• Deze RPG speelt zich af aan het koninklijk hof. Alle informatie over waar het zich afspeelt, de omgeving, gewoontes en dergelijke kan je hier vinden. De tijd waarin de RPG zich afspeelt, is zoals jullie waarschijnlijk al doorhadden, de Middeleeuwen. Maar niet zoals het werkelijk was, het is namelijk een fantasie wereld.
    Van mensen met toverdrankjes tot reuzachtige draken, het is allemaal toegestaan.

    Elke tien jaar worden er uit de omliggende dorpen twee mensen, die in het rijke bezit zijn van een machtig mythisch wezen, uitgekozen om een training te komen volgen aan het koninklijk hof, ze zullen getraind worden door de beste meesters die er zijn.

    Het is een eeuwenoude traditie die nooit verdwenen is, ontstaan in een periode vol oorlogen. Spionnen van de heer hadden de belangrijke taak de twee uitverkorenen te kiezen. Deze moesten natuurlijk wel voldoen aan een aantal eisen, zoals dat ze in het bezit moesten zijn van een mythisch wezen en er mee om moesten kunnen gaan. Enkel de besten werden uitgekozen en mochten naar het hof komen en kregen training van de beste trainers om nog beter met hun dier om te kunnen gaan, maar ook met wapens. Ze werden ingezet in de oorlogen en strijd als aanvoerders van kleine legers of werden uitgezonden op privé missies.
    Er zat een hoop verantwoordelijkheid achter de taak als uitverkorene en het was dus een hele eer als je uitgekozen werd, een droom van velen zelfs.

    En dat is het nog altijd. De twee voorheen gewone dorpelingen komen ineens in een heel ander wereldje terecht en plots kijken er mensen naar hun op. Sommigen weten zich erg goed aan te passen, anderen krijgen heimwee en bij enkele stijgt de roem en rijkdom ze naar het hoofd. Hoe reageren de andere bewoners op het koninklijk hof hierop? Zoeken ze hun roem bij de uitverkorenen, negeren ze ze of proberen ze hun neer te krijgen?


    Er wonen dus verschillende mensen aan het koninklijk hof, mensen met verscheidene beroepen en rangen,
    probeer je ook in te leven in hun wereld, beleefdheden, tradities en dergelijke. Om dit gemakkelijker te maken
    heb ik zelf wat dingen op een rijtje gezet en die kan je hier lezen. Voor de rest laat ik jullie helemaal vrij in alles.

    De bijhorende story: Hier
    Het rollentopic: Hier

    De personages:
    - Moffat - Oliver John Tozay - 24 - Zoon heer - 1,1
    - Aotearoa - Dante Florian Lunix - 26 - Trainer van Esmée - 1,8
    - Goldenwing - Emlyn - 28 - Stalmeester - 1,4
    - Sid - Philip ‘Pip’ Lamora - 20 - Stalknecht - 1,?
    - Tortura - Adam Michael Jones - 26 - Arts - 1,2
    - Nyan - Samuel ‘Elias’ Clarckson - 20 - Expert mythische wezens - 1,2
    - Capricious - Moren Bervag - 24 - Minstreel - 1,5

    - Linchpin - Valeria Francesca Arryn - 22 - Verloofde Oliver - 1,3
    - Endure - Esmée Fox - 21 - Uitverkorene - 1,1
    - Endure - Eleanor Pantheras - 17 - Dochter waard Gouden Hippogrief - 1,1
    - Colfer - Camilla Victoria - 19 - Verzorgt dieren&tuin - 1,1
    - Gipsy - Ameline Rose Ermengard - 19 - Nichtje v/d Heer - 1,4
    - Lexus - Gwen Verselli - 18 - Arts in opleiding - 1,?
    - Boira - Francesca Gostanza Maria – Xisca – Piombino - 24 - Prinses Gelfrina - 1,5

    [ bericht aangepast op 31 dec 2012 - 15:49 ]


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    [Ik zal laat in de avond misschien nog iets schrijven want moet dadelijk gaan werken.]


    Forget the risk and take the fall...If it's what you want, it's worth it all.

    Moren Bervag

    Met een lome blik bestudeerde ik het plafond. Mijn ledematen voelden aan alsof ik dagenlang in een bad had liggen weken en een onophoudelijke pijn dreunde door mijn hoofd. Ik zag het nut er niet van in om op te staan. Als het me zou lukken om mezelf overeind te helpen, zou ik er alsnog niet in slagen om me voort te bewegen. Daarnaast drong er een weeïge lucht mijn neusgaten binnen die mijn maag liet omdraaien en dat had uiteraard het gevolg dat ik het helemaal niet meer zag zitten om actie te ondernemen.
    Wat de oorzaak was van de toestand waarin ik verkeerde, lag voor de hand. De kelk die ik losjes in mijn rechterhand hield geklemd, wees erop dat ik had gedronken. Het braaksel dat vlak naast me lag benadrukte dat en liet me direct weten waar de zure geur die ik zojuist had waargenomen vandaan kwam.
    Zonder me te bekommeren om waar ik was, sloot ik mijn ogen om de hoofdpijn die me teisterde te verdringen
    Nadat ik wederom in slaap was gedommeld, nam ik zodra ik weer wakker was de moeite om me te concentreren op de dingen die ik zag. Duf staarde ik naar de koude, stenenvloer waarop ik lag en verward nam ik de sierlijke kandelaars tegenover me in me op. Langzaam plantte ik mijn ellebogen op de grond om mezelf vervolgens onbehendig omhoog te drukken. Toen ik eenmaal onderuitgezakt tegen de muur zat, besefte ik me dat ik me op een plaats bevond waar ik niet hoorde te zijn. Normaalgesproken bracht ik mijn nacht in de huizen van de bediendes door en het was duidelijk dat dat deze keer niet het geval was geweest.
    ‘O bah, wat doe jij nou hier?’ hoorde ik een vrouwenstem snerpen. Het geluid was zo scherp dat het een steek in mijn hoofd veroorzaakte.
    De vrouw die me had gefolterd met de hoge klanken waarmee ze sprak, kwam dichterbij. Ze was waarschijnlijk een bediende of hofdame die het niet prettig vond dat ik haar, door mijn afgelopen dronkenschap, extra werk had bezorgd. Geërgerd vroeg ze me meerdere malen tevergeefs of ik weg wilde gaan. Ik weigerde dit te doen, maar toen ze dreigde me te slaan, verliet ik uiteindelijk strompelend de gang.
    Na wat een eeuwigheid leek te duren, kwam ik terecht in de eetzaal. Ik wist niet of ik daar was gewenst, maar de honger die meester over me werd liet me daar het lak aanhebben. Een verlaten brood dat op één van de lange tafels lag, trok mijn aandacht en ik was er volledig door in beslag genomen. Ik wilde net mijn tanden erin zitten toen ik werd afgeleid door een gesluierde gedaante.

