• Moonlight Falls
    Het stadje Moonlight Falls werd gecreëerd gedurende de eerste wereldoorlog en werd gevestigd in de verre bossen van Virginia. Het stadje werd een zwarte bladzijde uit de geschiedenis gezien de vele, onopgeloste moorden en vermisten die door de stad zijn opgegeven. Moonlight Falls wist zich echter te herpakken en een nieuwe plek in de samenleving te veroveren. Nu, jaren later, begint alles echter opnieuw. Onopgeloste moorden, verdwijningen, ontvoeringen en een dood spoor.

    Uitleg
    Zoals te verwachten viel zijn het niet zomaar 'mensen' die achter dit alles zitten. Het zijn een soort 'onsterfelijken'. Geen vampiers, zoals je zou vermoeden. De meesten zijn gebeten, anderen zijn zo geboren. Onsterfelijken groeien tot een bepaalde leeftijd waarna ze steeds vaker en meer naar bloed beginnen te snakken. Na een periode is dat alles waarmee ze zich nog kunnen voeden, en merken ze hun verandering pas echt op. Velen zijn sneller, sterker, knapper, intelligenter en noem zo maar op. Ze hoeven echter niet oorspronkelijke Moonlight Falls'ers te zijn. Vaak verhuizen zij pas na hun verandering naar Moonlight Falls omdat het stadje iets vertrouwds heeft voor hen. Naast dat de meeste onsterfelijken zo geboren worden, kun je ook een onsterfelijke worden doormiddel van een beet. Een onsterfelijke heeft een soort gif dat een roes met zich meebrengt. Als de roes lang genoeg duurt, verspreid het gif zich door het lichaam en zet dat uiteindelijk de stofwisseling stil. In die periode ontwikkelen zich dan uiteraard ook de andere kenmerken. Onsterfelijken zijn te herkennen aan hun bloeddorst, aparte oogkleuren en hun vorm van leven. Ze zijn te doden met vuur, een staak door hun hart en onthoofding. Je kunt ze echter ook enorm verwonden met heilige voorwerpen.

    Regels
    Ik wil geen Mary Sue's, of mensen die zich overal uit redden. Zelfs onsterfelijken zijn niet perfect. Daarnaast zoek ik mensen die meer dan vijftien regels per post typen en niet te vaak off-topic gaan. Ervaren rpg'ers die weten hoe ze in teamverband moeten spelen in plaats van enkel 'jongen x meisje'.
    Onthoud dat mensen naast quizlet een leven hebben en niet 24/7 reacties schrijven. Post dan ook niet te veel, dat is vervelend voor de mensen die niet zo vaak op de computer kunnen. Verdere regels lijken me duidelijk, niet?



    Rollen
    Onsterfelijken:
    Chyra Amycah Mansley - Leave
    Rose Annabeth Clifford Gipsy
    Jade 'Icy' Mearon - Noxious

    Max Noah Hunter - Bagoly
    Ryder Jason Fuller - Tortura
    Louis Vorigan Xavier Wallister - Flitwick
    Jayy Kilian Von Monroe - Lamebrain


    Kenner van de onsterfelijken (kan zowel jager als iemand die er één wil worden zijn. Wees creatief.)
    Finn Oliver Parks - Realist
    Matt Graham - Gipsy

    Cristina Evangelina Melendez - Daemon
    Patience Cassia Phillips - Tortura


    Overige mensen:
    Hennah Oliva Skyse - Realist
    Kaitlyn Maria Reid - Bagoly

    [ bericht aangepast op 28 okt 2012 - 14:46 ]


    Feel the fire, but do not succumb to it.

    Jade 'Icy' Mearon.
    “120? Zo zo,” begon ik grinnikend geheimzinnig. “Dan zijn daar mijn 99 jaar vast niets bij?” Antwoordde ik op een sarcastische manier waarna ik mijn tas over mijn schouder liet vallen en me om wilde draaien totdat ze verder begon te praten.
    'Ik ben zo geboren.' Had ze gezegd en ik knikte alleen met mijn hoofd, zodat ze zou weten dat ik het wel gehoord heb. Geboren is veel beter dan getransformeerd erin.
    'En jij?' Vroeg ze. Ik kon lichtjes in haar stem horen dat ze nieuwsgierig was geworden. 'Getransformeerd of zo geboren?'
    Ik drukte mijn tanden hard op elkaar tot deze over elkaar knarsten. “Getransformeerd.” Zei ik met een kille, afstandelijke stem. Verder hoeft ze ook niets te weten dan dit.
    De jongeman dat eerder mijn ontbijt geweest zou zijn kwam terug met een bewaker. 'Zijn jullie er nog steeds?' Hij gaf een knikje naar de bewaker en zelf liep hij weg.
    Met zware stappen kwam de bewaker mijn kant op pakte me bij mijn arm vast. Oh, hij had nu echt het verkeerde moment uitgezocht. En het was misschien beter geweest als ik mijn echte ik niet liet zien, maar de honger werd met de minuut erger.
    Een hoorbare zucht verliet mijn mond waarna ik mijn ogen rolde en een soort kakelende, maar sarcastische lach uit mijn mond kwam. De bewaker keek mij even raar aan, maar besteedde hier niet veel aandacht aan.
    “Als je me nu niet loslaat,-” Mijn zin werd afgekapt door de bewaker zelf. 'Mond dicht en ga weg, mevrouwtje.' En hij gaf een knik naar het meisje waarmee ik een gesprek had. 'Samen met die vriendin van je.'
    “Het is mijn vriendin niet.” Had ik simpelweg gezegd.
    'Boeit me niet. Ga weg.'
    Binnen enkele seconden had ik hem in een andere kamer geduwd – wat eruit zag als een bezemkast. De bewaker, die nu op de grond lag, greep naar zijn telefoon en wilde iemand ermee oproepen. Wat hem niet lukte, omdat ik deze uit zijn hand schopte.
    Het licht stond niet aan in de kast en zelf was de deur dicht. Al kwam er wel wat licht door de spleet onderaan de deur.
    'Wat.. –' “Sst. Ik ben aan het praten.” Zei ik hem, terwijl ik met mijn wijsvinger deze op zijn mond legde. En mijn mond even samenperste en mijn hoofd zachtjes knikte. “Tut tut tut.” Laat ik met een niet goedgekeurde stem horen.
    “Misschien kan jij me uitleggen waarom mannen nooit luisteren naar vrouwen?” Vroeg ik nieuwsgierig, maar met een spelende ondertoon, terwijl ik plastic handschoenen aandeed.
    Hij glimlachte en dacht dat hij weer op kon staan, dus hij zette zijn hand op de grond voor steun. Bijna stond hij weer helemaal totdat ik mijn hand op zijn schouder naar beneden drukte – wat een knakkende geluid afgaf. De bewaker trok een pijnlijk gezicht en knielde toen op zijn knieën. Het verliep hem niet goed zag ik – wat mij deed glimlachen.
    “Je weet het antwoord niet?” Mijn hand die nog op zijn schouder bevond drukte hem nu tegen de muur aan en ik bukte over hem heen, zodat mijn gezicht nu vlak bij zijn nek bevond.
    Mijn tanden boorden zich in zijn nek, wat mij meteen voldoening gaf, een zoete smaak kwam mijn mond in. Er klonk eerst een geschreeuw, maar dit werd niet later gestopt doordat het bloeden zo erg was.
    Paar seconden later had ik mijn tong over mijn eigen lippen laten gaan door het bloed weg te likken. De nu bloedrode ogen vervaagden terug in mijn eigen donkerbruine kleur.
    "Omdat het egoïstische beesten zijn."
    De plastic handschoenen trok ik uit en gooide deze op de bewaker. Een zilverkleurige aansteker haalde ik tevoorschijn samen met een kleine fles alcohol, die ik vervolgens over de bewaker – of tenminste de delen die overgebleven zijn, goot. Ik stak een krant in de fik die ik vervolgens op de bewaker neergooide en op een doodnormaal loopje de deur achter me dicht deed.
    “Laten we maar weggaan.” Knipoogde ik naar de vrouw.
    Het laatste wat ik vanuit mijn ooghoeken kon zien was de rook die onder de deur vandaan kwam.

    [Ik wist niks, dus daarom wat verandering in het stuk.]

    [ bericht aangepast op 27 nov 2012 - 19:01 ]


    Don't walk. Run, you sheep, run.

    Max Noah Hunter
    Ik had honger. Het was werkelijk waar een verschrikking om door de stad te moeten lopen, wetende dat ik overal bloed zou ruiken. Toch kon ik me wel inhouden. Allereerst omdat ik gewoonweg geen keuze had. Het was weliswaar avond, maar nog niet zo laat dat ik zomaar iemand op straat zou kunnen aanvallen zonder dat het op zou vallen. Ten tweede wilde ik mijn slachtoffer zorgvuldig uitkiezen. Bloed is net zoals ander drinken: het komt in allerlei soorten en smaken. Ik wilde alleen het beste. Ik had genoeg ervaring dat ik het me kon permitteren, dus daar wilde ik maar al te graag van genieten. Nu moest ik echter wachten. Ugh, ik had een hekel aan wachten. Mijn lontje was sowieso al niet zo lang, maar als het op geduld aankwam, was het nog veel korter.
    Met een sigaret tussen mijn vingers wachtte ik geduldig, nee, dat is een leugen, wachtte ik ongeduldig op een bankje. Vanaf hier had ik prima uitzicht over het plein dat tussen de winkels lag.
    Het begon al te schemeren en er liepen nu ook meer mensen uit de winkels, dan dat ze er nog naar binnen gingen. Waarschijnlijk had grotendeels het al voor gezien en gingen ze naar huis. Bijna iedereen was samen met iemand. Met name stelletjes, maar ook gewone vrienden. Natuurlijk zou ik twee mensen aankunnen, maar ik had er geen zin in om die moeite te doen voor een simpel slokje bloed. Daarnaast had ik met twee mensen meer kans dat er één achterdochtig zou raken van mijn verschijning.
    Daar. Vanuit de boekenwinkel kwam een jongedame. Haar verschijning viel me direct op. Sowieso omdat ze alleen was, maar ook haar rode haren trokken de aandacht naar haar toe. Ze liep met sierlijke passen en ik gokte erop dat ze onderweg was naar huis. Met mijn stalen blik op haar gericht gooide ik mijn sigaret op de grond en trap het met mijn schoen uit. Op zich wel zonde van de sigaret, deze was namelijk nog niet eens voor de helft opgebrand.
    Ik schraapte mijn keel, stond op en wachtte op het juiste moment om naar de vrouw toe te lopen. Dat was wanneer ze nog iets meer alleen liep.
    ‘Pardon,’ sprak ik beleefd terwijl ik mijn handen over elkaar wreef alsof ik het koud had. ‘Heeft u misschien een vuurtje?’ Ik stak mijn hand in mijn jaszak en haalde er een pakje sigaretten uit.
    ‘In ruil daarvoor wil ik u ook graag een sigaret aanbieden.’ Ik nam twee sigaretten vast en reikte haar een aan, niet eens wetende of ze wel rookte. Ze rook heerlijk. Haar heerlijk geurende bloed mengde zich met de haar zoete lichaamsgeur, die zich weer had gemengd met de frisse buitenlucht. Een formidabele combinatie. Echter probeerde ik me niet op de geur te concentreren, bang dat mijn ogen me zouden verraden of dat ik, in het ergste geval, mij niet meer zou kunnen beheersen. Haar uiterlijk leek me wel goed om te bestuderen. Ze droeg oversized, bruin, gebreide trui, een kort broekje en hoge hakken. Ondanks deze hakken was ze nog altijd kleiner dan ik. Zoals het hoort, natuurlijk, anders had ik geen schijn van kans als ik intimiderend over zou willen komen. Dat zou simpelweg een lachertje geweest zijn.
    ‘Een jongedame zou eigenlijk niet alleen mogen lopen wanneer het al donker wordt, het duister is immers niet veilig.’ Ik voegde er een zuinig glimlachje aan toe en probeerde zo vriendelijk mogelijk te kijken. Dat was best moeilijk, aangezien ik haar eigenlijk het liefst direct een steegje in zou sleuren om haar van haar heerlijke rode vloeistof te ontdoen.


