Schrik niet, dit is die lange flashback (hihi)
~~~~~~~~
Nathaniel Carter (/Verselli)~ Verboden bos
Hij wilde het niet, hij wilde niet afdwalen naar het verleden, maar hij was het zijn broer verschuldigd. Hij kon hem nu niet afwimpelen, al helemaal niet tegen hem liegen en was daardoor gedwongen om de waarheid te spreken. Iets anders dan de waarheid zou hij nooit geloven, en het was daarom beter dat hij gewoon meteen de waarheid vertelde. Al wist hij niet precies hoe hij alles moest vertellen. Hij had spijt van de woorden die hij net tegen zijn broer had gesproken, hij meende er helemaal niets mee. Toen hij zijn volledige naam uitspraak, voelde hij een steek van schuld door hem heen gaan. Hij zei niets. Miles was niet bepaald in een goed humeur, en daarom liet hij het ook om iets te zeggen over die achterlijke grijns die hij op zijn gezicht had gehad. Maya had zich dan wel enigszins met hun bemoeid zonder toestemming, dat gaf hem nog niet het recht om zo bot tegen haar te doen en haar zo af te wimpelen.. Tot zijn verrassing trok zijn broer hem omhoog, waar hij wel blij mee was. Snel trok hij zijn broek aan, die al die tijd nog op de grond had gelegen. De riem deed hij op het laatste gaatje, strakker dan dat kon hij helaas niet. Zijn broek viel ruim, maar zakte gelukkig niet af. Nate had de neiging om ergens heen te lopen, maar liet het. In plaats daarvan knikte hij op de woorden van zijn broer en klopte hij het modder van zijn handen af, voor zover dat mogelijk was. Zijn oren spitsten zich op ieder geluid om hen heen. Met zijn ogen bekeek hij vlug de hele omgeving waarin ze zich bevonden. Hij wilde niet spreken voordat hij er zeker van was dat ze de enigen hier waren. Ergens beginnen, hij moest ergens beginnen met praten. ‘Wat wil je allemaal weten?’ vroeg hij aan zijn broer, het was ergens wel een domme vraag. ‘Waarom ik het daar niet uithield, waarom ik niets van me heb laten horen, waarom ik niet gewoon na een paar dagen ben teruggekomen?’ somde hij zo op. Het zou hem niet lukken om zomaar een goed samenhangend verhaal over zijn lippen te krijgen, een goede uitleg. Hij had wat aanknopingspunten nodig. ‘Ik weet niet zeker of je alles gelooft, als ik je alles vertel..’ zei hij wat zachter.
Waarom was hij weggegaan? Dat was de vraag waarop Miles graag antwoord wilde hebben maar het was een vraag die hij niet zomaar kon beantwoorden. Achter die simpele vraag zat een diepgeworteld antwoord, dat zelfs zijn ouders niet meteen zouden verwachten. Beelden kwamen in zijn hoofd op en overheersten zijn gedachten. Hij kon ze niet stoppen, al wilde hij dat maar al te graag.
Een klein jongetje, dat was hij nog maar geweest. Hij rende door de gangen, niemand die hem zag, niemand die last van hem had. Totdat hij plots in zijn kraag gegrepen werd, en recht in zijn vaders ogen keek. Hij was woedend, niet alleen omdat hij in de gangen renden, nee, hij was woedend om allerlei dingen. Dat hij vieze schoenen had, zijn verf weer eens was vergeten om op te ruimen en zijn moeder deze ochtend vergeten was om gedag te zeggen. Nathaniel wist niet dat hij zich op gevaarlijk terrein begaf toen hij in opstand kwam tegen zijn vader, door zijn schoenen niet uit te trekken en boos op de grond te gaan zitten. Dat was de eerste keer dat zijn moeder er niet was om hem overeind te trekken en een milde straf te geven. Dat was de eerste keer dat zijn vader hem sloeg. Beiden spraken ze er niet over, hij wist dat zijn vader dat nooit goed zou vinden. Zelfs zijn broer vertelde hij het niet, terwijl hij hem toch altijd alles wel vertelde. Hij dacht ook dat het maar eenmalig zou zijn, een ongelukje van zijn vader, al wist hij ergens wel beter.