    [Dit is de eerste keer dat ik mee doe aan een RPG, dus als ik iets niet volgens de regels doe, moet je me dat maar even laten weten!]

    [ bericht aangepast op 29 dec 2012 - 17:06 ]


    If you wanna fly, you got to give up the shit that weighs you down.

    Francesca Gostanza Maria – Xisca – Piombino

    Nanna haalde haar handen zorgvuldig door mijn losse haren. De zijkanten van mijn kapsel had ze ingevlochten met gouden linten. Mijn pony liet ze vrij. Nanna was altijd gek op mijn pony. Ze wilde hem altijd vrij houden om mijn donkerbruine haren te eren. Met haar tengere vingers weefde ze voorzichtig kleine bloementjes in mijn vlecht. Een glimlach sierde mijn gezicht terwijl ik in de spiegel meekeek. Nanna ging nooit weg totdat ik er tip top uitzag. Naar haar eigen zeggen was dat haar taak die ze van de heer had gekregen. Nanna had de taak om mij, zolang ik hier aanwezig was, zo goed mogelijk te verzorgen en dat deed ze goed. Nanna was precies wat iemand nodig had. Een verzorgde, lieve vrouw, die weet hoe het moet.
    Nanna trok haar handen weg van mijn haar en ik keek opnieuw in de spiegel. Ik kon niets anders dan glimlachen.
    “Het is prachtig, Nanna,” zei ik tegen haar. “Je overtreft jezelf keer op keer.”
    Nanna sloeg haar ogen neer en bedankte me beleefd voor mijn compliment. Lachend stond ik op en streek ik de rok van mijn jurk recht. Nanna verdeelde de rok netjes over de vloer zodat het er ‘gelijk’ uitzag. De jurk was perzikkleurig, lichter door mijn eigen huidskleur. Hij sloot, door het korset, erg nauw rond mijn bovenlichaam. De jurk reikte tot ver over mijn enkels waardoor het een soort van sleep achter zich vormde. Ik hield van de gouden accenten die er op de jurk waren geborduurd. De ruches, de steentjes, de knoopjes, de borduursels, ze waren precies dezelfde kleur goud als mijn ketting en de sleutel daaraan. De sleutel was een echte sleutel en alleen ik wist op welke deur hij paste. De deur waar de hele oorlog in mijn eigen stad om ging. De oorlog daar had geen zin want niemand wist precies waar die deur was, laat staan de sleutel. Vader had me op het hart gedrukt om niemand iets te vertellen over de eventuele plaats van de deur, of over de sleutel. Ik moest het ding van hem beschermen met mijn leven en als mijn vader me iets opdraagt, dan doe ik dat ook.
    Voor de laatste maal bedankte ik Nanna en ik trok de cape, die bij mijn jurk hoorde, aan. De perzikkleurige capuchon sloeg ik deels over mijn haren zodat ze beschermd bleven voor de mogelijke zon. Van de dokter mocht ik vandaag voor het eerst buiten het hof komen, echt het dorp in wat betekende dat ik ook eindelijk weer met Lapa, mijn Pegasus op stap kon. Opgewonden liep ik de trap af, niet erg lettend op de mensen om me heen totdat er een onbekend gedaante de hoek om kwam. Even bleef ik staan. De rok van de gedaante zwierf over de grond. Haar cape was te ver over haar hoofd getrokken om ook maar een gezicht te kunnen zien. Een rilling liep over mijn rug. Ik hield niet van vreemdelingen, zeker niet van dit soort vreemdelingen. Met mijn ogen volgde ik haar terwijl de vrouw verder liep richting de eetzaal. Ik wist dat ik mijn wantrouwigheid moest loslaten maar toch kon ik mezelf niet bedwingen en in plaats van verder te lopen, rende ik op een rap tempo verder naar de kasteeldeuren waar de twee soldaten stonden.
    “Rupert,” riep ik een van de twee buitenadem.
    De grote man met een speer in zijn hand draaide zich om richting mij.
    “Prinses,” zei hij met een glimlach.
    “Xisca,” verbeterde ik hem “Wie is die vrouw met die cape?”
    Rupert’s ogen schoten naar die van zijn collega en ze leken een soort van telepathisch gesprek te houden.
    “Een bekende van de heer,” klonk zijn uiteindelijke antwoord.
    Ik trok één wenkbrauw omhoog en zuchtte. Ik wist dat ik Rupert kon vertrouwen, net als de heer, dus twijfels mocht ik niet hebben, maar toch zat de onbekende me niet helemaal lekker. Ik knikte en zei de twee wachters gedag en volgde in gedachte mijn weg richting de hofstallen waar Lapa stond.
    Lapa scheen te ruiken dat ik eraan kwam want ze begon hard te hinniken zodra ik op twintig meter afstand was. Ik snelde me naar de Pegasus.
    “Meisje,” lachte ik en ik haalde mijn hand door haar haren. “Zullen wij zo een stukje rijden?”


    "The only way of finding a solution is to fight back, to move, to run, and to control that pressure."

    (Well ik laat Armylles zo naar de markt gaan. Wie wil hem meeten? )


    Egal was kommt, es wird gut, sowieso. Immer geht 'ne neue Tür auf, irgendwo.

