• Briarcliff Asylum


    Een groep vrienden is van plan een weekend te kamperen, alleen voordat ze nog maar de kans hebben gekregen om hun tenten op te zetten, breekt er een onweersbui los en begint het te stort regenen. De vrienden gaan halsoverkop weg om een schuilplaats te vinden en uiteindelijk vinden ze een oud, verlaten huis. Als ze daar een tijdje in zitten merken ze dat ze dat misschien beter buiten hadden kunnen blijven...

    Het huis
    Wat de vrienden echter niet weten is dat het huis vroeger een alysum, een gekkenhuis, was. De praktijken in het asylum waren niet zo fris. Zo werd er zelden een patiënt beter en dikwijls vergrepen de medewerkers zich aan de patiënten, om zo hun eigen behoeften te vervullen. Vele patiënten zijn in het Briarcliff Asylum gestorven, sommige gewoon door een natuurlijke doodsoorzaak, maar het merendeel is door de medewerkers of door andere patiënten om het leven gebracht. De geesten van enkele van die patiënten dwalen nog steeds door het huis, vaak op zoek naar wraak.
    De geesten zien er gewoon uit als mensen en kunnen ook gewoon aangeraakt worden. Ze kunnen niet door muren lopen, maar wel zomaar ergens verschijnen. Let op: ze kunnen niet buiten het terrein van het huis komen.


    Rollen

    Vriendengroepje (max 6)
    - Aurore "Rory" Hazel Langley Bran
    – Elisabeth Rosie Fletcher - Tyrion

    – Caleb Alexander Morgenstern. Kodaline
    – Wade Tyler Callaghan - Tamino


    Geesten (oneindig, maar M/V móét in verhouding zijn)
    – Angie Eleanor Hart - Catesby
    – Mary Elizabeth Howard Kodaline

    – Jeremiah Aaron Winchester Raziel



    Regels
    – Minimaal 300 woorden. Een paar woorden minder is natuurlijk niet erg, maar ik ga er streng op letten of je genoeg schrijft, doe je dat niet: dan lig er gewoon uit.
    – Ga niet in sneltreinvaart rpg'en, veel mensen hebben naast Q ook nog een leven. Je gaat niet met twee mensen in een dag één of meerdere pagina's vol spammen.
    – 16+ is toegestaan.
    – Eerst één vrouwelijk personage per user.
    – Niet de personages van anderen besturen
    – Wanneer iemand om een samenvatting vraagt, of vraagt waar hij/zij in kan springen dan wordt daar antwoord opgegeven.
    – Als ik, Alyssum, online ben, dan open ik het nieuwe topic. Wanneer ik niet online ben mag iemand anders dat doen. Het nieuwe topic dat geopend wordt, wordt óf in de laatste reactie gezet, óf in het rollentopic.
    – Wees realistisch! Als je personage een geest is, en je weet niet zeker of hij/zij iets wel of niet kan, dan vraag je dat eerst aan mij en dan verzin je dat niet zelf.
    – Spam het speeltopic niet vol met zinloze berichten, dat kan ook gewoon in iemands GB/PB. Als er behoefte aan is, dan zal er een praattopic geopend worden.
    – Géén perfecte personages. Reserveren mag, maar ik plaats je personage pas in de lijst wanneer die helemaal klaar en goedgekeurd is.


    Deels gebaseerd op American Horror Story


    Begin: de groep vrienden hebben net een heel eind door de regen gelopen en zijn net bij het huis aangekomen.

