Matthew Blythe
Alles leek plots zo snel te gaan. Op het ene moment nam de dame – die blijkbaar meer ballen aan haar lijf had dan de gemiddelde man aan de achterkant van de muur – nog te vechten met een monster, het andere moment kreeg Matt een ferme rechtse tegen zijn wang aan en trok er een stevige pijnscheut door zijn wang heen tot bij zijn slaap. Matt gromde boos en gaf de zombie een ferme rechtse terug, zodat hij wankelde en Betty hem met één schop kon onderuit halen. Zijn vuist deed geen pijn, maar er hing wel een vies slijmerig goedje aan dat hij er liever niet aan had hangen.
De zombie was tegen het ballenrek gevallen, dat met een ferme zwaai achterover klapte en pas tot stilstand kwam toen heel de inhoud over de grond rolde. Één van de ballen kwam recht voor Matt's voeten gerold en hij kon het niet laten er een ferme trap tegen te geven, zodat de bal hard tegen het hoofd van de omgekantelde zombie terugkaatste. Dat kreeg je ervan als je hem sloeg.
“Waarom zijn jullie hier? Hoe komen jullie hier?” Zoals tegenover iedereen, klonk haar stem weer uiterst vijandig met een vleugje plezier erin. Ze knielde neer bij het geval toen hij geen antwoord gaf en duwde bruusk de loop in zijn mond, die amper groot genoeg was daarvoor.
Matt sloeg de twee geërgerd gade. Het liefst wilde hij gewoon naar huis en niet in de problemen raken, maar Betty Boobs leek daar anders over te denken. Zijn wang leek in de verte nog te kloppen op het ritme van zijn hartslag, maar de pijn viel makkelijk te negeren.
“Geen zorgen maat, ik zal je niet neerschieten.”
Tuurlijk, dacht Matt, als die zombie dat geloofde was hij wel heel erg achterlijk. De enige reden waarom hij de twee zo gefronst gadesloeg, was omdat hij niet wilde dat Betty iets zou overkomen. Ze mocht dan soms wel het meest irritante schepsel ooit zijn – als ze koppig deed in ieder geval – hij wilde haar niet dood. Hij had haar meegenomen, dus ergens vond hij dat ze onder zijn verantwoordelijk viel. Toch was het niet echt duidelijk wie op wie leek te passen.
Matt had gelijk, want niet veel later dreigde ze alweer hem neer te schieten. De zombie reageerde er meteen op door antwoorden te geven, alsof hij bang had om de dood ingesleurd te worden. Hij had niets te vrezen, hij was al dood. “Er is een poort,” zei hij.
“Een poort?” herhaalde ze fronsend. Ze knikte, blij met haar antwoord. “Waar?” Het bleef stil aan de andere kant. “Waar?!” Dreigend stumpte ze haar pistool tegen zijn borstkas aan tot hij uiteindelijk weer begon te mompelen.
”'B-b-ij een groot woud. Hier ver vandaan, aan de vrouwenkant.”
Matt fronste. Waar was deze zombie zo bang voor? Waar kwam hij vandaan en waarvoor waren ze gemaakt? Hij vroeg zich af of er met deze dingen samen te werken viel. Hij vertrouwde ze niet, o nee, helemaal niet. Maar dit exemplaar leek anders dan alle andere die hij al gezien had, alsof hij eveneens niet blij was om samen met ons op deze plaats opgescheept te zitten. Misschien kwamen ze wel van een heel andere plaats waar ze even vredig samenleefden zoals wij deden lang voordat de muur gebouwd werd.
"Ik trap je wel dood. Doden horen dood te blijven.” Ondanks zijn vorige gedacht, was Matt het toch eens met haar beslissing. Hij had dan wel meegewerkt, of ja, in ieder geval toch onder lichte dwang, maar hij was toch te gevaarlijk naar zijn zin en wellicht had de zeurende pijn in zijn rechterkaak er ook wel wat mee te maken.
Met één ferme trap, trapte ze de schedel in. Aan haar schoen bleef een rood, gemengd met groenige substantie hangen. Die op Matt’s vuist was enkel groen geweest en had hij onder hun tête-à-tête snel aan het rek rechts van zich afgeveegd.
“Oh, that is just Gross,” zuchtte ze.
Matt grinnikte zachtjes en keek haar aan. “Nog een wandeling terug door de regen en het is er vast alweer af.”
Het bleef pijnlijk stil aan haar kant. Haar ogen fixeerden zich even op zijn hoofd, alsof ze hem elk moment kon gaan opvreten. Dat zou nogal ondankbaar zijn, aangezien hij haar net de rest van zijn spaghetti had gevoerd. Toen draaide ze haar hoofd weg, om haar blik twee seconden later weer op hem te rechten. Toen ging ze plots voor de aanval en sprong ze op hem af. Matt begreep het niet. Werden vrouwen agressief als ze vieze schoenen hadden of had hij wat verkeerds gezegd? “Wa-“ begon zijn zin, maar toen raakten ze beiden de grond. Hij vanonder, zij bovenop.
"Gaat het?" vroeg ze plots met een lichtje van bezorgdheid in haar ogen.
”Ja…” Matt fronste onthutst door haar laatste vraag. “Waar was dat nou voor nodig?” Zijn ogen bleven op de haren hangen, die hem nog steeds bezorgd aankeken. Met haar hand wreef ze zachtjes over zijn wang, die nog steeds klopte als een hartslag middenin een adrenalinerush. Plots rolde ze van hem af en liet ze hem verward op de grond liggen. Met zijn hand krabde hij kort aan zijn voorhoofd en richtte hij zijn blik op het meisje. Wat was ze een vreemde, dacht hij bij zichzelf. Vreemd op een interessante manier, dat wel. Zo ondoorgrondelijk.
