• De machtige piratentijd, waar iedereen in schepen over de wereld heen voer. Het Caribische gebied was favoriet in die tijd, vooral voor de Engelse. Er zijn twee ongelukkige schepen, een prachtig koopvaardijschip met de naam Endurance en het piratenschip Nemesis. Deze belanden in een hevige storm, waarbij hun schip kapot gaat en ze aanspoelen op een onbewoond eiland. Het is niet groot, er is maar één meer wat betekent dat ze samen moeten delen. Gaat dit goed, of maakt iedereen elkaar gewoon af? Op het piratenschip zitten uiteraard enkel piraten, maar op het koopvaardijschip een verscheidenheid aan mensen. Ze hebben gasten die mee moesten, militairen om hen te beschermen, hun eigen bemanning en nog heel wat. Het eiland heeft mooie witte stranden en veel bomen met wat kleine heuvels. Veel soeps is het niet, ze moeten het doen met spullen die zijn aangespoeld en wat er al is.


    Regels
    - Graag zoveel mogelijk een balans houden tussen de mannen en vrouwen.
    - Per post is er een minimum van 300 woorden.
    - 16+ is toegestaan
    - Perfect karakters(Mary Sue's en Gary Stu's) worden niet goedgekeurd.
    - Maximaal twee rollen in variatie.
    - Rollen moeten in drie dagen ingevuld worden. Uitstel kan gegeven worden met goede reden.
    - Enkel ik open nieuwe topics.
    - Naamsveranderingen graag doorgeven.
    - Offtopic in het praattopic voor de overzichtelijkheid.
    - Zorg voor een goede interpunctie, spelling, grammatica en gebruik van leestekens.


    Rollen:

    Bemanning Nemesis
    - Isaiah Simeon Hale || kapitein || Eternamente
    - Carlos Leon || eerste stuurman || Inferno
    - Chase Vidale || kanonnier || RavensMoon
    - Jessica || alles || RavensMoon
    - Adalaide Vaeda || matroos || Barbarossa

    Opvarende Endurance
    - Silas Cai Montpelier || kapitein || Barbarossa
    - Kasper Jeb Lennox || militair || Inferno
    - Daphne Maybelle Elphinstone || dochter gouverneur || Olicity
    - Maribel Graciana Davenport || gevangene || Eternamente
    - Tamina Asy’ari/Ebony || Passagier || Morticia


    Begin:
    Het is ochtend, de zon komt op. Iedereen word wakker op het strand, verspreid. Dat kan over het strand van het hele eiland zijn, ver van iedereen af of juist in de buurt. Je kan naast een piraat wakker worden, of naast een rijke dame. Paniek en verwarring heerst.

    [ bericht aangepast op 10 nov 2013 - 20:33 ]


    Eternamente, everlastingly, for all time

    Jessica [Piraat]

    De man keek nogal chagerijnig toen ze hem bekeek, maar zou hij het haar echt kwalijk nemen? Ze wilde weten wat ze voor haar had staan om haar eigen situatie te peilen. "O, dat" mompelde de man als reactie op haar uitgesproken angst alleen te zijn. Een man van weinig woorden dus, concludeerde ze. Toen ze haar agressieve houding liet zakken deed hij dat tot haar opluchting ook.
    “Mijn schip was passagiers aan het vervoeren tot we in de storm raakten en rarara… We zitten hier ook gestrand. We… Al ben ik de enige van het schip dat ik nog maar gezien heb.” gaf hij haar als antwoord op haar vraag. Hij leek zich zorgen te maken over zijn passagiers en dat was gronde angst.
    "Zelfde schuitje dus" glimlachtte ze wrang terwijl ze naar haar voeten keek, ze voelde zich nogal alleen desondanks dat deze man in de buurt was. Hij leek niet gevaarlijk, maar ze wist beter dan een eerste oordeel vast te houden. "Het zal toch niet dat wij de enige overlevende zijn?" sprak ze iets te impulsief uit waardoor het bijna een belediging kon zijn. Ze kauwde wat zenuwachtig op haar wang, ze moest nu echt iets drinken het zout steeg naar dr kop. Ze was blij dat haar kapitein nu niet in de buurt was. Geheid dat ze iets stoms zou doen en dat had haar al te vaak in de nesten gewerkt. Aan de andere kant zou ze toch wel graag iemand van haar schip vinden, zelfs al was het de kapitein. Ondanks dat ze een antipatie had ontwikkeld voor deze man was het een goede kapitein, meedogeloos maar wel een kapitein die orde weet te houden.
    Ze zuchtte weemoedig, als ze hier echt alleen was wist ze niet zeker of ze het allemaal zou overleven, ze voelde er eerlijk gezegd ook weinig voor om voor de genade van deze man te vallen. Want ondanks dat deze man geen agressieve indruk maakte kon schijn bedriegen.
    “Geen rum…” mompelde de de man in zichzelf nadat hij zijn hand tegen zijn hoofd aan sloeg. Ze zuchtte, ookal was ze niet iemand die zichzelf contand vol gooide met alcohol zou ze het missen. Rum was een prachtig middel om nare gebeurtenissen te vergeten die hier ongetwijfeld zullen voorkomen.
    “Ben je dan van plan verder dat bos in te gaan?” vroeg de stem van de man weer.
    Twijfelend keek ze naar het woud, als ze hier bleef zou ze de meeste kans hebben dat mogelijke overlevende haar zullen vinden. Maar als ze nog veel langer hier zou blijven en niets zou drinken zou ze flauwvallen. Ze knikte uiteindelijk, verdorie ze hielt helemaal niet van de houding die zij nu had. Zo onzeker en kwetsbaar, helaas was dit nu wel de waarheid. "Ik moet echt drinkbaar water vinden anders sta ik voorlopig niet meer op" zei ze wederom wankelend.
    Nadat ze haar evenwicht vond keek ze de man peilend aan, "Ga je mee? Ik denk dat als er overlevende zijn ze dit idee ook zullen krijgen..." ondanks dat ze het zo zeker mogelijk had uitgesproken klonk het behoedzaam. Ze wilde aan de ene kant dat de man zou afslaan, aan de andere kant was ze blij dat ze iemand had gevonden.


    Never forget what you are. The rest of the world will not. Wear it like armor and it can never be used to hurt you.

    Tamina Asy’ari | Ebony.