    Emlyn

    Met zijn kuiten zette hij druk tegen de bonte buik van de slanke merrie, het dier begreep zijn hulp juist en zette de galop in. De manen van het prachtige paard onder hem wapperden in de wind terwijl hij zich mee liet nemen in de beweging van het dier. Hij ging staan in de beugels en boog zich dichter naar voren toe waardoor de merrie nog wat meer versnelde. Het dier had heel wat in haar mars, lekker pittig maar op stal een echt knuffeldier. Emlyn genoot hiervan, zo hard mogelijk over de vlakte heen scheuren met een prachtig dier onder hem, geen tijd om aan andere dingen te denken. Slechts hij en de merrie.

    “Stalmeester Emlyn, stalmeester Emlyn!” Bruut werd hij uit zijn heerlijke droom gehaald. De persoon die hem wakker probeerde te maken deed dat niet alleen met woorden, hij werd ook nog eens door elkaar geschud. “Grmmm..” Kwam er over zijn lippen terwijl hij zijn ogen opende. Hij keek in de ogen van één van zijn stalknechten die een lantaarn vasthield en nogal ernstig keek. “Wat is er zo belangrijk dat je me nu wakker moet maken?” Het kwam geïrriteerd uit zijn mond en dat was ook niet zo’n verrassing aangezien hij alles behalve graag uit deze heerlijke droom werd gehaald. Met zijn hand gleed hij over zijn gezicht heen om zijn slaap uit de ogen te wrijven. “Golden Velvet is gewond, zijn linker achterbeen ligt deels open.” De stalknecht praatte zo snel dat hij over zijn woorden struikelde en het even duurde voordat de ernst van de situatie tot Emlyn door drong. “Is het ontstoken?” Emlyn kwam ondertussen uit bed en trok wat kleding aan. “Dat kon ik niet goed beoordelen heer, daarvoor zou ik graag uw oordeel willen.” De jongen sprak nog steeds snel maar struikelde al minder over zijn woorden dan de vorige keer. De onderdanige toon was Emlyn opgevallen en dat was alleen maar slim van de jongen, in dit soort situaties kon je snel je baan kwijt raken als je maar iets verkeerds zei of verkeerd handelde. “Op het moment, is er iemand bij Golden Velvet?” Voor de jongen liep Emlyn zijn kamer uit. Met het licht dat van de lantaarn achter hem kwam liep Emlyn naar de juiste stal toe. “Uiteraard heer, Bruce zorgt ervoor dat de hengst niets meer overkomt.” “Goed, heel goed.”

    Na een inspectie door Emlyn zelf bij het beste licht dat ze op het moment hadden bleek dat het wel wat mee viel, de dierenarts hoefden ze er niet acuut voor midden in de nacht wakker te maken. Dat scheelde een hele hoop. Emlyn liet de stalknecht die hem zojuist wakker had gemaakt zorgen voor ontsmettingsmiddel, een doekje en verband zodat ze voor een tijdelijke oplossing konden zorgen. Met de hulp van de stalknechten wist Emlyn de hengst redelijk rustig te houden terwijl de wond werd ontsmet, dat zou hopelijk een infectie buiten de deur houden. De wond werd verbonden en vervolgens moest één van de stalknechten verplicht de rest van de nacht op de hengst passen, het dier moest het verband precies zo om houden zodat ernstigere schade werd voorkomen. Emlyn zelf ging weer terug naar bed om nog een paar uurtjes slaap te krijgen, de stalknechten liet hij overdag wel wat bij slapen.

    Nog voor het kraaien van de haan was Emlyn alweer uit bed om eerst Golden Velvet en de rest van de dieren te checken waarover hij verantwoording moest afleggen. Na die controleronde waren zijn stalknechten allemaal aanwezig, zodat hij ze aan het werk kon zetten. Bruce, die de wacht had gehouden bij de hengst, liet hij de dierenarts ophalen om naar de verwonding te kijken. Het duurde niet lang of Bruce kwam terug met het bericht dat de dierenarts tijdelijk de stad uit was. Een geïrriteerde zucht verliet Emlyn zijn mond, hoe moest hij dit nu gaan oplossen? Na wat denken bedacht hij zich dat de arts in opleiding natuurlijk nog wel aanwezig was. Ze heette Gwen Verselli als hij zich niet vergistte. De kans was groot dat hij het echter bij het verkeerde eind had, namen waren niet zijn sterkste punt, maar het was wel iets in die richting. Hij liet haar in ieder geval halen door Bruce zodat zij naar de hengst kon kijken. Voor een uitwendige wond kon een gewone arts niet heel veel kwaad, die zou het ook wel weten. In de tijd dat Bruce de vrouw ging halen lette hij op Golden Velvet, zodat die geen rare fratsen uithaalde. Wat was eigenlijk de toedracht van deze verwonding? Voor het eerst sinds hij op de hoogte was van deze situatie vroeg hij zich dat pas af. Eerder was hij niet wakker genoeg geweest.


    Stand up when it's all crashing down.