    Kaitlyn Maria Reid
    Zodra hij me de vraag had gesteld, stond Ryder abrupt op en begaf zich opnieuw naar de boekenkast. Iets wat ik redelijk onbeleefd vond, aangezien hij me nu de rug toekeerde terwijl hij me nog geen seconde geleden een vraag had gesteld. Natuurlijk, mijn boekenkast stond vol literatuurboeken, maar ik kon me niet voorstellen dat hij die nog nooit gezien had. Misschien was er één bepaald boek dat hem op was gevallen. Ik vroeg hem er niet naar. Bovendien moest ik eerst nog zijn vraag beantwoorden. Iets wat ik ook braaf deed nadat ik me had hersteld van de thee die van de schrik in mijn verkeerde keelgat was geschoten. Nooit vroeg iemand me naar mijn littekens, normaal verborg ik ze ook beter. Vanwege mijn onoplettendheid waren ze nu zichtbaar geweest en het was wel duidelijk dat Ryder niets ontging. Het leek wel alsof alles hem opviel, tot in de kleinste details, want zo groot waren mijn littekens absoluut niet.
    Nadat ik zijn vraag beantwoord had, draaide hij zich weer om, zijn handen beleefd op zijn rug. Voor een klein moment meende ik dat zijn ogen iets donkerder waren, maar toen ik goed keek zag ik dat ze nog altijd dezelfde mooie kleur groen hadden. Ook de ietwat bezorgde blik was me opgevallen, althans, deze meende ik te zien. In een flits nam Ryder echter weer zijn emotieloze houding aan. Hij knikte op mijn laatste woorden en liet zich vervolgens weer in de stoel zakken. Hij kucht en kan het blijkbaar niet laten om er toch nog iets over te zeggen, of eigenlijk te vragen.
    ‘Wederom, mijn excuses, schone dame, ik hoop dat ik niet te vrijpostig ben geweest met deze vraag. Gaat het nu wel?’ vroeg hij duidelijk peilend, met nog altijd diezelfde, hoffelijke ondertoon erin verworven. Ik knikte enkel kort voor ik mijn vraag over zijn vioolspel stelde. Ja, het ging allemaal prima. Nu houden we erover op, oké? Ergens overheen praten was iets wat ik mezelf goed heb geleerd in de voorafgaande jaren.
    Direct na mijn vraag werd sierde een halve, zeer charmante grijns zijn gezicht. Zijn grijns past precies bij hem, het is niet zo’n kleine jongetjes grijns, maar een echte mannengrijns. Zo zou iedere man moeten grijnzen, maar lang niet iedereen zou zo iets onder de knie kunnen krijgen. Een goede grijns heb je, of je hebt het niet. Soms dacht ik echt te veel over dingen na.
    ‘Dat kan ik inderdaad, Kaitlyn, wilt u het misschien horen?’ ‘Als het niet te veel moeite is, heel graag,’ antwoord ik onnodig, want Ryder stond al op om zijn vioolkist te openen en zijn viool eruit te halen. Hij bracht de viool naar zijn kin en pakte het stevig, maar toch zeker beheerst beet. Snel nam ik nog een slokje van mijn thee en ging er even goed voor zitten. Hij liet de strijkstok over de snaren gaan en de bekende, maar prachtige melodie van Schindler’s List klonk door de ruimte. Ik voelde hoe mijn lichaam zich ontspande en sloot zelfs voor een moment genietend mijn ogen. Het lied bezorgde me sowieso altijd al kippenvel, maar nu het in levende lijve voor mij alleen werd gespeeld, werd dit gevoel alleen maar versterkt.
    Nadat ik mijn ogen weer geopend had, zag ik Ryder in volle concentratie spelen. Opnieuw bleef ik als gehypnotiseerd naar hem kijken. Hij zag er zo heerlijk kalm uit, dat waarschijnlijk niemand hem uit zijn concentratie zou durven halen. Helaas naderde daar toch het einde. Ryders vioolspel werd zachter en ging langzaam over tot stilte. Even was het helemaal stil, terwijl Ryder als een standbeeld in mijn woonkamer stond. Precies wanneer hij abrupt zijn ogen opende, klapte ik breed lachend in mijn handen.
    ‘Dat was werkelijk waar prachtig, bravo!’
    Ryder maakte een hoffelijke buiging en borg zijn viool weer veilig op in de daarvoor bestemde kist. Vervolgens nam hij weer plaats op de stoel, alsof hij zojuist helemaal niet had staan spelen in de kamer.
    ‘Welke instrumenten vindt u mooi, Kaitlyn?’ vroeg hij me. Tegelijkertijd vroeg ik mezelf af of ik er ooit zou wennen aan hoe hij mijn naam uitsprak en aan de mysterieuze, soms ietwat kille uitstraling die hij had.
    ‘Mijn liefde voor de piano is groot, maar als ik u zo viool hoor spelen, staan deze twee instrumenten voor mij zeker op een gelijke hoogte. Gitaar vind ik ook een prachtig instrument, maar enkel wanneer het op de klassieke manier gespeeld wordt. Ik hoef geen hoge, snijdende tonen te horen. Of harde schelle klanken.’ Ik trok een vies gezicht, ik kon echt niet begrijpen wat mensen leuk vonden aan genres zoals metal, hardrock of iets in die richting. Pop vond ik ook alleen maar goedkope troep.
    Nu pas zag ik dat zijn kopje leeg was. Shit. Hoe lang was dat al het geval? Ik was het duidelijk niet meer gewend om visite te hebben, wat een slechte gastvrouw.
    ‘Kan ik u nog iets te drinken aanbieden, meneer?’ vroeg ik snel en hees mezelf al van de bank af. Ik wachtte niet op antwoord en zette de waterkoker vast opnieuw aan.
    ‘Iets anders dan thee kan natuurlijk ook.’ Misschien wilde ik zelf nog wel een kopje en anders zou het water vanzelf afkoelen, er was dus geen enkel probleem.
    Buiten begon het nu al echt aardig donker te worden. Ik had geen idee hoelang mijn gast van plan was te blijven. Mijn hemel, dadelijk was hij op zoek naar onderdak! Daarvoor had ik echt niet genoeg vertrouwen in hem. Hoewel, gezien zijn hoffelijkheid zou hij vast erg beleefd blijven, maar de mensheid had me al vaker geraden.
    ‘Ik wil u absoluut niet weg hebben, integendeel mijnheer, ik geniet van uw gezelschap, maar vindt u het wel veilig zo laat nog over straat te gaan? Al helemaal nu die geruchten rondgaan over onmenselijke wezens.’ Dit was gelijk een goede strategie om zijn gedachten hierover te achterhalen. Hopelijk was hij, zoals ik het vermoeden had, net zo nuchter als ik en zou hij ook niet in die onzin trappen.

    [ bericht aangepast op 30 nov 2012 - 17:22 ]


    everything, in time

    [Sorry dat ik zo lang weg geweest ben! Hopelijk kan ik nog invallen?]