Matt trok zich recht aan de onderkant van het omgevallen ballenrek en tilde zijn tassen met voedsel en drank weer op. “Ben jij soldaat geweest of zo?” Dat was zijn enige uitleg voor het handige gebruik met het pistool en haar koelheid in cruciale situaties. De jongeman ontweek de omgevallen rekken, de ballen die helemaal uitgespreid lagen over de witte tegels van de winkelvloer en de verdachte stilte die er opeens in de winkel lag.
Buiten regende het nog steeds pijpenstelen, al leek de dikte van de druppels wel rechtevenredig verminderd te zijn met het aantal regendruppels dat naar beneden stortte. Vanuit zijn ooghoeken hield hij de dame in het oog. Hij was niet zeker of ze nog te vertrouwen viel met haar plotse pistool. God, ze had één van zijn neefjes kunnen vermoorden moest ze daar zin in gehad hebben…
Chrissie Annabeth Jenkins
Derrick grijnsde. “Zoiets heb ik inderdaad vaker te horen gekregen,” antwoordde hij al lachend.
Chrissie’s wenkbrauwen reisden een beetje omhoog. “Oh,” antwoordde ze verbaasd. Het was niet het antwoord dat ze had zien aankomen, noch wist ze wat ze ervan moest denken. Ze ging maar meteen uit van het positiefste dat in haar hoofd opkwam en antwoordde daarna: “Ze hebben wel allemaal gelijk.”
Toen ze vroeg of ze tegelijk hun broeken uit zouden doen, knikte Derrick. Als hij niet “Ja, is goed” had geantwoord, dan had ze het niet eens gemerkt. Haar vingers gleden langzaam naar de rand van haar onderbroek, maar ze richtte al snel haar blik weer nieuwsgierig van hun handen, die elkaar nog stevig vasthadden, tot zijn gezicht dat er plots extra interessant uitzag, nog interessanter dan anders. Ze glimlachte hem dankbaar toe toen zijn blik de hare kort kruiste. “Op drie,” deelde hij mede, en begon af te tellen.
Derrick was veel sneller dan ze verwacht had en trok op twee zijn handdoek naar beneden. Ze volgde zijn voorbeeld en al snel stapte ze haar onderbroek weg, die in een boogje door de kamer heen vloog en ergens op een kast bleef vasthangen. Ze grinnikte er zachtjes om, terwijl het niet eens zo grappig was. Waarschijnlijk kwam het door de plotse last die van haar schouders viel. De opluchting, aangezien het nog niet zo erg was als ze verwacht had.
Derrick lachte ook, al was ze niet zeker of het kwam door de vliegende onderbroek of door iets anders. Plots stopte hij, met een uiterst serieuze blik op zijn gezicht. Voor een moment vroeg Chrissie zich af of ze wat verkeerds had gedaan. ‘Sorry,’ verontschuldigde hij. ‘Macht der gewoonte om in ongemakkelijke situaties te lachen, denk ik.’
Het was vreemd, maar door dit ietwat sullige gebaar, het uit de kleren gaan waar hij bij was, leek ervoor te zorgen dat ze zich wat meer op haar gemak voelde en losser begon te komen. ‘Dus je vindt dit ongemakkelijk?’ vroeg Chrissie ietwat plagerig en glimlachte, blij om te weten dat ze niet de enige was. Toen de jongeman in beweging kwam, kon ze vanuit haar ooghoek zijn onderdeel zijn. Naja, ze kon het niet echt goed zien, want het was maar in één oogopslag en het was donker. Maar ze kon zich het beeld ervan weer levendig voor de geest halen en de schok was nu gelukkig minder groot als eerder die dag. Eigenlijk was ze best nieuwsgierig naar het functioneren ervan, maar ze voelde zich niet geroepen om ernaar te vragen. ‘Hé Derrick, hoe functioneert je flubberding daar beneden?’ Nee, dat zou ze niet vragen, sterker nog, met die vraag in haar hoofd was haar interesse om het functioneren ervan te weten, al meteen verdwenen. Dat zou veel te ongemakkelijk worden.
Derrick was ondertussen in het bed gekropen. Het deken lag al half om hem heen en de manier waarop hij daar lag, had echt iets uitnodigend. 'Kom,' fluisterde hij zacht, en sloeg zijn rechterarm open alsof hij wilde dat ze daar zou gaan liggen. Chrissie glimlachte en kroop er meteen bij. Ze voelde koud aan in vergelijking met hem en ze hoopte maar dat hij het niet te erg zou vinden. 'Je kunt rusten en dan waak ik over je.' Het klonk ietwat brutaal, maar o zo lief in haar oren. Ze mocht langs de buitenkant dan wel koud aanvoelen, langs de binnenkant voelde ze een soort warmte die ze nog nooit gevoeld had. Het voelde geweldig.
Chrissie glimlachte en rolde tegen hem aan. Haar hoofd rustte zachtjes op zijn arm en ze sloeg haar beide armen om hem heen. Ze rekte kort haar nek uit om een kusje op zijn wang te kunnen drukken, daarna legde ze haar hoofd weer neer. “Dankjewel, Derrick,” zei ze zachtjes, genietend van zijn lichaamswarmte. “Voor alles.” Het bleef ze een tijdje stil, het begon er zelfs op te lijken of ze in slaap was gevallen. “Je hoeft niet de hele nacht op me te letten, hoor. Ik zou het fijn vinden als je ook een beetje zou slapen.”
[ bericht aangepast op 3 mei 2014 - 16:51 ]
"Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov