• Een prachtig eiland, ergens midden in de oceaan. Sinds een aantal jaar is dit een toeristische plek geworden, met een prachtig hotel erop. Het gehele jaar door is het hier tussen de twintig en de veertig graden, alleen tijdens de regenseizoenen is het toerisme iets minder, voor de rest is het druk bezocht. Tijdens het drukste seizoen gebeurd het onmogelijke, een virus uitbraak. Zodra het gesignaleerd is, wordt het eiland afgesloten van de buitenwereld. Er wordt een stel wetenschappers op af gestuurd, maar verder komt niemand het eiland meer af. Er breekt paniek uit, er vallen doden, maar het ergste is als de doden terug komen, the living dead. Maar een handjevol mensen weet het te overleven en zijn op zichzelf aangewezen. Zullen ze samenwerken, of wordt het ieder voor zich?


    Dit is het hotel en het staat op dit eiland. Zoals je kan zien is het redelijk groot, maar vooral bebost gebied. Er zijn simpele zandwegen die over het eiland leiden tussen de bomen door, maar dat is niet meer veilig. Het hotel heeft meerdere gebouwen en elders op het eiland woonden ook nog mensen. Het dichtstbijzijnde vasteland is honderden kilometers verderop, boten zijn allemaal meegenomen door wanhopige toeristen die probeerden weg te komen, hoewel de boten niet geschikt waren voor de open zee. De enige mogelijkheid om er te komen bestond uit een vliegtuig, maar het vliegveld is ondertussen een verlaten gebied.

    De regels:
    - Minimaal 250 woorden per post, hier wordt ook op gelet.
    - Je schrijft de naam van je personage boven je post.
    - Geen onnodig gequote! Daarvan rekken de pagina’s uit en je hoeft echt niet een reactie te quoten als hij op de vorige pagina staat of als je een reactie op iemand schrijft, al is het al even geleden.
    - Niet off-topic gaan! Je bespreekt dingen maar in iemands gastenboek of via een privé bericht. Kleine dingetjes mogen uiteraard wel. Als er behoefte aan is open ik een praattopic.
    - Geen Mary Sues, niemand houd ervan om met perfecte personages te spelen of mensen die zich overal uit weten te redden.
    - 16+ en al het bijbehorende is toegestaan.
    - Maximaal 2 rollen per persoon.
    - Iedereen mag mee doen en je sluit niemand buiten!


    Overlevende wetenschappers:
    - Dana Estelle Nixon ~ Tyrion
    - Kathalena Ann Petrova ~ Ophilia
    - Nick Lincoln ~ Chiron

    Overlevenden:
    - Marisa Langdon ~ Assassin
    - Rhiannon Ivy Murray ~ Maniae
    - Valentina Alamo ~ Lupone
    - William James Lawrence ~ Tyrion
    - Hunter Stone ~ Chiron
    - Manuel Rosenthal ~ Ribery
    - Bei Ming Tian ~ DarkSavior

    Doden:
    - Gwendolyn Verselli ~ Lexus - wetenschapper
    - Yenthe Maïté Kear ~ Aestas - wetenschapper
    - Sarah Kate Vasquez ~ Anguish - overlevende
    - Cain Noah Philips ~ Anguish - wetenschapper

    Rollentopic

    [ bericht aangepast op 23 juni 2013 - 14:17 ]


    Your make-up is terrible

    Zal zien of ik vandaag nog iets kan posten, heb nog bergen huiswerk.


    Forget the risk and take the fall...If it's what you want, it's worth it all.