    [ bericht aangepast op 21 mei 2013 - 22:09 ]


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

    Mary Elizabeth "Malice" Howard.
    Malice zat in kleermakerszit op het grote paarse bed in haar kamer. De muziek die uit de platenspeler kwam klonk erg dof en door de barsten die in de plaat van de Ramones zaten hoorde ze nu en dan gekraak. Maar dat vond Malice niet erg. Ze vond het leuk naar muziek te luisteren. Vooral aangezien dat het enige was dat ze nog overhad, naast haar eigen exemplaar van Alice in Wonderland natuurlijk. Desondanks Malice het boek al honderd malen gelezen had vond ze het nog steeds even mooi als vroeger.
    Het meisje sloeg de ene pagina na de andere om en las de woorden als een trein. "Het was allemaal heel goed om te zeggen 'Drink me,' maar de wijze, kleine Alice was niet van plan om DAT te doen in een haast. 'Nee, ik zal eerst eens kijken,' zei ze, 'en zien of het vermeld is als "vergif" of niet.'," las Malice luidop. Ze glimlachte.
    Plots pruttelde de platenspeler tegen en vervaagde de muziek. Rock & Roll High School stopte abrupt met spelen en de stilte viel terug over Malice heen. Meteen kreeg ze een paniekaanval. De stilte was niet goed, stilte was nooit goed. Ze liet het boek uit haar handen vallen en plaatste haar handen tegen haar slapen terwijl ze verder zong. "I hate the teachers and the principal. Don't wanna be taught to be no fool."
    Malice sprong van haar bed af en liep naar de speler toe. De batterijen waren plat. Terwijl het meisje verder zong rukte ze de kast open waar alle batterijen lagen open. Haar handen roffelden tussen de buisjes, maar ze vond geen enkele ongebruikte.
    "Nee, nee, nee!" Telkens wanneer er in de buurt een groep tieners ging kamperen stal ze de batterijen van hun mobiele telefoons en zaklampen, maar het was al veel te lang geleden. Malice rukte haar kamerdeur open en liep de gang uit. Ze rende linea recta naar de ingang van het huis, maar stopte bovenaan de trap toen ze de groep opmerkte. Ze waren met vijf. Perfect. Mochten ze allemaal zaklampen en telefoons hebben kon Malice al weer verder voor een aantal maanden. Ze zou wachten tot ze allemaal gaan slapen waren en dan de elektronische apparaten stelen. Malice verstopte zich achter de hoek van de gang toen ze Angie zag en een meisje. Het meisje leek erg dood. Angie stak wat in haar zak. De telefoon!
    “Ssst. Ik ga je beter maken. Maak je geen zorgen.” Het was Angies stem. Malice was verward; tegen wie sprak ze nu? Toen de blonde vrouw de voeten van het dode meisje vastnam besefte Malice dat ze tegen het meisje praatte. Het meisje was vast nog niet dood. Angie sleepte haar mee naar de kamer van gekke Nelly. Malice herinnerde zich haar nog vaag. Ze sprak nooit tegen Malice, bijna niemand sprak ooit tegen Malice, maar Malice wist dat Nelly graag met messen speelde en graag mensen prikte met die messen. Malice begreep niet eens hoe Nelly aan die messen kwam.
    Stil volgde ze Angie en het meisje. Toen Malice in het deurgat verscheen viel het lichaam van het meisje net van het bed af. Angie krabde aan haar achterhoofd. "Hulp nodig?" Malice leunde met haar schouder tegen de muur en sloeg haar armen over elkaar.


    kindness is never a burden.