    Mijn keel voelde droog aan toen ik enigszins wakker werd, samen met een voortdurende hoofdpijn die niet scheen te willen stoppen. Er kwam een misselijkmakend gevoel vanaf mijn buik omhoog, wat erin resulteerde dat ik proestend overeind probeerde te komen. Ik had namelijk al wel direct in de gaten gehad dat ik lag op iets ruws, zand leek het wel, wat vreemd was. Was er zand op een schip? Nee, en ik kan me ook niet herinneren dat we op onze eindbestemming aan waren gekomen – anders zou ik me dat toch wel zeker weten.
          Vrijwel direct opende ik mijn ogen, tegelijkertijd dat ik op mijn knieën ging zitten, omdat ik op mijn buik lag, en voelde het zand onder mijn handen schuren. Het was me niet onopgemerkt gebleven dat mijn benen in iets… waterigs leken te liggen, dus ik had me om willen draaien om het te controleren. Echter, de zon scheen zo fel dat ik zwarte vlekken voor mijn bruine poelen kreeg, waarop ik mijn handen voor mijn gezicht sloeg, zodat het al wat donkerder werd. Toen het enigszins beter ging, knipperde ik een enkele keer met mijn ogen om daarop eens een blik naar mijn benen te werpen. Bruin zand en water, de zee zelfs. Ik verwijdde mijn ogen iets toen ik erachter kwam dat ik nog half in de zee lag. En daarbij was ik mijn rechterhak verloren.
          “Verdorie,” prevelde ik, nog net andere scheldwoorden ingehouden. “Waar is iedereen? Hoe –?” Ik had me af willen vragen hoe dit zo kwam, totdat ik iemand aan hoorde komen. Ofwel hallucineerde ik nu al, wat absoluut geen goed teken zou zijn. Daarbij wist ik niet eens zeker of ik wel blij moest zijn met wat er nu aan kwam lopen, de gespierde man leek nu niet één van de betrouwbaarste en hij had ergens wat weg van een piraat. Ik liet me vallen op mijn achterwerk en probeerde omhoog te komen, wat pas na een paar keer lukte. De andere hak deed ik ook uit, maar hield het nog wel vast, het zand was heet door de zon, alhoewel ik dat zo goed als probeerde te negeren. Wild begon ik er mee te zwaaien, terwijl ik op en neer sprong, zodat ik zijn aandacht zou krijgen.
          “Hey, hey jij!” Dit ging nog even door, en ik wilde nét naar hem toe lopen, totdat ik zag wat hij allemaal vasthad. Wapens. En dat was absoluut geen kinderspeelgoed. Gelijk had ik me om willen draaien, maar hij zou me toch al gespot hebben, dus bleef ik stokstijf stilstaan. Wel deed ik één enkele kleine stap naar achteren, aangezien hij intimiderend op mij overkwam en niet zo’n klein beetje ook. “Eh… laat maar, ik zoek het zelf wel uit,” vervolgde ik op een veel zachtere toon, waarbij ik over mijn droge lippen likten. Mijn jurk zat onder de scheuren en had overal zand zitten, net zoals in mijn donkerbruine haar.


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Chase Vidale - kanonnier [piraat]

    Hij had net een stapel wapens vast toen hij een vrouwelijke stem hoorde. “Hey, hey jij!”, als vanzelf draaide hij zich naar waar het geluid vandaan kwam. Een jonge vrouw was druk aan het zwaaien met haar schoen. Haar donkere haren bewogen mee met haar wilde bewegingen. Toen hij haar had aan gekeken leek ze te bevriezen, en aan haar houding af te lezen wilde ze maar al te graag van hem vluchten.
    Hij kon het haar niet kwalijk nemen, als hij haar goed had bekeken was het een vrij degelijke dame. Hij daarin tegen was ongeschoren, zijn shirt bevuild en zijn half lange blonde haren stijf van het zout. Hij keek even naar de wapens, fijn... hij zag er nu ook uit als een barbaar. Een kleine glimlach speelde om zijn lippen, ach als ze hem zo zouden zien zouden ze hem met rust laten. Toch leek de vrouw wat hulp nodig te hebben en besloot hij de wapens netjes op het zand neer te leggen.
    “Eh… laat maar, ik zoek het zelf wel uit,” had ze zacht gezegt en likte haar duidelijk uitgedroogde lippen. Ze zag er verloren uit, al wist hij niet zeker of ze zich ook zo voelde.
    "Weet je het zeker?" bromde hij met zware stem. Hij keek wat naar de zee, "Je kan het slechter treffen bij een ander". Hij had haar een kalme maar wat norse blik toe geworpen. Maar wat hij zei was waar, hij zou nooit een vrouw wat aan doen. Hij slikte even en keek mismoedig naar zijn voeten, hoewel dat misschien ook niet helemaal waar was wat hij toen had gedaan kon weer gebeuren. Al zou hij er alles aan doen om dat te voorkomen.
    De kapitein van de Nemesis daarin tegen draaide zijn hand niet om voor een vrouw en dat wilde hij haar besparen.


    Never forget what you are. The rest of the world will not. Wear it like armor and it can never be used to hurt you.

    Tamina Asy’ari | Ebony.

    Net zoals ik verwacht had; de man had me opgemerkt. Een reeks nieuwe scheldwoorden dwaalden door mijn hersenspinsels toen ik mijn lippen stijf op elkaar drukten, en hem eens bekeek van top tot teen. Zijn shirt was bevuild, en het leek niet enkel van het zand te zijn, daarbij waren zijn haren ook niet bepaald schoon en bovenop dat was hij ongeschoren. Hij leek op iemand die haar in één hap op kon eten. Hap, slik, weg Ebony.
          O God, ik moest maken dat ik hier weg kwam, die glimlach van hem zorgden voor rillingen over mijn ruggengraat. Terwijl ik langzaam, met de hak nog in mijn hand, een paar stappen achteruit zetten, hield ik hem in de gaten hoe hij de wapens op het strand neer legden.
          “Weet je het zeker?” Ik was zodanig van het brommende geluid van hem geschrokken, dat ik achterover viel in het warme zand. Mijn onderjurk die hiervoor nog in het water had gelegen, plakten nu aan mijn onderlichaam en de zandkorrels plakten zich ertegen aan. De zware stem dreunde nog door me heen. “Je kan het slechter treffen bij een ander.” Ontstemd keek hij hierop naar zijn voeten, alhoewel ik niet zeker wist of ik dit wel kon geloven.
          “Eh…” Haastig krabbelde ik overeind om vervolgens moedig een stap richting hem te zetten, wel mijn greep strakker om de schoen, zodat ik hem kon slaan mocht hij wat proberen. “W-wie ben je?” durfde ik hem toen te vragen, al verdoemde ik mijzelf om die trilling in mijn stem. “Wat moet je met die wapens en waar ben ik, in hemelsnaam?” kwam er vervolgens norser uit, zonder dat ik nog op zijn intimiderende uiterlijk lette. Al vertrouwde ik hem nog altijd niet, dat ging ook niet zo snel over. Ik wilde enkel antwoord van deze man en dan zou ik er snel vandoor gaan… Maar dat zou niet handig zijn, aangezien ik niet zeker wist wie er überhaupt nog van het schip leefden.