    Patience Cassia Phillips.
    Nadat Matt zich om had gedraaid en zijn weg had begeven naar waar deze ook moge leiden, rolde ik mijn ogen ietwat kwetsbaar en was al van plan om weg te lopen. Het begon te schemeren en het verbaasde me dat ik nu nog niet thuis was, dat zou echter wel gekund zijn als hij me niet had gestoord. Zijn gekke praatjes over onsterfelijken, welke ik wel geloofde, maar deed alsof het niet zo was, verdeden mijn tijd. Het mocht niet nog een keer mijn zwaktepunt worden.
          Terwijl ik om me heen keek, merkte ik hoe er veel mensen hand in hand liepen of met elkaar lachte. Voor een klein moment was er een bedroefde blik in mijn felblauwe kijkers te zien. Het was niet dat ik ze verachtte, maar hoe kon men liefhebben als er nog van die wezens op de aarde liepen? Dat was niet bepaald iets wat je op het spel wilde zetten, en dat kon ik van al die mensen weten. Ik keek mezelf er nog steeds op aan dat ik mijn ouders niet kon redden, dat ik gewoon in alle angst toekeek. Verdomme, ik had wat kunnen doen!
          Mijn blik verhaastte zich iets wanneer ik hieraan dacht, het enige wat ik nu nog zou willen doen, was om me in het boek te verdiepen en zo misschien nog enkele geheimen over hen te weten te komen. ‘Pardon,’ Een beleefde, mannelijke stem verstoorde mijn gedachtegang en terwijl ik opkeek naar de desbetreffende persoon viel me op dat hij in zijn handen wreef. Had hij het wel koud, maar ik niet? Misschien had ik er gewoonweg niet zoveel op gelet, al vond ik mannen wel snel watjes. Mijn hakken maakte geen tikkend geluid meer over de straatstenen, aangezien ik stil bleef staan door deze man. ‘Heeft u misschien een vuurtje?’ Ik rimpelde mijn neus iets, alsof ik iets heel vies rook en kon het hierbij niet laten even van hem weg te kijken.
          Op dat moment haalde hij echter zijn hand uit zijn jaszak om een pakje sigaretten tevoorschijn te toveren. ‘In ruil daarvoor wil ik u ook graag een sigaret aanbieden.’ Mijn blik dwaalde terug naar hem, maar met een waarschuwende blik. Bood hij me nu echt een sigaret aan? Gatverdamme, ik moet er niet eens aan denken die stinkpeuk in mijn handen te hebben. Dat hij me al om een vuurtje vroeg was een belediging. Gelukkig voor hem ben ik een vredelievende ziel en heb ik altijd wel een aansteker bij me. Ik had een bepaalde obsessie met vuur, waardoor ik dus altijd wel een aansteker met me mee droeg, waar dan ook. Hij nam twee sigaretten vast en reikte mij er een aan, ik lette er echter al niet meer op, want ik rommelde in het tasje dat ik mee had. Een seconde later hield ik een zwarte aansteker omhoog, keek hem in zijn ogen aan en peilde deze. ‘Roken is slecht, Meneer.’ Zei ik hem, een geïrriteerde ondertoon, hoewel hij dit vast wel wist. ‘En de andere sigaret kunt u weg doen, want ik rook niet.’ Besliste ik duidelijk, mijn blik ondoorgrondelijk. Hij moest vast denken dat ik een zeikerd was, a Goody two-shoes. Well, more people thought that from me, it wasn’t something new to me. Anyway, he should just accept the truth, it’s good for him.
          Na een aantal keer klikken met de aansteker, brandde er een vuurtje die ik hem voor hield. Hij was langer dan ik, merkte ik op. De jonge man had donkere ogen, welke die van mij leken te penetreren en voor enkele seconden was ik dan ook in die van hem verzonken. En ik wist niet precies waarom, maar hij deed me zoveel denken aan de onsterfelijke man die mijn ouders vermoordde… Abrupt voelde ik een hitte tegen de zijkant van mijn duim slaan, waardoor mijn gezicht pijnlijk vertrok en ik het kleine dingetje liet vallen. ‘Au, verdomme,’ murmelde ik, mijn hand zwaaide zacht heen en weer, terwijl mijn felblauwe kijkers nog altijd op mijn duim gericht was en ik deze daarna in mijn mond nam. Mijn tong likte er een aantal keer langs om te proberen het af te koelen, waarbij ik bukte en de aansteker vast nam. De stinksigaret was in elk geval aan, ik mocht niet zeuren.
          ‘Een jongedame zou eigenlijk niet alleen mogen lopen wanneer het al donker wordt, het duister is immers niet veilig.’ Een zuinig glimlachje sierde zijn lippen, mijn blik was weer op hem gericht. Langzaam maar zeker haalde ik mijn duim uit mijn mond en liet de hand naast me hangen. Een kleine frons was voor enkele seconde te zien wanneer hij dit had gezegd, echter kuchte ik vervolgens zachtjes. Ondanks dat ik wist dat hij gelijk had, gedeeltelijk, gaf ik dit nu niet toe. Ik wist prima dat het duister niet veilig was, onsterfelijken die dan rond zouden lopen. I’ll give it a shot, though. ‘Thanks for warning me, sir, but I’m perfectly capable of looking after myself.’ Zei ik, kritische stem, terwijl mijn eens zo volle lippen nu een dunne streep warden. Dat heb ik namelijk al die jaren gedaan. Ondertussen had ik de aansteker al terug in het tasje gedaan. ‘Now, if you’ll excuse me.’ Vertelde ik hem toen als afsluiting, waarbij ik mezelf al omdraaide en voordat ik überhaupt weg liep, hem een knikje gaf.

    Ryder Jason Fuller.
    Op mijn vraag of het nu wel ging, knikte zij enkel kort voor zij haar vraag over mijn vioolspel stelde. Het ontging me echter niet dat ze wel degelijk ergens anders over wilde praten dan haar littekens, de littekens waar ik meer over te weten wilde komen. Ze praatte er duidelijk over heen, al deerde het me niet veel, aangezien ik haar tijd moest gunnen. Alles haasten en haar dwingen het te vertellen, zou niet goed zijn. Sowieso is het niet mijn stijl en wil ik veel liever jagen op mijn prooi dan het zo snel mogelijk te hebben. De bloedlust die ik ernaar verkrijg word namelijk met de tijd groter, beter.
          ‘Als het niet te veel moeite is, heel graag,’ antwoord ze, nogal onnodig, want ik was al op gestaan om mijn viool uit de kist te halen. Mijn blik was kort over Kaitlyn gegleden, waardoor ik merkte dat ze nog snel een slokje nam van haar thee en goed ging zitten. Vlak erna deed ik mijn ogen al dicht om de melodie van Schindler’s List door de ruimte te vullen.
          Precies op het moment wanneer ik mijn ogen opende, begon Kaitlyn breed lachend in haar handen te klappen. ‘Dat was werkelijk waar prachtig, bravo!’ Hierdoor grijnsde ik groot, triomfantelijk en tegelijkertijd maakte ik een hoffelijke buiging. De viool borg ik terug veilig op in de kist en nam terug plaats op de stoel.
    De vraag over welke instrumenten zij mooi vond, liet mijn gedachten niet los. Het antwoord van haar liet me niet los en ze zweefden beide door mijn gedachtegang. Ik wilde alles te weten komen wat er te weten viel, tenzij ze deze geheimen in zichzelf wilde opbergen op het moment dat ik haar bloed zou drinken. Vanaf nu zou al mijn vereiste naar haar gaan, waardoor ik op andere moest jagen om mijn dorst te lessen. We zouden niet willen dat ze wantrouwig erover word… ‘Mijn liefde voor de piano is groot, maar als ik u zo viool hoor spelen, staan deze twee instrumenten voor mij zeker op een gelijke hoogte. Gitaar vind ik ook een prachtig instrument, maar enkel wanneer het op de klassieke manier gespeeld wordt. Ik hoef geen hoge, snijdende tonen te horen. Of harde schelle klanken.’ Ze trok een vies gezicht hierna, waardoor er een zacht gegrinnik bij mij vandaan te horen was. Het duurde echter maar een enkele seconde voordat het weer weg was.
          ‘Hm,’ Ik wreef mijn lippen even over elkaar, terwijl ik met mijn slanke – voor man zijnde – vingers mijn kin beet nam en hier kort over wreef. Een nadenkende, geamuseerde blik in mijn helder groene ogen die Kaitlyn in zich opnamen. ‘Tot op zekere hoogte wist ik wel dat de piano een instrument was die je zou noemen, Kaitlyn.’ Haar naam nog altijd met een beschaafde toon in mijn stem uit, iets dat ik altijd wel leek te hebben, zelfs als ik iemand wilde verleiden – wat een hele bijzondere situatie is wanneer dat überhaupt gebeurd. ‘Als u het goed vind, kan ik u ook nog wel een keer iets op de piano laten luisteren?’
          ‘Kan ik u nog iets te drinken aanbieden, meneer?’ vroeg ze hierna snel en hees zichzelf van de bank af. Ik knikte één enkele keer kort, terwijl ik haar al naar de waterkoker zag lopen om deze opnieuw aan te zetten. ‘Iets anders dan thee kan natuurlijk ook.’ Een flits van een grijns was op mijn lippen te bespeuren, dit duurde echter maar heel kort, want erna was het al verdwenen en pakte ik het bordje van de taart op, om deze overgebleven op te eten. ‘Thee is prima, me dear.’ De laatste twee woorden was een vaag accent te horen, terwijl ik het bordje mee nam naar de keuken en voor haar langs boog om deze in de gootsteen te zetten. Een fractie van een seconde keek ik haar indringend, op een geheel andere manier dan hoe we net de hele tijd met elkaar omgingen, aan. ‘Gefeliciteerd nog, trouwens.’ Fluisterde ik daarbij. Een hint aanlokkelijkheid was er zelfs in te bespeuren. Echter, zo snel het kwam, verdween het ook weer.
          Hierna stond ik al in de woonkamer, alweer liep ik een rondje hierdoor heen om alles in mijn geheugen op te slaan, zodat ik er zelfs met mijn ogen dicht zou kunnen lopen. Buiten begon het ondertussen al aardig donker te worden, dat was geen probleem voor mij, maar dat betekende wel dat het zo tijd was om weg te gaan en een slachtoffer te zoeken. ‘Ik wil u absoluut niet weg hebben, integendeel mijnheer, ik geniet van uw gezelschap, maar vindt u het wel veilig zo laat nog over straat te gaan?’ hoorde ik abrupt, dus, net toen ik bij de boekenkast uitkwam, draaide ik me om en keek haar aan. Ze stond tegen de opening geleund die leidde naar de keuken. ‘Al helemaal nu die geruchten rondgaan over onmenselijke wezens.’
          Het was me niet opgevallen dat ik geknarsetand had, maar kon me nog aardig goed houden. Mijn ogen dringen door die van Kaitlyn en wanneer ik een boek uit blind vertrouwen uit de boekenkast pakte, om deze vervolgens op een specifieke bladzijde open te slaan, begin ik te praten. ‘Ah ja, over de onmenselijke wezens heb ik inderdaad gehoord. Je zult je verbazen over wat ze allemaal gedaan hebben…’ vervolgde ik in een mysterieuze toon, mijn ogen op de bladzijde gericht. De naam van een familie die ik maar heel goed ken stond erin, direct sloot ik het boek weer en zette het terug. ‘Na dit kopje moet ik weer gaan, Kaitlyn.’ Mijn handen op mijn rug gevouwen, terwijl ik haar strikt aankeek.

    [ bericht aangepast op 4 dec 2012 - 20:10 ]