    Samuel Elias Clarckson
    Na zo de helft van het boek doorbladert te hebben besloot ik een wandeling te maken.
    Het was tenslotte een mooie zonnige dag en mijn hersens konden wel wat frisse lucht gebruiken.
    En ook,zo hoefde ik de bib niet op te kuisen. Ik stond op riep nog naar mijn vader dat ik even weg ben en nam wat geld,waarna ik naar buiten liep.
    De zone stralen branden al op mijn huid en de koele wind,zorgt ervoor dat ik niet verhit raakte.
    Het was aardig druk op de markt,dus besloot ik even te wachten met daardoorheen te lopen.
    Mijn oog viel dan op heer Jones en vrouwe Pantharas,die wat verderop aan het praten waren.
    Overlaatst waren er 2 vrouwens eens de bib in geweest,toen mijn vader aan het werk was.Ze waren hun roddel met hem aan het delen en ik had er ook wat van opgevangen.
    Ze hadden verteld dat heer Jones weer had geflirt en daardoor vrouwe Pantharas aan de haak geslagen had.
    Ik geloof de meeste roddels ook niet echt,maar aangezien ik hun zie,begin ik toch te twijfelen.
    Roddelen was zowat een gewoonte van het dorp en ik viel soms ook in hun leugens.
    Soms waren ze ook erg onbeschoft en gemeen.
    Ik besloot mijn tijd wat te besteden aan een praatje met hun twee dus ga ik op mijn gemak naar hun toe en groet hun eerst met een vriendelijk knikje.
    “Goeie morgen heer Jones en vrouwe Pantharas.”begroet ik hun.Het ging wat makkelijker aangezien ik Eleanor ken van de Gouden Gippogrief. Ze was erg aardig en nu ik het me bedenk,het was best wel een tijd geleden dat ik nog eens een pint had gedronken.
    Ik glimlachte even vriendelijk naar hun. Ik praatte meestal niet veel ,maar af en toe lukte het me wel.
    Het is een soort van vreemd iets dat me vaak tegen houd iets te zeggen,voor de anderen wat tegen me zeggen.
    Ze leken daarnet wel over iets ernstigs te praten en ik hoopte dat ik hun niet stoorde.


    I caught a golden trout! But the real treusure? Friendship - ACNH

    Ameline Rose Ermengard - Nichtje van de Heer

    "Hallo," Het was een vrouwenstem die me uit mijn gedachtes haalde waardoor ik me automatisch omdraaide in de richting van het geluid.
    De kap van mijn mantel wierp een lange schaduw over mijn gezicht, maar liet toch enkele donkere krullen zien waardoor het niet erg moeilijk was om te gokken wat ik was.
    "Hallo," Begroette ik de vrouw redelijk afstandelijk, ik had haar nog nooit gezien, dat stond vast.
    De vrouw had bruine lokken en redelijk opvallend lichte ogen waardoor ze min of meer een bijzondere verschijning was.
    Hoewel het redelijk onbeleefd van me was, weigerde ik nog steeds om mijn kap af te zetten in het bijzijn van deze vrouw, ik wilde nog heel even wachten.
    "Is Oliver hier ergens?" Mijn stem had een andere toon gekregen, het was van afstandelijk naar nieuwsgierig gegaan, wat ik ook degelijk was.
    Ergens diep van binnen, wilde ik hier eigenlijk niet zijn maar het was mijn status die er voor zorgde dat ik me hier wel moest vertonen.
    Ik wilde het gezicht van Oliver wel eens zien wanneer hij merkte dat ik blijkbaar niet dood was.
    Dat ik na een jaar hier terug zou staan, had ik nooit echt verwacht, ik had er alleen maar van durven dromen maar blijkbaar waren de goden me goedgezind.
    In een jaar was ik hard veranderd, ik was harder, afstandelijker en tot op een zekere hoogte ook verbitterd.
    Verbitterd om het feit dat niemand de moeite had genomen om een deftige zoekactie op te richten, ze hadden waarschijnlijk wel naar me gezocht, maar gewoon niet goed genoeg.
    Of ik het Oliver ooit zou kunnen vergeven, wist ik niet, daarvoor zou ik hem moeten zien.
    Er was teveel gebeurt om het hem allemaal zomaar te vergeven, ik heb moeten moorden om mijn vrijheid terug te krijgen, iets wat ik mezelf ook nooit zou vergeven.
    Wanneer ik doorhad dat ik al een tijd niets had gezegd, wandelde ik langzaam naar de tafel die in de eetzaal stond en liet mijn slanke vingers over het hout van de tafel gaan.
    Een kleine, treurige glimlach stond op mijn lippen wanneer ik de kerven zag die ik er ooit eens in had gezet met mijn mes wanneer ik nog klein was.
    Iedereen was er zo boos om, dat ik me genoodzaakt voelde om in alle stilte te verdwijnen voordat ik in de problemen zou zitten.
    Ik wist nog dat ik toen naar de stallen was gegaan, waar ik voor het eerst de witte merrie had gezien die sinds toen mijn paard was geworden.
    Helaas was het paard enkele maanden geleden gestorven, iets waar ik nog voor een lange tijd om zou treuren.


    [Werken is zo vermoeiend (cat) Ik heb wat geschreven in de hoop dat het nog iets degelijk zou zijn, maar omdat ik nu echt een zombie ben, ga ik slapen. (: ]


    Forget the risk and take the fall...If it's what you want, it's worth it all.

    Haha, Eleanors karakterbeschrijving en alles is echt crap ;p Shame on me, volgens mij lukte het me toen niet het uit te werken, maar ik zal dat binnenkort wel eens doen denk ik.