    Angie Eleanor Hart
    Ik was helemaal buiten adem toen ze voor een derde keer van het bed tuimelde. Wat had dat kind opgegeten? Bakstenen? Stukjes lood? Ze was niet eens dik, hoe kon ze dan in hemelsnaam zoveel wegen als een zak patatten met onderaan blokken lood in?
    Ik gromde gefrustreerd en trok voor een laatste keer aan haar armen, maar nog steeds kreeg ik haar er niet in. Boos krabde ik achter mijn hoofd.
    “Hulp nodig?” Een blauwharig, bleek meisje stond in de deuropening. Mijn blik schoot meteen van mijn armen naar de haren. Blijkbaar was ik niet de enige met littekens. Alleen was er bij mij niet veel egaals over. Echt elke vierkante centimeter stond onder een sneetje. En dat was niet enkel op mijn armen.
    Ik wist niet meer wie ze was, maar door het feit dat ik niet de enige was, mocht ik haar al iets meer. Malice, klonk Ed’s stem in mijn hoofd. Malice, die naam kwam me wel bekend voor, maar ik had geen idee meer van waar. Was dat niet dat kind dat dagen naar muziek luisterde? Ze had wel smaak, dat moest ik toegeven.
    “Nee,” mompelde ik kribbig. Niet bepaald tegen haar, maar door het feit dat ik dat stomme kind niet op dat bed kreeg. Wie haalde het dan ook in zijn hoofd om dat bed zo hoog te maken. Het kwam letterlijk tot aan mijn borsten. Je moest al een bergbeklimmer zijn om erin te raken. Nelly was zelfs zo lang niet. Volgens mij was ze zelfs kleiner dan ik.
    Ik duwde nog een keer, maar gaf het uiteindelijk op. “Oké, ja,” gaf ik toe. “Neem jij haar voeten en ik haar armen. Dan zwaaien we haar er wel op of zo.”
    Niet bepaald de beste tactiek, maar ach. Met Malice’ hulp moest het wel goed komen, hoopte ik. Ik schoof een flok blonde, dunne haren achter mijn oor en nam haar voeten beet. Ik keek Malice aan. “Nou, chop chop,” mompelde ik ongeduldig. “We hebben niet de hele dag.” Dat hadden we eigenlijk wel, maar ik wilde die hoofdwonde nog verzorgd hebben voordat ze wakker werd en al helemaal ging schreeuwen omdat ik daar stond en zijn opgesloten zat in een kamer.


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    [Colfer is Tamino]


    But I still have this faith in the truth of my dreams.

    Wade Tyler Callaghan

    Mijn blik blijft enkele seconden hangen op het gezicht van Caleb. Die ziet er alles behalve vrolijk uit. Ergens begrijp ik hem wel. Rory is een zeer speciaal meisje, hij mag zich gelukkig prijzen dat ze voor hem kiest, maar hij heeft helemaal geen reden achterdochtig te doen. Rory is super en geweldig, maar ik heb op die manier geen gevoelens voor haar. Ik zie haar eerder als mijn kleine zusje.
    “Eigenlijk moeten we kijken of ze hier iets van matrassen hebben. Dan hebben we iets om op te slapen voor als de regenbui nog de hele nacht duurt.”
    Rory’s stem haalt me uit mijn gedachten en ik knik zachtjes. Dat is best wel goed geredeneerd. Deze houten vloer kraakt te hard, en ik betwijfel of hij erg comfortabel ligt. Dan heb ik al het stof nog niet vernoemd dat hier waarschijnlijk ligt.
    Met wat geritsel neemt Caleb een flesje water uit zijn rugzak en ik besef dat mijn eigen keel ook vrij droog aanvoelt. Toch vraag ik niet om een slok, wie weet begint hij dan weer over het feit dat hij niet alles met me wil delen. Hij lijkt iets te mompelen, maar ik versta er geen woord van. Waarschijnlijk niet voor mij bedoeld, dan. Ik staat even naar mijn handen en ik merk dat niemand echt actie onderneemt, dus neem ik het heft in eigen handen.
    “Ahem,” kuch ik even, om zo subtiel mogelijk de aandacht te trekken.
    “Misschien boven dan eens gaan verkennen? Tenzij hier beneden nog iets speciaals te vinden zou zijn?”
    Ik neem mijn tas van de grond en veeg er wat stof af. De buitenkant begint langzaamaan wat te drogen, maar ik wil zo dadelijk toch even nakijken of alles nog in orde is. Ik heb niet bepaald zin om natte kleren aan te doen, of nog erger, een hele tijd dezelfde.


    But I still have this faith in the truth of my dreams.