In deze tijd was hij echter nog een blij jongetje, dat gewoon met vriendjes uit de buurt speelde. Dit veranderde echter, geleidelijk, werd hij steeds minder zichzelf. Alles werd alleen maar steeds slechter, zijn band met zijn vader, en de wonden, zowel lichamelijk als geestelijk, werden steeds dieper. Één herinnering die hij nooit zou vergeten. De herinnering was pijnlijk, heel pijnlijk, en hij lag zo ver weggeborgen in een hoekje van zijn ziel dat hij zich afvroeg of hij hem wel zo makkelijk kon ophalen. Hij wilde hem niet ophalen, het was de herinnering die ervoor zorgde dat hij weg was gegaan en hij had hem zo lang mogelijk proberen op te sluiten, hopend dat hij nooit meer boven water zou komen. Het was ook zo’n tijd geleden. Maar nu zijn broer er naar vroeg zat hij plotseling al in die herinnering. Hij kon er niet uit. De beelden waren zo vers dat het leek alsof het hem gisteren was overkomen. Zijn lichaam leek te verstrakken door de spieren die zich opeens aanspanden, hij had het niet door.
Hij was ouder. Maar nog steeds jong. Al weken had hij zijn vader proberen te mijden, omdat iedere keer dat hij hem tegenkwam en deze een rothumeur had hij de klos was. En hij mocht niets zeggen, want dan zou het geheid alleen maar erger worden. Zijn moeder wist niet wat ze moest doen, ze was wanhopig en probeerde haar gezinnetje bij elkaar te houden, al moest ze dat doen met leugens. Ze kon haar man niet in toom houden, vooral niet omdat ze vaak zelf aan het werk was. Voor de buitenwereld was er niets te zien, de wonden werden immers verhuld onder kleren en aan Nathaniel zijn gedrag was niets te merken. Op een dag had hij een vaas gebroken, per ongeluk, maar hij wist zeker dat hij zijn vader niet moest tegenkomen. En toen gebeurde het. Hij kwam zijn vader tegen.
Meteen wilde hij naar zijn bureau rennen, toen hij nadat zijn vader hem had geroepen in zijn kamer was gekomen en de dranklucht rook. ‘Alsjeblieft…, alsjeblieft…, sorry… ’ mompelde hij, smekend, tegen zijn vader die hem met zijn akelig strenge adelaarsogen aankeek. Nathaniel voelde al aan wat er ging gebeuren maar wist dat hij weer eens machteloos was. In zijn ogen was angst te zien, een immense angst gemengd met schuld. Hij had die vaas niet moeten breken, dan zou er niets aan de hand zijn. Maar hij wist wel beter. Zelfs al was er niets gebeurd dan had hij dit nog steeds niet kunnen voorkomen. Zijn vader negeerde zijn gejammer en liep al wankelend naar hem toe. Nathaniel rende zo snel als hij kon naar het bureau, om zich eronder te verschuilen. De krassen in het ding verhulden dat dit niet de eerste keer was. Met zijn adem ingehouden wachtte hij ineengedoken af. Er was niemand die hem kon horen, niemand die hem kwam halen en niemand, behalve zijn moeder, die hem zou geloven. En dat wist niet alleen hij, dat wist ook zijn vader. Ineengedoken zat hij daar, met zijn nagels in zijn vuisten geklemd. Zijn vader was dronken, dat kon hij zo zien, en begon opeens tegen hem aan te schelden, zoals hij wel vaker deed. Nu was het echter erger, hij vuurde de woorden op hem af alsof het schoten waren en hij leek maar niet op te houden. Drank viel op de grond, spullen vlogen overal in het rond en hij sleepte Nathaniel zo aan één van zijn armen onder het bureau vandaan. Nathaniel was zo bang geweest dat hij zich na één enkele poging niet meer kon opdragen om zichzelf te verdedigen. Na de eerste paar klappen ging het heel snel, en kon hij zich niet meer precies herinneren waar hij allemaal wel niet pijn had op dat moment. Niet alleen sloeg hij hem, ook gooide hij hem op de grond, schopte hem een enkele keer toen hij roerloos bleef liggen, sleepte hij hem weer overeind en sloeg hem dan recht in zijn gezicht. Een bloedneus. Net toen hij dacht dat alles was afgelopen, zoals het altijd na een tijd was, hield het niet op. Nathaniel probeerde al trillend van angst naar de deur te kruipen, maar voelde plots een akelig scherpe steek in zijn zij. En meerdere steken. Ze volgden elkaar op, hij zakte in elkaar, als een machteloos slachtoffer. En bloed. Overal bloed. Die ongelovige blik in zijn ogen, toen hij het mes in zijn vaders handen zag, leek maar niet te verdwijnen. De rest dat hij zich kon herinneren was vaag, heel vaag, maar wel heel indrukwekkend. Zijn moeder gillend, al het bloed op de grond, wat van hemzelf afkomstig bleek te zijn, en zijn vader, vloekend. Hij wist niet waarom hij vloekte, maar hij had nooit het idee gehad dat het om zijn eigen stupiditeit was geweest. Toen werd alles zwart.