    Max Noah Hunter
    Het tikken van de hakken op de straatstenen hield op. Ik had haar aandacht. Zodra ze haar neus iets optrok, wat er overigens bijna aandoenlijk uitzag, wist ik dat ik een verkeerd begin had gemaakt. Roken was dus niet haar favoriete bezigheid. Verdorie, wat ongelooflijk stom van me om daar zomaar vanuit te gaan. Ik had beter na moeten denken! Haar zoete geur bedwelmde mijn gedachten gewoon, dat zou later komen, ik moest eerst haar vertrouwen vinden. Al zou dat bij haar niet zo makkelijk worden. Ze straalde het gewoon uit, haar waarschuwende blik hielp daar ook bij. Deze trok ze toen ik haar een sigaret aanbood. Ik was bang dat dit nergens meer op uit zou lopen, maar de schone dame begon toch in haar tas te rommelen.
    ‘Roken is slecht, meneer.’ Haar stem klonk duidelijk geïrriteerd. Ik wist wel dat roken slecht was, maar ik was toch al onsterflijk, dus het kon me niets meer schelen.
    ‘En de andere sigaret kunt u weg doen, want ik rook niet.’ Heerlijk hoe ze me “meneer” en “u” noemde. Ik hield wel van deze autoriteit, dat was tenminste hoe ik het zag. Misschien kwam dat voort uit mijn liefde voor controle. Dat ze op deze manier tegen me sprak, gaf me het gevoel dat ik nog enigszins controle had.
    Ik deed wat ze beval en stopte de sigaret terug in het pakje. Daarna haalde ik ietwat onverschillig mijn schouders op. Dat was weer een sigaret meer voor mij en ja, dat was zeker iets waar ik dankbaar voor mocht zijn. Een pakje sigaretten ging er bij mij namelijk al snel doorheen.
    Ik begrijp eigenlijk zelf niet waarom ik de vuurtjes-techniek gebruikte. Vanwege haar stoere uiterlijk was ik er vanuit gegaan dat ze ook rookte. Stom natuurlijk, niet goed nagedacht. Uiterlijk zegt lang niet alles, blijkbaar was ze braver dan ik haar had ingeschat.
    Ik vroeg me af waarom ze wel een aansteker bij zich had, terwijl ze niet rookte. Daar zou ik later zeker nog op terugkomen.
    Intussen had ik me iets naar haar toe gebogen, hield ik de sigaret in mijn mond en mijn handen ernaast, zodat de wind het vuur niet uit zou blazen. Wanneer de sigaret eindelijk aan was gegaan, had ik haar willen bedanken, maar omdat ze met een pijnlijk gezicht vloekte, hield ik me in. O, de manier waarop ze met haar tong over haar duim likte. Wat had ik dat graag gewild op dat moment. Zowel over haar duim, als over haar tong, dacht ik grijnzend.
    ‘Mijn hemel, u lijkt er niet echt bij met uw hoofd.’ Licht geamuseerd schudde ik mijn hoofd, waarna ik toch even bezorgd keek. Puur voor de schijn, want ik hield wel van wat leedvermaak.
    Ik nam een hijs van mijn sigaret, tikte het nutteloze restje eraf zodat het zich over de stenen verspreidde en hield hem tussen mijn wijs- en middelvinger vast. Vervolgens begon ik erover dat ze niet alleen zou mogen lopen rond deze tijd. De dame haalde haar duim uit haar mond en liet de arm weer langs haar lichaam hangen. Voor een enkele seconde zag ik de frons op haar gezicht, deze verdween echter toen ze lichtjes had gekucht. Volgens mij had ik haar weer beledigd, dit geen niet zo soepel. Dat vond ik geen probleem, het jagen zou nu enkel leuker worden; een uitdaging.
    ‘Thanks for warning me, sir,’ begon haar antwoord. ‘But I’m perfectly capable of looking after myself.’ Haar stem klonk kritisch en haar lippen, die zojuist nog vol waren, waren nu enkel nog een dunne streep. Verdorie. Het was helemaal niet beledigend bedoeld, geen enkele jongevrouw zou nu niet veilig zijn op straat. Ik had het niet alleen over haar, sterker nog, als er al vrouwen alleen over straat mochten ’s nachts, dan was deze prachtige verschijning er zeker één van.
    ‘Now if you’ll excuse me.’ Ze had de aansteker intussen al teruggestopt in de tas, knikte kort en had zich omgedraaid om weg te lopen. Ik had mijn sigaret net terug naar mijn lippen gebracht, maar liet deze snel weer zakken toen ik doorkreeg dat ze afscheid aan het nemen was. Ze hield overduidelijk al niet van rook en daarom leek het me geen verstandig idee om dat ook nog eens in haar gezicht te blazen. Abrupt pakte ik haar bij haar pols en trok er zacht aan, zodat ze zich wel om moest draaien.
    ‘Schone dame, alstublieft. Ik wil me niet opdringen en ik wil al evenmin onbeleefd zijn, maar ik zou me er echt een stuk comfortabeler bij voelen als ik u naar uw huis zou mogen begeleiden.’ Ik boorde mijn blik in de hare en stond stokstijf stil. Mijn uitstraling was kil, maar gaf duidelijk aan dat ik niet in was voor een discussie. Ik was gewend te krijgen wat ik wilde en dat zou ook nu gebeuren.
    ‘Ik zou het mezelf niet kunnen vergeven als iemand u iets aan zou doen.’ Tenzij ik het was natuurlijk, dan zou het prima zijn. O God, het was moeilijk om mijn lach in te houden. De sadist in mij had al veel leuke plannetjes bedacht, maar ik moest geduld hebben. Geduld had ik wel wat jagen betreft, maar niet als het om tegenspraak ging. Dat duldde ik niet.
    Behendig trok ik haar mee om het hoekje van het muurtje waar wij dichtbij stonden. Zo kon ik rustig praten zonder dat we door iedereen aangestaard zouden worden. Ik kon het natuurlijk niet gebruiken als er nu een jager op de loer zou staan, al zou het wel een goede jager moeten zijn om mij aan te kunnen.
    ‘Geloof me. Ziet u die vrouw bij de boom? Dat is een onsterfelijke.’ Ja, ik verraadde maar al te graag anderen als ik er voedsel mee zou winnen.
    ‘U kunt weigeren wat u wilt, maar ik zal toch met u meelopen naar huis. Ik ben niet iemand met wie u kunt onderhandelen, mevrouw.’ De woorden klonken hard, duidelijk, maar tegelijkertijd kreeg ik het ook voor elkaar om het te laten klinken alsof ik het echt voor haar eigen veiligheid deed. Om heel eerlijk te zijn zou ik haar maar al te graag hier achter dat muurtje nemen, normaal gesproken deed ik dat ook. Meteen actie! Deze vrouw echter.. Ik weet niet wat het precies was, ik kon mijn vinger er niet op leggen, maar ze straalde iets uit. Iets van avontuur, uitdaging. Daar hield ik wel van. Ze leek me in ieder geval geen simpele prooi.


    Kaitlyn Maria Reid
    Ryder grinnikte even toen ik een vies gezicht trok en ik moet zeggen dat ik me beledigd voelde. Ik sprak mezelf echter al snel streng toe. Zo iets kun je verwachten als je een vies gezicht trekt, Kaitlyn, voel je vereerd dat hij om je lacht!
    ‘Hm.’ Hij wreef zijn lippen over elkaar, nam met zijn slanke vingers zijn kin beet en wreef hierover. Opnieuw hield deze beweging me vast, net zoals zijn andere bewegingen dat hadden gedaan. Ik wist niet wat me bezielde, deze man maakte een geweldige indruk op me en dat zag ik absoluut niet als een goed iets. Het was mijn bedoeling geweest om hem na het drinken vriendelijk te deur te wijzen. Voorgoed. Nu wilde ik echter meer en meer van hem weten, de mysterieusheid die hij uitstraalde vroeg gewoon om meer.
    ‘Tot op zeker hoogte wist ik wel dat de piano een instrument was die je zou noemen, Kaitlyn.’ Hij deed het expres, mijn naam uitspreken. Volgens mij wist hij dondersgoed wat het met me deed, al wist ik dat zelf niet eens. Ik baalde ervan dat ik voorspelbaar was. Ik wilde dezelfde mysterieusheid uitstralen als hij dat had, in de hoop dat hij ook nieuwsgierig zou zijn naar mij, meer over mij wilde weten. Niet dat ik hem alles wilde vertellen, maar het was een goed excuus om hem nogmaals te strikken voor een kop koffie, of in ieder geval een afspraak.
    Snel begon ik over het drinken. Ryder zei me dat thee prima was en terwijl het water opnieuw begon te pruttelen, probeerde ik het accent thuis te brengen. Had hij al eerder met dat accent gepraat? Niet dat ik me kon herinneren in ieder geval. Het lukte me dan ook niet het ergens te plaatsen en ik liet het maar los. Het klonk als een piraat, dacht ik licht grinnikend. Stop met grinniken! Niet erg netjes om binnenpretjes te hebben op dit moment. Er was immers een gast bij.
    Geschrokken keek ik op toen ik in mijn ooghoek iets zag bewegen. Mijn mond stond ietsjes open in de hoop dat ik zo meer lucht zou krijgen. Het werkte niet. Ryder ontnam me al mijn adem. Hij was zo dichtbij. Ik rook zijn lichaamsgeur, zijn cologne en zou hem zo kunnen aanraken, maar dat durfde ik niet. In plaats daarvan genoot ik enkel van zijn aantrekkelijke geur. Niet enkel mijn adem stokte, ook mijn hart vergat een tijdje te kloppen.
    ‘Gefeliciteerd nog, trouwens,’ fluisterde hij aanlokkelijk. Als het waar is dat vrouwen een “kus me” blik hebben, dan stond deze op dat moment zeker op mijn gezicht. Ik kneep mijn ogen snel stijf dicht om deze blik weer weg te krijgen. Natuurlijk wilde ik niet dat hij me zou kussen. Ik kende hem pas net! Bovendien leek hij niet echt op die manier geïnteresseerd in mij.
    Ik zweeg, alweer te laat om een “dankjewel” te stamelen. Toen ik tegen de muur aanleunde, stond Ryder wederom bij de boekenkast. Knarsetandend keek hij me doordringend aan terwijl hij een boek uit de kast pakte. Hij sloeg het boek op een bepaalde bladzijde open en ik dacht dat hij stilletjes zou lezen, maar hij begon toch te praten.
    ‘Ah ja, over de onmenselijke wezens heb ik inderdaad gehoord. Je zult je verbazen over wat ze allemaal gedaan hebben…’ Zijn stem klonk mysterieus terwijl zijn ogen over de bladzijde gleden. Ik lachte zachtjes. Om eerlijk te zijn wachtte ik op het moment dat hij ook zou lachen en me zou vertellen dat hij een grapje maakte, niet in die wezens geloofde. Hij zei enkel dat hij na dit kopje koffie zou moeten gaan. Hierdoor stopte ik met lachen en zuchtte ik duidelijk geïrriteerd.
    ‘Meen je dit nou?’ Mijn stem was enorm veranderd ten opzichte van eerst. Weg was de beleefdheid, de volwassenheid. ‘Dat is wel erg teleurstellend, Ryder. Jammer dit, ik had verwacht dat je net zo nuchter was als ik, niet dat je toch in die ongelooflijke onzin zou trappen.’ Het ging zo goed, het was ook bijna te perfect om waar te zijn. Met harde passen liep ik terug de keuken in, schonk twee koppen thee in en liep hem straal voorbij toen ik de woonkamer opnieuw binnenliep. Er klonk een duidelijk bonk toen ik de kopjes op tafel zette. Daarna draaide ik me weer naar hem om, alsof hij me een verklaring schuldig was.
    ‘En kom nu niet met zielige verhalen over hoe je familie is verslonden door de onsterfelijke wezens, ik trap daar toch niet in.’ Ik trok het boek, wat ik eerder nog aan hem uit had willen lenen voor ik door zijn uitspraak van gedachte was veranderd, uit zijn handen, klapte het dicht en zette het terug op zijn plaats. De perfectionist in mij kwam naar boven en moest gelijk even alle boeken recht zetten.
    ‘Kinderverhalen zijn het, jij leek me toch meer volwassen, Ryder,’ zijn naam klonk nu alsof ik het haatte. Ik haatte hem niet, ik was juist bijna verdrietig dat hij dit zei. Het verpestte het goede beeld dat ik van hem had.

