Hij is belachelijk lang, dus ik heb niet alles nóg eens doorgelezen. Misschien later nog:p
Esmée Hawthorne ~ Uitverkorene
"Wacht, is dat een uitnodiging?" De woorden waren haar ontsnapt voordat ze, ze tegen kon houden, maar de reactie van Daniel stelde haar gerust. Hij was anders, daar was ze van overtuigd, toch besloot ze dat ze nog niet volledig zichzelf kon zijn. Hoe graag ze ook zou willen. Hij maakt nog een opmerking over dat ze de wond goed moest laten helen waar ze niet op reageerde. Ze zou er zo goed en kwaad als mogelijk was rekening mee proberen te houden, maar kende zichzelf en was er van overtuigd dat ze zichzelf in situaties zou vinden waarbij ze de wond in haar arm voor het moment zou vergeten. Gewoon omdat het dan volgens haar niet anders kon, soms moest je, je pijn, zowel mentaal als fysiek, even opzij zetten voor een groter goed. Daarbij had ze van haar vader geleerd dat ze moest doorgaan, wat er ook gebeurde. Doorgaan totdat je erbij neer valt, het was een motto waar veel mensen van haar volk onder leefden en met name de mannen.
Geïnteresseerd luisterde ze naar zijn verhaal en glimlachte kort. Hij was inderdaad vrij onderaan begonnen en had zichzelf op weten te werken, iets wat ze wel kon waarderen. Daarom zat de haar gegeven positie haar niet helemaal lekker. Bijna willekeurig waren er mensen gekozen, waaronder zij, en daarom was zij uit het voor de buitenwereld onbekende plaats gehaald en hier gepositioneerd. Aanzien was prettig, maar het voelde nog alsof ze het niet had verdiend en daarom voelde ze zich bijna een bedrieger. Elke keer als die gedachte haar hoofd binnensloop moest ze zichzelf herinneren dat ze er niet gevraagd om had, om dit hele gebeuren. Zwijgend bestudeerde ze kort haar handen. Er zaten strepen op van het vuil van buiten en het vuil had zich ook een weg weten te vinden tot onder haar al korte nagels. "Mag ik vragen hoe u hier terecht bent gekomen?” haalde Daniel haar uit haar gedachten en ze zweeg even om over een antwoord na te denken, toen er plots op de deur geklopt werd en deze direct openging.
Er stond een jongeman in de deuropening met een met bloed besmeurde doek tegen zijn hand. Niks ernstigs, dacht ze meteen. "Als jullie wat privacy willen, wacht ik buiten wel even hoor.” "Nee, dat is niet nodig, ik stond toch op het punt om te vertrekken," loog ze. Hoewel ze het onbeleefd vond dat de man zo binnen was komen vallen, vond ze het vreemder om te blijven hangen. Vooral omdat het overduidelijk was dat ze hier weinig nog te zoeken had. Esmée stond op en nam direct de houding van uitverkorene weer aan. Hoewel ze er op het moment misschien niet zo uit zag, ze was toch een uitverkorene en daar behoorde ze zich dan naar te gedragen. Ondanks dat ze soms moeite had met de vele regeltjes aan het hof kostte het haar weinig moeite een juiste houding en dergelijke aan te nemen. Ze was van nature trots en ze hoefde dus niet te doen alsof.
Kort blikte ze op Daniel. "Ik zie u vast nog wel eens." Ze glimlachte kort alvorens ze haar ogen op de onbekende, jongeman richtte. Snel gleden haar ogen over hem heen. De andere uitverkorene? Ze kneep kort, bedenkelijk, haar ogen samen. De vraag brandde op haar lippen, aangezien ze al sinds haar aankomst de anderen als concurrentie had gezien. Het volk zag het ook zo, wist ze. Ze zouden het er over hebben, over hen, en hen ook met elkaar vergelijken. Ze wilde niet onderdoen omdat zij een vrouw was en wist dat ze daarvoor hard moest knokken, zich moest bewijzen. Daarvoor zou ze hoogstwaarschijnlijk eens een andere uitverkorene voor moeten uitdagen. Even overwoog ze om de man ter plekke uit te dagen, maar verwierp dit idee snel. Ze was niet eens zeker of hij een uitverkorene was, had ze geen aanleiding om hem uit te dagen en bovendien maakte ze nog geen kans. "Een fijne dag nog," zei ze twee gedag, zoals haar hier geleerd was, en verliet de kamer.