    Aurore "Rory" Hazel Langley
    Caleb negeert mijn verontschuldigende glimlach, maar slaat wel zijn arm om me heen, al gaat dat wel zonder mij aan te kijken.
    'Eigenlijk moeten we kijken of ze hier iets van matrassen hebben,' mompel ik. 'Dan hebben we iets om op te slapen voor als de regenbui nog de hele nacht duurt.' Caleb laat me los, haalt een flesje water uit zijn rugzak en neemt een slok. 'Waarom ga je niet gaan kijken met Wade, sinds jullie toch zo goed overeenkomen,' mompelt hij op een gedempte toon, waardoor alleen ik het kan horen. Iets schuldbewust kijk ik hem aan, terwijl ik iets nerveus aan het Pandora-armbandje rond mijn pols friemel. Het armbandje heeft Caleb me een keer gegeven. 'Je weet heus wel dat er niets is tussen C-' voor een enkele seconden worden mijn wangen rood, 'tussen Wade en mij,' verbeter ik nezelf snel, op een zachte toon tegen Caleb. 'Maar goed, als je het zo graag wilt dan ga ik wel zoeken met hem.' Ik zucht zacht en wil net Caleb's hand vast pakken als Wade kucht.
    'Misschien boven dan eens gaan verkennen? Tenzij hier beneden nog iets speciaals te vinden zou zijn?' Wade pakt zijn tas van de grond en veegt er wat stof vanaf. 'Ik ga wel met je mee naar boven, daar zijn hopelijk matrassen,' zeg ik tegen hem, nadat ik nog een korte, onzekere blik op Caleb heb geworpen. 'De rest kan dan misschien kijken of er beneden nog dingen zijn.' Ik frons iets wanneer ik merk dat Elisabeth weg is. 'En misschien kunnen ook een paar opzoek gaan naar Rosie,' voeg ik er aan toe. Mijn blik glijdt weer naar Wade. 'Laten we maar gaan dan.' Ik moet mezelf even dwingen om weg te lopen van Caleb. Het zou beter te zijn nu bij hem te blijven, maar ik ben niet zo graag in zijn buurt als hij humeurig is. Dan heb ik het idee dat alles wat ik doe fout is.


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

    Wade Tyler Callaghan

    “Ik ga wel met je mee naar boven, daar zijn hopelijk matrassen.”
    Weer Rory’s fijne stem die me antwoord biedt. Met een kleine glimlach bekijk ik haar en merk de onzekerheid in haar ogen wanneer ze naar Caleb kijkt. Soms bedenk ik me dat hij haar niet verdient. Ze zou zoveel beter kunnen krijgen dan hem. Ze verdient iemand die haar op handen draagt, iemand die haar goed doet voelen en haarzelf leert respecteren. Ik besef dat ik haar nooit zou willen kwetsen. Ik betwijfel of ik het zelfs zou kunnen. Ze betekent gewoon teveel voor me, ik kan me niet voorstellen wat er gebeurd zou zijn als ik er niet op tijd achter gekomen was dat ze ziek was. Of nog erger. Als ik er niet geweest was toen ze in elkaar stortte. Plots heb ik de ongelooflijke drang haar in mijn armen te nemen en haar nog meer te beschermen van alles en iedereen. Elke blik die haar wordt toegezonden, die ook maar een tikje verkeerd overkomt, wil ik zo neerslaan. Ze verdient het om gelukkig te zijn, en ik wil haar daarbij helpen.
    “En misschien kunnen ook een paar opzoek gaan naar Rosie.”
    Weer is het Rory’s stem die me uit mijn gedachten opwekt. Alles draait om haar. Mijn gedachten, mijn omgeving, alles. En ik weet dat ze me nodig heeft, al geeft ze het niet altijd toe, maar daar leef ik mee.
    “Laten we maar gaan dan.”
    Ze kijkt me aan. Ik hoef haar niet eens aan te kijken om het te weten, ik voel het gewoon. Haar ogen gefixeerd op mijn huid, en ik schenk haar de vertrouwde Rory-glimlach, die haar verzekert dat alles goed komt, dat ik er voor haar ben. Ze doet een paar stappen weg van Caleb en ik merk dat het gesprek van net niet veel goeds geweest moet zijn. Met een korte vragende blik kijk ik haar aan, en besef dat het geen zin heeft. In het bijzijn van de anderen vertelt ze het me toch niet.
    “Inderdaad. Kijken jullie anders beneden rond? Dan zoeken wij boven,” hoor ik mezelf zeggen. Ik loop langzaam richting de trap en leg zachtjes mijn hand om Rory’s pols, om haar mee te begeleiden. Wanneer we enkele treden verder zijn, probeer ik zo zacht mogelijk te spreken.
    “Is er iets?” vraag ik bezorgd.


