Maribel Graciana Davenport
Achter me hoor ik gekraak, maar voordat ik kan reageren hoor ik het geluid van een zwaard dat uit zijn schede getrokken word en voel ik het koude metaal op mijn schouder, tegen mijn nek. Ik blijf gelijk stokstijf stil staan, beweeg me niet. Verdomme, ik heb ook veel te veel lawaai gemaakt met die kokosnoot. Het was me bijna gelukt, ik had slim moeten zijn en genoegen moeten nemen met één handboei, maar nee, ik was weer eens eigenwijs en wilde die ander ook af hebben. Eigenlijk betwijfel ik of dat me geholpen had, wie weet hoelang ik al bekeken was door dat lawaai dat ik maakte.
"Hulp nodig?" vraagt een grinnikende mannenstem aan me, waarna ik vastgegrepen word hij mijn arm en me zo omdraait. Zijn gezicht komt me vaag bekend voor, volgens mij zat hij op hetzelfde schip. Maar veel van de mensen erop heb ik niet gezien, aangezien ik vaak helemaal beneden in de kleine cel zat. De man is redelijk groot, groter dan ik in ieder geval, en heeft behoorlijk brede schouders. Zijn gezichtsbeharing zorgt ervoor dat hij er iets ruwer uitziet, maar zijn kleding verraad dat hij militair is.
"Als je toevallig een hand over hebt," grijns ik iets zijn richting op. Niet dat hij me gaat helpen, dat weet ik wel zeker. Hij heeft me vast en in bedwang, als je echt behulpzaam zou zijn, zou je dat niet doen. Niet dat ik het verwacht, alles behalve. Engelsen zijn er nou eenmaal niet om je te helpen. Ze kunnen rond paraderen in hun mooie pakjes wat ze willen, of met die rare pruiken van ze, niemand die ze gelooft. Niet in het buitenland dan.
"Je bevrijden met een kokosnoot," zegt hij langzaam, maar duidelijk onder de indruk van mijn inventieve manier. "Nooit eerder gezien. Maar helaas," met zijn mooie zwaard snijd hij een stuk plant af en bind dat om mijn polsen, waardoor ik iets knarsetand. Dit vind ik absoluut niet leuk. Mijn ogen schieten automatisch heen en weer om iets te zoeken waarmee ik me los kan maken. "Ben ik hier om je werk te saboteren." Ze zitten strak en met een goede zeemansknoop vastgebonden. Zo te zien is hij niet helemaal dom, want zo kan ik me niet gemakkelijk los wurmen. Maar er is iets waar hij niet aan gedacht heeft en dat laat me grinniken.
"Dus bind je me vast met planten?" vraag ik met een spoortje humor in mijn stem, alsof ik het behoorlijk vermakelijk. "Ik kan me bevrijden uit ijzeren boeien met een kokosnoot en jij denkt dat een plant mij tegenhoud? Dat vind ik wel leuk. Een uitdaging." Ik grijns opnieuw en lik langs mijn uitgedroogde lippen. "Goed, soldaat. Wat ga je nu doen? We zijn aangespoeld op een onbewoond eiland en ik ben vastgebonden met een plant," dit spreek ik elke keer sarcastisch uit, "en er zijn hier geen gevangenissen. Heb je een plan?"
Isaiah Simeon Hale
Mijn leren laarzen bewegen soepel door het zand heen en gelukkig blijft er niks erin steken. Het zand is volgens mij heet omdat de zon erop staat, daarom ben ik blij dat ik niet op blote voeten loop en gewoon mijn laarzen aanheb. Ik ben nog wel eens zo'n drol om dronken op het dek zonder schoenen te zitten. Maar soms ben ik ook zo dat ik ermee in bed stap. Ondertussen roep ik de naam van mijn eerste stuurman, voor mij de belangrijkste persoon op de boot. Hij kan weten waar we zitten en ik heb daar weinig oog voor gehad zodra de storm uitbrak.
"Hallo?" hoor ik ineens een vrouwenstem roepen. Verrast, maar ook op mijn hoede leg ik mijn hand op mijn zwaard, ik herken de stem niet en vrouwen kunnen soms flink gevaarlijk zijn. Even later verschijnt er een jongedame. Blond, warrig en krullend haar dat lang valt, een dure jurk met schuren en lichte ogen. Haar bleke huid en haar jurk verraden dat ze rijk is en ik vraag me af wat zij hier aangespoeld doet, als ze dat al is. Ze komt dichterbij, maar loopt langzamer. Ik begin gelijk iets te grijnzen. Ze heeft een wantrouwige uitdrukking op haar gezicht en blijft een stuk voor mij staan. Vanaf hier kan ik me voorstellen hoe haar neus iets rimpelt onder mijn aanblik.
"Weet u misschien waar we zijn?" vraagt ze. Ze praat langzaam en spreekt elke lettergreep duidelijk aan. "Of heeft u misschien een man gezien, die ongeveer even lang is als u, met donker haar en ogen en een baardje?" Ik wrijf traag met mijn handen over mijn baardje wat een raspend geluid veroorzaakt en doe alsof ik erg diep na moet denken, maar geef mijn dommemansverschijning al snel op. Ik vind het nu al leuk om dit meisje te plagen, maar dat gaat nog veel erger worden. Niet nu, ik moet zoeken naar Carlos.
"Volgens mij voldoe ik wel aan die beschrijving," grijns ik stoutmoedig. "Zeker weten dat je mij niet zocht? Ik zocht jou wel," met deze woorden stap ik naar haar toe, maar ik verander al snel van mijn speelse houding naar wat stijver. "en nog iemand anders. Ik moet mijn stuurman hebben, hij weet waar we zijn. Behalve dan dat we op een zonnig eiland zitten weet ik niet veel meer." Mijn spraak laat ik expres helemaal correct klinken, hoewel je in het eerste het speelse hoort, maar je daarna ook kan horen dat ik chagrijnig begin te worden omdat ik hem niet kan vinden. Normaal zou ik ook wel even de tijd nemen om meer te doen met iemand die er zo onschuldig uitziet, haar iets minder onschuldig maken. Nu heb ik andere dingen aan mijn hoofd.
"Als je het wilt weten, volg mij. Maar enkel als je ondertussen vertelt waarom je hier bent en vooral hoe je hier bent gekomen." waarschuw ik op een dreigende toon. Er is niks vriendelijks aan mij. Met grote passen loop ik verder over het strand heen. Ik zie brokstukken liggen, maar daar let ik verder niet op. Dit totdat ik iets zie drijven wat los meebeweegt op de golven die het aan het strand spoelen. Nu loop ik daar op af, maar ik zie al snel dat het een lijk is. Maar niet iemand van mijn bemanning, gelukkig. Ik kijk er fronsend eventjes naar als ik stil blijf staan.
Eternamente, everlastingly, for all time