    Dana Estelle Nixon - Wetenschapper

    "Ik ben zelf ook niet geïnfecteerd ! Ik neem aan dat zombies alleen maar geluiden maken als 'graahhh' of 'braainss' of zoiets dus laat me er alsjeblieft in,"
    Wanneer ze zei dat ze niet geïnfecteerd was, knikte ik kort ter bevestiging dat ik haar geloofde. Ze zag me er niet anders uit dan gewoonlijk dus dat was al iets positief.
    "Wil ik weten wat daar in zit?" Hoorde ik haar vragen en keek van de spuit in mijn hand weer naar Kathalena. "Mijn enige verdedigingsmiddel," Antwoordde ik kort en wreef met mijn duim kort even over de spuit waar de vloeistof inzat. "Verdoving, een hele sterke. Alleen weet ik niet of het me ook zou helpen."
    "Alles is wel in orde.. hoe zit dat met jou? Je ziet eruit alsof je dagen niet hebt geslapen." Ze stelde me veel vragen, meer dan goed voor me waren op deze moment, maar het was een feit dat ik de laatste dagen echt een wrak was. Van slapen kwam er rond deze tijd niets in huis.
    "Kan je me alsjeblieft binnen laten?" Ik hoorde de onmenselijke geluiden op de gang en vroeg me af met hoeveel ze deze keer waren. Tot hiertoe had ik altijd wel geluk gehad dat ze niet sterk genoeg waren om binnen te raken, maar ik betwijfelde het een beetje of het ook zo zou blijven. Ik wist immers te weinig over deze vreemde wezens dat ik ernaar moest gissen of hun kracht toenam naarmate ze ouder werden.
    Langzaam deed ik een stap opzij zodat ze naar binnen kon en sloot, wanneer ze binnen was, vrijwel meteen de deur en draaide de sloten er weer op. Snel schoof ik de loodzware wandkast weer voor de deur en liet een diepe zucht langs mijn lippen ontsnappen.
    "Ja, ik ben in orde. Maar een wat meer slaap kan natuurlijk geen kwaad." Mompelde ik en liet me naar beneden glijden tegen de wandkast. "En jij? Jij ziet er ook niet al te best uit hoor meid."
    Vaag was ik me er van bewust dat de spuit in mijn hand hevig was aan het trillen. Kwam vast door de adrenaline die door mijn lijf gierde. Ik kon niet zeggen dat ik doodsbang was, maar ik moest wel toegeven dat ik de spanning maar al te goed voelde. Hopelijk gingen die verdomde mormels snel weer weg en zouden ze niet doorhebben dat we hier verstopt zaten.


    Forget the risk and take the fall...If it's what you want, it's worth it all.

    Valentina Alamo

    “Durf jij erheen dan?” vraag ik na een tijdje.
    Hij fronst even en knikt vervolgens vastberaden.
    “Het is niet alsof we terug naar binnen kunnen.”
    Daar heeft hij gelijk in. Eigenlijk zijn we nergens veilig, als ik het me zo even bedenk. Die gedachte alleen al bezorgt me rillingen. Ik wil naar huis, besef ik nu.
    “Maar eerst nog een ander touw zoeken, niet? Ik ben in ieder geval toch niet van plan dit los te gaan maken. Ik heb nog geen doodswens.”
    Lachend knik ik.
    “Daar heb je gelijk in,” geef ik eerlijk toe.
    Voor alle zekerheid doe ik nog enkele stappen van de deur weg. Ik ben niet dom, en heb dus wel degelijk wat schrik voor die wezens, zombies, of wat het ook zijn.
    “Maar waar wil je gaan zoeken, dan?” vraag ik vervolgens. “Ik heb er nooit bij stilgestaan of een hotel een tuinhuis of iets dergelijks heeft, toch?”
    Ik kijk om me heen en zie wat verderop enkele schaduwen bewegen. Zachtjes tik ik Nick op de arm, om hem ervan bewust te maken zonder het hem expliciet te zeggen.
    “Wat zou d-“ Nog voor ik mijn zin kan afmaken, heb ik al een antwoord op mijn vraag. Twee zombies komen vanuit de struiken ons tegemoet en ik kan het niet laten even te gillen. Half verlamd blijf ik staan, het lijkt of mijn benen niet meer willen gehoorzamen. Ik sta aan de grond genageld, nog steeds gillend, en hoewel ik wil rennen, lukt het me niet. Met grote ogen staar ik de dichterbij komende zombies aan.


    But I still have this faith in the truth of my dreams.



    “Nou, het spijt me dat ik niet zo perfect kan zijn als jullie mannen,” gromde het meisje. Ik haalde nonchalant mijn schouders op. Het zou allemaal wel.
    “Ik weet niet hoe je het overleefd hebt, maar als het zo doorgaat is dat geluk snel voorbij,” had ik toen gezegd en dat leverde een scheve blik van de man op, maar van het meisje kwam verder geen reactie. Ze keek alleen naar de grond. Tja, de waarheid is het of niet?
    “Laten we terug gaan naar het hotel.” zei ik, waarna ik me had omgedraaid om terug te lopen, “Daar zijn we veiliger dan hier buiten.”
    Het meisje draaide zich koppig om en begon in de andere richting te lopen. Waarom ook niet hé? Een zucht ontsnapte aan mijn lippen, waarom kon ze nou niet één keertje slim zijn en naar mij luisteren. Dat zou haar een heleboel problemen schelen.
    “Net zaten er nog zombies in het hotel.” zei ze, terwijl ze even was gestopt met lopen. Hierna draaide ze zich weer om en liep verder. Ik hoorde de man achter mij zuchtten. “Kom op, ik ga echt niet kiezen wie ik ga volgen, hoor.”
    "Ik kom net uit het hotel en weet toch beter hoe het er nu uit ziet dan jij. Jullie zaten vast op die bomen, als ik me niet vergis. Ik heb een heel stel zombies in het hotel afgeslacht, dus daar zouden we veiliger zijn." vertelde ik en draaide me om naar de twee mensen die nu langzamerhand vervelend werden. "Maar goed, als je zo nodig je dood tegemoet wil lopen, zal ik maar mee gaan om dat af te wenden."


    I hope you drown in all the cum you fucking swallow, to get yourself to the top.

    Nick Lincoln
    Valentina lachte en knikte. “Daar heb je gelijk in.” En zoals elk mens zou doen dat een beetje goed was in zijn hoofd, zette ze een paar stapjes bij de deur vandaan. “Maar waar wil je gaan zoeken, dan? Ik heb er nooit bij stilgestaan of een hotel een tuinhuis of iets dergelijks heeft, toch?”
    “Volgens mij hebben ze dat wel, heb je je nooit afgevraagd wat dat huisje daar niet zo ver van het zwembad betekend?” Ik wees met mijn hand door de steunpilaren die de eerste verdiepingen van het gebouw ondersteunden. Mij leek het zo’n plaats waar ze van alles bewaarden. Van strandballen tot tuingerij.
    Zachtjes werd ik op mijn arm getikt, waardoor ik meteen Valentina’s blik volgde richting de schaduwen, die als lompe patattenzakken onze richting uitkwamen. “Wat zou d-“ Het duurde even voordat ze door leek te hebben dat het twee zombies waren, waardoor ze dan ook luidkeels begon te gillen. Verstomd keek ik haar aan, net zo aan de grond genageld als zijn. Het duurde een paar seconden voor ik de controle weer over mijn lichaam kreeg, tijd genoeg voor de zombies om dichterbij te komen.
    In één reflex sloeg ik mijn handen om Valentina’s mond, waardoor ik een kortmoment haar tanden tegen mijn vel kon voelen. Mijn andere hand greep naar haar hand, die heel erg klam was geworden, net zoals de mijne. Met een net iets te harde ruk draaide ik haar om en sleurde ik haar achter me aan, richting de hut bij het zwembad. Het was nog een eindje en we zouden nog over heel wat obstakels heen moeten eer dat we er zouden raken. Maar die zombies konden nooit sneller zijn dan wij.


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    [Tamino --> Lirio ^^]


    But I still have this faith in the truth of my dreams.

    [Ik ben vanaf straks tot vrijdag naar Londen :3]


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Manu Rosenthal

    Mijn hoofd blijft maar tollen terwijl ik slechts een paar stappen achter haar aan zet. Aan het einde van de gang draait ze zich alweer om. Wanneer ik stil moet blijven staan, merk ik dat ik nog maar net mijn evenwicht weet te herpakken. Is dit wat er met je gebeurt wanneer je iets traumatisch meemaakt? Marisa kijkt me bezorgd aan en begint dan zachtjes tegen me te praten. Ik probeer haar woorden zoveel mogelijk mee te pakken aangezien alles wat we samen afspreken het verschil kan maken tussen leven en dood, maar het is lastig. Mijn vertalingssysteem heeft, net als alles daarnet, een flinke deuk opgelopen. Sprak ze maar gewoon Duits.
    Ik hoor wat over een trap, snel- en stil zijn en nog wat over een gang. In elk geval hoor ik niets over vechten met die dingen. Mooi. Had ze het daar wel over gehad, had ik niet geweten of ik wel in staat zou zijn geweest om ook maar een van die dingen neer te trappen. Niet na wat er daarnet is gebeurd.
    Mijn blik staat glazig als ik knik. Ze gaat verder. Haar woorden komen een stuk helderder binnen wanneer ze me een opdracht geeft.
    Jij.. voorop.. kamer.. sleutel.. Wacht wat? Ik knipper even met mijn ogen. Vraagt ze me nu echt om voorop te lopen? Dat kan ik toch niet? Ik ben in shock. De vingers van dat meisje kriebelen nog over mijn nek. Ze kijkt me doordringend aan.
    "Hoe.. hoeveel zijn er daar..?" vraag ik wazig. Ik moet ook enkele spullen pakken voordat we naar de zee kunnen gaan, anders maak ik geen kans. Ik wil mijn leven niet riskeren door door die gang te gaan, maar van de andere kant weet ik dat ik sowieso ten dode op ben geschreven als zij me hier achterlaat en ik geen stap meer verzet. Hoewel ik niet wil, weet ik wat ik moet doen. Doorgaan. Ik hef haar tassen iets verder op en kijk even naar mijn schoenen. Wanneer ik weer opkijk zie ik dat ze met een wat groenige tint op haar gezicht wegkijkt van het raam. We hebben het allebei zwaar, zij net zo goed als ik. Ik kan haar nu niet in de steek laten.
    "Goed.. Ik ga voorop.." mompel ik uiteindelijk. Ik haal de sleutel uit mijn zak zodat ik die alvast in de aanslag heb voor straks. Als ik me omdraai kijk ik nog even om. "Blijf dicht achter me." Ik weet niet goed of ik dat zeg omdat ik haar wil beschermen of omdat ik zelf zo bang ben. Ik hou het er maar op dat ik het doe omdat ik voel dat we samen sterker staan.


    ars moriendi

    Valentina Alamo

    Ik voel hoe hij zijn hand om mijn mond slaagt en nog steeds kan ik me er niet toe zetten om te bewegen. Per ongeluk bijt ik even in zijn vel, maar daar verontschuldig ik me later wel voor. Gezien het schreeuwen nu niet veel zin meer heeft, hou ik er maar mee op. Ik voel hoe hij me meesleurt, ergens naartoe, en in het begin volg ik hem gewoon blindelings. Langzaamaan beginnen mijn zintuigen en spieren weer mee te werken. Ik merk dat we nu richting het huisje bij het zwembad lopen, en ik help Nick volgens mij al vrij hard door zelf ook wat sneller te gaan lopen.
    “We moeten snel zijn!” roep ik half buiten adem.
    Ik neem nog snel een bocht, waarna we aan het huisje zijn. Ik probeer met al mijn kracht de deur open te zwieren, maar ze geeft niet meteen mee. Ik schiet bijna in paniek, maar wanneer er uiteindelijk toch beweging in komt, trek ik Nick gauw mee naar binnen. Even snel gooi ik de deur weer dicht en leun er hijgend tegenaan.
    “Jezus, dat waren dus die zombies.”
    Ik probeer zo stil mogelijk te zijn, en luister aandachtig of ze ons tot hier gevolgd zijn. Ik heb er geen zin in om hier opgesloten te blijven zitten, als ze nu voor de deur staan. Ik vrees ervoor dat er in een tuinhuis etenswaren of drinken liggen. Ik kijk even om me heen, en dan naar Nick.
    “Zou hier touw liggen?”


    But I still have this faith in the truth of my dreams.

