Idrille Mila Chilant
Waar ik heen ging wist ik niet, maar mijn krachtige poten lieten trillingen door de grond heen gaan terwijl ik geruisloos door het bladerdek heen flitste, waardoor bladeren als in een magisch effect achter me zachtjes wiegend weer terug naar de grond gleden op een onzichtbare luchtstroom.
De maan piekte tussen de takken van de hoge bomen weer en zorgde voor overduidelijk genoeg licht om mijn pad voor me te zien.
De tijger in mij had grotendeels de touwtjes in handen en ik voelde hoe het aan het twijfelen was over een aantal dingen.
Ik zocht vergelding, ik wou vergelding, iets wat nog niet gebeurd was sinds de dood van mijn ouders, die weerkatten kwamen er wel heel makkelijk vanaf.
Dat mocht niet gebeuren.
Maar aan de andere kant wou ik rennen, rennen tot ik ergens neer zou vallen en uitgeput kon blijven liggen tot het gevoel weer weggeëbd was.
Misschien werd het maar weer eens tijd om en deal met Calder te sluiten, ik had hem nu al een tijdje niet gezien en hij was altijd een goede vriend geweest voor een tovenaar.
Hij woont dichtbij samen met één van die vrienden van hem en zijn uil, die me altijd met diens ogen in de gaten hield alsof die tot diep in mijn ziel kon kijken, wat die waarschijnlijk ook kon, het is niet voor niets een uil van een tovenaar.
Ver vooruit op mijn pad zag ik dat het doodliep in een ondiep ravijn van ongeveer twee meter, met een snelstromende rivier als een soort val in het.
Maar ik hield me niet tegenhouden.
Met versnelde pas sprintte ik richting de richel en sprong, zette me krachtig af en strekte me in mijn geheel uit.
De overkant kwam dichterbij en even dacht ik dat ik het niet zou halen, maar al snel voelde ik de grond onder me en sprong ik soepel verder aan deze kant van de rivier.
Een plotselinge geur in mijn neus deed me echter stilstaan en mijn kop bijdraaien naar rechts.
Daar was iets, iets wat ik vaag herkende.
Mijn groene ogen verwijden zich als ik me herinner wat.
Was dit waar de tijger in mij me heen wou brengen ? Een plek die mijn gehele leven gevormd heeft tot wat het nu was. Alleen, afgezonderd van de weerkatten.
Met een langzamere pas sprong ik soepel door het struikgewas heen dat zich tussen mij en het open plekje bevond.
Alles wat nog precies hetzelfde als dat het toen geweest was, de grote eiken die zich als het ware als een cirkel om het veldje heen hadden geplaatst, de kleine bosjes bloemen die aan de rand van een miniem beekje bloeiden, wat zachtjes kabbelde met een helder stroompje water.
Het enige wat veranderd was, was dat het bloed uit de grond en het water verdwenen was en hun lichamen nu veilig opgeborgen lagen waar ze begraven waren.
Maar met mijn geesten ogen kon ik hen voor me zien, hun majestueuze verschijningen dat net zoals de mijne een tijger was geweest.
Mijn moeder was een prachtige 'golden tabby' tijger terwijl mijn vader's zwarte strepen sterk afstaken tegen de heldere oranje vacht, welke ik ook geërfd had, met de gouden glinstering van mijn moeder.
Ik liep naar de plek toe waar ik had gestaan toen ik hen gevonden had en ging daar liggen met mijn hoofd op de grond.
Het vochtige gras van de regen verwelkomde mij met open armen terwijl ik mijn ogen sloot en genoot van het zachte stromen van het beekje.
Misschien, als ik hier lang zou blijven liggen, dat ik me dan weer herenigd zou voelen met mijn ouders, dat ik via deze grond hen zou kunnen bereiken, hun stemmen weer zou kunnen horen op deze volle maan nacht, die nog maar een paar uur zou duren.
Een traan ontsnapte aan mijn gesloten oogleden en ik hoorde zelfs de drup waarmee het op een grassprietje terecht kwam.
Mijn verdriet trok me verder de grond in, verder de geschiedenis in naar die dag, tot er niets meer overbleef dan een nachtmerrie terwijl ik meegetrokken werd in een het leek een eindeloze droom die maar niet ophield.
Credendo Vides