    But I still have this faith in the truth of my dreams.

    [Colfer is Tamino, btw ;3]


    But I still have this faith in the truth of my dreams.

    Aurore "Rory" Hazel Langley
    Wade glimlacht die vertrouwde glimlach naar me, de glimlach die me veilig laat voelen, de glimlach die hij me elke dag schonk toen ik nog in het ziekenhuis lag.
    Wanneer hij me vragend aankijkt, wend ik mijn blik snel af. Ik wil niet dat hij hier, waar iedereen bij is, gaat vragen of er iets is. Dan zou ik tegen hem moeten liegen, maar ik wil niet tegen hem liegen, alleen ik wil het niet aan de rest vertellen, ook al zijn ze mijn vrienden. Alleen Wade.
    'Inderdaad. Kijken jullie anders beneden rond? Dan zoeken wij boven,' zegt Wade. Zonder Caleb verder nog aan te kijken, bang voor zijn reactie, knik ik op wat Wade zegt en loop ik naar de trap. Wade loopt ook naar de trap en pakt mijn pols vast, alsof hij bang is dat ik niet zelf kan lopen.
    'Is er iets?' vraagt hij bezorgd, wanneer we enkele treden hoger zijn. Ik schud mijn hoofd, niet als teken dat er niet is, maar als teken dat ik het niet hier wil zeggen. De anderen kunnen het zo misschien nog steeds horen en dat wil ik niet.
    Als we boven aan de trap zijn, en ik er zeker van ben dat de rest ons niet kan horen, kijk ik Wade aarzelend aan. 'Gewoon een kleine botsing met Caleb, meer niet,' vertel ik hem. 'Hij vond het niet zo leuk dat ik jou vroeg om mee te gaan...' Ik kan natuurlijk wel snappen dat Caleb het niet leuk vindt, ik zou het ook niet leuk vinden als hij een ander meisje mee zou vragen. Ik wil gewoon niet dat Caleb me zo ziet. Nog niet. Eerst moet er nog wat af. Een beetje. Als dat gedaan is, dan misschien. Hij heeft me natuurlijk wel eens vluchtig zonder shirt gezien, maar niet erg lang. We zijn ook nog niet naar bed geweest met elkaar. Wel gewoon slapen, maar niet dat andere. Hij heeft er nooit op aangedrongen, maar toch ben ik ergens een beetje bang dat hij het daarna uit zal maken. Als snap ik niet waarom een jongen als Caleb -of gewoon jongens in het algemeen- iets in mij zouden zien en al helemaal niet waarom ze zouden doen alsof ze me leuk vinden, enkel om me in bed te krijgen. Ik ben niet echt iemand die jongens naakt willen zien, te veel vet.
    'We hebben de laatste wel vaker botsinkjes,' vervolg ik tegen Wade. 'Niks bijzonders.'