    Eleanor Pantheras.
    Tot haar grote opluchting nam heer Jones een deel van haar boodschappen over en ze glimlachte dankbaar naar hem. Ze was al bang dat ze wat zou laten vallen. "Prima, vrouwe Pantheras," antwoordde hij op haar vraag hoe het met heer Lunix ging. "Dat is fijn om te horen," zei Eleanor en de opluchting was duidelijk in haar stem te horen. "En met mij gaat alles goed," vervolgde ze en keek hem kort aan, "Hij doet de laatste tijd goed zaken en is veel beter gehumeurd. Het doet me goed hem weer eens zo blij te zien." Ze glimlachte bij de gedachte aan haar vader, ze hadden net een periode gehad waarin de Gouden Hippogrief minder klanten dan normaal trok en ze had het duidelijk aan haar vader kunnen merken dat hij zich zorgde maken. Gelukkig hoefde hij, en zij dus ook, dat nu niet meer. Plots realiseerde ze zich dat het niet alleen een gevoel was geweest dat mensen hun nogal nastaarden, de mensen deden het namelijk ook echt. Verbaasd keek ze naar een aantal mensen en vroeg zich af wat er te zien viel. Het gaf haar een onzeker gevoel dat de mensen zo naar hun staarden, ze dacht zelfs zo nu en dan wat gefluister te horen. Ze wilde net aan heer Jones vragen of hij wist waar het aan lag toen ze onverwachts gegroet werden door Samuel. Samuel Clarckson was een vaste klant van de Gouden Hippogrief, al had ze hem de laatste tijd nog maar weinig gezien. "Dag Samuel," groette ze hem terug. In het begin had ze hem bij zijn achternaam genoemd, maar hij had er op gestaan dat ze hem Samuel zou noemen. (Is 't goed? Vond 't beter klinken dan heer Clarckson ;p) "Ik heb u al een poos niet meer gezien in de herberg van mijn vader, heeft u het druk?" vroeg ze uit pure belangstelling. Eleanor toonde altijd wel interesse in de mensen, al was ze niet erg nieuwsgierig aangelegd en als iemand dan ook aangaf dat hij of zij het er verder niet over wilde hebben, dan legde ze zich daar bij neer. In deze tijden hadden mensen vaak geheimen en dingen die ze liever niet bespraken en daar had ze vrede mee.
    Eleanor wierp nogmaals een blik op de mensen om hun heen, als ze alleen maar wist waarom ze zo staarden, dan kon ze er misschien iets aan doen. Misschien als ze meer lef had gehad dat ze het recht op de man had gevraagd aan de mensen, ze vond het immers hartstikke onbeleefd, ondanks dat het vaker gebeurde hier in het dorpje. Helaas was ze niet gezegend met een flinke dosis lef en sloeg ze haar ogen neer. Hopelijk waren het geen roddels die ervoor zorgden dat de mensen zo staarden, als zij een slechte reputatie kreeg, om wat voor reden dan ook, dan had dat ook invloed op de herberg van haar vader. Klanten zouden minder snel langskomen, gaan naar de concurrentie en zo zou er uiteindelijk niemand meer zijn die naar de Gouden Hippogrief wilde. Het waren dingen waar ze liever niet aan dacht, maar die nu wel haar gedachtes binnenslopen. Vanuit haar ooghoeken keek ze naar heer Jones en toen naar Samuel, zouden hun er iets vanaf weten?


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    Zo lang hoeven jullie post niet te zijn! Ik had gewoon inspiratie, dus laat ej hierdoor niet afschrikken ;p

    Esmée Fox.
    “Goedemorgen vrouwe.” Esmée opende slaperig haar ogen en keek naar het bekende figuur dat de kamer in kwam lopen. Het was een wat oudere, mollige vrouw en aan haar gezicht was duidelijk te zien dat ze al veel had meegemaakt, maar ze zag er vooral erg vriendelijk uit. De vrouw liep naar de hoek van de kamer waar een tafeltje en een stoel stond en zette er een kom op, Esmées ontbijt. “Heeft u goed geslapen?” vroeg de werkster haar en Esmée knikte. “Zonder twijfel,” antwoordde ze en glimlachte kort terwijl ze terugdacht aan die nacht. In de avond was ze nog langs haar draak Wyvern gegaan, waarna de stalmeester, heer Emlyn, waar ze overigens zeer slecht mee overweg kon, haar zonder pardon had ingesloten. Ze had het niet erg gevonden te slapen bij haar draak, ze hadden immers een erg goede band en thuis sliepen ze ook altijd samen, maar het feit dat hij haar elke keer zo dwars zat maakte haar woedend. Zij kon hem niet uitstaan en andersom.
    Esmée wilde uit bed stappen, maar merkte direct dat al haar spieren leken te verkrampen bij de kleinste beweging. Natuurlijk, dacht ze bitter, dat moest komen van de zware training van de dag ervoor. Ze had het idee dat ze zelfs spierpijn had op plekken waarvan ze niet wist dat je daar spierpijn kon krijgen. “Elizabeth?” vroeg ze de werkster die klaar stond met een nachtjapon voor over haar slaapkledij, “kan je alsjeblieft thee voor me halen?” Het laatste wat ze wilde was dat iemand haar als een oud wijf kreupel uit bed zag komen. “Oh, natuurlijk vrouwe,” antwoordde de vrouw en legde de nachtjapon op het voeteneinde van Esmées bed, “ik ben zo terug.” Esmée keek hoe de wat oudere vrouw vertrok en stapte pas uit bed toen ze zeker wist dat de vrouw weg was. Ze beet haar tanden flink op elkaar toen ze merkte hoe erg haar lichaam leek te protesteren tegen de bewegingen. Esmée trok de nachtjapon aan en begon wat door de kamer te lopen om haar spieren warm te krijgen. De pijn leek al gauw weg te trekken en al snel had ze haar eigen, elegante en misschien ietwat arrogante manier van lopen weer.
    Toen de pijn grotendeels weg was nam ze plaats aan het tafeltje en keek met een vies gezicht naar wat haar voorgeschoteld was. In de kom zat een soort pap met een wat grauwe kleur en lekker ruiken deed het ook niet, de geur, een mengeling van allerlei sterke kruiden, drong haar neusgaten binnen. Met tegenzin nam ze de lepel die klaar lag in haar hand en proefde wat van de vreemde brij. Direct had ze spijt en gauw slikte ze de viezigheid door. Ze had gehoopt dat er weinig smaak aan zou zitten, maar in plaats daarvan leek het eerder op een explosie van smaken in je mond.
    “Ach, ik zie dat u al begonnen bent. Smaakt het? Het is uit opdracht van heer Valenta, hij zei dat u dit moest eten, het zou u sterker maken,” ratelde Elizabeth terwijl ze binnenkwam met de thee en die ook op het tafeltje plaatste. “Eh ja..” begon Esmée, “het smaakt erg.. apart,” vertelde ze waarna ze de vieze smaak weg probeerde te spoelen met wat thee. Gelukkig leek Elizabeth niks door te hebben, de vrouw was al druk bezig met het opmaken van het bed, kleding klaarleggen en alle andere klusjes die ze opgelegd had gekregen.
    Zwijgend en met meer tegenzin dan in het begin werkte Esmée gauw de pap naar binnen met in haar achterhoofd het idee dat ze het nodig zou hebben voor de training. Toen Esmée klaar is stond ze op om zich op te frissen in de badkamer, maar ze werd tegengehouden door Elizabeth. "Ik moest van heer Oliver Tozay u deze brief overhandigen, hij heeft het te druk vandaag om u te ontvangen en ach hij is altijd aan het werk.." Elizabeth ratelde door, maar Esmée luisterde niet meer en liet haar ogen over de brief glijden. Haar ene wenkbrauw ging bij het lezen steeds meer omhoog. Er stond in vermeld dat heer Valenta met spoed een opdracht te klaren had en niet in staat was haar lessen te blijven geven, daarom was ze overgeplaatst naar heer Lunix. Ze knipperde een paar keer met haar goen en wist niet goed of ze blij moest zijn met dit nieuws of juist niet. In ieder geval zou ze af zijn van alle vooroordelen over haar en heer Valenta. "Ik ga me nu opfrissen," deelde ze mee en legde de brief op tafel, waarna ze in de badkamer verdween.