De volgende dag lag hij in bed, zijn gordijnen gesloten en hoorde hij dat mensen op de gang die voor hem op bezoek kwamen werden weggestuurd. Een dienstmeisje vertelde hen op de gang dat hij dat hij een ernstige griep had, en dat hij onder geen omstandigheden mensen op bezoek kon krijgen. Op dat moment had hij zo graag zijn broer gezien, al was het maar even, maar zijn deur bleek op slot te zitten. Misschien was zijn broer wel naar hem toegekomen, maar hadden zijn ouders hem weten te overtuigen dat het beter was dat hij niet bij hem kwam, vanwege zijn griep. Hij kreeg helemaal niets uit zijn ouders als hij ernaar vroeg en moest tevreden zijn met de kaarten en korte brieven die hij soms kreeg. Zijn hele lichaam deed pijn, niet alleen die dag, maar de dagen daarna ook. Toch was het niet de fysieke pijn die het meeste stak, maar de geestelijke pijn. ’S Nachts sliep hij amper en werd hij constant belaagd door nachtmerries, die allemaal op de een of andere manier met die ene gebeurtenis had te maken.
Na die dag was hij geen kind meer te noemen, ook al had hij wel een kind moeten zijn. Hij was beschadigd, zo erg beschadigd dat hij niet meer gemaakt kon worden. Zijn vrolijke lach was als sneeuw voor de zon verdwenen van zijn gezicht en hij speelde nauwelijks meer. Hij meed ieder contact met anderen, ook al wilde hij stiekem heel graag zijn broer zien. Het was echter zo dat zijn ouders hem dwongen om naar alle familiebezoekjes te gaan en zich op andere gelegenheden te vertonen, zodat het niet opviel hoe erg hij zich afzonderde van de buitenwereld. Waar andere kinderen nog nergens over nadachten en op de schommels schommelden, dacht hij na hoe hij zich op zo’n schommel kon ophangen. Hij wilde niet meer nette kleren aandoen als hij daarom werd gevraagd. Urenlang kon hij naar horrorfilms kijken zonder ook maar een spoortje van emotie op zijn gezicht te hebben. Hij begon zich steeds vreemder te gedragen, en langzaam maar zeker werd dit ook duidelijk voor anderen dan zijn vader en moeder. Hij sprak nauwelijks met andere kinderen, staarde vaak voor zich uit en wilde niet op sportclubjes, zoals alle andere kinderen wel deden. Eten deed hij nauwelijks en vaak op onregelmatige tijden. Alleen in gezelschap van anderen dan zijn vader en moeder wist hij dat hij wel meer moest eten, al koste dat hem veel moeite. Dan dwongen vooral zijn vader zijn ogen hem. Werd hij eerder als een spontaan, vrolijk jongetje omschreven, nu leek die beschrijving het tegenovergestelde te zijn geworden. Alle bekenden van hem werd wijsgemaakt dat het een naslaap was van die zware griep, maar zijn juf vond tekeningen die iets anders beweerden. Naast dat het haar opviel dat Nathaniel beschikte over uitzonderlijk goede tekenkwaliteiten voor die leeftijd viel haar nog wat anders op. Het waren gruwelijke tekeningen, waar niets meer dan geweld, bloed, dode mensen en afzonderlijke lichaamsdelen in bloedplasjes te zien waren. Zijn juf was dit niet gewend, ze herkende Nathaniel zijn tekeningen eerder altijd aan een hoop kleur en vrolijke fantasievolle figuren. Nu was er niets meer van kleur in zijn tekeningen en schilderijtjes te bekennen, hij gebruikte haast alleen nog maar zwart, rood en wit als kleuren. Zijn juf wilde onmiddellijk een gesprek, en wat daaruit voortgekomen was wist Nathaniel tot in het heden nog niet. Wat hij wel wist was dat ze op de een of andere manier haar mond erover had gehouden tegen anderen.