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Chase Vidale - kanonnier [piraat]

    Ze was zwaar geintimideerd door hem merkte hij, hoewel hij altijd zijn houding hoog had staan vond hij het sneu dat ze zo van hem was geschrokken. Zijn zware stem sloeg haar letterlijk achterover. Haastig krabbelde ze overeind, onbewust keek haar wat medelevend aan. Als hij een vrouw was geweest was hij waarschijnlijk erg bang geweest. Een drang om haar te beschermen kwam over hem, hoewel hij hier nooit voor uit zou komen. "eh..." begon ze. “W-wie ben je?” hij hoorde een zachte trilling in haar stem. Hij fronsde, hij wilde niet dat vrouwen bang voor hem waren, elke man mocht van hem spontaan een hartaanval krijgen wanneer ze hem zagen, maar vrouwen niet.
    “Wat moet je met die wapens en waar ben ik, in hemelsnaam?” ging ze verder met een norse ondertoon. Ze had moedig vooruit gestapt maar hij zag haar gespannen houding zelfs van deze afstand.
    "Meisje als je nu eerst eens ontspant, ik heb geen interesse om weerloze vrouwen iets aan te doen" bromde hij kalmpjes. Hij stapte naar voren over de wapens heen zodat hij er niet zo snel bij kon. "Om je vragen te beantwoorden, ik ben Chase, kannonier op het schip de Nemesis. Waar we zijn weet ik ook niet, we zijn gestrand, die wapens zijn afkomstig van mijn schip dus verzamel ik ze.". Hij zette ze handen in zijn zij, toen hij besefte wat voor indruk dit zou achterlaten liet hij zijn armen zakken. Ze zag eruit of ze elk moment er van door zou gaan, als ze dat deed.... prima even goede vrienden. Al bad hij tot de goden dan ze dan snel iemand zou vinden die wel te vertrouwen was.
    "Zodra ik onze kapitein vind hoop ik ook antwoorden te krijgen over onze locatie, maar voorlopig zullen we nog wel even vast zitten op dit eiland" bromde hij. Eigenlijk was hij het praten nu al beu. Zou hij bij elke overlevende dit gesprek moeten voeren? Hij hoopte het niet want dat zou hem snel op de zenuwen werken.

    [ bericht aangepast op 20 okt 2013 - 22:21 ]


    Never forget what you are. The rest of the world will not. Wear it like armor and it can never be used to hurt you.

    Silas Cai Montpelier ~ Kapitein Endurance
    "Zelfde schuitje dus,” antwoordde het meisje terwijl haar blik langzaam naar haar voeten gleed. Daar leek het wel op neer te komen, maar nog steeds voelde ik geen sympathie voor de piraat die voor me stond. Ze mocht dan wel aardig zijn, maar ze zou nog heel wat mogen doen om mijn respect of vertrouwen te winnen. Piraten moest je niet vertrouwen, eigenlijk. Voor je het wist werd je gekeeld in je slaap.
    "Het zal toch niet dat wij de enige overlevende zijn?" vroeg ze, wat nogal beledigend overkwam. Maar ik kon niet zeggen dat zij nu ook mijn favoriete gezelschap was. Zo lang ze niets deed, kon ik er nog wel mee leven. En ik hoopte ook maar dat ze zich nog een tijdje koest zou houden want mijn buskruit was nog nat en dan kon ik alsnog mijn pistool niet gebruiken, wat in alle opzichten veel makkelijker was dan een zwaard.
    “Ik hoop van niet,” antwoordde ik bot terug, met dezelfde verborgen belediging als zij had gehad in haar vorige vraag. “Geen rum…” mompelde ik na een tijdje toen de vrouw over water begon. Ik was geen zuiplap, maar ik ging ook niet op water leven. Water was voor vissen, niet voor mensen. En ik kon je wel zeggen dat ik nu een ferme scheurt rum kon gebruiken.
    De vrouw zuchtte duidelijk op mijn opmerking, maar ik liet het niet aan mijn hart komen. Ze vond er maar van wat ze wilde, haar mening kon me niet bepaald veel schelen.
    “Ben je dan van plan verder dat bos in te gaan?” vroeg ik haar uiteindelijk.
    Wat twijfelachtig richtte ze haar blik op het woud dat voor ons lag. Uiteindelijk knikte, ze maar niet echt overtuigend. Ergens begreep ik dat wel, aangezien het bos groot en onbekend was en een plek om makkelijk te verdwalen. Wie wist wat voor dingen er wel niet zaten, gelukkig waren we bewapend. "Ik moet echt drinkbaar water vinden anders sta ik voorlopig niet meer op.” Ze leek wat wankel, maar ik besloot haar niet meteen te helpen, misschien pas als ze er heel erg slecht uit zou zien.
    "Ga je mee? Ik denk dat als er overlevende zijn ze dit idee ook zullen krijgen..." stelde ze voor, maar ik was allang van plan om mee te gaan aangezien ik ook wel wat water kon gebruiken.
    “Ja, hoor,” mompelde ik wat flauwtjes terwijl ik een paar stappen dichterbij zette. “Volgens mij moet hier wel een rivier te vinden zijn, of regent het hier veel. In ieder geval zouden deze planten er niet zo mooi uitzien als ze geen water kregen, dus er zal vast wel iets te vinden zijn.”
    Ik liep samen met haar dieper het bos in. Alleen was ook maar alleen en ik ze had gelijk. Er zou wel iemand met het idee komen om drinkwater te gaan zoeken, tenzij ze allemaal wilden doodvallen.

    [ bericht aangepast op 20 okt 2013 - 12:27 ]


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Tamina Asy’ari | Ebony.

