Conan Innis Morgan-Smelting
Ik kijk een beetje verbaasd naar Eoin, die de sleutels gewoon op de grond laat vallen en er een beetje verstomd bij staat. Ik krab even in mijn haar terwijl hij de sleutels terug opraapt. Ik begrijp het niet, ik stond te popelen om met de auto te leren rijden, en het lijkt wel alsof hij dat net helemaal niet wil.
"Je hebt geluk, ik wil niet rijden,” bevestigt hij terwijl hij me mijn sleutels in de hand stopt. Ik kijk even naar Gudrun en haal sprakeloos mijn schouders op. Terwijl mijn broertje alvast naar de gang wandelt, loop ik naar mijn zusje toe. Ik sla een arm om haar schouder en druk een kusje op haar voorhoofd. Ik ben er best een beetje van aangedaan dat Eoin zo reageerde, normaal is zijn enthousiasme haast nooit kapot te krijgen. Waarom zou hij niet willen rijden?
In de gang sla ik mijn andere arm om zijn schouder heen. Zo subtiel mogelijk duw ik beiden voort, naar de auto. Ik heb een hekel aan te laat komen.
“Zondag gaan we rijden, jij en ik,” zeg ik rustig tegen Eoin. “We gaan oefenen op de parking van de supermarkt. Die is gesloten en dan rijdt er geen kat.” Hoewel ik zo kalm mogelijk probeer te blijven, laat ik duidelijk merken dat ik geen tegenspraak duld. Pa heeft gelijk, hij moet het leren.
Ikzelf vind de vrijheid die ik erdoor gekregen heb heerlijk. Ik ben van niemand afhankelijk als ik ergens heen wil en ben ook overal veel sneller dan met de fiets of met de bus.
Ik druk op het knopje van mijn sleutel waardoor de wagen zich met een paar piepjes ontgrendelt. Ik neem de rugzakken van Gudrun en Eoin over en stop ze in de koffer, samen met die van mij. Daarna stap ik zelf ook in de auto en laat de sleutel vlotjes in het contact glijden. Met een paar –bijna geautomatiseerde- handelingen start ik de motor. Nog enkele seconden later rijd ik onze oprit af.
“Zeg maar ‘dag dag huisje’, kindertjes,” grinnik ik. Ik weet nog goed hoe pa en pappa ons vroeger zulke banale dingen lieten zeggen. Maar uiteindelijk hadden we wel altijd te grootste pret in de wagen. Terwijl pa zich concentreerde speelde pappa wagenspelletjes met ons, zoals “ik zie, ik zie wat jij niet ziet”. Geweldig vond ik dat. Zeker omdat ik toen al zoveel groter was dan Eoin en alles veel beter kon zien, waardoor ik bijna altijd won. Als dat niet het geval was, durfde ik nog wel eens kwaad worden. Van die winnaarsmentaliteit ben ik helaas niet meer afgeraakt. Ik moet en zal winnen, bij gelijk welk spel.
Een paar blokken verder zijn we in de straat van Evangelynn. Ik parkeer voor de deur en toeter drie keer, zoals gewoonte.
Evangelynn Suavez-Brow
Wanneer het liedje gedaan is, kruip ik nog even bij mama op schoot en knuffel haar stevig. Zij en papa zijn de wereld voor me, ik kan nog steeds niet begrijpen dat papa geen contact meer wil met zijn familie. Ik zou sterven van verdriet mocht ik die van mij achter moeten laten. Ik druk een kusje op mama’s wang en glimlach zachtjes als ik hoor dat er buiten drie keer getoeterd wordt.
“Daar heb je het batsignaal,” lach ik.
Ik sla mijn tas over mijn schouder en wandel naar buiten. Ik zwaai even als ik de drie Morgan-Smeltings in de auto zie zitten. Zo, dat rolt lekker van de tong. Ik moet even lachen om mezelf en stap op de achterbank ik, naast Gudrun.
Nu we nog stil staan sla ik mijn armen even om Conan heen en geef hem een kusje. Bij Eoin doe ik net hetzelfde en ook Gudrun knijp ik liefdevol even plat.
“Goeiemorgen,” zeg ik vrolijk. “Heeft iedereen er zin in?”
Ik moet lachen als Conan enthousiast reageert. Natuurlijk ziet hij het zitten, tot de lessen beginnen en hij stil moet zitten en moet opletten. Dan is het een heel ander verhaal. Ik kan het aantal propjes dat hij mijn topjes gemikt heeft uit verveling niet op tien handen tellen. Met een tevreden zucht leun ik achterover en kijk uit het raam. Ik ben benieuwd om iedereen opnieuw te zien, en ik vraag me af of The Sopranos weer hun standaard leden zullen hebben en of er zich nieuwelingen aan zullen bieden. Ik hoop het wel, hoe meer zielen hoe meer vreugd.
Ik geniet in stilte van de muziek die uit de radio klinkt. Ik zou haast zweren dat Conan en CD van Renée Olstead gekocht heeft. Wat heb ik een bewondering voor haar. Mocht ik op mijn leeftijd net zo’n goede jazz stem hebben als haar, dan zou ik nergens meer voor wensen. Als ik Conan in de achteruitkijkspiegel naar me zie kijken, knipoog ik even. Ik kan me de eerste keer dat ik iets tegen hem zei amper herinneren. Volgens mij waren we nog kleuters. Het zou me zelfs niet verbazen dat hij aan mijn vlecht getrokken had, en ik hem een fikse duw gegeven heb. Ik zou het eens moeten vragen aan mama. Ik kan er niet over dat ik vroeger geen jurkjes wilde dragen. En het verhaal dat ik ooit een keer in een leeuwenkuil zou geklommen zijn vind ik ook niet erg geloofwaardig. Maar het feit dat mama en papa beiden blijven volhouden dat het wel zo is doet me dan wel weer twijfelen.
Ik voel mijn hart een sprongetje maken als ik het schoolgebouw zie opdoemen. Voor ik het weet staan we geparkeerd en is Conan de schooltassen uit aan het laden. Nadat hij die van zichzelf over zijn schouder heeft, legt hij een arm om me heen.
“Hey sexy,” lacht hij terwijl hij speels enkele milimeters van mijn jurk omhoog duwt met zijn wijsvinger.
“Hou je mond, geile aap,” lach ik op mijn beurt terwijl ik net zo speels zijn hand weg sla.
Ik slaak een gilletje als hij me over zijn vrije schouder neemt en me zo het terrein op draagt. Ik maak van de gelegenheid gebruik om in gebarentaal met Eoin te proberen afspreken dat we Conan samen een keer terug pakken voor zijn plagerijen, maar ik ben er niet zeker van of de boodschap goed is overgekomen.
Wanneer ik neergezet word ben ik een beetje gedesoriënteerd. Het duurt even voor ik doorheb waarom we tot stilstand gekomen zijn.
“Hola, Nando,” zeg ik met een glimlach als ik besef dat Conan gewoon bij één van zijn basketbalmaatjes komen staan is.
I've no idea of the future, but I can see the past quite well. And the present, if the weather's clear.