Op zijn kamer zonderde hij zich af. Het was een donker hol, doordat hij de gordijnen altijd dichtdeed, al deden de kamermeisjes ze weer open. Onder zijn bed lag een hele verzameling messen, die hij stuk voor stuk van zijn vader stal nadat hij weer eens een dinertje had gehad. Één enkele keer was hij maar betrapt, en dit was op een verjaardag. Zijn moeder was er achter gekomen, maar had niet direct er wat aan gedaan. Terwijl iedereen de taart stond te bewonderen keek Nathaniel gefascineerd naar het aansnijmes van de taart. Het lag er zo voor het pakken en leek enorm scherp. Vreemd maar prachtig taartmes, had hij nog gedacht. Het glom, glinsterde, en leek veel te groot te zijn voor zijn handen. Hij had het zo mee gegrist en had zich onopvallend opgesloten in zijn kamer, letterlijk, door de deur op slot te doen. Het enige licht dat in zijn kamer scheen was afkomstig van een klein lampje. Plots moest hij weer denken aan die gebeurtenis, die hem steeds leek te achtervolgen in zijn gedachten, als hij alleen was. Vreselijke beelden, die hij ontzettend graag wilde negeren. De enige manier die hij zichzelf had aangeleerd om pijn te bestrijden was simpel: Pijn moet je bestrijden met pijn. Iets anders had hij niet kunnen verzinnen, het was het enige wat ooit bij hem had geholpen. Hij had geen twijfel, en hij kende de pijn al dus zette hij het mes zo in zijn hand. Dit had hij wel vaker gezien, in al die horrorfilms en series die hij de afgelopen tijd zeer interessant leek te vinden. Hij keek naar het bloed wat uit zijn hand stroomde, het bleef maar vloeien en maar vloeien, maar hij wist deze pijn wel over zou gaan, dat dit er alleen maar voor zorgde dat hij duizelig werd. Nog een paar steken, zo. Zijn gedachten waren zo donker als de nacht. Hij was niet nodig, hij was niemand, een vervelend zwaar blok aan zijn vader zijn been, een onzichtbare schim voor anderen. Hij wilde er anders over denken. Maar dat kon niet, niet na die gebeurtenis. Zijn pols, het leek opeens veel lastiger te zijn nu hij het definitief had besloten. Net toen hij daar een snee in aan het maken was, en hem steeds dieper maakte, en het hem eindelijk bijna was gelukt, hoorde hij dat iemand het slot van zijn kamerdeur had weten kapot te maken. Een gillende stem, zijn moeder. Ze griste het mes uit zijn handen voordat hij er helemaal geen stoppen meer mogelijk was aan het vloeiende bloed. Dan zou hij zijn ene pols wellicht al hebben doorgesneden. Hij staarde haar aan met een lege blik in zijn groene ogen, waarin geen enkele sprankeling van vrolijkheid of hoop meer in te bekennen was. Zijn hele bed zat onder het bloed en hijzelf ook. Ze was gechoqueerd, maar had er al snel voor weten te zorgen dat er een dokter was gekomen. Het was dat deze doktor in de buurt was, anders had hij het niet gered. Alles wat scherp of ‘gevaarlijk’ was werd uit zijn kamer verwijderd, inclusief de messen, tot zijn grote verdriet. Maar in haar wanhopige toestand was zijn moeder vergeten om die avond zijn deur op slot te doen. Hij besloot dat hij weg moest en niets zette hem van dat idee af. Hij nam alleen de bezittingen die in zijn kamer lagen mee, bang dat er anders iemand wakker zou worden als hij in andere kamers zou komen. Een afscheidsbriefje, daar moest hij niet aan denken. Hij vertrok in het midden van de nacht en was niet van plan om ooit nog terug te keren.
Het idee dat hij weg wilde had hij al veel langer gehad en het was ergens gepland. Alleen het moment was nog niet duidelijk geweest. Voor de dagen van die verjaardag had hij expres tegen zijn moeder en vader zitten schreeuwen en lokte hij ruzie uit over dat ze toch voor de koning gingen werken. Dan zouden zij makkelijker excuusjes (leugens) kunnen verzinnen over het feit dat hun zoon plotseling was verdwenen zonder iets van zich te laten horen. Gewoon een opstandige puber, die het niet met hun ouders beslissing eens was en hij wist zeker dat zijn moeder en zijn vader ook dachten dat hun beslissing hetgeen was wat ervoor had gezorgd dat hij was weggelopen. Wat ze na zijn vertrek hadden gedaan wist hij niet, want hij had nooit contact proberen op te nemen met één van hen. Of ze allemaal leugens hadden verteld over zijn vertrek en daar zelf ook in geloofden vond hij aannemelijk, maar hij zou het nooit echt weten. Zijn moeder was vast en zeker in paniek geweest toen hij niet te vinden was, wetend dat er een grote mogelijkheid was dat hij een nog een poging zou doen om zichzelf om zeep te helpen. Maar dat wist hij dus niet. Hoeveel zijn broer wist, wist hij helemaal niet. Als hij achter die tekeningen van die juf was gekomen.. De littekens op Nathaniel zijn huid verwezen in het heden nog altijd naar het verleden. Op zijn onderrug had hij het grootste litteken, maar ook die op zijn rechterpols was nog duidelijk zichtbaar, al viel hij niet meteen op. Het verleden stond in hem gekerfd.
[ bericht aangepast op 28 dec 2012 - 12:04 ]
Aan niets denken is ook denken.