    De frons die op zijn voorhoofd verscheen na de trilling in haar stem was haar wel degelijk opgevallen, ze besloot er enkel niets over te vermelden.
          ‘Meisje, als je nu eerst eens ontspant, ik heb geen interesse om weerloze vrouwen iets aan te doen,’ bromde hij met zijn zwarte stem, al werd ze inderdaad wat rustiger van de kalme manier waarop. Ze besloot om stokstijf stil te blijven staan en dit keer dus geen stap achteruit te zetten, toen hij naar voren liep over de wapens heen. Haar blik schoot naar de wapens, terug naar de man.
          ‘Dat kan ik niet weten,’ vermeldde ze al met wat meer pit, terwijl ze zich bedacht dat hij nu niet zo snel meer bij de wapens kon komen, waardoor er een klein, schuin glimlachje op haar roodrozige lippen kwam. ‘Je bent zo groot…’ Het was waar, de man was groter dan dat het kleine poppetje was met haar 1,60M. Tamina liet haar reebruine, onschuldige poelen over de man zweven en haar mond viel nog net niet open. ‘…en breed.’ Eindigde ze haar zin. Het kon haar daadwerkelijk niet veel schelen wat de man van haar woorden vond, ze werd al meer terug zichzelf.
          ‘Om je vragen te beantwoorden, ik ben Chase, kanonnier op het schip de Nemesis. Waar we zijn, weet ik ook niet, we zijn gestrand, die wapens zijn afkomstig van mijn schip dus verzamel ik ze.’ Bij zijn woorden knikte de vrouwe dat ze had begrepen wat er zijn mond uit kwam, met nogmaals een blik op de desbetreffende wapens. ‘Zodra ik onze kapitein vind, hoop ik ook antwoorden te krijgen over onze locatie, maar voorlopig zullen we nog wel even vast zitten op dit eiland.’
          Ondertussen was haar blik afgedwaald naar het openstaande stuk van zijn witte blouse, waarvan ze een stukje bovenlichaam zag. Zag ze het nu goed? Littekens – iets waardoor ze al snel vergeten was wat de man had gezegd. Chase, zo heette hij, dat wist ze nog wel. En dat hij kanonnier was. Onbewust was ze al wat naar voren gelopen, nu de intimidatie geen werking meer had en de nieuwsgierigheid plaats had gemaakt. Haar mond was ietwat open gegaan, waardoor haar lippen nog nét ieder niet raakten. Toen ze geheel voor hem stond, hief ze haar slanke hand op, waarna ze vervolgens deze over het gedeelte van zijn borstkas liet strijken.
          ‘Hoe kom je aan deze littekens?’ Prevelde ze zo zachtjes dat het nauwelijks te horen was. Tamina had nu niet door dat het wel een hele persoonlijke vraag was, dit kwam door de nieuwsgierigheid die altijd de bovenhand zou hebben bij haar.

    [ bericht aangepast op 20 okt 2013 - 22:37 ]


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Carlos Leon - Eerste stuurman Nemesis.
    Adah leek geërgerd te zuchten, wat Carlos' humeur enkel nog meer prikkelde, want hij kwam maar al te graag intimiderend over en zag met veel plezier de angst in de ogen van zijn slachtoffer. Maar helaas kon hij dat niet vinden bij Adah en hij liet haar los. Hij stond op, waarschuwde haar en negeerde vervolgens haar opmerking over het nut van een handloze matroos.
          Carlos knipperde tegen het felle zonlicht en hoorde achter hem het verschuiven van zand, wat erop wees dat ook Adah overeind was gekomen. Automatisch begonnen allerlei radars in Carlos' hoofd te werken. Stand van de zon, richting van de golven, de oppervlakte van het natte zand, de wind die door de bomen woei. Aan de hand van al die zaken kon Carlos hun positie bepalen, al dan niet vandaag nog.
          Prevelend zakte hij door zijn knieën en begon een tekening te maken in het zand. Het grote deel was Europa, andere delen die hij eraan toevoegde waren onder andere Afrika en India. Ook Zuid-Amerika verscheen ergens op de kaart. Vervolgens zette hij een kruisje op de plaats waar hun schip de vorige dag nog was, als die coördinaten just geweest waren. Hij sloot zijn ogen even en dacht na over de vorige avond. Wat kon er gebeurd zijn? Een storm? Een overval? De gedachte dat er iets bovennatuurlijks achter kon zitten verliet Carlos' gedachten even snel als die erin gekomen waren. Hij geloofde niet in die onzin.
          Carlos zuchtte en kwam overeind. Als ze door waren gevaren op hetzelfde aantal knopen als voordien, konden ze overal zijn in de Atlantische Oceaan. Hij keek even naar de horizon en draaide zich toen terug om naar Adah, terwijl hij ferm in haar richting liep. Toen hij vroeg waar de rest van de crew was of de kapitein, kaatste ze een stekkend antwoord terug. Alweer zuchtte Carlos. Als zij de enige twee overlevenden waren zou hij zichzelf nog neerknallen voor de zevende dag.
          "Misschien moet jij maar eens op zoek gaan naar eten, ja? Tenzij je liever verhongert?" Zelf schopte Carlos tegen de stukken hout die mee waren aangespoeld op zoek naar iets bruikbaars, zoals een fles rum, bijvoorbeeld.

    Kasper Jeb Lennox - Militair.
    "Als je toevallig een hand over hebt," grijnsde Maribel. Kasper schonk haar een grijns terug. "Vandaag is dan wel je geluksdag, want kijk; ik heb er twee!" Hij hield zijn handen op en grinnikte vervolgens, waarna hij zijn ogen neer sloeg en naar haar handen keek. Als een echte heer complimenteerde Kasper de gevangene op haar moedige poging zich te bevrijding met de kokosnoot. Maar als een militair sneed hij vervolgens een stuk plant af en bond die hard om Maribels polsen. Op het eerst moment leek ze niet blij, maar grinnikte even later toch. Kasper trok vragend een wenkbrauw op.
          "Ik wil je niet beledigen of zo, maar volgens mij ben jij de laatste die hier kan lachen." Maribel antwoordde met wat humor in haar stem te vinden: "Dus bind je me vast met planten? Ik kan me bevrijden uit ijzeren boeien met een kokosnoot en jij denkt dat een plant mij tegenhoud? Dat vind ik wel leuk. Een uitdaging."
          Kasper maakte een buiging en glimlachte breed, maar hij nam het uiteinde van het touw vast en wond die een aantal keer om zijn hand.
          "Daarom ben ik hier ook," zei Kasper opnieuw. "Om je uitdaging wat interessanter te maken." Hij knipoogde en trok toen aan het touw om te testen of het stevig genoeg was. Toen dat het geval bleek te zijn knikte Kasper goedkeurend en ging even zitten op een grote rots. Hij haalde de waterfles van zijn riem en nam gulzig een slok.
          "Goed, soldaat. Wat ga je nu doen? We zijn aangespoeld op een onbewoond eiland en ik ben vastgebonden met een plant." Kasper meende wat sarcasme in haar stem te horen. "En er zijn hier geen gevangenissen. Heb je een plan?"
          De soldaat grinnikte en stak zijn fles terug weg. "Wat voor plan zou ik moeten hebben?" vroeg hij retorisch. "Ik speur het eiland af naar enig teken van overlevende en dan met name de gasten vanop het schip." Hij klakte afkeurend met zijn tong en schudde traag zijn hoofd. "De arme stakkers hebben geen idee hoe ze moeten overleven zonder hun luxe en het is natuurlijk mijn taak om hen ten redden." Hij duwde zichzelf overeind, legde een hand op zijn degen en gebaarde naar Maribel dat het alweer tijd was om verder te lopen.