    [ bericht aangepast op 5 dec 2012 - 20:14 ]


    everything, in time

    [Okay, alvast één post. Aan Ryder kwam ik niet meer, sowwy. Ik ben echt fucking moe en ging enkel door omdat ik jou beloofd had de post af te hebben.
    I failed. D: Ik heb alleen Patience af en viel eerder nog in slaap ook... Pfft.]

    Patience Cassie Phillips.
    Zijn handeling hoe hij de tweede sigaret terug stopte, die voor mij bedoeld was, volgde ik. Misschien ietwat wantrouwig, omdat hij mij ergens aan herinnerde, aan die onsterfelijke jongen die mijn ouders had vermoord. Keel eruit getrokken bij mijn moeder, bij mijn vader zijn hart. Bijna al het bloed als één of ander beest opgedronken. Als je dat als klein kind gezien hebt, gaat je hele wereld kapot. Ik vind het nog altijd een wonder dat ik verder kon met leven, al wilde ik de eerste paar maanden totaal niets meer doen of eten. Eerlijk gezegd was ik in een echte shock, waar ik niet meer wilde leven.
          Gelukkig maar dat haar oma haar, bij wijze van spreken, wakker maakte van deze nachtmerrie. Anders had ik het misschien wel helemaal niet gered, zij was dan ook de enige reden waardoor ik iets te eten en drinken binnen kreeg. Door deze gedachten merkte ik op hoe in gedachten, en dus afstandelijk, erbij stond.
          De jonge man was iets naar me toe gebogen, hield zijn sigaret in zijn mond en zijn handen ernaast, zodat de wind het vuur niet uit zou blazen. Dit was dan ook op het precieze punt dat ik in zijn donkere ogen keek en bestudeerde, erachter kwam dat hij redelijk op de onsterfelijke man. Eerlijk gezegd intimideerde hij me dan ook redelijk toen hij dit deed. Thank God dat die stinkpeuk snel aan ging, anders was ik nog veel klunziger geweest, denk ik zo. Helaas was ik dan ook echt niet goed in sociale conversaties ten stand houden, aangezien het me al heel snel te diep ging en dan was ik vliegensvlug weg. Dan kon je me gewoonweg nergens meer vinden, wat ik nu op dit moment wilde doen.
          ‘Mijn hemel, u lijkt er niet echt bij met uw hoofd.’ Op dit moment kunnen ze mijn wens vervullen om door de grond te zakken van schaamte, want zo voel ik me namelijk. Zeker toen ik opmerkte hoe hij licht geamuseerd zijn hoofd schudde, waarna hij toch, vaag genoeg, even bezorgd keek. Tuurlijk, dacht ik, alsof iemand die ik net had ontmoet bezorgd zou zijn. Ik geloofde al dat stomme gedoe al niet op het moment dat, nou ja… dat dus van mijn ouders. I still blame myself for it. ‘U doet me ronduit gezegd gewoon aan iemand denken die ik, op z’n zachts gezegd, niet mag.’ Vertelde ik hem eerlijk, mijn gezicht dodelijk serieus, terwijl ik mijn lippen iets tuitte en met mijn slanke wijsvinger erover heen ging. Dit zorgde ervoor dat de jukbeenderen beter te zien waren. Het kon me eerlijk waar niet deren wat hij nu van mij zou vinden. Ik was al een dorpsgek.
          Hij nam een hijs van zijn sigaret, tikte het grijze restje eraf, welke over de straatstenen verspreidde als kleine wintervlokjes. Over dat gesproken, het begon met de dag kouder te worden, ik vroeg me af wanneer het eindelijk zou gebeuren. Winter was mijn lievelingsseizoen, naast de herfst. Misschien wel deprimerende seizoenen voor anderen, maar zo zag ik het helemaal niet. Goed, ik was dan ook een geval apart, dat werd me althans verteld. Vast enkel omdat hunzelf niet in onsterfelijken geloofden. Onwetenden mensen, ze irriteerde mij.
          Hierna begon hij erover dat ik niet alleen zou mogen lopen rond deze tijd. Hij was net zo onwetend als de andere mensen. Ik kon heus wel voor mezelf zorgen. En juist om de reden dat het me nu allemaal te veel werd, ook door zijn rare opmerkingen, draaide ik me om, om weg te lopen. De donkerharige man had echter hele andere plannen, want hij hield me tegen door mijn pols abrupt vast te pakken. Een rilling ging er door mijn lichaam heen, een tinteling over mijn ruggengraat tot mijn nek toen ik voelde hoe hij er zacht aan trok, zodat ik geen andere keus had dan om te draaien. Dat was dan ook precies wat ik deed, echter wel door een sierlijk rondje te draaien, waardoor ik vlak voor zijn neus stond. Lichtelijk schrok ik door deze abruptheid, het kon zo uit een film kijken, maar dat was het niet. Dit was echt en die tintelingen ook. Het kwam me zo bekend voor, maar ik kon er gewoonweg mijn vinger niet op leggen of het negatief of positief was.
          ‘Schone dame, alstublieft. Ik wil me niet opdringen en ik wil al evenmin onbeleefd zijn, maar ik zou me er echt een stuk comfortabeler bij voelen als ik u naar uw huis zou mogen begeleiden.’ Hij boorde zijn donkere blik in die van mij en stond stokstijf stil, waardoor ik weer een en dezelfde rilling voelde. Mijn volle, rozige lippen gingen iets open, omdat hij me door dit mijn adem kort had ontnomen. Het voelde niet goed, maar toch bleef ik hem aanstaren alsof hij heel bijzonder was. Ondanks dat zijn uitstraling kil was, al gaf hij zo duidelijk aan dat hij niet in was voor een discussie. Hij gaf me dan ook een duidelijke indruk dat hij gewend was zijn zin te krijgen en geen “nee” te horen op iets wat hij wilde. Nou, pech voor hem, want ik was zeker niet zo’n persoon die zich maar rond liep commanderen, dan moest hij wel met wat meer aan komen zetten. ‘Ik zou het mezelf niet kunnen vergeven als iemand u iets aan zou doen.’
          Deze, wel erg zelfverzekerde, man begon me te irriteren met zijn woorden. Niet alleen dat, maar ook zijn houding stond me niet aan, alsof hij alles zou krijgen wat hij wilde. Ik vond hem ietwat arrogant en wilde hem dus dan ook het liefst vermijden. Hoewel ik wel wist dat veel meiden in dit verrotte dorp naar hem zouden staren, het was dan ook geen lelijke man om te zien, dat gaf ik toe, maar zijn arrogantie verpeste het. Vrouwen die daarin trappen zijn dom. Op zijn woorden zei ik echter niets en ik bedacht me dat als ik weer weg wilde lopen, hij dit waarschijnlijk weer niet goed zou keuren. De control freak dat hij was. Het was dus een goed moment om even te spelen, alsof ik hem erg interessant vond. Het eerste wat ik nu deed, was ook mijn arm lostrekken van zijn greep. Het duurde echter weer niet lang, voordat hij me vastpakte.
          Op het moment dat ik echter iets wilde zeggen, trok hij me behendig mee naar het hoekje van het muurtje waar we dichtbij stonden, waardoor mijn mond dicht klapte. ‘Geloof me,’ begon hij toen weer, hij verwachtte volgens mij echt dingen van mij die ik niet zou doen. Zoals luisteren. ‘Ziet u die vrouw bij de boom? Dat is een onsterfelijke.’ Nu echter, dat was waardevolle informatie, waardoor mijn felblauwe ogen met het lichtgroene randje open schoten. Direct dwaalde mijn blik naar de vrouw: een blonde, schone dame met donkere ogen en een bleke huid. Ze had naar ons gekeken en haalde een hand door haar haarlokken, waardoor ik merkte dat ze weg wilde lopen. Als de bliksem haalde ik mijn mobiel tevoorschijn, maakte een foto van haar en glimlachte triomfantelijk toen dit gelukt was. Zij zou een leuk cadeautje van mij krijgen: een staak door haar hart geslagen. Ik moest enkel nog even een plan van aanpak maken, aangezien ze nu voorbereid was vast. Sowieso wist ik niet of ze nu hier zou blijven. Ondertussen had de jonge heer nog iets gemompeld, alhoewel ik te druk was met de foto.
          ‘U kunt weigeren wat u wilt, maar ik zal toch met u meelopen naar huis. Ik ben niet iemand met wie u kunt onderhandelen, mevrouw.’ De woorden die hij uitkraamde klonken hard en duidelijk, echter klonk er een vaag iets van bescherming in door, alsof hij het voor mijn veiligheid deed. Rollend met mijn ogen in hun kassen stopte ik mijn mobiel terug in de tas, welke ik over mijn schouder hing. Toen haalde ik diep adem tegelijkertijd dat ik naar hem omdraaide. ‘Dat is mooi, want met mij kunt u ook niet onderhandelen.’ Glimlachte ik liefjes, waarbij ik mijn slanke hand naar zijn gezicht liet leiden om hier een paar zachte klapjes op te geven. Zoiets wat je deed als: ‘kom op, het komt wel goed,’ of ‘get over it, het gaat je niet lukken.’ Bij mij was het in dit geval het laatste. Er was dan ook een betuttelende toon in te horen, met een spottende blik in mijn kijkers.
          Toch liep ik ietwat naar voren, zodat ik vlakbij hem stond, liet mijn beide blanke handen op zijn sterke kaken rusten en zei toen, grijnzend: ‘Als u zich niet wilt opdringen of onbeleefd wil zijn, neem dan genoegen met een “nee”.’ Vertelde ik hem, waarbij ik even kort over zijn kaken streelde, maar vervolgens mijn handen naast me liet vallen, om me vervolgens charmant om te draaien en weg te lopen. Op een klein afstandje eigenlijk, kwam ik alweer tot stilstand en kantelde mijn hoofd zijn richting op, waardoor er rode krullen over mijn wang vielen. ‘I’m no damsel in distress. I can handle it myself.’ Glimlachte ik bekoorlijk, waarna ik er geen aandacht meer aan besteedde en weg liep, het hoekje om.


