Meja Viktoria Mette Heimersson
Met wat moeite lijkt Conan een glimlach op zijn gezicht te krijgen. Ik weet niet of het een bepaald soort beleefdheid is of iets wat hij wilt uitstralen naar mensen, maar ik besluit het maar gewoon te negeren en het bij dit te laten. Zijn ogen glijden even af naar een andere jongen, de derde die net bij hem en Nando stond. Mijn ogen volgen de zijne waarna ik heel kort mijn wenkbrauw optrek, maar voordat ik iets kan zeggen of doen antwoordt hij netjes op mij.
“Hey.” De toon waarop hij praat, zo rustig, stelt me enigszins gerust. Niet dat ik nooit met een jongen praat, nee absoluut niet. Ik mis lichtelijk het gen om te meisjesrelaties te onderhouden. Na een jaar of twee, drie houdt het op. Het eeuwige gezwijmel over het leven van anderen, jongens of – het allerergste – celebs interesseert me eigenlijk niet. Nee. Geen mij maar een goede football match en laten we daar overna praten met een drankje of iets anders. Dat trek mij meer.
Conan komt los van de muur en slaat zijn arm los over mijn schouder. Heel even, stroomt een kleine schrik door mij heen, maar de arm laat ik waar hij nu ligt.
"Hoe vind je het geweldige St.Joseph's?" De sarcastische ondertoon was niet echt te ontwijken.
Even ontstaat er een wat cynische glimlach op mijn gezicht. “Het is heftig,” grijns ik. “Overdreven, maar wel oké.”
"Ik leid je wel even rond," overdondert hij mij. "Dan kunnen we gelijk kijken in welke klas je komt te zitten." De arme rond mijn schouder was oké, de knipoog – hoewel ik niet weet wat het betekende was mwah -, maar aan mijn tas moet de jongen niet komen. Zodra hij mijn leren tas over zijn schouder gooit, bijt ik heel even op mijn onderlip.
“Vind je het heel erg,” begin ik voorzichtig, maar wel duidelijk genoeg om te laten horen dat ik het meen. “Dat ik mijn tas liever zelf draag. Het is een lief gebaar hoor, maar ik voel me er niet echt bij thuis. Het type meisje dat een jongen haar tas laat dragen ben ik niet. Dat soort dingen doe ik liever gewoon zelf.” Ik glimlach liefjes terwijl ik mijn tas weer van zijn schouder haal. “Een rondleiding is daarentegen een uitstekend idee,” zeg ik in een poging om het tas ‘incident’ weer weg te wuiven. “Want voor mij is dit nog steeds een dolhof vol met gekke Amerikanen.”
Carlos Fernando Días Muñoz
Met grote ogen kijk ik hoe Evangelynn – duidelijk geïrriteerd – Grudun haast beveelt om het veld te verlaten om haar handen te wassen. Ik ken Evangelynn op veel manieren, maar bevelen geven is niet degene die zo snel bij mij opkomt. Grudun staat op en ik volg haar even met mijn ogen totdat ze bij Eoin is aangekomen die met een bloedende knie op de grond ligt. Hoe hij daar aan komt, mag Joost weten, maar het bloed hevig. Even trek ik een gezicht als ik het zie. Nee, bloed en ik zijn niet de beste vrienden. Eerlijk gezegd vermeid ik het zelf liever. Alles wat nou eenmaal in mijn lichaam zit, moet daar ook maar gewoon blijven. Ze moeten er geen dingen bijstoppen en al helemaal geen dingen uithalen. Mijn moeder kijkt thuis altijd gebiologeerd naar ziekenhuis programma’s. Operaties zijn haar favorieten. Ze kan helemaal onder de indruk kijken naar een borstvergroting. Hoe ze het vel opensnijden, opzij leggen en er siliconen inleggen. Helemaal enthousiast wordt ze dan als voormalige dorpsarts, maar ik moet er helemaal niets van weten. Dan maar kleine tieten, maar nee, bah. Als ooit een meisje mij zou vertellen dat alles nep is, dan wordt het niets eens wat. Het is gewoon niet natuurlijk, net als bloed. Dat hoort in je te zitten, niet op je broekspijp.