    [ bericht aangepast op 21 okt 2013 - 20:24 ]


    kindness is never a burden.

    Jessica [Piraat]

    De man leek geen hoge pet van haar op te hebben en dat bleek wel uit de reactie die volgde op haar angst met hem de enige overlevende te zijn. “Ik hoop van niet,” antwoordde hij bot. Ze kon het hem niet kwalijk nemen en zweeg dan ook. Voorlopig was bot gedrag prima, zolang er geen agressie bij zou komen was er een kans dat ze in ieder geval water zou vinden zonder in een doelloos zwaard gevecht te komen.
    Ze vroeg of hij mee ging zoeken naar een waterbron stemde hij gelukkig toe. “Ja, hoor,” mompelde hij terwijl hij dichterbij kwam. Aarzelent had ze een stap achteruit gezet, al wist ze niet helemaal zeker of het gewoon een wankelstapje of een bewuste stap was geweest. “Volgens mij moet hier wel een rivier te vinden zijn, of regent het hier veel. In ieder geval zouden deze planten er niet zo mooi uitzien als ze geen water kregen, dus er zal vast wel iets te vinden zijn.” ging hij verder.
    Ze liep met hem mee het bos in, "Ik denk eerder een meer, een rivier moet vanuit een berg komen, ik weet niet hoe het met jou zit maar ik heb geen berg gezien" glimlachtte ze wrang, de hoofdpijn sloeg weer toe. Ze liet een hand naar haar voorhoofd gaan, hoe lang ze in het water had gelegen wist ze niet maar haar hoofd was het er duidelijk niet mee eens. "Wat is je rang eigenlijk?" vroeg ze na een tijdje in gedachte hebben gelopen.
    Haar kapitein had haar allang de wind van voren gegeven als ze de houding had aangenomen die ze tegen deze man had aangenomen. Ze twijfelde dan ook of het verstandig was om hem te vragen wat zijn rang was. Ze wilde geen kapitein tegen haar in het harnas jagen, dat had ze in de afgelopen jaren al te vaak bij haar eigen kapitein gedaan.

    [ bericht aangepast op 22 okt 2013 - 10:42 ]


    Never forget what you are. The rest of the world will not. Wear it like armor and it can never be used to hurt you.

    Chase Vidale - kanonnier [piraat]

    ‘Dat kan ik niet weten,’ zei de vrouw al met meer pit in haar stem. Hij moest zijn mond bedwingen geen glimlach te maken, hij wilde zijn kalme kille zelf bewaren. Haar ogen leken even te peilen wat hij wilde bereiken, ze wist dat hij niet snel meer bij de wapens kon komen en dat toverde een kleine glimlach op haar gezicht. Als hij haar zo'n beetje had bekeken was het een speelsding, tikkeltje naief en zelfs misschien wat roekeloos.
    ‘Je bent zo groot…’ bracht ze uit, hij meende wat bewondering te horen en moest eigenlijk nog beter zijn best doen zijn gezicht in het gareel te houden. Dit kleine ding speelde toch wat met zijn aangenomen karakter trekken en hij vroeg zich af of hem dat wel beviel. Er lag een vermakelijke onschuld in haar ogen, hij hoopte echter dat hij de enige zou zijn op dit eiland die dat zou opvallen. ‘…en breed.’ maakte ze haar zin af.
    Het waren toch complimentjes, maar hij vroeg zich even af of ze hierdoor bang zou zijn van hem. Zijn vraag werd echter bijna meteen beantwoord door haar. Ze stapte op hem af terwijl hij haar vragen nog beantwoordde. Haar bruine ogen waren gevallen op zijn borst waar een dik litteken te zien was. Hij fronsde iets, het ene moment stond ze trillend als een rietje voor hem, het volgende moment stond ze voor hem. Zonder angst, en dat zorgde voor een kleine bewondering van zijn kant.
    ‘Hoe kom je aan deze littekens?’ vroeg ze terwijl ze heel zacht over het litteken streelde. Een streling zoals alleen een vrouw kon doen, het werkte bijna hypnotiserend.
    Hij pakte met zijn eelterige hand haar pols vast en trok deze iets van zijn borst. Zijn grijs/blauwe ogen keken haar doordringend aan, "Dat zijn geen verhalen voor dames zoals jij" zei hij kalmpjes. Het waren zelfs geen verhalen waar hij aan terug wilde denken, hij droeg zijn littekens zelden met trots. Zijn gezicht was nu waarschijnlijk veel harder dan hij zelf wilde, kleine wijsheidrimpeltjes waren zichtbaar op zijn voorhoofd en onder zijn ogen. De rimpels die gevormd waren door alles wat hij had gezien, alles wat hij had gedaan en vooral door alle spijt die ronddwaalde in het diepste van zijn ziel.
    Om zijn harde gezicht te compenseren legde hij zijn andere hand over haar hand als een beschermende laken. "En je zou misschien eroverna moeten denken om niet zomaar je hand in de blouse van een piraat de duwen. Als je dat doet kunnen er drie dingen gebeuren, een de piraat hakt je hand eraf, twee hij stopt je hand op een andere plaats... of drie, je hebt heel veel geluk dat de piraat zoals ik is en wijst je op de gevaren" hij glimlachte iets. Zijn ogen hadden een speelse twinkeling gekregen.
    Hij had bewondering voor haar nieuwsgierigheid en moed, moest eigenlijk vreselijk lachen op haar frisse naiviteit en haar roekeloze gedrag. Maar wilde dit niet duidelijk laten merken. Hij liet haar hand voorzichtig los en wreef over zijn baard, kleine zandkorreltjes die verstopt waren tussen de haren dwarrelde naar beneden.

    [ bericht aangepast op 21 okt 2013 - 23:07 ]


    Never forget what you are. The rest of the world will not. Wear it like armor and it can never be used to hurt you.