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

    Wade Tyler Callaghan

    “Gewoon een kleine botsing met Caleb, meer niet. Hij vond het niet zo leuk dat ik jou vroeg om mee te gaan,” zegt ze wanneer we buiten gehoorafstand van de anderen zijn. Ergens begrijp ik het wel. Ik zou ook jaloers zijn, denk ik. Maar me dunkt wel dat Caleb onderhand mag gaan weten hoe ik me voel tegenover Rory, hoe geweldig ze ook mag zijn. Voor even zink ik weer weg in mijn gedachten en ik zie het beeld van Rory weer voor me, die vluchtig haar shirt uittrekt en de trui over zich heen trekt. Er trekt een rilling door me heen en ik schud even mijn hoofd, de beelden verdwijnen in mijn achterhoofd, maar ze zijn nog wel steeds aanwezig.
    “We hebben de laatste tijd wel vaker botsinkjes. Niks bijzonders.”
    Bezorgd kijk ik haar aan.
    “Hoezo botsinkjes?” vraag ik zacht. Ik trek haar tegen me aan en streel zachtjes over haar rug terwijl ik even nadenk.
    “Hij doet je toch geen pijn?” Ik kan het niet helpen om verschillende rampscenario’s voor mijn ogen te zien verschijnen en ik open mijn ogen weer om het te doen minderen.
    “Heeft hij…?” De rest van de zin kan ik niet uitspreken. Ik kan me niet inbeelden dat Caleb zoiets zou doen, maar ik kan het niet van me afschudden dat iemand Rory iets zou aandoen.
    Ergens besef ik dat ik me er helemaal niet in te moeien heb, en ik besluit haar voorzichtig los te laten. Ik neem haar hand weer in de mijne en trek haar zachtjes mee de gang door. Het wordt steeds donkerder, en ik besluit mijn gsm uit mijn broekzak te nemen, opdat de zaklampfunctie ons wat licht kan bieden. Ik schijn het licht op de muren en trek Rory iets dichter tegen me aan, om me van haar aanwezigheid te verzekeren. Ik mag dan wel een man zijn, ik heb af en toe ook wel eens schrik. Niet dat ik het zou toegeven.


    But I still have this faith in the truth of my dreams.

    Aurore “Rory” Hazel Langley
    Wade kijkt me bezorgd aan wanneer ik heb gezegd dat Caleb en ik de laatste tijd wel vaker botsinkjes hebben, ondanks dat ik er nog aan toevoegde dat het niks bijzonders is.
    'Hoezo botsinkjes?' vraagt hij zacht. Hij trekt me tegen zich aan en streelt over mijn rug. Ik betrap mezelf er op dat het goed voelt, Wade die mijn rug streelt. Mijn wangen worden iets rood en ik ben blij dat Wade -en Caleb- niet kunnen zien wat ik denk.
    'Hij doet je toch geen pijn?' Ik schud met mijn hoofd, maar voordat ik iets kan zeggen, zegt Wade weer iets. 'Heeft hij...?' Fronsend kijk ik Wade aan, me afvragend wat hij denkt dat Caleb me aangedaan heeft, waarna ik lichtjes mijn hoofd schud.
    'Nee, hij heeft niks gedaan,' antwoord ik zachtjes. Hij zegt natuurlijk wel eens dingen die ik niet zo fijn vind, maar dat doet iedereen weleens. No big deal. Hij lijkt het soms ook wel irritant te vinden dat ik niet veel verder wil dan zoenen, ondanks dat we al een half jaar hebben, maar dat kan ik wel snappen, hij is en blijft tenslotte een man. 'Echt niet Wade, maak je nou maar geen zorgen. Het komt vanzelf wel weer goed.' Ik glimlach er bij om hem extra te overtuigen.
    Wade laat me voorzichtig los, maar pakt wel mijn hand weer vast en trekt me de gang door. Hoe dieper we het huis in lopen, hoe donkerder het wordt. Dat er hier niet zoveel ramen zijn helpt niet echt.
    'Misschien hebben ze hier nog wel ergens kaarsen liggen, of is er een open haard,' mompel ik tegen Wade, nadat hij zijn mobiel heeft gepakt en met het licht van de zaklampfunctie op de muren schijnt. Hij trekt me iets dichter tegen zich aan, wat ik wel kan waarderen, aangezien ik niet zo van het donker houd en ik het eigenlijk nog steeds koud heb.
    'We zullen eigenlijk wel in de kamers moeten kijken,' zucht ik na een tijdje.