Ik wend mijn ogen weer al en kijk naar Evangelynn, net op tijd want zij begint boos haar tirade. "Luister eens goed hier, mí amigo. Het valt me vies van je tegen, dit. Misschien dat die lul naast je dit van je zou pikken, maar zo zit ik niet in elkaar. Ik riep jou omdat ik dacht dat je wel volwassen genoeg was om volwassen te reageren, integendeel tot Conan die er meteen op gebeukt zou hebben, maar blijkbaar heb ik me flink in jou vergist. Je hebt geen flauw idee van wat er gebeurd is, en toch kies je meteen zijn kant. Je zag hoe erg Gudrun van streek was. En ga niet beweren dat ik haar beter ken dan jij, want je weet wat voor een muurbloem ze is dus dan had je op z'n minst kunnen bedenken dat het wel serieus genoeg zou zijn voor ze die arme vriend van je daar zo toetakelde!" Ik breng mezelf tot stilstand als ik merk dat ik Nando en Daryll aan het benaderen ben. "En als jij je zussen niet zou verdedigen zoals zij net voor Eoin deed, dan ben ik maar wat blij dat ik geen familie van je ben. Ik hoop dat je teammaatje je helpt winnen bij de eerste wedstrijd, pero para mí eres un ontro perdedor zoals hij," zeg ik koel. "Ik dacht dat jij één van de goeie kerels was."
Zonder adem te halen luister ik naar de woordenzee die op me afgevuurd wordt. Ontstelt luister ik naar elk woordt wat het normaal altijd zo lieve meisje me vertelt, me de kop in drukt. Zonder op een weerwoord te wachten draait ze zich om en loopt gewoon weg. Ik weet dat dit mijn enige kans is om nog tegen haar in te gaan, om mezelf nog een soort van te verdedigen, want heel Evangelynns probleem gaat eigenlijk langs me heen.
“Wat had ik dan moeten doen?” roep ik haar achterna in het Spaans. Deels omdat dan niet de hele meute op school het kan volgen, maar grotendeels vooral omdat ik mezelf maar slecht kan verwoorden in het Engels. “Maldito Evangelynn, Daryll is net zo’n goede vriend van mij als jij en Grudun. En nee, het siert hem niet dat hij haar pest, maar hij blijft mijn vriend. Ik kies niet tussen vrienden en dat zal ik ook nooit doen, maar jij vraagt mij daar wel toe door me hierbij te betrekken terwijl je weet dat ik niets van drama moet hebben, helemaal niet tussen vrienden. Wat had ik moeten doen? Hadden we met zijn tweeën Grudun vast moeten houden en had ik moeten toekijken hoe Daryll lag te lijden.” Even haal ik adem. Maldito. Normaal doe ik niet aan godslastering, vooral niet omdat ik ook zelf geloof, maar in mijn woede heb ik geen invloed op mijn woordkeuze. “Ik heb nooit geen kant gekozen, Evangelynn, dat heb ik nooit gedaan, maar wanneer iemand mijn vriend slaat wil ik daar verhaal van hebben en daar heb ik dan ook het recht toe, zeker als ik erbij word betrokken. En laten we het maar niet over mijn zussen hebben,” zeg ik fel. “Die doen hier niet toe en als jij twijfelt over de manier dat ik hun bescherm kan ik je geruststellen. Giovana en Elena zijn dit stadia allang voorbij en wel volwassen. Ze maken hun eigen keuzes en denken overal overna voordat ze iets doen, die hebben mijn hulp daar echt niet voor nodig.” Het is idee dat ik mijn zussen van achtentwintig en zesentwintig moet beschermen tegen hun vriendjes is bijna lachwekkend. Juan en Marco zijn al net zo’n deel van de familie als Giovana en Elena zelf en komen regelmatig over de vloer, niets mis met die twee. “Dus niets meer over mijn zussen.” Als ik ergens niets tegen kan is het wel onschuldigen bij een ruzie betrekken. Ik kan er zo kwaad om worden. Ik draai me weg van Evangelynn zonder nog iets te zeggen. Puto. Uit mijn rugzak haal ik mijn sigaretten. Ik rook nooit, nooit. Nou ja, vroeger rookte ik veel. Vanaf mijn negende stak ik regelmatig een sigaretje op, maar op mijn zestiende – vorig jaar – ben ik gestopt op aanraden van mijn vrienden, maar nu, op dit soort momenten kan ik mezelf niet inhouden. Dan moet het er uit. Ik steek hem op terwijl ik in het pakje kijk. Er zitten er nog drie in. Als deze drie op zijn, begint een dilemma. Een nieuw pakje kopen of niet? Even kijk ik naar mijn aansteker voordat ik die ook weer in mijn pakje stop. Ik neem een diepe haal van de sigaret zodat ik de nicotine door mijn lichaam voor stromen. Bevrijdend.
[ bericht aangepast op 28 aug 2013 - 10:49 ]
"The only way of finding a solution is to fight back, to move, to run, and to control that pressure."