    Adalaide “Adah”Vaeda ~ Matroos Nemesis
          Ik had helemaal geen idee wat hij dan ook aan het doen was, maar het scheen best veel denkwerk te vergen want hij leek me volledig te negeren. In plaats daarvan leek hij tegen zichzelf te praten – ik had serieus geen idee wat ik uit dat gemompel moest opmaken – en zakte op zijn knieën in het zand. Lichtelijk gefascineerd volgde mijn twee donkere ogen de bewegingen die hij met zijn vingers maakten. Ik kon niet zeker zeggen wat het was, maar zoals het nu leek, had ik het idee dat hij gek geworden was. Hoe dan ook leek hij helemaal te weten wat hij aan het doen was en liet ik hem maar in zijn eigen wereldje zitten.
          Volgens mij leek ik er wel iets van te begrijpen toen hij een kruisje tekende in het hete zand. Dat was waar we of nu, of vorige keer waren. Toen sloot hij zijn ogen en fronste ik. Ik kon serieus zijn hersenen bijna horen kraken tot hier.
          Onze eerste stuurman zuchtte en kwam overeind, richtte hij zijn blik naar de horizon en draaide hij zich weer om, waarop hij op een nogal intimiderende manier mijn richting uitkwam. Uit automatisme maakte ik mezelf ook groter, ook al wist ik ook wel dat ik geen schijn van kans tegen hem had. Ik ging nog liever vechtend ten onder dan dat ik me over zou geven. Toen hij op zijn botte manier vroeg waar iedereen was, kaatste ik al op een gelijkaardige manier een antwoord terug waarop hij diep zuchtte. Hij kon denken wat hij wilde, als hij zo deed, deed ik ook zo.
          "Misschien moet jij maar eens op zoek gaan naar eten, ja? Tenzij je liever verhongert?" Hij schopte tegen een stuk drijfhout aan toen ik me omdraaide en meer tegen mezelf mompelde: “Wel, iemand heeft lange tenen.”Het kon me eerlijk gezegd niet schelen of hij het hoorde. Dat kon het me nooit, maar aangezien hij na de kapitein het meeste aanzien had en hij me even gemakkelijk kon laten kielhalen als die man, deed ik toch maar wat hij zei. En dan nog, mannen en eten… Gaf ze daar nog eens een mooie naakte vrouw bij en ze waren blij.
          Ik slofte op mijn zompige, natte laarzen door het zand heen richting de rand van het bos. Maar niet te ver. Ik wilde zeker zijn dat Carlos er niet plots vandoor zou gaan als ik even niet keek.
    Ik zette mijn handen in mijn zij terwijl ik wat katachtig naar de bomen tuurde en af en toe een paar struiken aan de kant duwde in mijn zoektocht naar wat bruikbaars. Ik grinnikte om het cliché van de bananen die in de boom wat verderop groeiden. De tros die er hing was gigantisch voor zo iemand als ik, het was dan ook niet vreemd dat ik hem liet vallen toen ik hem uit die boom probeerde te werken. Gelukkig waren er niet al teveel beschadigd.
          De tros optillen leek een eitje als je het vergleek met wat ik op het schip moest tillen. Toch wankelde ik nog een beetje toen ik als een wandelde tros bananen richting het strand hobbelde en grijnzend bij Carlos halt hield. “Eten voor meneer.”


    Silas Cai Montpelier ~ Kapitein Endurance
          De jonge vrouw zette aarzelend een wankel stapje naar achteren toen ik er een naar voren zette. Wel, die houding stond me al wat beter aan. Er verscheen een zweem van een goedkeurende grijns op mijn lippen toen ik haar verkondigde dat er hier vast wel een rivier of een beek te vinden moest zijn.
          Betweterig antwoordde ze: “Ik denk eerder een meer, een rivier moet vanuit een berg komen, ik weet niet hoe het met jou zit maar ik heb geen berg gezien.”Ik was niet al te blij met de wrange glimlach die ze me schonk, maar ik besloot hem te tolereren aangezien ze niet wist wie of wat ik was. En zij was maar een piraat.
          “Ooit een berg gezien in Engeland?” vroeg ik haar op dezelfde betweterige manier. “Dacht het niet.” En het feit dat water niet naar boven stroomde, wist volgens mij iedereen wel. Daar hoefde ze vast geen tekeningetje bij. Ik vroeg me af of ze wel eens in Engeland geweest was. Het enige waar ik piraten om beneed was dat ze de wereld konden zien waar en wanneer ze maar wilden. Ik moest zeggen dat ik zelf ook al erg veel gezien had, maar niet alles wat ik wilde zien; Het meeste zag ik nog steeds het saaie, grijze Engeland. Ik kon niet ontkennen dat dit eiland wel een verbetering was.
          Haar hand gleed naar haar wat warrig uitziende hoofd en ik begon zo het idee te krijgen dat er wat mis was, al kon ik niet echt uitmaken wat. “Wat is je rang eigenlijk?”
          Die vraag zou ze niet gesteld hebben als ze mijn hoed had gezien, maar ik had hem natuurlijk nooit aan. Dat ding was zo belachelijk. Zelfs een piraat zou die niet dragen. “Kapitein,” antwoordde ik wat bitter. Als kapitein zonder schip, was ik wel een zeer zielige kapitein. “Ik neem aan dat jij dat niet bent, dus wat is jouw rang?” vroeg ik er wat op terwijl ik al wat dieper het bos in ging.

    [ bericht aangepast op 23 okt 2013 - 18:18 ]


