De duisternis werd langzaam dunner.
‘…hij zal wel veel pijn hebben…’
Er werd instemmend geantwoord, terwijl er een zuigend geluid opklonk uit de diepte.
Li tilde voor het eerst zijn hand op om in zijn ogen te wrijven en keek naar de verpleegster die een bekend apparaat om zijn arm had gebonden met klittenband en hem oppompte. De bloeddrukmeter. Li vroeg zich af hoe vaak ze dat nog zouden doen. Het was geen aangenaam gevoel terwijl zijn arm aan alle kanten werd bekneld door de band. Gelukkig liep de lucht er snel weer uit en kon hij ook zijn linkerarm weer vrij gebruiken.
Aan zijn hand zat een infuus. Li had nog nooit zoiets in zijn lichaam gehad, laat staan het gevoeld en hij keek er zeker een paar minuten verbaasd naar. Zijn ogen volgden de slang die uit zijn hand liep en een kronkelende lijn beschreef richting een hoge paal waar een paar zakken aanhingen met vloeistoffen die hij niet kon identificeren.
Om hem heen bevond zich nog steeds een soort duistere wereld. Kleuren en geluiden liepen in elkaar over en hoewel Li enigszins op de hoogte was van wat er zich om hem heen afspeelde, kon hij het geen plek geven en hij vergat de dingen vrijwel direct weer.
‘Kan ik iets voor je doen?’ vroeg de verpleegster vriendelijk. Ze had zich wat dichter naar hem toe gebogen om hem in de ogen te kijken, maar het lukte Li niet om zich op haar gezicht te concentreren. Hij was even bang om weer in die diepte te vervallen, maar dat gebeurde niet.
Hij wilde nee zeggen, maar wist niet hoe dat moest en schudde enkel zijn hoofd. Het deed hem pijn en voelde vreemd aan. Voorzichtig tastte hij met zijn hand zijn gezicht af, maar constateerde dat dat hetzelfde was als voor de klap en hij zuchtte opgelucht. Hij was geen plant en geen vrouw. Hij was de Li waar Megan van hield. Hij was de Li die Moon had beschermd. Hij was al eeuwen lang dezelfde.
‘Het is bezoekuur,’ zei de verpleegster en ze keek even op de monitor naast zijn bed voor ze een ander apparaat pakte wat Li vanaf zijn positie niet kon zien. ‘Zal ik je bed omhoog doen?’
Li, die zich hiervoor geen moment had afgevraagd waarom hij hier eigenlijk lag en wat er met hem aan de hand was, wist met zijn lippen woorden te vormen die hijzelf in geen enkele taal was tegengekomen. Hij meende zich te herinneren dat hij een paar uur geleden beter had kunnen spreken, hoewel hij toen maar één woord had gezegd. Hij zuchtte en probeerde het opnieuw. Het ging beter.
‘Dat zal wel door de medicatie komen,’ zei de verpleegster ernstig. Ze drukte op een knop en Li voelde dat zijn rug automatisch een paar centimeters omhoog werd gedrukt. Hij sloot even zijn ogen, maar hij werd niet misselijk. Gelukkig. ‘Je hebt een hoop pijn gehad.’
‘Ooh…’ was alles wat hij kon uitbrengen. Li kon het zich niet herinneren. Hij vroeg zich af of deze vrouw een heler was en of ze een herinneringsslot had aangebracht om hem die gruwelijkheden te besparen, maar hij wist dat hij zichzelf daar alleen maar valse hoop mee zou bezorgen. Ze gebruikte immers een bloeddrukmeter om erachter te komen of zijn hart nog wel goed werkte.
‘Maar je bent stabiel, hoor.’ De verpleegster zag zijn niet-begrijpende gezicht tussen het witte verband en de lakens. ‘De nacht is goed verlopen en je ouders zijn even naar huis.’
‘Ja.’ Li had het begrepen. Hij herinnerde zich de vrouw aan zijn bed die had gezegd dat ze even weg moest gaan. Ze had namen genoemd… Zoë was dood.
Het kriebelde een beetje, de tranen die als vanzelf opwelden uit zijn ogen en zich een weg omlaag langs zijn wangen zochten. De verpleegster keek hem meelevend aan, depte zijn gezicht schoon met een doekje, maar hield daar mee op toen dat niet bleek te werken. Hij wist dat zijn zuster overleden was, dat had hij zich wel weten te herinneren.
Toen hij wat gekalmeerd was, stak ze een rietje tussen zijn lippen. Ze hield het voor hem vast, omdat zijn spieren niet sterk genoeg waren om het buisje tussen zijn tanden te klemmen. Hij dronk een paar slokken water, maar dat leek nogal veel van hem te vragen, want hij liet zich daarna weer in het kussen zakken, met een speekselsliert op zijn kin. Ook dat veegde ze voor hem weg en controleerde even of de katheter nog goed zat.
‘Er is bezoek voor je,’ zei ze opnieuw en hij herinnerde het zich. Ze was er bij zijn ontwaken al over begonnen. ‘Zal ik maar zeggen dat hij beter een andere keer kan komen? Je kunt gaan slapen als je wilt, dan doe ik de gordijnen wel weer voor je dicht. Vanmiddag komen je ouders weer.’ Hopelijk konden zij iets van zijn pijn wegnemen, hoewel ze zelf ook in de rouw waren.
‘N-nee.’ Li wist niet wie hem wilde bezoeken en ook niet waarom hij die persoon binnen wilde laten, want zijn lichaam liet hem weer in de steek. Het deed pijn. Bijna overal, maar hij bleef het gevoel houden dat, wanneer hij zich inspande, hij er tegen kon vechten. Hij kon zijn bezoek wel even zien. Wie het ook was.
‘Goed. Hij zal het niet te lang maken,’ vertrouwde de verpleegster hem toe.
Li uitte zijn dankbaarheid door een zucht te slaken en een poging te wagen tot glimlachen, maar dat stond zijn gezicht niet toe.
Zaldrizes buzdari iksos daor. Maester > Zaldrizes