    Marisa Langdon

    Als ik Manu dapper probeer toe te spreken en hem zover krijg dat hij echt luistert, word ik enkel alleen maar meer bezorgd om hem. Hij kijkt wat wazig uit zijn ogen en lijkt mijn woorden niet geheel in zich op te nemen. Het baart me zorgen, maar toch blijf ik op hem in praten over wat hij straks moet doen. Hij knikt enkel wazig en ik ga verder. Ineens lijkt hij wel weer bij zinnen te komen als hij begint te knipperen, eindelijk! Ik probeer hem voorop te laten lopen, misschien maakt dat hem wel wakker uit zijn shock, waar hij duidelijk in verkeerd. Ik ben op het moment ook niet helemaal onaangedaan en ik voel mijn benen toch echt trillen, maar toch weet ik ook dat we naar beneden moeten en iets moeten doen. Daarbij moet één van ons toch enigszins helder blijven?
    "Hoe... hoeveel zijn er daar..?" vraagt hij, nogal altijd met die verwarde blauwe ogen. Ik haal kort mijn schouders op. "Het valt wel mee volgens mij," antwoord ik mompelend. Ik heb ze nou niet bepaald getelt daarnet. Nog misselijk van wat er daarnet gebeurt is kijk ik kort de andere kant op en probeer ik diep adem te halen. Dit gaat nog wat worden, het zal me verbazen als hij snapt wat ik gezegd heb daarnet. Maar hij is wel degene die begint te praten waardoor ik weer naar hem opkijk, iets wat ik misschien niet helemaal had verwacht. Ik ben eerlijk gezegd wel blij dat hij er niet helemaal bij is voor een moment zodat ik ook de tijd heb om even tot mezelf te komen en alles kan overdenken.
    "Goed... Ik ga voorop..." besluit hij mompelend. Uit zijn broekzak haalt hij een kamersleutel. Gelukkig lijkt hij alles begrepen te hebben. Ik probeer hem iets bemoedigend toe te glimlachen en de grimas van mijn gezicht te halen. Hij draait zich om, maar werpt nog wel een blik achter zich op mij. "Blijf dicht achter me." Ik knik gelijk en als Manu begint te lopen, volg ik hem op de hielen. Het enige geluid wat op het moment weerklinkt zijn onze gedempte voetstappen. De spierbundel voor mij zorgt er wel voor dat ik een iets veiliger gevoel heb, alleen zou ik het vast nooit gedurfd hebben. Ik doe wel alsof ik overal wel door heen kom, maar ik denk niet dat het me ook daadwerkelijk zou lukken, want dan heb ik niemand meer om voor te doen alsof.
    In complete stilte lopen we de trap af naar beneden. Ik blijf elke keer net een tree achter hem lopen zodat ik zeker weet dat ik dichtbij genoeg ben. Ik word wel angstiger, als we dichterbij komen. Het ruikt sterk naar de dood hier en eigenlijk als ik eerlijk ben wil ik nog helemaal niet dood. Als we onderaan de trap komen, kijken we opnieuw om het hoekje. Het plannetje gaat in ieder geval wel werken als we stil en snel zijn, want ze zitten niet door de hele gang. Aan de andere kant lijkt het wel leeg te zijn. Het mes vis ik weer uit mijn riem en houd ik stevig vast. Manu por ik in zijn rug en geef hem een zacht duwtje. "Ren," sis ik hem zacht toe. "Ik volg." zeg ik er nog achterna om hem daarvan te verzekeren. Omdat Manu een voetballer op hoog niveau was/is, vertrouw ik er wel op dat we er snel en geruisloos aankomen.
    Mijn aandacht word afgeleid door de zombies die verderop lopen, als het al zombies zijn. In plaats van naar Manu te kijken, kijk ik of ze ons niet opmerken. Ik schrik me rot als één van hen zijn hoofd omdraait, die wel erg los zit trouwens. Ik hap ietwat geschrokken naar adem. Zijn ogen bungelen uit zijn kassen, volgens mij ziet hij ons daardoor niet. Ik ben bang dat hij ons wel kan horen. Als Manuel ineens stopt voor een deur, waar ik van aanneem dat het die van hem is, bots ik bijna tegen hem op omdat mijn aandacht nog bij de bungelende ogen zat. Gelukkig kan ik nog net op tijd in de remmen springen en kom ik enkele millimeters voor hem tot stilstand.

