Marylou “Lou” Dianna Sagittarius (MaryLou Elizabeth McCallister) || Boogschieten – outfit
Langzaam sjokte ik voort over het grindpad richting de oude blauwe Ford Mustang onder het afdak, waardoor de steentjes knerpten onder de zolen van mijn schoenen. Normaal zou ik op een dag als deze ongewoon vrolijk moeten zijn, aangezien het droog was en er warme zonnestralen tussen de dunne bewolking heen op de met groen gras bedekte aarde om mij heen vielen. Ook ikzelf stond in het volle zonlicht, maar het irriteerde mij mateloos. Ik had van die irritante bonkende hoofdpijn. Het was niet dat de pijn nou zo erg was, maar het leek mij bij alles wat ik deed lastig te willen vallen. De steken lieten duidelijk merken, dat ze in protest waren tegen iedere stap die ik zette en daarbij moest ik ook nog eens om de vijf seconden hoesten. Ik voelde mij knap beroerd en de zon maakte het er niet beter op.
Een opgeluchte zucht ontsnapte mijn lippen, toen ik eindelijk het doffe blauwe voertuig had bereikt. Ik was, ondanks dat mijn lichaam niet bepaald meewerkte, toch blij dat ik weer naar school kon. Ik zou het niet veel langer in dit huis uitgehouden hebben. Gelukkig was mijn moeder al naar haar werk en had ik van haar deze ochtend geen last gehad, maar helaas gold dat niet voor mijn vader. En mijn verrekt vervelende zusje Angelina, dat altijd graag commentaar op mij en alles wat ik deed had, was ’s ochtends altijd thuis. Ik had de twee achterlijke stinkzwammen dan ook zoveel mogelijk genegeerd, maar net toen ik de laatste twee happen van mijn ontbijt wilde nemen, kon mijn zusje het toch niet laten:’Marylou heeft mij de hele nacht wakker gehouden met haar gehoest. Ze was net een blaffende stinkhond. Kan ze niet gewoon buiten slapen in een hondenhok?’ Mijn vader had mij streng aangekeken en had zijn mond open willen trekken, maar daar had ik hem de kans niet voor gegeven. Hij zou toch alleen maar zeurderige wartaal uitslaan, alsof ik er serieus iets aan kon doen. Ik had mijn zusje dus een dodelijke blik gestuurd en was snel naar boven gelopen om mijn tanden te poetsen. Gelukkig hadden ze daarna niks meer gezegd.
‘Hé Lou, ik weet dat het best saai wordt dat je me iedere ochtend op moet halen met je rijdende hoop schroot, maar in je auto voor je uit blijven staren heeft ook niet veel zin hoor!’ Ik keek verbaasd naar het raampje aan de bijrijderkant en zag mijn enige en beste vriendin Liv (eigenlijk Olivia, maar dat vond ik te lang) staan. Mijn mondhoeken krulden ietwat omhoog, terwijl ze instapte en ik onderdrukte een hoest, aangezien ze anders misschien zou zeggen dat ik ziek en dan wilde ze vast dat ik thuis bleef. Nou, mij niet gezien!
‘Eigenlijk was ik gewoon met mijn gedachtes ergens anders, maar nu je het zegt; het wordt tamelijk vervelend. Kan je niet een keertje zelf naar school?’ Ik keek mijn vriendin uiterst serieus aan. Haar aanstekelijke lach klonk door de auto, waardoor ook ik begon. Dit liep echter uit op een hoestbui en ik hield dus maar snel weer op met lachen. Liv stuurde mij een bezorgde blik, maar die negeerde ik.
‘Dus, op naar school dan maar.’ Ik voelde nog steeds haar ogen branden in mijn nek, maar keek strak voor mij uit en reed de oprit af. Aangekomen op de weg, gaf ik net gas, toen er plots iemand voor mijn auto ging staan. Ik trapte in een reflex vol op de rem en de mustang kwam onder luid protest van de motor met een schok weer tot stilstand. We hadden de man gelukkig net niet geraakt, maar mijn hart bonsde wel als een gek in mijn borstkas en ik staarde met grote geschrokken ogen van de man naar mijn vriendin. Even wist ik niet wat te doen, maar uiteindelijk stapte ik toch maar de auto uit.