    Nadat ze zich had opgefrist had ze haar kleding aangetrokken. Elizabeth had er op gestaan dat ze een jurk aan zou doen, maar Esmée had volgehouden dat het praktischer was meteen haar kleding voor de training aan te doen. "Ik krijg die jurk nooit zelf uit, je wilt toch niet dat ik daarvoor heer Lunix zijn hulp moet vragen?" had ze vol blijven houden. De vrouw was boos blijven mompelen dat het ongehoord was dat ze in een broek rond liep, maar uiteindelijk was ze tevreden in haar kleding voor de training, bestaande uit een broek, tuniek en hoge laarzen van een ontzettend zacht en soepel leer, vertrokken. Terwijl ze richting het trainingsveld liep keek ze wat rond en gaf haar ogen de kost en het viel haar op dat bijna overal wel mensen aan het werk waren. Dat verklaarde waarom alles er hier zo netjes uit zag, bedacht ze zich met een glimlach.
    Op het trainingsveld zag ze al een eenzaam figuur staan en terwijl ze er naartoe liep kreeg het silhouet steeds meer vorm en kleur. Vlak voor de jongeman, hij was misschien ergens eind 20 gokte ze, bleef ze staan en boog kort. "Heer Lunix?" vroeg ze, al wist ze al dat ze het bij het rechte eind had en daarom stelde ze zichzelf direct voor, "Ik ben Esmée Fox." Bijna had ze er 'uw leerling' bijgevoegd, maar zichzelf zo noemen ging haar, ondanks haar goede voornemens zich aan alle beleefdheden te houden, toch echt te ver.


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    mijn topic

    Gwen Verselli

    Gwen was al vroeg op. Meestal was ze niet een van de eersten die in de ziekenboeg te bekennen vielen, doordat er veel zusters en dokters waren die vroeg aan het werk waren of nachtdiensten moesten draaien. Ze was echter altijd erg punctueel. Van het begrip ‘uitslapen’ had ze geen weet, dit deed ze haast nooit. Niet alleen omdat ze het een vorm van tijdverspilling vond maar ook omdat ze het werkelijk niet kon. Deze dag was ze echter nog vroeger opgestaan dan normaal, met een doel. Haar doel was dat ze deze dag minstens één van de operaties wilde doen die nog op haar lijst stond. Ze was een arts in opleiding en hoorde een aantal operaties te doen voordat ze haar opleiding kon afronden maar de laatste tijd wilde het niet vlotten. Niet alleen waren er vaak niet de patiënten aanwezig met een bepaalde aandoening die nog op haar lijst stond, het was niet gemakkelijk om aan de juiste operaties te komen. De dokters boven haar werden vaak eerder gevraagd om deze operaties te doen, niet alleen omdat de patiënten dit verzochten, maar ook omdat zij altijd de kleine ingrepen liever aan assistenten of zusters overlieten. Dan konden ze zelf ingewikkeldere operaties doen. Gwen dacht dat het ook iets te maken had met ‘status’, waar zo ongeveer iedereen aan dit hof voor op de knieën ging. Zelf vond ze het vreselijk irritant dat ze haar als ‘blondje’ en ‘jonkie’ soms maar weinig toevertrouwden, en hierdoor operaties voor haar neus weg werden ‘gestolen’. Daar liet ze natuurlijk niets van blijken, want dan kon ze wel fluiten naar haar opleiding. Haar hele leven had ze zo ongeveer aan het hof geleefd. Ze was er opgevoed, had er klusjes gekregen, zorg van een dienstmeid die ze een tijdje als haar moeder had gezien, en had er de kans gekregen voor een degelijke opleiding. Dat alles kon ze niet zomaar weggooien door zich ‘niet hoffelijk’ te gedragen.

    Op het moment dat ze klaar was om naar de ziekenboeg te gaan, met haar kleding al aan, hoorde ze snelle passen van voeten in de gang. Normaal gesproken was er nooit iemand zo vroeg op, althans niet in dit gedeelte van het huis van de heer. Het verwonderde haar dan ook niet dat de snelheid van de passen afnam op het moment dat deze haar kamer bijna hadden bereikt. Ze was al naar de deur gelopen voordat er geklopt werd, maar wachtte even een paar luttele seconden na het geklop. Wellicht zou het argwaan wekken als ze meteen de deur had opengetrokken. Ze keek op naar een meneer die zichzelf voorstelde als ‘Bruce’. Ze stelde zich ook aan hem voor en het kostte haar niet veel tijd voordat ze met hem kon vertrekken richting de stallen. Haar koffer zat vol medische spullen, genoeg om een heel legioen aan soldaten mee te helpen. Met snelle kordate passen had ze de paar schone doeken ook maar meegenomen. Toen ze had gehoord dat het ging om een paard had ze niet verwonderd haar wenkbrauw opgetrokken. De dierenarts was niet aanwezig en dus werd zij gevraagd. Ze vond het onbeleefd om te weigeren. Daarnaast vond ze het stiekem ook wel fijn om zich in een andere omgeving te begeven dan de ziekenboeg. Het enige waar ze over zou kunnen aarzelen, om de klus niet aan te nemen, was het feit dat ze niet wist of dit binnen haar bevoegdheid lag. Ze was immers nog een arts in opleiding en wist niet of dit niet officieel gezien door een dokter moest worden aangepakt. Haar handen gingen ook nog even naar de pot met pijnstillende kruiden, die zouden ook van pas kunnen komen.

