Dhelia Loreley
"Ik wil even zeggen dat ik niks aan Dawn vertel, omdat ik zag aan je lichaam dat je me niet echt vertrouwde. Daarbij denk ik niet dat die jongens zo onschuldig waren. Maar ik vraag straks wel mijn vraag of beter gezegd voorstel, die je waarschijnlijk niet gaat aanstaan, als je Dhelia haar vraag hebt beantwoord." verbreekt Daniël dan mijn woorden en kijk ik hem gefrustreerd aan. Ik wil antwoord Daniël, alsjeblieft wees stil zeg! Ik zeg dit dan wel niet hardop, maar ik weet dat hij me waarschijnlijk wel begrijpt. Mijn moeder heeft nooit over haar leven vertelt voordat ze mijn vader heeft leren kennen. Enkel dat ze zijn oude herdershond in het bos vond, los en hij hem met verbazing bij haar vond en zo gezegd zo gedaan, nog geen vijf maanden later waren ze getrouwd, waarop ik, kort daarna volgde. Ze noemden het beide ware liefde, maar niets bleek minder waar. Ware liefde bestaat niet of is anders zeldzaam te noemen.
Vandaar dat ik me al snel weer op Devon richt en mijn handen op mijn dijen om zo op deze manier kalm te blijven.
"Zo'n... hele tijd geleden, nog voor ik Claed kende-" begint hij dan zijn woorden en stopt dan abrupt. Kort kijk ik naar de jongen achter hem. Zoals ik al zei; er zit duidelijk een geschiedenis achter die twee en ergens begint het me wel op te dagen wat dat is. Toch houd ik me gedeisd en wil nog niet oordelen, een conclusie hieruit trekken en sla mijn benen over elkaar, wacht geduldig af.
"Mijn vader was een Gancanagh, een liefdesprater. Ik heb hem nooit gekend, maar omdat hij een Elf was, is...weetikveel. Goed. Dat maakt mij half Elf. Zoals je weet of niet weet, kennen de Elven vier hoven. Zomer, Winter, Hoog en Duister. Vanwege wat langdurig huidcontact met een Gancanagh bij stervelingen teweegbrengt, verblijven zij meestal bij het Duistere Hof. Net als Hounds. Er zijn heel wat Hunts die de ehm... vuile werkjes van het Duistere Hof opknappen. Mijn moeder, een Gabriella, had de leiding over één van die Hunts waardoor ik zowat opgegroeid ben in het Duistere Hof. Voor zover ik weet ben ik de enige, vergeef me mijn woordkeuze, bastaard van mijn soort. Ondanks dat mijn beide ouders in dat Hof thuishoorden, voelde ik me er niet op mijn plaats. Ik miste een bepaalde vrijheid, had een drang om de wereld te zien. Mijn vertrek werd in het Duistere Hof niet in dank afgenomen en ze stuurden iemand- een Assassin achter me aan. Ze probeerde me te verdrinken en ondanks dat mijn genen een behoorlijk sterke combinatie hebben opgeleverd, was ze veel sterker dan mij." Ping, en ik ben er achter. Een kruising van een Gancanagh en een Hound, huidcontact is daardoor uitgesloten, tenzij je verslaafd wilt raken aan het pure gif. Onplezierig lijkt me, hoewel ik eerlijk moet toegeven dat ik het één keer wil voelen, één keer, maar ondanks dat nu al weet dat ik dat nooit zal doen. Het is uitgesloten, van één keer, komt er een tweede en een derde, ga zo maar door.
"Ond- Odette heeft me gered. Ik was jong en naiëf en net zo onder de indruk van haar als van jou, Dhelia en ik zwoer dat ik niet van haar zijde zou wijken tot ik haar leven ook gered had. De eed van een Elf is heilig en uiteindelijk zat ik negen jaar aan mijn woorden vast. Ik probeerde haar in die tijd te "redden" door haar van haar ziekelijke obsessie voor een kind probeerde af te helpen, maar daar had Ond- Odette weinig oor naar. Ondertussen werd haar grillige karakter me meer en meer duidelijk en ging ik opnieuw verlangen naar de vrijheid waarvoor ik in de eerste plaats weggegaan was bij het Hof. Op een avond was Odette meegegaan met een jonge kerel die haar door haar zedeloze gedrag voor een...courtisane aanzag. Omdat hij achteraf niet wilde betalen voor haar, ehm, diensten -ze vroeg niet eens geld- probeerde hij haar te wurgen. Was ik niet in de buurt geweest- Maar mijn schuld was ingelost en ik kon mijn weg verderzetten. Ik heb nooit met je moe- met Odette gecopuleerd, laat dat vooral duidelijk zijn. Na mijn vertrek heb ik haar nooit meer gesproken." Ik merk hoeveel moeite hij heeft met het uitspreken van haar naam, Odette. Het zal wel vreemd zijn, als hij haar gewend is te zien als Ondine. Voor mijn vader was dat hetzelfde geval. Ik slik moeizaam, nu ik het verhaal heb gehoord en ben ergens opgelucht, maar voel me ondanks dat ontzettend opgelaten. Want nu ik die woorden hoor, zie ik buiten het verlangen naar het kind, mezelf erin. Ik ben een identieke kopie. De ene keer wil ik normaal zijn, de andere keer weer niet en ook ik duik wel vaker dan de normale dame het bed in met een andere jongeman.
"Ik heb een hekel aan ongedierte," zegt hij dan, doordat ik Devon niet meer aan heb gekeken na zijn verhaal, volg ik zijn hand en zie een muis wegsprinten. Ik houd me in om niet te gaan gillen, want als ik een hekel heb aan één diersoort, dan zijn het wel muizen. Wanneer ik het beestje niet meer zie, besluit ik er verder geen aandacht meer aan te besteden.
"Vind het al heldhaftig dat je het negen jaar hebt volgehouden," geef ik toe met een klein glimlachje, "negen jaar.." zucht ik, want dat is exact de leeftijd waarop mijn vader stierf. Ik sluit mijn ogen kort en haal mijn hand door mijn haren heen. Heel even vergeet ik dat ik hier eigenlijk heen was gekomen om over het kampvuur te bespreken en we nog steeds niet besloten hebben of het wel al te verstandig is, maar wil nog antwoord op één vraag. Slechts één, hoewel deze voor Devon waarschijnlijk nog niet echt te beantwoorden is, wil ik toch weten wat hij in eerste instantie denkt.
"Lijk ik veel op haar? Qua karakter?" Uiterlijk hoef je me niet te vertellen, want daar weet ik het antwoord al op. Ik wil het gewoon zeker weten, of ik net zoals haar ben, gewoon, voor de zekerheid. Dan bedenk ik me plots iets en schiet het me te binnen, moet ik het zeggen voordat ik het alweer vergeet.
"Oh en trouwens, als Dawn wel van plan is die jongen mee te nemen, zorg ik er wel voor dat haar dat niet gaat lukken. Die strijd win ik wel." Want dat is één ding waarvan ik zeker ben.
Her heart was a secret garden and the walls were very high.