Aowynn
De lik over zijn lippen, zijn ogen die over me heen glijden.. Ik wist niet waar ik het moest zoeken, de inwendige strijd bleef doorgaan. De ouwe Aowynn vocht om haar plek terug, maar de Aowynn van nu, verpest en verbitterd, hard gemaakt door wat ze had meegemaakt en geleerd vocht terug. Ik wilde niet weten hoe ik eruit zag, een wrak of misschien wel een compleet hopeloos geval. Zo wilde ik niet zijn, dit was niet wie ik was maar hoe hard ik ook vocht mijn masker terug op te zetten het lukte me niet.
Zo vrolijk als ik vroeger was, zingen door het huis, knuffelen met mijn ouders en vooral mijn vader wanneer mama weg was. Ik had niks meer. De vrienden van toen waren er nu niet meer, behalve mijn huntergroep was er niemand meer. Een brok in mijn keel verscheen en ik vocht uit alle macht om mijn hoofd rechtop te houden. Waarom nu? Waarom nu dit moment en een inzinking op komst. Waarom bij hem? Wie zegt dat hij me zou kunnen begrijpen, wie zegt dat hij me niet faliekant in mijn gezicht uitlacht. Hij raakte een snaar die al zovaak geraakt, die zoveel mensen hadden geraakt.. Hij wilde weggaan, omdat dat was wat ik hem liet denken dat ik wilde. Omdat ik hem wegduwde.
Ik wilde dat niet meer. Ik wilde huilen wanneer ik verdrietig was, lachen wanneer ik vrolijk was, dansen op de momenten dat ik zo in mezelf bezig ben. Ik wilde vriendschap, iemand waar ik op kon rekenen en die me zou steunen door elke keuze die ik maakte. Iemand liefhebben die mij ook lief had, om wie ik werkelijk was en niet om wie ik enkele minuten geleden was. Ik wilde mijn eigen leven, een die niet overgenomen werd door het jagen, maar een die dat kon delen. Een leven naast mijn jagersleven, maar wel in eigen persoon.
Voordat ik ook maar enigszins kan tegenstribbelen staat Memphis voor me, zo dichtbij dat ik niet weet waar heen te vluchten. Vluchten, dat was precies wat ik wilde. Ik haatte het punt dat hij me nu zo zag, niemand mocht me zo zien. Ikzelf had me zo nog niet eens gezien. Als hij zijn armen om me heen legt en me stevig tegen zich aan drukt, verstijf ik. Mijn handen ballen zich tot twee stevige vuisten, klaar om hem met een rotgang van me af te duwen en een vreselijke tirade over hem los te laten waar in godsnaam hij het lef vandaan haalt me zo te vast pakken.
Maar het gebeurd niet, de zo strakke controle over het blijven zijn wie ik nu was verloor ik, en in plaats van te doen wat ik de afgelopen 10 jaar had gedaan, deed ik nu iets wat ik vroeger gedaan zou hebben als ik iemand nodig had. Mijn vingers grijpen zijn shirt vast, klemmen deze in mijn vuisten terwijl ik inkrimp en mezelf nog dichter tegen hem aandruk.
“We hebben allemaal onze demonen… Aowynn,” zegt hij zacht terwijl zijn vingertoppen zacht over mijn rug heen glijden. Ik hoor mezelf een lach uitstoten, een lach die zegt niet eens te weten waar het begin of het einde is. “Misschien kunnen we ze gewoon niet alleen overwinnen..”
Mijn vuisten ballen zich nog steviger op waarna ik mijn gezicht verberg in zijn nek. Licht snuif ik zijn geur op, sluit mijn ogen en luister kort naar zijn ademhaling. Nog steeds is elk spier in mijn lichaam gespannen, en is de verwarring nog compleet aan de gang. “Wie zou me kunnen helpen als ik op dit moment niet eens weet waar ik mezelf moet helpen..“breng ik uit hopende dat ik op z’n minst de emoties in mijn stem onder dwang kon houden.
Inwendig lachte ik om de gedachten alleen al. Waarom op dit moment überhaupt nog een poging doen niks meer te laten merken, als Memphis me nu ten gronde zou willen helpen had ie me precies waar die me het hardste pakken kon. Geëmotioneerd, verward, brekend en zelfs kwetsbaar. Een verkeerde duw, of een flinke schop door de verwarringen die er al waren en ik zou breken.
“Ga met me uit. Zaterdagavond, een etentje en naar de bios. Da hoef je het grootste deel van de avond niet eens tegen me te praten als je dat niet wilt, en- en ik hou mijn handen thuis.”
Kort verstijfde ik weer even, opende mijn ogen en duwde me iets naar achter zodat ik hem aan kon kijken, zijn shirt nog steeds stevig vasthoudend omdat ik heel diep van binnen ergens nog te bang was dat hij weg zou gaan. Iets wat ik hem ergens niet eens kwalijk kon nemen.
“Ik ga mee,” flapte ik er zonder er ook maar een beetje goed over na te denken uit. Mijn mond klapte dicht terwijl ik hem aan bleef kijken, en mijn ogen kort over zijn gezicht liet glijden. Waarom wilde hij met me uit? Ik was alles behalve de types waar hij mee uitging, leek nog geen klein beetje op ze. Was het misschien medelijden, of medeleven? Ik hield de vragen voor me, sprak ze niet hardop uit. Ik had het een uur geleden vlot gedaan als hij het me toen gevraagd zou hebben, toen zou ik er niet eens over nagedacht hebben ja te zeggen, nu interesseerde het me niet.
Voor eens in mijn leven, nadat mama was overleden, wilde ik iemand die bij me bleef en niet door mijn eigen toedoen hard van me wegrende.
[ bericht aangepast op 29 sep 2013 - 12:27 ]
'Three words, large enough to tip the world; I remember you.'