat moeten we eerst vinden". Ze stak haar hand uit om hem overeind te helpen, ze wilde toch een vriendelijk gebaar maken na de spanningen van net.


    Never forget what you are. The rest of the world will not. Wear it like armor and it can never be used to hurt you.

    Isaiah Simeon Hale || kapitein

    "Het is nogal logisch dat er niet veel mensen overblijven als ze allemaal doodgaan," antwoord ze sarcastisch. Ze is wel enorm bijdehand en ook niet al te slim volgens mij. Ik raak er geïrriteerd van, dat ik het nu moet gaan uitleggen en ze het lef heeft om zo op mij te reageren. Nog één keer en dan doe ik haar wat.
    "Volgens mij zit er teveel incest in je familie om jullie rijkdommen bij je eigen familie te laten blijven," brom ik er chagrijnig op. "Het was geen vaststelling van iets, het was een hint naar jou toe." Het gebeurd niet vaak dat ik dit soort dingen nog duidelijk moet gaan maken. "Moet ik ook nog voorkauwen wat deze hint is?" Mijn verveelde blik in mijn donkerblauwe ogen richt ik kort naar haar toe. Ze is enkel iets om te gebruiken, veel plezier daarbuiten zal ik niet met haar hebben. Dat is wel jammer, want ze ziet er leuk uit.
    Het meisje trekt ineens iets van haar vinger af en gooit het weg. In de zon zie ik de flikkering van een sieraad, een duur sieraad. Het rond, met een flinke steen. Een ring duw. Ze gooit het in de branding en ik trek mijn wenkbrauw op. "Ja, je bent echt achterlijk volgens mij. Waarom zou je zoiets kostbaars zomaar weggooien terwijl ze er ook andere dingen mee had kunnen bereiken? Als we hier echt vast zitten kan je het nog ergens voor gebruiken." Afkeurend om haar domheid schud ik met mijn hoofd. Ze moet leren nadenken.
    Ik hoor haar naast me zachtjes zuchten. "Welke positie heeft u eigenlijk?" vraagt ze. "Want u bent te oud voor scheepsjongen lijkt mij..." Ik rol met mijn ogen. Meent ze deze vraag nou? Heeft ze nooit geleerd om iemand te beoordelen om lichaamstaal of houding? Je kan aan mijn houding zo zien dat ik veel meer ben dan een scheepshouding. Lichtelijk arrogant terwijl ik bevelende dingen zeg tegen haar.
    "Natuurlijk niet, let nou toch eens," kras ik naar haar als ik verder loop. "Mijn naam is Isaiah Hale, kapitein van de Nemesis. Scheepsjongen... De mensen van tegenwoordig zijn toch wel erg naïef..." Het laatste mompel ik vooral in mezelf. In haar naam ben ik ook totaal niet geïnteresseerd op dit moment. Wat moet ik ermee? Mijn naam is een stuk bekender, we hebben het de laatste tijd goed gehad en mijn schip met bemanning maakt al jaren de zee onveilig.