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

    Wade Tyler Callaghan

    Tweemaal schudt ze haar hoofd, en ik laat niet merken dat ik nog steeds bezorgd ben. Ik kan het gewoon niet helpen.
    “Nee, hij heeft niks gedaan. Echt niet Wade, maak je nou maar geen zorgen. Het komt vanzelf wel weer goed.”
    Ik knik zachtjes, maar ergens hoop ik dat het niet goed komt. Ik schrik haast zelf van die gedachte, en schud ze algauw weer van me af.
    “Misschien hebben ze hier nog wel ergens kaarsen liggen, of is er een open haard.”
    In het schijnsel van het licht van mijn mobiel kijk ik haar aan. Dat ik daar niet aan dacht. Glimlachend knik ik zachtjes en schijn met het licht op de deuren die we voorbijlopen. Zouden ze op slot zijn? Ik merk hoe ze ook dichter tegen me aan komt staan en ik voel haar koude huid tegen de mijne.
    “We zullen eigenlijk wel in de kamers moeten kijken.”
    Ik knik. “Je hebt gelijk.” Ik leg mijn hand even op haar arm. “Wil je nog een trui hebben? Ik heb nog wel een droge als je wil. Van die zachte, die heb je zo graag,” zeg ik met een korte grijns. Dat Caleb dan maar kwaad wordt. Hij geeft zijn vriendin geen trui als ze het koud heeft, nou, dan doe ik het wel. Ik blijf even staan bij een willekeurige deur en leg twijfelend mijn hand op de stoffige klink. Ik druk ze naar beneden en merk dat de kamer los is.
    “Hier kunnen we naar binnen,” zeg ik zacht tegen Rory. Ik trek haar iets steviger tegen me aan, en duw de deur verder open. Ik merk dat er meteen aan de muur een lichtschakelaar hangt, en op goed geluk druk ik er even op. Ik schrik zowat wanneer er een stoffige gloeilamp die aan het plafond hangt, gaat branden. In de kamer staan twee bedden, mooi opgemaakt, ieder aan een andere muur. “He kijk,” zeg ik met een glimlach. “Wij hebben op z’n minst al een bed.” Grinnikend loop ik verder de kamer in, die op zich nog redelijk groot is. Naast de bedden staat telkens een nachtkastje en op een ervan ligt een boek kaarten.
    “He, Rory, deze doen me denken aan een toverkunstje, wacht.”
    Ik duik mijn rugzak in, haal mijn stift uit een van de zakjes en krabbel mijn naam op de bovenste kaart, hartenkoning. “En nu schrijf jij de jouwe op de harten aas.” Ik stop haar de kaart toe en schud de andere kaarten. Geduldig wacht ik tot ze klaar is met schrijven, niet dat dat lang duurt, en plooi beide kaarten doormidden. “En nu stop je je kaart in je mond, helemaal, en dan gaan we die verwisselen.” Ik doe hetzelfde met mijn kaart en kijk haar geamuseerd aan. “En nu moet ik jou een kusje geven, zodat de kaarten kunnen wisselen.”
    Ik zie de aarzeling in haar ogen en kijk haar verzekerend aan. “Rory, het is gewoon voor de truc. Meer niet, dat weet je.” Glimlachend kijk ik haar aan en geef een bemoedigend kneepje in haar hand. Ergens begrijp ik het wel, maar het is alleen maar een poging om haar iets beter te doen voelen in dit enge huis. “Kom op,” fluister ik zacht, maar door de kaart komt het er vrij vreemd uit, waardoor ik even moet lachen. Ik word afgeleid wanneer Rory een stap dichter naar me toe zet en haar lippen op mijn mondhoek plaatst. Ik kijk haar even aan en het lijkt of alles even stilstaat. Het was niet de bedoeling dat dit… Oh nee.
    Ik kuch even en haal de kaart uit mijn mond, veeg ze wat af aan mijn mouw. “En jij moet nu hetzelfde doen,” zeg ik zacht met schorre stem. Mijn blik blijft op haar gezicht hangen, en wanneer ze de kaart openvouwt –die inderdaad verwisseld is met de mijne- zie ik het enthousiasme in haar ogen verschijnen. Voordat ze iets kan zeggen heb ik mijn lippen weer op de hare geplaatst en hoewel ik maar al te goed besef dat dit het laatste is wat ik zou mogen doen, voelt het veel te goed. Ik neem haar hand die de kaart vastheeft in de mijne en leg mijn andere hand in haar hals om haar zachtjes naar me toe te trekken. In mijn achterhoofd gaat er een alarm af, dat me waarschuwt dat ik verkeerd bezig ben. Dit mag helemaal niet! Gauw laat ik haar los en met een verwarde en verontschuldigende blik kijk ik haar aan. Nu heb ik het verpest.