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Carlos Leon - Eerste stuurman Nemesis.
    De man hoorde Adah vaag een antwoord mompelen, maar hij vroeg haar niet dat luidop te herhalen omdat hij wel kon voorspellen dat haar antwoord niet echt vriendelijk zou zijn. Vervolgens liep ze in de richting van het bos en Carlos keek haar na tot ze verdwenen was. Pas dan bukte hij zich en wilde net de planken opzij duwen toen hij een pijnlijke steek door zijn bovenbeen voelde. Een gekwelde grimas gleed over Carlos' gezicht terwijl hij neerplofte in het natte zand en zijn ogen naar zijn bovenbeen keken. Eerst was er niet veel te zien, maar toen Carlos zijn been wat verlegd merkte hij een grote scheur op in zijn broek en een diepe wond in zijn dijbeen. Een stak een middelgroot stuk hout uit, die diep in zijn vlees boordde.
          Carlos begreep niet hoe hij de pijn niet eerder had gevoeld of het voorwerp niet eerder had gevoeld. Terwijl hij zijn gezicht in de plooi probeerde te houden, trok de man het stuk uit zijn been, keek even naar het bloed die eraan ging en slingerde die toen het water in. Hij had niet echt behoefte aan het zien van zijn eigen bloed.
          Verwoed keek Carlos om zich heen op zoek naar iets bruikbaars, maar vond niet. Hij vloekte luid en keek toen snel om om te zien of Adah ergens in de buurt was. Hoe erg hij het ook haatte om hulp te vragen, zij was een vrouw en kon vast beter wonden verzorgen. Carlos trok zijn bloes uit en scheurde daar een stuk van af, waarmee hij vervolgens zijn been verbond. Hij duwde zichzelf overeind en liep naar de volgende stapel planken. Als hij nu een fles rum zou vinden. Alcohol ontsmet, dus dat zou handig zijn.
          Carlos vond een lang stuk touw, welke hij in zijn broekzak propte, tot zijn grote wonder een kompas -die niet goed meer werkte, weliswaar- en een lege fles waar ooit rum in had gezeten. Carlos vloekte nogmaals en liet zich weer vallen in het zand. Hij duwde zijn 'verband' een stukje opzij en goot de weinige rum over de wonde. Het brandde als gek en Carlos vond het verschrikkelijk spijtig om de drank op deze manier te verspillen, maar hij wilde een ontsteking voorkomen.
          "Eten voor meneer," sprak Adahs stem plots. Hij hoorde het geschuif van zand en duwde zichzelf snel overeind. Carlos knikte goedkeurend en wees naar het punt waar het strand verdween achter een bocht. "Laten we daar heen gaan en zoeken naar de anderen."


    kindness is never a burden.

    Adalaide "Adah" Vaede ~ matroos Nemesis
    Ik kon amper zien waar ik heenging met die tros bananen die elke keer weer voor mijn ogen schoof. Hoe dan ook was het hoogstens irritant en zag ik af en te Carlos weer rondhuppen, om hem daarna weer te zien verdwijnen en dan plots weer in beeld te zien verschijnen. Deze keer was hij weer verdwenen toen ik voor hem stond en de tros bananen neerlegde. "Eten voor meneer.” Ik wierp een blik op Carlos tot ik de fles in zijn handen zag en toen weer de wond. “Ik hoop dat je dat bewust hebt gedaan en weet dat zeewater ook ontsmet. Zo niet, goed zo, je hebt zonet onbewust rum verspild.” En ik had nog wel zo’n dorst, verdorie. Ik kon wel een fles gebruiken al was het maar gewoon om dit eiland te vergeten. “Eneh, ik zou die lap stof onder je broek binden, tenzij je wilt dat je broek mee groeit in je wonde.”
    Je kon zeggen dat ik wel relatief veel wist over het verzorgen van wonde, al kwam het vooral uit ervaring. Het werk dat ik hiervoor in Engeland deed was niet echt licht en ik kwam vaak genoeg met wonden thuis. Meestal diepe snijwonden in mijn been. Dus ik wist ook uit ervaring dat je je verband niet om je broek heen moest leggen.
    Hoewel ik bezorgd wilde vragen of hij zo goed kon lopen, deed ik dat niet. Hij zou het vast als een belediging opvatten. Ik kende mannen. Ze raakten liever hun been kwijt dan hun ego.
    Carlos had goedkeurend geknikt en wees naar een punt in de verte, om de hoek van het eiland heen. “Laten we daar heen gaan en zoeken naar de anderen."
    Ik knikte en beende alvast in die richting. “Weet je ongeveer waar we zijn?”

    [ bericht aangepast op 23 okt 2013 - 22:09 ]


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Isaiah Simeon Hale || kapitein Nemesis

    Haar smalle wenkbrauwen schieten beledigt de lucht in. "Nou, ik weet wel zeker dat u er niet aan voldoet. U lijkt in de verste verte niet op de man die ik zoek." zegt ze tegen mij. "Zeker weten dat je mij niet zocht? Ik zocht jou wel." Ik zet een stap naar voren en zij zet er gelijk één naar achteren. "Ik vrees dat ik u moet teleurstellen. Ik was niet naar u opzoek. Dat zou ik nooit zijn." zegt ze sarcastisch. Ik negeer haar typische puberachtige houding en begin over dat ik mijn stuurman ook nog zoek. Ik zeg dat ze moet volgen, dreigend, als ze vertelt waarom ze hier is en hoe ze hier gekomen is. Ze volgt me snel, waar ze nog wat moeite mee lijkt te hebben. Uiteindelijk blijft ze toch een paar meter van me vandaan lopen.
    "Ik ga u niet vertellen waarom ik hier ben, want dat weet ik zelf niet eens. Als u dat wilt weten, dan moet u het maar aan uw god vragen, of iets dergelijks." zegt ze. Ze praat veel te veel onzin en ik werp haar aan zijdelingse, dreigende blik toe. Dat was niet de afspraak. "En als u een beetje na zou denken, dan zou u wel kunnen raden hoe ik hier gekomen ben, niet? Oftewel u bevond zich al op dit eiland, of u bevond zich op de zee en in beide gevallen heeft u de storm moeten zien. Aangezien u ook naar iemand op zoek bent en u er niet uit ziet als een eilandbewoner ga ik er vanuit dat u zich gisteravond ook op een schip bevond en dan kunt u vast wel verzinnen dat het schip waar ik op zat ook in de storm terecht was gekomen." vertelt ze allemaal.
    Ik grom zachtjes. "Goed, het was beter als je je mond had gehouden," mompel ik. "Je vrouwenstem maakt mijn hoofdpijn ergens en je lult veel te veel hooghartige onzin. 'k zou maar oppassen als ik jou was." Ik loop richting het water waar iets in drijft, het blijkt een lijk te zijn en ik zie zo dat het niemand van mijn bemanning is. Het meisje komt ook dichterbij. "Is het een man van uw schip?" vraagt ze, waarop ik kort met mijn hoofd schud. "Nog nooit gezien," antwoord ik brommend, waarna ik weer wegloop van de branding. "Ik denk niet dat jouw schip veel mensen over heeft gehouden als ze allemaal dit lot ondergaan." grijns ik iets dreigend. Ik zou het in ieder geval niet erg vinden als er niemand is om deze jonge vrouw te beschermen. Dan zou ik haar wel een lesje leren in haar mond houden, of ik duw er iets anders in.