‘Gaat het, meneer?’ vroeg ik voorzichtig. Ik bekeek het figuur dat zo plotseling voor mijn voertuig was gesproken en merkte dat er iets vreemds aan hem was. Hij was beslist niet “menselijk” en straalde een ongewone kracht uit. Mijn ogen gleden langs zijn voorhoofd en ja hoor, daar was inderdaad een saffierblauw merkteken. De tatoeages omlijnden in een tamelijk strak patroon zijn gezicht en zijn donkere ogen keken mij priemend aan.
‘Oh nee hè, het is zo’n dode vent en nog een speurder ook,’ kreunde ik. Dat hij voor mijn auto was gesprongen, betekende vast niet dat hij verdwaald was de weg even wilde vragen. Ook Liv was ondertussen uit de auto gesprongen en aan haar blik was te zien, dat ze exact hetzelfde dacht als wat ik dacht.
‘Marylou Elizabeth McCallister!’ Daar kreeg je het al. Die vent ging mij merken. Míj. Nou ja, misschien kon het wel iets zijn positiefs, maar of ik er nu echt vrolijk mee moest zijn.. ‘Nacht heeft u uitverkoren; uw dood zal uw geboorte zijn. Nacht roept u; luister naar haar lieflijke stem. Uw bestemming wacht u in het Huis van de Nacht!’ De speurder hief zijn hand op en richtte zijn wijsvinger op mij. Op dat moment leek mijn voorhoofd te ontploffen. Het was zo’n naar gevoel, dat ik wenste dat mijn kloppende hoofdpijn waar ik eerder last van gehad had weer terug was.
‘Lou, hij heeft je gemerkt,’ hoorde ik Liv fluisteren. Hevig knipperend tegen de zon, keek ik naar haar op. Haar gezicht stond minder bezorgd dan het in de auto had gedaan, terwijl ze haar blik onderzoekend over mij heen liet gaan. Blijkbaar was ik achterover gevallen of zo, want ik zat op de grond en steunde op mijn handen, die ik achter mij had geplaatst.
‘No shit Sherlock,’ mompelde ik al hoestend en krabbelde overeind. ‘Ik zet jou af bij school en rijdt dan gelijk door naar het Huis van de Nacht. Ik heb slechte verhalen gehoord over halfwassen die daar niet heen gingen en de verandering gelijk afstootten,’ ging ik verder en stapte in de auto. Liv zei niks, maar ik wist dat ze tegen mij in wilde gaan. Dat had bij mij echter toch geen zin, dus hield ze wijselijk haar mond. Zo reden we in stilte (op mijn ergerlijke gehoest na) naar school, waar ik haar afzette en mijn weg vervolgde naar het Huis van de Nacht. Ik wist waar het was, aangezien iedereen hier wist waar het was. Wat ik niet wist was of ik blij was of niet. Een vampier zijn had zo zijn voordelen, koele voordelen. Bovendien vond ik alles wat ik over Nux, godin van de halfwassen en vampiers, gehoord had echt heel vet.
Aangekomen bij het mooie mystieke gebouw dat men het Huis van de Nacht noemde, parkeerde ik mijn Ford Mustang en liep naar de hoofdingang. Daar bleef ik besluiteloos staan, niet echt wetend of ik gewoon naar binnen kon lopen en mij melden of zo, of dat er iemand naar buiten moest komen. Ik wist wel wat over halfwassen enzo, maar dat kon ik nou niet echt veel noemen.
Op een afstandje zag ik nog een meisje met haar oma, die ook bleef wachten. Ik besloot dus maar naast de deur op de grond te gaan zitten en keek een beetje om mij heen. Dit was nu al de vreemdste dag van mijn leven.
[ bericht aangepast op 4 april 2013 - 21:11 ]
Happy Birthday my Potter!