    [toestemming van Cheryl om kort Rory wat te besturen ^-^]

    [ bericht aangepast op 7 april 2013 - 20:18 ]


    But I still have this faith in the truth of my dreams.

    [Ik ben weg tot vrijdag/zaterdag ^-^]


    But I still have this faith in the truth of my dreams.

    [Tarsus => Sixer]


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    |Ik ben dit weekend weg maar ik beloof dat ik ofwel zondagavond ofwel maandagavond ga reageren. (: |


    kindness is never a burden.

    Mary Elizabeth "Malice" Howard.
    Malice volgde Angies groene ogen toen die naar haar keek. Of eerder naar haar armen. Kleine littekens waren zichtbaar op de plekken waar Malice haar vroeger had gesneden. Meteen wis ze waarom Angie daarnaar keek. Ze had ook littekens. Ze sneed zich vroeger ook. Alleen had zij er veel meer. Haar armen stonden vol. Malice was er niet van onder de indruk. Angie was vroeger ongelukkig geweest, maar dat is iedereen wel eens. En dan doen die mensen zichzelf pijn, zoals Malice had gedaan. Maar anderen hadden haar ook pijn gedaan. Ze hadden haar lelijke namen genoemd en haar geschopt en geslagen. Ze zouden eens hier moeten komen en Malice maakte een eind aan hun leven.
    "Nee," beantwoordde Angie mompelend Malice' vraag. Ze klonk nogal geïrriteerd. Malice trok een wenkbrauw op en haalde toen haar schouders op. Ze keek de kamer rond en zag toen een oude stoel in een hoekje. Malice liep naar de stoel toe en ging er in kleermakerszit op zitten terwijl ze zwijgend naar Angie keek die het meisje nog een duw gaf. Malice' blik gleed even naar het voorwerp in Angies broekzak. De telefoon. Ze wilde de telefoon. Ze had de telefoon nodig.
    “Oké, ja." Malice keek op toen Angie terug sprak. “Neem jij haar voeten en ik haar armen. Dan zwaaien we haar er wel op of zo.” Malice glimlachte, knikte en stond op. Angie schoof haar haar achter haar oren en nam de voeten van het meisje vast. Malice was verward. Moest zij de voeten niet vastnemen? Ze stopte met lopen en keek Angie in de war aan.
    “Nou, chop chop," zei Angie koortsachtig. “We hebben niet de hele dag.” Malice fronste nog dieper. Ze waren geesten en leefden voor eeuwig en hadden dus wél de hele dag. Angie loog. En dat maakte Malice gefrustreerd. Mensen die liegen waren slechte mensen. Net zoals Aaron een slecht mens was. Omgaan met slechte mensen leidde tot slechte daden. Dat had Malice zelf ondervonden.
    "Ik denk niet dat ik je nog wil helpen." Malice sprak de woorden traag en duidelijk uit, alsof Angie achterlijk was. Misschien was ze dat ook, Malice wist het niet. De vreemdste mensen zaten hier vroeger in Briarcliff. Niets was onmogelijk. Ze zette een stap achteruit, richting de deur, maar bedacht zich toen dat ze nog steeds de telefoon niet had.


    kindness is never a burden.