    [ bericht aangepast op 6 mei 2013 - 16:47 ]


    Your make-up is terrible

    Nick Lincoln
    Valentina leek weer tot beweging te komen, al leek het haar een tijdje te duren om tot het besef te komen waarom we precies reden. “We moeten snel zijn!”
    “O, denk je?” snoof ik sarcastisch in haar richting, al was ik al blij dat ze nu zelf begonnen was met rennen. Het viel niet mee om nog zo’n gewicht mee te sleuren als je zelf een spriet was. Niet dat Valentina zwaar was, ik had gewoon geen spieren.
    Als twee raceauto’s die elkaar probeerde in te halen vlogen we om de bocht, elk hopend dat we de bocht het smalste konden nemen, zodat we niet gepakt zouden worden. Valentina kwam als eerste aan en begon aan de deur te trekken. Heel even zag ik een glimp van paniek van haar ogen toen deze niet meteen mee wilde werken, maar toen hij dan uiteindelijk open ging, trok ze me mee naar binnen. Buiten adem leunde ze tegen de deur aan en ik moest zelf ook wel toegeven dat ik me voelde alsof ik net de ten miles had zitten rennen. “Jezus, dat waren dus die zombies.”
    Ik fronste even, knikte en krabde toen over mijn achterhoofd. De uitleg die mij gegeven was, had me niet duidelijk gemaakt dat die dingen zo agressief waren. Ergens begon ik te betwijfelen of touw wel genoeg zou zijn om die wezens in bedwang te houden.
    Er hing een gewenste stilte. Het enige wat er nog te horen was, was de zware ademhaling van ons beiden. Op de achtergrond klonk het gemurmel van de zombies nog door en ik had al zo’n voorgevoel dat ze niet weg zouden gaan tot wij eruit zouden komen. Het was zoiets als jager en prooi. Tijgers konden bijvoorbeeld uren wachten aan een rivier tot de juiste vis voorbij zwom. Hetzelfde gelde hier. Wij waren de vis en de zombies waren de tijgers.
    Valentina’s ogen schoten heen en weer, gleden over de houten muren van het niet zo stevig uitziende tuinhuis en schoten toen in mijn richting. “Zou hier touw liggen?”
    “Zou goed kunnen, ik denk het wel,” antwoordde ik met een gedempte stem. Mijn blik gleed ook onderzoekend over de ruimte. Het was hier nogal krap. Nog geen twee bij twee, volgens mij. Het feit dat het hele gebouw volgestouwd was met spullen, van strandballen tot scheppen, hielp ook niet echt.
    Mijn blik bleef even hangen op een dikke spin op de muur, maar ik liet niets merken. Ik vond spinnen interessant, maar hetzelfde viel waarschijnlijk niet van Valentina te zeggen, dus hield ik maar wijselijk mijn mond voordat ik voor onnodige opschudding zou zorgen. “Volgens mij is het touw het probleem niet. Volgens mij raken we er niet meer via deze deur uit.”

    [ bericht aangepast op 8 mei 2013 - 14:21 ]


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Valentina Alamo

    Hij fronst en krabt aan zijn achterhoofd. Ik neem elke beweging in me op, waarna mijn ogen weer schichtig door de ruimte heen glijden. Ik spits mijn oren en merk dat de zombies nog steeds niet weg zijn. Wat doen we nu?
    “Zou hier touw liggen?” hoor ik mezelf vragen.
    “Zou goed kunnen, ik denk het wel,” antwoordt hij met gedempte stem. Schattend kijk ik hem aan terwijl hij de ruimte even bekijkt en wanneer zijn blik blijft hangen op een van de muren, volg ik die. Als er buiten geen zombies zouden staan, zou ik gillend naar buiten lopen bij het zien van de spin. Ik dwing mezelf toch te blijven staan en kijk weer naar Nick.
    “Volgens mij is het touw het probleem niet. Volgens mij raken we er niet meer via deze deur uit.”
    Ik knik zacht en sla mijn ogen even neer. Ja, die kans zit er dik in. Tenzij… Ik kijk weer op en probeer in te schatten welke gereedschappen we hebben.
    “De zombies staan enkel aan de deur, toch?”
    Ik doe een stap naar voor en laat mijn hand even over de muur glijden tegenover me, de muur zonder spin, gelukkig.
    “Wat als we deze muur uitbreken, en ervandoor gaan?” stel ik voor.
    “Achter het gebouw om en, gezien dat momenteel het beste idee lijkt, schuilen in het bos?”
    Ik kijk nogmaals naar de gereedschappen die we kunnen gebruiken. Een zaag, een hamer,… Die hamer kunnen we misschien gebruiken om de muur mee af te zwakken, als dat zou lukken. Ik ben nog nooit uit een tuinhuis gebroken.