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Ryder Jason Fuller.
    Wanneer ik iets dichterbij was gekomen om het bordje in de gootsteen te zetten, opende Kaitlyn haar mond iets. Ik vroeg me af wat er met haar aan de hand was, waarom ze nu abrupt zo deed. Zou ik te veel in haar persoonlijke ruimte zijn gekomen en is ze nu beledigd? Kort beet ik dan ook op mijn lip, terwijl ik haar houding peilde. Een rare blik stond er in haar ogen, welke ik eerst niet kon ontleden, maar langzamerhand kwam ik erachter wat deze betekende en toverde het een aangenaam grijnsje op mijn lippen. Misschien zou het arrogant genoemd worden, maar ik herkende dit doordat er al redelijk veel dames op zo’n manier naar me gekeken hadden. Niet dat ik er iets mee deed, al was ik opgelucht dat de dame Kaitlyn een geval apart was en zich niet wanhopig op me stortte. Ik wist eerlijk gezegd nog niet precies wat ik bij haar moest denken.
          Hierna stond ik al bij de boekenkast, knarsetandend om een boek eruit te halen en deze open te slaan. Na mijn woorden lachte ze zachtjes, waardoor ik mijn wenkbrauwen verward naar haar op trok. Ik vroeg me dan ook werkelijk waar af of ze me niet serieus nam door dit, aangezien ze nu zacht lachte. Er kwam een kuchje bij mij vandaan, terwijl ik iets fronste en afwachtend naar haar keek, maar wel dat ze me een verklaring verschuldigd was. Voor zover ik me kon herinneren zouden mensen toch medelevend moeten zijn? Dat kon ik nu niet echt aan haar merken.
          Ze stopte met lachen nadat ik haar gezegd had dat ik zo meteen moest gaan. ‘Meen je dit nou?’ Haar stem was veranderd van eerder, zowel als haar beleefdheid was weg als de volwassenheid die ze eerder uitstraalde. ‘Dat is wel erg teleurstellend, Ryder. Jammer dit, ik had verwacht dat je net zo nuchter was als ik, niet dat je toch in die ongelooflijke onzin zou trappen.’ Mijn lichaam draaide zich richting haar toe, het boek nog steeds in mijn handen open geslagen, ondanks dat ik er soms nog een regel van las.
          Kaitlyn liep met harde passen terug de keuken in en ik keek toe hoe ze de twee koppen thee inschonk. ‘Allicht, vrouwe Kaitlyn, daar is geen twijfeling over mogelijk. Waarom zou ik erover liegen? Daar schiet ik niets mee op, voor zover ik weet.’ Een diepe zucht kwam er daarna bij mij vandaan, waarbij zij me straal voorbij liep toen ze de woonkamer opnieuw binnenkwam. Een duidelijke bonk kwam er door de woonkamer, toen ze de kopjes op tafel zette. ‘Had u liever gewild dat ik gelogen had?’ vroeg ik, een nieuwsgierige stem, terwijl ik het niet echt kon bevatten wat er net voor gedaantewisseling gebeurd was.
          Hierna draaide zij zich al naar me om, alsof ik degene was die haar een verklaring verschuldigd was – in plaats van andersom. ‘En kom nu niet met zielige verhalen over hoe je familie is verslonden door de onsterfelijke wezens, ik trap daar toch niet in.’ Ze trok het boek uit mijn handen, klapte het dicht en zette het terug op zijn plaats. Normaliteit zou ik misschien vaag gekeken hebben naar het schouwspel dat er bij haar gaande was, maar nu was ik verdwaald in nachtmerries van mijn gedachten. Nachtmerries van het verleden en over het feit hoe koud ze het over vroeger had uitgesproken. Ze wist, vanzelfsprekend, niet dat mijn familie inderdaad verslonden was door die wezens. Heel zielig verhaal inderdaad, dat is de precieze reden dat ik het ook niet deel. Nu vroeg ze er echter om, lichte woede was er in mijn ogen te lezen.
          ‘Kinderverhalen zijn het, jij leek me toch meer volwassen, Ryder,’ Mijn naam sprak ze uit, alsof ze het haatte, waardoor ze enkel de woede aan wakkerde. Een ongelovige dus… Well, I can’t really say I blame her, although I am furious what she said about family. Mijn woede veranderde me dan ook helemaal, waardoor mijn mysterieuze kalmte omsloeg in iets griezeligs en mijn fonkelende groene ogen werden donkerder. Ik volgde haar handelingen en printte haar woorden in mijn hoofd, maar deed er niet veel mee – iets wat ik normaal wel zou doen. Als een standbeeld stond ik enkele seconde, voordat ik met snelle passen naar haar toe liep en tegen de boekenkast aan duwde tegen haar schouders.
          ‘Ik lieg niet.’ Mijn lippen waren een streep geworden en mijn handen zaten strak op haar schouders, mijn kracht iets gebruikende. ‘Mijn familie is vermoord door hen.’ Ik rimpelde mijn neus alsof ik iets vies rook, de woede kwam al meer in mijn gezicht, waarna ik knarsetandde. Ze maakte het me wel heel moeilijk. ‘Wil je weten hoe ik dat weet?’ Een enge griezelige toon kwam er in mijn stem, terwijl mijn adem enkele seconden stopte. ‘Omdat ik erbij was.’
          Terwijl er bij mij een knop omgeslagen was, waardoor ik er nu meer als een losgeslagen beest uitzag dan een koele, mysterieuze kikker als daarnet, veranderde Kaitlyn ook. Een bange blik nam plaats in haar ogen en hoewel ik me eerder wel in kon houden, kon ik dat nu niet meer. Mijn plan was dan ook niet geweest om haar nu al te laten weten wat ik was, maar ze had me op een plek gehad die nog altijd heel zwak was – na zoveel tijd zou je toch denken dat ik dat juist onder controle had? Haar hakkelende ademhaling verraadde haar maar al te erg en op dat moment sloeg ook mijn jagersinstinct toe. Ik wilde haar keel openrijten en haar bloed opdrink alsof het een aperitief was. Voor mij was het in elk geval wel.
          Ondertussen had ze al iets geantwoord, maar ik lette er al niet meer op. Mijn volledige aandacht richtte zich nu op haar hals, onder haar huid kon ik in haar aders het donkerrode bloed horen stromen. Ik kon het bijna op mijn tong proeven. ‘Ze vermoordde mij.’ Een levenloos, erg sadistisch lachje stootte ik uit, mijn ogen nog op haar hals gericht. ‘Nu denk je vast dat ik gek ben, aangezien ik hier sta.’ Een angstwekkende, macabere grijns kwam er op mijn lippen terecht, terwijl ik dit keer in haar ogen keek en deze toen dichtdeed.
          ‘Dat komt omdat ze mij veranderde in een onsterfelijke.’ Op het moment dat ik dit gezegd had, schoten mijn ogen open en waren mijn groene kijkers donkerrood geworden. Ik opende mijn mond iets toen ik dichterbij kwam, en hield ik haar de gehele tijd iets steviger vast. Uiteindelijk was ik bij haar hals aan gekomen en twee scherpe snijtanden kwamen tevoorschijn. Mijn tong gleed over haar hals heen. ‘Are you scared?’ spinde ik zachtjes, sinister, met een licht toontje van vermakelijkheid in door. Het was haar eigen schuld, zij had deze kant van mij gewekt.


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Max Noah Hunter
    Ik had het mezelf deze keer echt niet makkelijk gemaakt. Normaal gesproken gingen mensen niet tegen me in zodra ze doorhadden dat ik dat nu eenmaal geen ‘nee’ tolereerde. De dame voor me dacht hier overduidelijk anders over en ik wist nog altijd niet zeker of ik dit nu als een uitdaging moest zien, of als een blokkade en dat ik haar eigenlijk hier gelijk zou moeten vermoorden. Uiteindelijk koos ik toch voor het eerste, omdat ze de moeite eigenlijk wel waard was. Daarnaast was het ook wel eens leuk om een spel te spelen. Ik maakte het immers niet iedere dag mee dat iemand zoveel pit had en tegen me in durfde te gaan. Bovendien merkte ik heus wel hoe ze naar me staarde en dat zag ik toch als een kleine overwinning. Een kleine grijns kwam hierdoor op mijn gezicht, ik mocht haar wel. Tot nu toe dan.
    Ze had haar arm losgetrokken, maar ik greep deze direct weer vast om haar achter het muurtje te kunnen trekken. Dat was een beetje dom van haar. Ik liet haar de eerste keer al niet gaan, geen enkele kans dat ik haar de tweede keer wel zomaar zou laten lopen. Mijn plan om de vrouw bij de boom te verraden had gewerkt. Aan haar opengesperde ogen kon ik zien dat ik haar aandacht had. Mooi meegenomen, want ik bestudeerde graag de ogen van anderen en zij had hier de perfecte, mooie ogen voor. Lang kreeg ik de kans hier echter niet voor, want ze liet haar blik afdwalen naar mijn lotgenote die ons duidelijk in de gaten had staan houden. Snel maakte de dame tegenover me er een foto van, wat ik eerlijk gezegd niet begreep. Ze had vast al duizenden onsterfelijken gezien, zo anders waren we niet als de rest. Tenminste niet wanneer we onszelf onder controle hadden. Ik zag dus niet in waarom het nodig was geweest om die foto te maken.
    Toen ik had gezegd dat ze kon weigeren wat ze wilde, maar dat ik toch met haar mee zou lopen, deed ze hetgeen waar ik misschien nog wel het meest hekel aan had: rollen met haar ogen. Ik vond het vreselijk als mensen dat naar me deden. Het is ontzettend onbeleefd, ongepast en alle andere slechte dingen met ‘on’ ervoor. Nog iets wat ik dus absoluut niet accepteerde. Knarsetandend keek ik haar aan. Ze maakte het me wel heel moeilijk om me in te houden met dit gedrag. Normaal gesproken zocht ik mijn vrouwelijke slachtoffers in hogere kringen. Hun intelligentie, manieren en beleefdheid sloot vaak op het mijne aan. De vrouw hier nu voor me was misschien wel intelligent, maar manieren had ze in mijn ogen niet en echt beleefd kon ik haar ook niet noemen. Een beleefde dame had mijn aanbod gewoon aangenomen en hier niet zo moeilijk over gedaan.
    ‘Dat is mooi, want met mij kunt u ook niet onderhandelen,’ glimlachte ze toen liefjes waarbij de haar hand naar mijn wang liet glijden en daar zachte klapjes op gaf. Dit toverde weer een subtiele grijns op mijn gezicht en alle irritatie van zojuist was als sneeuw voor de zon verdwenen. Zo mocht ik haar weer.
    Ook haar andere hand liet ze naar mijn wang glijden en ze stond nu een stuk dichterbij dan eerder. Ja, lef had ze zeker. Als ze toch eens wist wat ze was, dan zou ze hier niet hebben gestaan. Ze grijnsde en liet merken dat ze nog niet was uitgesproken: ‘Als u zich niet wil opdringen of onbeleefd zijn, neem dan genoegen met een “nee”,’ vertelde ze me terwijl ze met haar handen over mijn kaken gleed. Ik had me niet geschoren, dus was het duidelijk hoorbaar hoe haar handen over de kleine stoppeltjes wreven.
    Intussen had ze me alweer losgelaten, was ze omgedraaid en zelfs een stukje van me vandaan gelopen. Verdomme, Max, hou je koppie erbij! Zo meteen glipt ze je echt nog uit je handen. Gelukkig kantelde ze haar hoofd weer mijn kant op wat ik zag als een kans om toch weer een paar passen haar richting in te zetten.
    ‘I’m no damsel in distress,’ sprak ze. ‘I can handle it myself.’ Zo zo, een heleboel zelfvertrouwen ook nog!
    ‘Zo zou ik u absoluut niet durven noemen,’ begon ik weer beleefd nadat ik mezelf weer onder controle had. Ik glimlachte vriendelijk en haalde de roodgekleurde krul uit haar gezicht. Ik betwijfelde of het wel haar echte haarkleur was, maar het maakte me ook niet veel uit. Ik vond het haar leuk staan.
    ‘Dan zal ik het anders uitleggen. U loopt naar huis en laten we stellen dat ik toevallig dezelfde kant op moet.’ Ik zette nog een paar passen zodat ik haar voorbij ben gelopen. Deze passen zet ik in de richting waar zij eerder heen was gelopen, voordat ik op haar afgestapt was. Het was enkel een wilde gok dat haar huis die kant op was. ‘Bij deze vraag ik ook vriendelijk of u niet meer met uw ogen zou willen rollen. Daar ben ik niet zo van gediend.’ Hierbij keek ik haar even strak en kil aan. Ik was voorbereid op een eigenwijs antwoord, iets in de trant van dat zij er niet zo van gediend zou zijn als ik mee naar haar huis zou lopen. Helaas, wat ze ook zou zeggen, ik loop mee. ‘Misschien zou u onderweg wat kunnen vertellen over het zojuist gekochte boek. Ik gok dat lezen een hobby van u is en daar ben ik oprecht in geïnteresseerd, zowel in boeken, als in uzelf.’ De wisseling tussen vriendelijk en kil werd voor mezelf een beetje verwarrend. Normaal gesproken bleef ik vriendelijk tot de plotselinge omslag waarin ik een waar monster zou worden. Nu, omdat ze het bloed onder mijn nagels vandaan haalde, liep het heel anders en dat was voor mij ook compleet nieuw. Desondanks gokte ik erop dat ik deze strijd zou winnen. Ik was nog altijd een stuk sterker dan dat zij was.



