Alec Gates |
Uit zijn zwarte mok die op het bureau stond, verschenen walmen die afkomstig waren van het hete drankje dat erin zat. De rook die er vanaf kwam, was verzengend warm en dartelden rond elkaar heen, waardoor het wel een giftig brouwsel leek. Dat was echter niet het geval, want in de beker zat een sterke, zwarte thee die bitter van smaak was.
Blanke, elegante, toch sterke vingers zweefden door de muffige lucht richting de mok met het goedje erin. Handig en enigszins vlug gleden de wijs- als zowel middelvinger door het oortje ervan, maar terwijl hij zijn hand oprichtte om de beker te pakken, klotste de hitte vervaarlijk heen en weer. Hierdoor kwam het zowat over de rand heen, maar het bleef er netjes in. De man die aan zijn bureau zat, had het niet eens in de gaten, die nam een slurpende slok ervan en zette het met een klap terug op tafel.
Hij keek naar de opengeslagen documenten, bestuderend en nam elk klein woordje in zich op. Terwijl hij dit deed, speelde er onheilspellende muziek af, die telkens opnieuw begon eer het afgelopen was. Het enige licht dat in de kamer brandde en waardoor hij de papieren kon lezen, was de knipperende bureaulamp die elk moment aan het einde van zijn Latijn was. De persoon had in dat licht een nog blekere huid dan het kon, hierdoor leek het zelfs wat vaal en wasbleek. De groenbruine poelen van de man schoten over de papieren heen, alsof er op elk punt iemand aan zat te komen.
‘Scarlett Bennett, negentien jaar, …’ begon hij in zichzelf te murmelen. ‘dingen gestolen, omdat…’ Een grote, akelige grijns kwam er op zijn dunne lippen terecht, waarbij zijn dunne wijsvinger over de regels wreef waar hij was gebleven. ‘Dit zal leuk worden, aangenaam, vermakelijk…’
Abrupt stond hij op, sloot alle documenten en stapelde deze op elkaar, waarna hij ze als een bij gestoken ze in de la legden. De la deed hij met een sleuteltje op slot, welke hij dan in zijn zak deed om vervolgens op te staan. Op het kleine klokje naast de bureaulamp was het negen uur ’s avonds, dat betekende voor hem dat hij aan de slag moest. Hij wilde wel eens weten wie er allemaal op waren, echter eerst zou hij iets anders gaan checken. Alec pakte zijn bosje sleutels, waar de la-sleutel niet aanzat, en deed met een klik de ruimte van zijn kantoor ook dicht. De muziek bleef aanstaan, die werd met de stappen die hij had gezet steeds zachter en zachter, totdat ook deze verdwenen was.
Een paar keer keek hij rond zich, niemand te zien. Alec opende de deur en toen hij binnen was, sloot hij deze direct weer. In de ruimte waar hij zich nu bevond, hingen meerderen groene gordijnen. Het leken op douchegordijnen, hoewel het niet zo was. De vloer was kapot, er lagen overal kranten met zwarte, alleen ook donkerrode vegen erop. De gordijnen die voor de ramen hingen waren vies en de glazen zaten onder met troep, maar daarbuiten waren wel de mooie, groene bomen te zien. Achter elk gordijn stond een bed samen met een waterkoeler. Op één bed lag een middelbare vrouw, ze was uitgedroogd en in de waterkoeler zat een rode vloeistof. Alec grijnsde.
‘Dat krijgt ze ervan als ze haar neus in zaakjes stopt waar het niet hoort…’ Met grote stappen liep hij naar haar toe, haalde de draadjes van haar los en stopte het apparaat. Het was dan ook niet echt een waterkoeler, maar het zag er wel zo uit, hij had het speciaal gemaakt. Even kantelde hij zijn hoofd om haar te bekijken, al snel tilde hij haar op en eenmaal buiten begroef hij haar achter in de tuin. Ze was al haar bloed kwijt. De deur van de ruimte had hij nog wel op slot gedaan, want anders zou hij zijn patiënten wel heel snel kwijtraken. Vervolgens ging de man terug naar binnen alsof er helemaal niets was gebeurd.
'Kijken wie er uit zijn bed is..'
[ bericht aangepast op 26 juni 2013 - 14:20 ]
Quiet the mind, and the soul will speak.