    But I still have this faith in the truth of my dreams.

    Nick Lincoln
    Valentina knikte zachtjes en wendde haar donkere blik af. “De zombies staan enkel aan de deur, toch?”
    Ik trok een wenkbrauw toen ze richting een muur liep en er met haar hand over wreef. “Wat als we deze muur uitbreken, en ervandoor gaan?”
    Ik schudde mijn hoofd. Dat zou ook heel subtiel zijn, het is niet alsof die zombies niet even het blokje om konden rennen. Tegen de tijd dat wij die muur tegen de vlakte hadden, stond alles hier al overspoeld met zombies en waren we waarschijnlijk zelf al de klos. “Achter het gebouw om en,” ging ze verder, “gezien dat momenteel het beste idee lijkt, schuilen in het bos?”
    Ik keek haar nogal moeilijk aan, alsof het pijn deed om na te denken. En dat deed het op het moment wel even omdat ik nog niet geheel gerecupereerd was van al dat snelle denken en handelen van daarnet. Mijn blik bleef even op haar hangen voordat ik mijn mond weer opentrok, bang voor haar reactie omdat ik haar plan had afgewezen. “Misschien kunnen we iets anders proberen,” begon ik. “Iets minder luidruchtig misschien? Jouw plan was wel een goed back-up plan.”
    Ik keek rond. We waren zaten gewoon als een muis in de val. Geen raampjes om uit te kruipen, niets. “We zouden het ook langs het dak kunnen proberen, maar dan moeten we snel zijn voor ze ons omsingelen. Niet dat dit plan beter is dan het andere…” Ik zuchtte, keek het meisje aan en ging opzoek naar een pikhouweel. We zouden toch iets moeten neerhalen als we hier buiten zouden willen raken.


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    [Sixer => Catesby]


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Rhiannon Ivy Murray
    Ik hoor een van de mannen zuchten. 'Kom op, ik ga echt niet kiezen wie ik ga volgen, hoor.' Ik slaak ook een zucht. 'Je hoeft mij niet te volgen hoor,' brom ik binnensmonds en ik betwijfel of hij het wel gehoord heeft.
    'Ik kom net uit het hotel en weet toch beter hoe het er nu uit ziet dan jij. Jullie zaten vast op die bomen, als ik me niet vergis. Ik heb een heel stel zombies in het hotel afgeslacht, dus daar zouden we veiliger zijn,' zegt de Aziaat. 'Maar goed, als je zo nodig je dood tegemoet wil lopen, zal ik maar mee gaan om dat af te wenden.'
    Geïrriteerd draai ik me weer om en ik onderdruk de neiging om te stampvoeten. 'Ik wil heus niet dood,' sis ik, 'stop eens met dat te zeggen.' Koppig sla ik mijn armen over elkaar. 'Bovendien heb ik jouw hulp niet nodig en wil ik het ook niet.' Zonder verder nog iets te zeggen keer ik de mannen mijn rug toe en loop ik voor de derde keer weg. Natuurlijk heb ik de hulp van die Aziaat wel nodig, maar mooi niet dat ik dat ooit aan die eikel toe zal geven, daar wordt zijn ego alleen maar nog groter van. Bovendien heb ik nog altijd de steeksleutel en het pistool, als ik in de problemen kom kan ik nog altijd die gebruiken en dat moment zal vast ooit nog eens komen. Ik moet alleen zorgen dat ik 's avonds de weg naar het hotel terug kan vinden, aangezien ik tot ergens moet slapen.


    To the stars who listen — and the dreams that are answered