    Kaitlyn Maria Reid
    De grijns op Ryders gezicht toonde aan dat hij precies wist wat ik met mijn blik bedoelde. Godzijdank deed hij er niets mee, want ik was ook gelijk boos op mezelf dat ik die blik getrokken had. Ik wilde helemaal niet dat hij me zou kussen. Al irriteerde ik me ook aan die arrogante grijns, alsof hij het als een overwinning zag dat het zoveelste meisje hem wilde kussen. Gelukkig was hij intussen al weggelopen en wanneer ik de laatste spulletjes ook in de vaatwasser had gezet, was ik achter hem aan gelopen.
    Zodra Ryder begon te kuchen was mijn lachen al iets afgenomen. Had ik hem nu beledigd? Ik zie absoluut niet in hoe ik iemand hiermee kan beledigen. Tenzij – oh nee, tenzij hij wel een gelovige was. Urgh, dat ga je niet menen. Tot zover zijn onbereikbare perfectheid.
    Allicht, vrouwe Kaitlyn, daar is geen twijfeling over mogelijk. Waarom zou ik erover liegen? Daar schiet ik niets mee op, voor zover ik weet,’ antwoordde hij nadat ik had gezegd dat ik hem toch wel wat meer nuchter had verwacht. Dat was dan ook precies de reden dat ook ik me afvroeg waarom hij erover loog. ‘Had u liever gewild ik gelogen had?’ Juist niet! Ik had liever gewild dat je de waarheid had gesproken. Eerder had een diepe zucht zijn mond verlaten, nu was dat bij mij het geval. De teleurstelling was groot. Zelfs het feit dat hij zojuist nog mijn naam uitsprak deed me niets. Zelfs zijn eeuwige beleefdheid compenseerde deze grandioze fout niet. De fout dat hij geloofde in kinderverhalen. Want dat zijn het en dat zei ik hem.
    Op dat moment zette ik het laatste boek recht en even keek ik er tevreden naar. Alles was weer netjes. Ik draaide me net om, toen ik direct met mijn schouders tegen de kast werd gedrukt. Met grote, geschrokken ogen keek ik Ryder aan. Ik had mijn mond al geopend om er iets van te zeggen, maar sloot deze direct toen hij begon te praten. Luisteren leek me nu verstandiger dan er eigenwijs doorheen praten.
    ‘Ik lieg niet.’ Zijn toon maakte me bang, evenals de houding die hij nu had aangenomen. Zijn mond was een streep, zijn kaken strak op elkaar en zijn handen klemmend tegen mijn schouders. Het deed echt pijn. Daarnaast stond hij nu ook nog eens in mijn persoonlijke ruimte. ‘Mijn familie is vermoord door hen.’ Dat kan niet, herhaalde ik constant tegen mezelf. Dat kan niet, dat kan niet. Wellicht was ik op de bank in slaap gevallen toen Ryder op zijn piano speelde en was dit allemaal wel een droom. Helaas wist ik dat de pijn die hij veroorzaakte te echt was voor een droom.
    ‘Wil je weten hoe ik dat weet?’ Ik schudde angstig mijn hoofd. Nee! Ik wil weten wanneer je me los gaat laten! Zijn stem klonk griezelig en zijn adem stokte even. ‘Omdat ik erbij was.’ Nu stokte mijn adem. Dit werd echt allemaal veel te echt. Ryder was compleet gek geworden, helemaal doorgedraaid. Waarom stond hij anders in zijn eentje muziek te spelen in het bos? Hij was vast ontsnapt uit het gekkenhuis, dat kon niet anders.
    Ik kan nu niet beschrijven hoe angstig ik toen was. Mijn ademhaling hakkelde en het lukte me niet deze onder controle te krijgen. Ik voelde me klein en zwak. Een gevoel dat ik haatte, ik was niet zwak. Enkel minder sterk dan… dit wezen voor me. Dit betekende echter niet dat ik me op mijn kop zou laten zitten.
    ‘Als dit een grap is, vind ik het nu echt niet leuk meer. Laat me los, Ryder.’ Hij leek me niet te horen. Sterker nog, zijn ogen waren niet eens meer op mijn gezicht gericht, maar op mijn half. Dat begreep ik niet. Mijn hersenen konden nog altijd niet bevatten dat dit echt was. Ze bleven stug volhouden dat het een grap was. Een misselijke, weliswaar.
    ‘Ze vermoordde mij.’ Hij stootte een levenloos en vooral erg sadistisch lachje uit. Ik wilde dit allemaal niet weten. Ik wilde enkel wakker worden. Intussen had zijn lachje plaats gemaakt voor een extreem macabere grijns nadat hij vaststelde dat ik hem nu vast voor gek zou verklaren, aangezien hij recht voor me neus stond. Geloof me, dat was niet de reden waarom ik hem voor gek verklaarde, maar dat deed ik inderdaad wel. Ik durfde dit alleen niet te zeggen en kon bijna niets anders dan hem angstig aanstaren.
    ‘Dat komt omdat ze mij veranderde in een onsterfelijke.’ Nee, onmogelijk! Hij had zijn ogen even gesloten, maar deze opende hij plotseling weer en in plaats van de groene kijkers die hij had, waren het nu donkerrode ogen die zich door mijn blik boorde. Van angst kneep ik mijn ogen stijf dicht, in de hoop dat het weg zou gaan als ik ze opende. Dat was niet zo. In plaats daarvan was hij dichterbij gekomen. Ik wilde weg, maar hij hield me nog steviger vast waardoor ik werkelijk geen kant op kon.
    ‘Ryder, alsjeblieft,’ piepte ik. In mijn ooghoek kon ik nog net de scherpe tanden zien en vervolgens, omdat ik er niet naar kon kijken, schoten mijn ogen alle kanten op. Zijn tong gleed over mijn hals, wat mijn ademhaling voor enkele ogenblikken deed stoppen. Ik voelde kokhalsneigingen al opkomen en er liep een rilling over mijn lichaam. Echter niet zo een als de eerdere rillingen zoals ik die had wanneer hij mijn naam uitsprak. Deze rilling was van pure walging en schaamte. Ik was ook zo vreselijk naïef om te geloven dat ik een wildvreemde kon vertrouwen en al helemaal dat hij geen onsterfelijke was. Mijn schuwheid voor de mensen was volkomen gepast, maar daar had ik nu niets meer aan.
    ‘Are you scared?’ Hij vermaakte zich, dat was te horen in zijn toon en dat maakte de walging alleen nog maar erger. Toch knikte ik, alsof hij me met rust zou laten als ik braaf zou zeggen wat hij wilde horen. Wat moet ik doen? Denk, Kaitlyn, schoot het allemaal door mijn hoofd. Toen bedacht ik me iets wat mijn vader vroeger altijd zei en voor ik zijn woorden nog eens goed door me heen kon laten gaan, had ik ze al uitgevoerd: mijn knie was hard tussen Ryders benen beland. Hij had dit overduidelijk niet verwacht, maar had me wel losgelaten.
    ‘Oh hemel, het spijt me!’ riep ik geschrokken en sloeg mijn handen voor mijn mond. Stomme actie, nu was hij waarschijnlijk nog bozer. Idioot, waar ben je mee bezig? Rennen! Oh, juist.
    Als vanzelf rende ik naar boven, wat niet echt ideaal was aangezien ik daar alsnog geen kant op kon. Via mijn slaapkamerraam en de waterpijp klom ik moeizaam naar beneden. Omdat ik natuurlijk grote haast had, ging alles mis waardoor ik het laatste stuk viel en onhandig op mijn hurken terecht kwam. Meteen krabbelde ik overeind en zette het op een lopen, het bos in. Zo ver en zo snel als mijn dunne benen me ook maar konden dragen. Ik was echter al snel moe en liet me achter een struik op de grond zakken, waar ik opnieuw mijn handen voor mijn mond sloeg. Deze keer niet omdat ik geschrokken was, maar omdat ik het geluid van mijn schokkerige ademhaling wilde blokkeren. Zolang ik me daarop zou concentreren, zouden mijn tranen hopelijk in hun traanbuisjes blijven. Huilen kon ik nu niet echt gebruiken. Het was vreselijk koud en ik had geen jas aan. Trillend van zowel de kou als de angst probeerde ik na te denken, maar alles wat ik ooit over de onsterfelijken had gelezen, was ik spontaan vergeten.