    Ze bedacht zich dat haar haar nog los zat en de krullen waarschijnlijk alle kanten op stonden. Haar witblonde krullende lokken had ze daarom nog snel voor vertrek vastgebonden in een staart. Dit was niet alleen veel praktischer maar zag er bovendien ook een stuk netter uit. Als ze haar haren nu los zou hebben zou ze een hele bos krullen hebben, waarvan er een aantal ook nog de andere kant uit stond, en dat zag er niet bepaald net uit. Nadat ze dit had gedaan liep ze met heer Bruce naar de stallen. Het was maar een korte rit en ze wist precies waar de stallen zich bevonden, zoals ze alle plekken rond het koninklijk hof wel kende, maar liet zich toch leiden door de heer Bruce. Onder het lopen had ze net genoeg tijd gehad om hem te vragen naar wat de verwonding precies inhield. Het leek haar een vrij makkelijke klus, niettemin moest ze met paarden oppassen. Het waren schrikachtige beesten en je wist maar nooit wat ze konden doen als ze pijn hadden.

    Aangekomen in de stallen rook ze meteen de vertrouwde lucht van paarden, stro, en andere geuren die bij een stal hoorden. Het was veel te lang geleden dat ze zich in de stallen had vertoond. Het was ook niet bepaald iets wat ze geacht werd om te doen, aangezien ze een toekomstige arts was en geen eigen paard bezat. Veel redenen om naar de stallen te komen had ze dan ook niet. Ze was als jong meisje wel vaker in de stallen gekomen, toen het haar nog toegestaan was. Het was een plek waar ze zich meteen thuis voelde, al had ze nog nooit zo’n prachtig beest als een paard bereden. Haar ogen hoefden niet ver te zoeken om het betreffende paard op te merken. Ze zag dat er een man bij het paard stond, ze herkende hem als het hoofd van de stallen. Ze wachtte even uit beleefdheid, totdat hij haar aanwezigheid opmerkte. ‘Hallo, ik ben Gwen Verselli, arts in opleiding’ stelde ze zichzelf voor, al zou hij die gegevens al weten omdat hij anders haar niet had geroepen. Ze liet een kleine stilte vallen, voor het geval dat hij zich aan haar wilde voorstellen. Daarna keek ze meteen naar het linker achterbeen van het paard. Hoewel de wond verbonden was en hierdoor niet goed zichtbaar wist ze wel al de nodige informatie over de wond. Ze was nogal straight to the point en dus begon ze maar gelijk met praten. ‘Ik zie dat u er al voor heeft gezorgd dat de wond ontsmet is en is verbonden’ ze liep wat meer naar het paard toe, maar betrad de stal nog niet. Het was beter om eerst de wond vanaf een afstandje te bekijken en ze wilde dat het paard de tijd had om te wennen aan haar verschijning. ‘Dat is goed, dat heeft er voor gezorgd dat de kans op infectie een stuk kleiner is’ vervolgde ze. ‘Ik schat in dat ik de wond gemakkelijk kan hechten maar het zal prettig voor u paard zijn om deze pijnstillende kruiden binnen te krijgen voordat we daaraan beginnen’ Ze liet hem de kruiden zien, die makkelijk konden worden vermalen voor in het voer of het paard zo konden worden gevoerd. ‘Ik heb ook nog een aantal vloeibare pijnstillende middelen, mocht dat nodig zijn’. ‘Zou u het verband van het been af willen halen zodat ik de wond wat beter kan bekijken?’ vroeg ze aan het hoofd van de stallen. Ze zou niet zomaar een goed oordeel kunnen geven over een wond die verpakt was door verband.

    [ bericht aangepast op 30 dec 2012 - 14:13 ]


    Aan niets denken is ook denken.