Buiten had ze nog geen stap kunnen zetten of er kwam al een dienstmeid op haar af met de mededeling dat ze zich zo niet kon vertonen. Esmée onderdrukte de neiging om met haar ogen te rollen en liet zich gedwee naar haar kamer brengen. Niet veel later zat Esmée in de badkamer terwijl de vrouw verwoed het vuil van haar handen boende. Ze had versterking geroepen en Esmée had de neiging alle handen bij haar weg te slaan. De handen die bezig waren met haar gezicht, de vingers in haar haren. Ze liet haar gedachten afvaren en sloot zich zo tijdelijk af, totdat de vrouwen haar ineens geboden te staan en haar een jurk aanreikte. Ze schudde haar hoofd. "Kan ik geen trainingskleren krijgen? Dat is praktischer," opperde ze, "want ik ga zo verder met de training." Het was niet logisch, waarom moest ze er goed uitzien als ze ging trainen? De vrouwen wisselde een blik waarna de oudste haar mond opende, waardoor het Esmée ineens duidelijk werd. "Heer Mylo is met spoed vertrokken op een belangrijke missie. Gelukkig was heer D'Ucello in de buurt en bereid tijdelijk heer Mylo zijn taak over te nemen hier. U zult hem zo ontmoeten en daarom is het belangrijk dat u er presentabel uitziet."
Esmée liet deze woorden kort tot zich doordrongen en schudde opnieuw haar hoofd. "Hij zal ook beginnen met een training of deze in ieder geval vervolgen. Daarom stel ik voor dat jullie mij nieuwe trainingskleding brengen, zodat ik deze aan kan." Het kostte nog wat tijd, maar uiteindelijk, met wat dreigen, kreeg ze de vrouwen zo ver.
Niet veel later kwam slechts de oudste vrouw terug en deze wilde haar helpen met aankleding, maar ze sloeg dit aanbod af, ondanks dat ze gewond was. "Waar kan ik deze heer D'Ucello vinden?" vroeg ze nog voordat de oudere vrouw weer vertrok. De naam was haar geheel onbekend, maar dit was niet zo gek, gezien haar afkomst. "U kent hem vinden in het bos, ik zal de bewakers inlichten zodat zij u kunnen begeleiden." Hoewel het idee haar niet aanstond knikte ze kort. "Dank u wel."
Ze had er op gestaan dat ze op Sammael zou reizen, puur omdat deze al die tijd al in de stal opgesloten zat. De bewakers konden haar vanaf de grond ook goed beschermen, want er waren weinig gevaren in de lucht. Ze hield de geschubde nek goed vast en bedacht zich hoe erg ze dit gemist had. De wind in haar haren, ondanks dat deze weer gevlochten waren, voelde goed. Het was één van de weinige momenten waarop ze zich echt vrij voelde, maar de bewakers hadden haar op een gegeven moment toch gebaard te landen. Om verdere problemen te voorkomen deed ze maar wat haar gezegd werd, waarna de bewakers een flink aantal passen waren teruggedeinsd doen ze inderdaad landde Tevreden door het opmerken van dit ontzag gleed ze van Sammael af. Hoewel ze naast Sammael stond die er bijna verveeld uit zag bleven de bewakers op veilige afstand. "Goed, welke kant moet ik op?" vroeg ze en keek naar de mannen.
Toen ze dichtbij leek te komen gebaarde ze de mannen zich onzichtbaar op te stellen, ze wilde geen zwakke indruk maken op de man die ze zo ging ontmoeten. Ze had het juiste moment uitgekozen, want niet veel later kwamen zij en Sammael aan bij de man die heer D'Ucello moest heten. Even bleef ze zwijgend staan en keek haar het vreemde wezen en de man, die blijkbaar aan het trainen waren, voor haar. Het wezen was prachtig, niet mooier dan Sammael natuurlijk, maar het was zeker een geval apart. Haar hele leven had ze niet zo een apart beest gezien en ze vroeg zich af wat voor soort het was. Door haar gebrek aan kennis bleef ze op een veilige afstand en schraapte kort haar keel om de aandacht van de man te trekken. Toen ze deze aandacht had keek ze hem, hoewel tegen de regels in, direct recht in zijn ogen aan. "Heer D'Ucello?" Zoals bij heer Mylo bekeek ze ook deze man kort en schaamteloos, ondanks de bewakers die hen vast in de gaten hielden. Hij was breed en lang, waardoor ze al gauw de conclusie trok dat hij vast sterk moest zijn en ze het nog moeilijk zou krijgen als ze het tegen hem op moest nemen. Ook moest ze toegeven dat hij niet lelijk was, maar waarschijnlijk had deze man het, dankzij zijn functie, al hoog in zijn bol en zou ze het nooit toegeven.
Er klonk een lage grom naast zich en ze klopte Sammael kort op zijn hals. "Rustig jongen," mompelde ze, ondanks dat ze zijn onrust jegens de twee vreemden kon begrijpen. Het laatste wat ze nodig had was dat hij haar voor schut zou zetten, maar gelukkig kalmeerde hij, ondanks dat hij ook sterk op zijn hoede bleef.
[ bericht aangepast op 17 april 2014 - 17:46 ]
In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.