Ik voelde de grond onder mijn voeten schudden. Buiten hoorde ik mensen gillen. Ik rilde. Het gegil ging door merg en been. Nieuwsgierig opende ik mijn gordijn op een klein kiertje. Voorzichtig keek ik naar buiten, bang voor alles wat ik zou kunnen zien. Buiten zag ik iemand op de grond liggen. Als ik beter keek zag ik er nog één, en nog één. Verspreid over straat lag mensen. Ze waren dood. In paniek rende men door de straten. Het was zover. We waren al zo lang gewaarschuwd door de regering. Ik geloofde niet dat het Duitse leger ooit Stalingrad zou kunnen bereiken. Ik geloofde het niet. We hadden toch ook de Mensjewieken verslagen. Het communisme kon toch alles aan? De grond trilde weer onder mijn voeten. Angstig draaide ik me weg van het raam. Met grote ogen keek ik Nikolaj aan. Hij keek terug met kille ogen. Nikolaj zei altijd dat hij zijn land zou beschermen. Het zou niet uitmaken wat er zou gebeuren. Hij leefde voor de Sovjet-Unie. In zijn ogen zag ik een straaltje twijfel. Zachtjes schudde hij zijn hoofd.
“We moeten vluchten,” zei hij zachtjes. De angst kon je in zijn stem horen. Het trilde een beetje. Als Nikolaj zei dat we moesten vluchten dan kon ik dat niet weigeren. Nikolaj had er verstand van. Hij wist altijd wat ik moest doen. Dus knikte ik braaf en sloot mezelf af voor het gegil van buiten.
[ bericht aangepast op 25 feb 2012 - 13:41 ]
"The only way of finding a solution is to fight back, to move, to run, and to control that pressure."