    Francesca Gostanza Maria – Xisca – Piombino
    Ik schrok op van andere stemmen in de stallen. De borstel waar ik de manen van Lapa doorborstelde liet ik van schrik uit mijn handen vallen. Lupu hinnikte luid ter protest en ik drukt een geruststellend kusje op haar hoofd. Niet dat de Pegasus daar ook maar iets van begreep maar het was meer voor mijn eigen geruststelling. Helemaal bij Lapa was ik ook niet met mijn hoofd. In mijn gedachte spookte nog steeds de gesluierde gedaante die ik maar niet kon plaatsen, tegen mijn eigen frustratie. Onzorgvuldig haalde ik het laatste vlechtje uit Lapa’s manen en ik keek tevreden naar de golven die zich in haar haren hadden gevormd. Ze waren prachtig. Ik wreef over de rug van het witte beest.
    “Ik ga heel even weg,” fluisterde ik naar haar. “Ons ritje komt later deze dag, beloofd.”
    Alsof het wezen me begreep, leek ze te knikken, maar dat kon ook mijn verbeelding zijn. Ik sloot Lapa hok achter me toen ik haar stal verliet. In een haastig tempo liep ik de hofstallen uit zonder aandacht te schenken aan de andere mensen. Normaal had ik ze op zijn minst vriendelijk gedag gezegd of een praatje met ze gemaakt, maar vandaag even niet. De vrouw met de cape zat me niet lekker. Waarschijnlijk was het mijn eigen achterdocht was me weer eens te pakken nam, of was er helemaal geen gesluierde vrouw. Paranoia, dat was ik geworden. Op een vluchtig tempo liep ik achter de wachters langs en het hof binnen. Toen ik hier twee weken geleden voor het eerst was, was het kasteel een doolhof voor me. Het is fascinerend hoe je hersenen zo’n slangennest van gangen kan onthouden, er leek bijna logica in te zitten. De bediendes en andere medewerkers in en rondom het hof zag ik niet eens langs flitsen. Soms hoorde ik hoe iemand me gedag zei, maar tegen de tijd dat ik dat besefte was het al te laat om iets terug te zeggen. Mijn sandaaltjes klakte op de stenen vloer. Er was één ding waar ik hier maar niet aan kon wennen, iets waar ik waarschijnlijk nooit aan zal wennen en dat was de – voor mij – ijzige koud in het kasteel. Ik mistte de warmte, de zon op mijn ontblote lichaam, maar helaas, dat zat er hier niet in voor mij. De mysterieuze gedaante had ik voor het laatste gezien toen ze richting de eetzaal liep. Een vreemde plek. Misschien was ze hongerig? In dat geval was het nog steeds vreemd. Het feit dat ze die zaal überhaupt wist te vinden, bewees dat ze hier al vaker was geweest. Waarom wilde Rupert me dan niet vertellen wie ze was? Verdacht was het zeker. Opnieuw liepen de rillingen over mijn lichaam. Deels de kou binnen het gebouw maar de spanning speelde ook zeker mee. Het zweet brak me nog net niet uit. Hoe dichter ik bij de eetzaal kwam, hoe langzamer ik ging lopen. Stel je voor dat ze gewapend is? Of dat ze het op mij gemunt heeft? De gedachten die door mijn hoofd spookte maakte me gek. Nadat ik eens diep had ademgehaald liep ik de eetzaal binnen. Tot mijn verbazing stond de gedaante met Valeria te praten.
    "Is Oliver hier ergens?"
    Mijn ogen knepen samen terwijl ik het schouwspel bekeek. Het antwoord van Valeria kon ik niet verstaan. De gedaante liep van haar weg en haalde haar vingers over één van de houten eettafels. Mijn ogen spiedde in de rondte, opzoek naar nog meer mensen. Tot mijn geluk zag ik aan een van de tafels een man zitten. Het was Moren Bervag, de minstreel van het kasteel. Ik haastte me naar hem toe en plofte naast hem neer. Hij had een brood in zijn handen, maar leek er niet van te eten. Mijn ogen rustte ook op de gedaante.
    “Weet jij wie het is?” fluisterde ik zo zacht mogelijk tegen hem. “Rupert wilde me ook al niet vertellen wie het is.”
    Moren vond ik een geweldig persoon. Zijn onverschilligheid sprak me aan. Overal schijt aan, aan regels, aan manieren, heerlijk. Met mijn uitgedunde vingers stal ik een stukje van zijn brood en stopte het in mijn mond. Het harde brood was bijna niet te kauwen en ik trok een vies gezicht waarna ik het uitspuugde. Oud brood, bah.

    [ bericht aangepast op 30 dec 2012 - 13:44 ]


    "The only way of finding a solution is to fight back, to move, to run, and to control that pressure."

    [Ameline was met Valeria aan het praten, de verloofde van de zoon van de heer, geen bediende (: ]


    Forget the risk and take the fall...If it's what you want, it's worth it all.

    Gipsy schreef:
    [Ameline was met Valeria aan het praten, de verloofde van de zoon van de heer, geen bediende (: ]


    Thanks, ik zal het even veranderen.


    "The only way of finding a solution is to fight back, to move, to run, and to control that pressure."

    Valeria Francesca Arryn

    Het was een vrouw, dat kon Valeria nu duidelijk zien. De krullende haren die onder de kap vandaan piekten waren te lang om van een man te zijn en van het gezicht, ondanks het feit dat het bijna volledig in schaduw gehuld was, kon ze opmaken dat het te fijn was om van een man te zijn. "Is Oliver hier ergens?" Een steek van verwarring schoot door Valeria heen. Oliver? Waarom zou ze Oliver moeten spreken? Alhoewel het best logisch was nu haar schoonvader op reis was en Oliver zijn zoon was. Aarzelend deed ze een paar stappen naar de gedaante toe die ondertussen naar de eettafel was gestapt. Valeria was blij met de verandering in toon van de vrouw. Nieuwsgierig klonk altijd beter dan afstandelijk, vond ze. Op haar eigen zachte, bijna kinderlijke toon begon ze te vertellen. Het rauwe ochtendrandje was alweer helemaal verdwenen. Eindelijk gebeurde er eens iets in dit huis. "Oliver is op dit uur of buiten of nog in bed maar in beide gevallen zal hij zo wel hierheen komen." Ze zweeg even. Als de wachters deze vrouw hadden binnengelaten hadden ze er vast een goede reden voor gehad en dat betekende dat ze wel eens belangrijk zou kunnen zijn dus was het voor Valeria belangrijk om vriendelijk te doen tegen haar. "Als je wil kan ik je wel even gezelschap houden? Tot Oliver er is? Dan eten we even samen want ik denk niet dat je al gegeten hebt en ik ook niet dus dat zou-" Midden in haar zin viel ze stil als ze besefte dat ze nog steeds niet gevraagd had naar de vrouw's naam of zichzelf had voorgesteld. "Oh, mijn excuses, ik heb mezelf helemaal nog niet voorgesteld! Ik ben Valeria Francesca Arryn, Olivers verloofde, aangenaam." Ze liet haar zin een beetje open om zo aan te geven dat het nu haar beurt was om zich voor te stellen.

    Achter haar hoorde ze hoe Moren, of hoe die minstreel ook heette, plaats nam aan de tafel. Ze hield niet zo van Moren. Hij had mooie liedjes en wist iedereen, iedere keer opnieuw, kostelijk te vermaken maar hij was zo ruw en bruut en nonchalant dat ze, ook al zou ze dat nooit van haar leven toegeven, een beetje bang was van hem. Niet veel later kondigden lichte voetstappen aan dat er nog iemand de zaal was binnengekomen. Valeria draaide zich maar half om, bang om onbeleefd over te komen. Vrouwe Xisca. Niet goed wetend wat ze moest zeggen bleef ze even als bevroren staan, maar haar probleem werd al snel opgelost als ze, Valeria volledig negerend, plaats nam aan de tafel naast de minstreel. Ze zuchtte even inwendig en streek een aantal keer over haar jurk.


    Soms ben ik het sterkste wijf ter wereld en soms ben ik een kwartelei.