    Maribel Graciana Davenport || gevangene Endurance

    Hij haalt zijn schouders op. "Ik heb geduld en tijd. Het is niet alsof ik iets ga missen door je achter me aan te slepen. Dit is een éíland, weet je. Omringt door water, water en nog eens water. En we hebben geen schip meer." Je kan wel zeggen dat ik geïrriteerd raak van wat hij zegt en omdat hij steeds nonchalant zijn schouders ophaalt. Het was bedoeld om hem te irriteren, maar in plaats daarvan irriteer ik me aan hem. Ik kan er niet tegen als mensen gevatte antwoorden terug geven en dat valt te merken.
    "Dat weet ik ook wel," kras ik geïrriteerd terug. Rebels begin ik langzamer te lopen en probeer ik hem los te maken. Ik heb pas door als hij zich omdraait als hij iets tegen me zegt. Nu ziet hij waarschijnlijk dat het toch geen zin heeft en kan hij zich weer een ongeluk lachen om zichzelf. Het zal me niet verbazen als hij er een veel te groot ego aan over houd. Ik geef hem een vuile blik met mijn lichtblauwe ogen.
    "Probeer al wat je wilt," zegt hiij grijnzend. "Ik heb toen ik jong was goed zeemansknopen leren leggen. Die krijg je er zo snel niet uit. En zeker niet bij een liaan." Hij geeft een ruk aan het geïmproviseerde touw waardoor ik bijna voorover kieper. Ik weet nog net mijn ene voet naar voren te zetten zodat ik gelijk een stuk naar voren kom en net niet struikel. "En loop wat sneller. Ik wil een schuilplaats vinden voor het donker word." vervolgt hij als uitleg voor zijn actie. Van mij krijgt hij enkel een vuile blik en ik geef een zachte ruk aan het touw terug. Ik wil niet erkennen dat hij nu de leiding over mij heeft.
    "Mierde," scheld ik hem zacht binnensmonds uit. Ik til mijn vastgebonden handen iets op zodat ik het donker haar uit mijn gezicht kan vegen. Ik loop even achter hem aan, maar versnel mijn pas plotseling zodat ik naast hem kom te lopen. Ik zou eigenlijk een poging kunnen wagen om het touw om zijn nek te wikkelen en stevig aan te trekken zodat hij geen lucht meer krijgt... Maar als hij zijn degen eerder te pakken krijgt steekt hij mij gegarandeerd neer en dat klinkt niet aanlokkelijk. Misschien als laatste redmiddel...
    "Zo, soldaat..." grijns ik kort. Ik kijk hem even aan door opzij te kijken, maar kijk al snel weer voor me zodat ik zie waar ik loop. De grond is niet geheel vlak en als ik me verstap heb ik niet mijn armen vrij om mijn evenwicht te bewaren en ik zal behoorlijk pijnlijk vallen als het zover zal komen omdat ik mezelf niet kan opvangen. "Heb je toevallig ook een naam, of ben je gewoon een anonieme soldaat die sterft voor zijn thuisland op de wilde oceaan." overdrijf ik iets. Normaal gesproken zou ik er nog handgebaren bij maken, maar dat lukt nu niet zo goed.


    Eternamente, everlastingly, for all time

    Carlos Leon - Eerste stuurman Nemesis.
    “Ik probeer je ook maar te helpen, hoor,” zei Adah. Ze klonk wat beledigd maar dat was één van Carlos' minste zorgen. Als piraat moest ze er maar tegen kunnen. Toen de man zijn broek naar beneden liet zakken en Adah zich omdraaide, grijnsde hij geamuseerd. Hij wilde een opmerking maken, maar zijn aandacht werd naar de wonde getrokken. Nadat hij de reep stof om zijn been had gebonden en zijn broek weer aan had getrokken vroeg hij retorisch of er nog wat was.
    Hij begon te lopen naar waar hij had gewezen en beantwoordde vervolgens Adah's vraag over waar ergens ze waren. “Goed dat jij er nog bent,” mompelde ze. “Anders zouden we zeker nooit terug raken.”
    Carlos grinnikte. "Als je dat maar weet." Ze liepen verder over het strand en Carlos probeerde de pijn in zijn been te negeren, wat niet echt lukte waardoor hij lichtjes ging gaan manken. Toen ze aan de 'hoek' aankwamen, lag daarachter een bocht en daarachter nog een bocht. Geen teken van leven te zien of een aantal salamanders en vissen na. Carlos zuchtte geërgerd, ofwel waren zij de enige overlevenden ofwel waren de andere crewleden van de Nemesis aan de andere kant van het eiland gestrand.
    “Denk je dat we hier ooit nog afkomen?” vroeg Adah. Carlos haalde zijn schouders op. Als een piraat had hij altijd de slechtste gedachte, wat in dit geval een 'nee' was. Maar dat zei hij niet luidop. Ze liep langs te kustlijn en op een bepaald moment viste Adah een fles rum uit de brokstukken. Ze nam een slok van de rum en tot Carlos' grote verbazing stak ze de fles vervolgens naar hem uit. Hij gromde een bedankje en dronk de rest van de fles uit, wat niet veel meer was.


    kindness is never a burden.