|
Angel doet zich er goed aan te aarzelen. Enkel een idioot zou zo gemakkelijk voor de simpel klinkende woorden van de fae vallen. Ghislaine verbloemt haar toenemende nieuwsgierigheid echter door haar kleurrijke ogen naar haar jurk te verplaatsen, welke ze gladstrijkt alsof er momenteel geen paniekgolf gaande is. Chaos is niets nieuws voor de jongedame; dit zal voor haar pas komen wanneer de ernst van de situatie haar persoonlijk zal beklemmen, en gezien dit nu niet het geval lijkt behoud ze haar aandacht op de fascinerende brunette die ze naar haar kraampje heeft gelokt.
‘Daar heb je waarschijnlijk een punt, zo heb ik het niet echt eerder bekeken,’ zegt Angel. De mondhoeken van de half—fae wippen kostelijk de hoogte in als ze terloops vanuit haar ooghoeken naar de vrouw gluurt, zich ervan verzekerend dat ze haar niet in de maling neemt, hoewel ze dat zich amper kan voorstellen. Laine heeft haar vinger er nog niet op kunnen leggen, maar het heeft weinig te maken met de knappe verschijning zelf en lijkt van doen te hebben met wat er om haar heen hangt. Het is warm en plezierig, aanlokkelijk om bij in de buurt te zijn.
Het is dan ook geheel tegen haar verwachtingen in dat Angel haar hand opsteekt, de intentie erachter dat ze opnieuw zal verdwijnen. De opkomende frons maakt het echter nooit tot op haar gelaat, gezien Laine haar enkel een miniem knikje geeft ten teken dat ze het begrijpt, al plant ze zich wel iets achterdochtiger op de rand van haar kraam. Ze is klaar om een eventuele misleiding tegen te gaan, zelfs als Angel haar daar geen enkel voorteken voor heeft gegeven, het zit niet in haar natuur om gemakkelijk te vertrouwen. Haar ogen volgen de donkere lokken van de goed geklede vrouw totdat deze in de zee van ledematen en uiteenlopende kleuren wordt opgeslokt.
Pas dan kijkt Ghislaine omhoog, waar de lucht bijna gewelddadig lijkt te kolken. De onrust roert iets in haar binnenste; een overlevingsinstinct, allicht. Ze besluit het te smoren met een nieuwe bokaal wijn, ditmaal een poederroze variant die in haar vingers verschijnt alsof ze hem rechtstreeks uit de lucht heeft geplukt. Dat werkt in elk geval nog, dank de Moeder.
Ze heeft een royale slok genomen wanneer er een figuur uit de wirwar van haastende wezens stapt — doelbewust genoeg om haar rechtop te laten zitten. Hij komt haar bekend voor, ze kan zweren dat ze de aantrekkelijke zongekuste verschijning eerder heeft gezien, maar een naam bij het mannelijk schoon blijft uit en Laine kantelt enkel haar gezicht iets zodra hij Angel's kelk oppakt. Stelen van de fae is een zonde waar weinig zich aan zullen branden — maar dan opent hij zijn mond. ‘Als dat nog niet duidelijk genoeg is... een engel,’ spreekt de man met een aangenaam diep geluid, haar een glimlach schenkend waardoor ze haar lippen onbewust van elkaar af voelt bewegen. Angel.
Ghislaine's lach is het geluid van muziek, en ze geeft zich er aan over op dit absurde moment, haar hoofd achterover tippend omdat ze het zich niet heeft gerealiseerd. Angel is een engel, en zij de domste fae ter wereld. ‘En ik kom hier om deze dingen aan te bieden.’ Hij vangt haar aandacht met deze woorden, waardoor ze zich nog altijd breeduit glimlachend tot hem wendt, nippend van de wijn terwijl hij een glimps van zijn waar laat zien. Haar ogen fonkelen wanneer ze de aantrekkingskracht op het vloeibare goud registreren, maar zodra hij het veilig heeft weggestopt kan ze niet anders dan zijn nieuwe gezicht bewonderen. Van de vele wezens die ze over de jaren heeft gezien, behoord een engel toch wel tot de crème de la crème.
‘Ik geloof dat ik twee theorieën in ontvangst kan nemen?’ helpt hij haar op onschuldige wijze herinneren. Daar heeft hij een punt. Haar beeld van engelen dient drastisch te worden bijgesteld, want wauw. Ghislaine neemt een laatste slok wijn voor ze haar kelk wederom laat verdwijnen, haar ellebogen op haar knieën plaatsend zodat ze zich naar de body jumper toe kan buigen, haar kin in haar handen terwijl ze hem schaamteloos van top tot teen in zich opneemt.
‘Afspraak is afspraak,’ zegt ze, een witte lok uit haar gezicht blazend. Hij heeft in elk geval een goede smaak, besluit ze na haar uitgebreide beoordeling van zijn nieuwe uiterlijk. Het is niet zo heel anders dan een verfijnde kledingsmaak hebben. ‘Het is Zielennacht.’ Haar ogen schieten veelbetekenend omhoog, waar tussen de kleurrijke pogingen om portalen te creëren, zacht knetterende banen rauwe magie te vinden zijn die als het Noorderlicht verzwelgen waar ze mee in contact komen. Technisch gezien zou dat afdoende informatie zijn om haar eerste deel van de deal na te komen, maar ze voelt zich verrassend genoeg genereus vandaag. ‘De meest machtige wezens bevinden zich op dit moment op één en dezelfde plek,’ voegt ze daar aan toe, één van haar handen uitstrekkend om naar de omgeving te gebaren.
Laine wenkt hem vervolgens dichterbij met haar wijsvinger, besluitend dat ze haar woorden niet met andere nieuwsgierigen wil delen die inmiddels in kleinere getalen langs haar kraam slenteren. Ze is klaarblijkelijk niet de enige die de paniekknop nog niet gevonden heeft. ‘Weet je wie ik nog nergens gezien heb?’ vraagt ze hem op lieflijke wijze, wat aanduid dat ze het antwoord al weet en vanzelfsprekend zal geven. Toch benut ze enkele seconden om vanonder haar wimpers naar hem te gluren. Het is niet elke dag dat iemand haar van haar stuk brengt. Engelen dacht ze ook nooit te zien, om geen andere reden dan dat ze aannam dat de fae een eigen plekje in de hel claimden. ‘De warlocks die de portalen bewaken,’ zegt ze op fluistertoon.
Laine glundert, bootst de subtiele poef van een toverspreuk na met een beweging van haar korte vingers, om aan te duiden dat ze denkt dat die eveneens in rook zijn opgegaan.
|