    Maribel Graciana Davenport || gevangene Endurance

    Ik krijg een grijns van de soldaat. "Vandaag is dan wel je geluksdag, want kijk; ik heb er twee!" Hij houd zijn twee handen op en grinnikt, volgens mij heeft hij dezelfde flauwe humor als alle Engelsen. Hij complimenteert me over mijn inventiviteit, maar ik grinnik er toch zachtjes om als hij me begint vast te binden met een plant. Hij trekt vragend een wenkbrauw op. "Ik wil je niet beledigen of zo, maar volgens mij ben jij de laatste die hier kan lachen." zegt hij. Hierop leg ik uit wat ik ervan vind, een uitdaging.
    Hij maakt een buiging voor me en grijnst breed. Het uiteinde van de liaan pakt hij beet en wikkelt hij om zijn hand heen. "Daarom ben ik hier ook. Om je uitdaging wat interessanter te maken." Hij knipoogt en trekt aan het touw, waardoor ik bijna mijn evenwicht verlies omdat ik het niet verwacht had. Ik grimas iets, maar trek mijn gezicht snel in de plooi. Een theatrale zucht komt over mijn lippen als hij gaat zitten en water drinkt uit een fles, ik blijf gewoon staan. Om mijn aandacht van het water af te leiden vraag ik hem wat hij nu gaat doen, wat zijn plan is. Ik heb ook dorst door het zoute water, maar ik ga mooi niet aan hem vragen of ik ook mag, ik wil geen tekenen van afhankelijkheid laten zien.
    Hij grinnikt opnieuw op me en de fles gaat terug aan zijn riem. Ik lik onbewust over mijn droge lippen heen. "Wat voor plan zou ik moeten hebben?" vraagt hij. "Ik speur het eiland af naar enig teken van overlevende en dan met name de gasten vanop het schip." Hij klakt afkeurend met zijn tong en schud dan met zijn hoofd, volgens mij is zijn ego iets teveel gegroeid. "De arme stakkers hebben geen idee hoe ze moeten overleven zonder hun luxe en het is natuurlijk mijn taak om hen ten redden." Nu komt hij overeind, zijn hand legt hij dreigend op het handvat van het zwaard neer en gebaard naar mij, waardoor ik met tegenzin begin te lopen.
    "Ga jij die theemutsen maar redden, dan zorg ik wel voor mezelf," murmel ik meer in mezelf dan tegen hem. "Ik wens je vast veel plezier met mij steeds achter je aanslepen. Eens kijken hoe lang je het in mijn gezelschap uithoud." grijns ik hem daarna toe om te laten merken dat hij me echt niet klem heeft nu. Ik weet wel dat ik tussen de eerste drenkeling die hij wilt helpen en nu weg moet komen. Of hij moet me overlaten aan één of andere joepie die eigenlijk geen plant aan wilt raken waardoor ik mezelf makkelijk los kan rukken. Ietwat rebels loop ik maar traag door terwijl ik probeer om de liaan om mijn armen los te peuteren, of er een gat in te krijgen. Hij is helaas best dik en nogal stevig voor een plant.


    Eternamente, everlastingly, for all time

    Tamina Asy’ari | Ebony.

    Op haar reageren, kon hij al niet meer, ze was namelijk al richting hem toegelopen. Zonder angst, die weggeëbd was door de grote dosis nieuwsgierigheid. Hij had iets gefronst, maar ze nam het hem niet kwalijk, ze kon zijn gedachtegang zelfs wel ergens volgen. Eerst stond ze te trillen, was ze zelfs neergevallen vanwege zijn stem en het andere ogenblik overnam een zekere nieuwsgierigheid haar, waardoor ze op hem af was gestapt.
    Haar licht getinte hand streelde over zijn borstkas, over het litteken die ze had gevonden met haar reebruine poelen, terwijl ze een vraag stelde. De vrouw schrok niet van het feit dat hij met zijn grote hand haar pols had vastgepakt, integendeel, ze verschoot enkel vanwege de abrupte tijd aangezien zij zowat in een trance was geweest.
          ‘Dat zijn geen verhalen voor dames zoals jij,’ zei hij kalmpjes, hoewel zijn grijsblauwe ogen haar doordringend aan keken hierbij. De man, wiens naam Chase was, zijn gezicht was harder dan daarnet, waardoor er enkele kleine rimpels zichtbaar waren op zijn voorhoofd en onder zijn ogen. Tamina bedacht zich dat hij veel meegemaakt moest hebben, niet enkel als piraat, ook als een eigen man. In feite had ze het met rust moeten laten, alleen haar benieuwde kant werd nog meer getriggerd. Hierdoor dacht ze niet verder na dan haar eigen belangende instelling.
          ‘Hoe weet jij wat voor een dame ik ben?’, antwoordde ze dan ook gevat terug. ‘Je weet niet wat mijn levensverhaal is.’
    Haar ogen schoten naar haar hand, waar de man zijn andere hand als een beschermend doek had gelegd. Het voelde zelfs wel teder aan, iets wat ze absoluut niet verwacht had van hem. Zou hij wat van haar nodig hebben? Als piraat zou ze hem niet kunnen vertrouwen, toch? In elk geval vond ze het zelfs wel fijn om zijn warme, grote hand op die van haar te hebben.
          ‘En je zou misschien erover na moeten denken om niet zomaar je hand in de blouse van een piraat te duwen.’ Betrapt wendde ze haar gezicht af, waardoor enkele donkere, krullende haarlokken mee wiegden. Want hij had gelijk, wist ze. ‘Als je dat doet, kunnen er drie dingen gebeuren. Eén, de piraat hakt je hand eraf, twee, hij stopt je hand op een andere plaats…’ Toen ze doorkreeg wat hij hiermee bedoelde, opende ze beledigd haar mond en keek als de bliksem naar hem op met een ietwat honende blik. ‘Of drie, je hebt heel veel geluk dat de piraat zoals ik is en wijst je op de gevaren.’ Er kwam een glimlachje op zijn lippen terecht, en Tamina sloot haar mond weer om hem wat dankbaar aan te kijken.
          ‘Je hebt gelijk,’ gaf ze eerlijk toe, waarbij ze een zuinig glimlachje op haar mond liet om tegelijkertijd een stap achteruit te doen. ‘ik had het niet moeten doen, wie weet wat er gebeurd had kunnen zijn.’ Ondertussen hand de man haar hand voorzichtig los gelaten en over zijn baard gewreven, waar kleine zandkorreltjes tussen vandaan vielen. Langzaamaan blikte ze in zijn lichte ogen, liet haar blik die van hem doordringen op een redelijk brutale manier.
          ‘Dan ben jij zeker geen seksistische of lugubere piraat?’ In haar toon was nogmaals diezelfde gevatte en weetgrage toon te horen, terwijl ze dit keer een grijnsje niet kon onderdrukken. Haar hak had ze nog steeds in haar hand. ‘Of ben je er stiekem wel één? Je reactie van daarnet was best aangenaam, toch weet je maar nooit met een piraat.’


    Quiet the mind, and the soul will speak.