    everything, in time

    Patience Cassia Phillips.
    De kleine grijns die er op zijn gezicht kwam vertrouwde ik direct niet. Het stond op zijn lippen alsof hij één of ander duivelsaardig plan had en hij mij erin kon laten tuimelen. Mijn tobbende gedachten waren echter onderbroken doordat hij me weer aanraakten met zijn best lange, mannelijke vingers die zich om mijn arm hadden gesloten, waarmee hij me achter het muurtje had getrokken. Hier was hij begonnen over de vrouwelijke onsterfelijke die er bij de boom stond, waar ik een foto van maakte voor later, zodat ik een staak door haar hart kon jagen en misschien nog wel haar hoofd eraf kon hakken.
          Knarsetandend keek hij me op een gegeven moment aan, waarom wist ik niet, maar ik keek hem terug aan met een lieflijk glimlachje op mijn lippen en een vermakelijke blik in mijn felblauwe ogen. Een blik dat hij vast wel zou herkennen ondanks dat ik niets had gezegd, want het vertelde hem heel duidelijk dat hij me maar uit moest proberen – hij zou me toch niet krijgen. Dat was geen arrogantie, dat heet zelfverzekerdheid, hoewel ik hem mijn breekbare kanten echt niet liet zien, want die had ik wel.
          Wanneer ik mijn hand naar zijn wang liet glijden om hier enkele zachte klapjes op te geven. Dit toverde raar genoeg een subtiele grijns op zijn gezicht en de irritatie van net leek wel verdwenen te zijn. Ik vond het raar, maar zei er niets op. Het was niet bepaald charmant of iets bedoeld, echter toen ik mijn andere hand ook naar zijn gezicht liet glijden, was het duidelijk hoorbaar hoe mijn handen over de stoppels van zijn kaak gleden. Het voelde raar, maar eerlijk gezegd best aangenaam… Het was echter niet iets dat ik hem zou vertellen, dan zou zijn ego nog groter worden, want mannen hadden nu eenmaal een bepaalde arrogantie en deze man leek daar net iets meer van te hebben dan gezond was.
          Ik had hem alweer losgelaten, was omgedraaid en een stukje bij hem vandaan gelopen, waardoor ik blij was dat ik zijn voetstappen niet achter mij aan hoorde gaan. Mijn voeten stopte om mijn lichaam iets naar hem toe te draaien en mijn zin te vervolgen. In de tussentijd had hij klaarblijkelijk enkele stappen naar voren gezet. Daar ging mijn plannetje om gewoon snel weg te gaan, fijn. ‘Zo zou ik u absoluut niet durven noemen,’ begon hij weer beleefd, een vriendelijke glimlach op zijn gezicht terwijl hij de roodgekleurde krul uit mijn gezicht haalde. Toen hij dit deed, streken zijn vingers kort langs de huid van mijn wang. Een rilling die als van alles geïnterpreteerd kon worden, gleed over mijn lichaam, maar hoe erg ik ook gewild had dat het onaangenaam was, voelde het zelfs ietwat aangenaam.
          Mijn ogen liet ik zacht in die van hem boren, op een rare manier waarbij ik alweer in gedachten was, omdat ik gewoonweg sociaal onhandig was. Zijn donkerbruine ogen hadden in elk geval opnieuw dat betoverende effect op mij. Hopelijk was dit niet te zien aan de blik in mijn heldere ogen. Toch perste ik er nog een vaag antwoordje uit, die ik eerder gemurmeld had dan de duidelijke taal die ik eerder had gehad – vanwege dit feit schaamde ik me al. En alsof het nog niet erger kon, werden mijn blanke wangen ietwat roodachtig door de blosjes. ‘Bedankt voor het compliment dan, mijnheer.’ Haar stem had een zachtere, dromerige toon erin gekregen, waardoor ze zichzelf al vervloekte.
          ‘Dan zal ik het anders uitleggen. U loopt naar huis en laten we stellen dat ik toevallig dezelfde kant op moet.’ Hierom moest ik zacht grinniken met mijn slanke hand voor mijn volle lippen, omdat ik mijn lach altijd al wat gênant vond. Ik hield niet zo van mijn lachje en ook niet hoe het eruitzag, maar misschien was ik wel – zoals iedereen tegen me zei – wat onzeker erover. Zowel over dat als over mijn uiterlijk. Hij zette nog een paar passen zodat hij mij voorbij was gelopen. Deze passen zette hij in de richting waar ik eerder heen was gelopen, hoewel ik me afvroeg waarom hij persé met mij mee wilde lopen. Het kon toch niet echt zijn reden zijn, omdat hij niet wilde dat een ‘jonge dame’ zo laat nog over straat liep? Als hij eens wist waar ik allemaal toe in staat was, dan zou hij dat niet meer zeggen, maar me voor dorpsgek of iets uitmaken. Mijn gedachten werden hierdoor weer geleid naar de onsterfelijke vrouw met de blonde haren en haar witte huidje. Het was maar goed dat de man het over haar wist, anders had ik het niet opgemerkt omdat ik te druk bezig was met naar huis te lopen.
          ‘Bij deze vraag ik ook vriendelijk of u niet meer met uw ogen zou willen rollen. Daar ben ik niet zo van gediend.’ Hierbij keek hij mij strak en kil aan, maar het deerde me niets. Misschien zou dat het wel gedaan hebben en zou hij me zelfs ietwat geïntimideerd hebben als hij het niet op zo’n leuke manier had gebracht. Weer klonk er dus een zacht gegrinnik bij mij vandaan, sloeg mijn porselein gekleurde vingers voor mijn rozige mond. ‘Dat is een automatisch iets van mij,’ verklaarde ik en keek hem aan. Om hem nog even te pesten rolde ik weer met mijn ogen, waarna er een uitdagend glimlachje op mijn lippen neerstreek en ik mijn armen over elkaar deed. ‘Zoiets bedoelt u?’
          ‘Misschien zou u onderweg wat kunnen vertellen over het zojuist gekochte boek. Ik gok dat lezen een hobby van u is en daar ben ik oprecht in geïnteresseerd, zowel in boeken, als in uzelf.’ Mijn hart stopte voor enkele seconde, maar ik probeerde er niets van te laten blijken en had nog altijd dezelfde gezichtsuitdrukking. ‘Wanneer we beginnen met lopen, zal ik u wat over het boek vertellen.’ Nu was het weer vriendelijk, die man wist ook niet wat hij wilde. Daarover gesproken, nu was ik wel erg nieuwsgierig naar zijn naam geworden en hoe hij wist dat de vrouw een onsterfelijke was. Misschien moest ik hem maar testen. Sowieso vond ik het raar dat hij wist dat ik net een boek had gekocht. Hoe had hij dat geweten, had hij mij in de gaten gehouden? Eerlijk gezegd, voelde ik me daar iets ongemakkelijk bij.
    Met deze gedachten pakte ik een lekker geurende handcrème, welke ik mijn handen insmeerden. Het was echter listig voor degene die een onsterfelijke waren, er zat namelijk een kruid in die vervain heette. Tegen dit kruid konden onsterfelijken niet en als ze het aanraakte, verbrandde hun huid iets, naarmate ze het langer aanraakte, werd het erger. Na het feit dat ik mijn handen hiermee had ingesmeerd, stopte ik de handcrème terug en keek ik op naar Max.
          ‘Ik weet niet zeker of ik u wel mee wil hebben,’ zei ik hem, een vlakke toon, waarna ik verder ging. ‘Maar het voorstel dat u net noemde, klinkt wel aannemelijk, denk ik zo.’ Gaf ik toen maar in, echter om de heel andere reden dat hij dacht. Eigenlijk zou hij me niet met zijn lengte kunnen intimideren, maar nu was ik toch wel ietwat zenuwachtig voor het feit dat er misschien een onsterfelijke stond. Tenminste, ik wist het niet zeker, maar ik was er dan ook niet zeker van of hij wel een mens was. ‘Laat ik me dan maar proper voorstellen, mijnheer,’ Er lag een zwoel glimlachje op mijn volle lippen terwijl ik dichterbij naar hem liep en mijn hand naar hem uitstak, als teken van een beleefde begroeting / kennismaking. ‘Mijn naam is Cassia, en uw naam, mijn…’ Aanlokkelijk gingen mijn ogen over zijn lichaam. ‘heer?’ beëindigde ik het toen.


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Ryder Jason Fuller, onsterfelijke.
    Er had een diepe zucht over de lippen van Kaitlyn gestreeld, waardoor mijn blik even hierop gevestigd was, hoewel ik me wel bij haar woorden moest houden. Het was duidelijk dat zij niet in de onsterfelijken, of alles wat daarbij kwam kijken, geloofde. Het was een ongelovige, O god, wat ironisch eigenlijk, aangezien ik hier nu stond. Het zou wel goed van pas komen bij mijn façade die ik hier nu aan toepas. Ik begon me echter uitermate aan haar te irriteren toen ze wel heel duidelijk liet blijken dat ze mijn verhaal niet moest, waardoor ik haar, toen ze zich net omdraaide, ruw tegen de kast drukte.
          Mijn vingers omklemden haar schouders hardhandig. Met grote, geschrokken ogen keek ze mij aan en ze had haar mond al geopend om er iets van te zeggen, maar sloot deze direct toen ik begon met praten. Iets wat misschien wel beter voor haar zou zijn nu, luisteren was beter dan achteloos haar mond open trekken en weer laten blijken dat ik gek ben – wat ze vast wel denkt. Bang was zij, het was een emotie die ik maar al te goed kon ruiken en het weefde zich vast in haar huidcellen, zelfs haar haarlokken roken ernaar. Het maakte iets in me los waardoor ik mijn ademhaling even verloor en het een rasperig iets kreeg.
          Vlak erna echter, was mijn mond al een streep geworden en deed ik mijn kaken strak op elkaar, terwijl ik mijn handen nog altijd klemmend tegen haar schouders had gedaan. Ik vertelde haar dat ik niet loog en dat mijn familie was vermoord door hen, vroeg haar of ze wilde weten hoe ik dat wist. Hierop schudde zij angstig haar hoofd, terwijl ik de geur ervan nog in haar haarlokken kon ruiken, welke iets heen en weer schudde. Inhouden, Ryder, inhouden. Mijn ogen kneep ik iets dicht, maar het hielp niet veel, dus opende ik ze weer en boorde ze in die van haar. Haar adem stokte, het klonk erg bekoorlijk in mijn oren, alsof het een klein stukje muziek was. Ze geloofde me nog altijd niet, maar ik wist dat de angst die zij nu voelde me goed deed en haar daarom nu nog in leven hield. Ik hield van het jagen, zoals bijna elke onsterfelijke wel. Volgens mij waren er twee groepen: degene die van spelletjes tijdens het jagen hielden en degene die het snel het aanlokkelijke, rode bloed wilde laten stromen. Duidelijk was dan ook dat ik bij de eerste groep hoorde, dat mocht ook wel.
          Haar ademhaling hakkelde, wat nog even aanhield, echter waar ik nu niet echt op lette. Nu sprak zij weer sinds een tijdje, ze had de hele tijd alleen nog naar mijn verhaal geluisterd. “Als dit een grap is, vind ik het nu echt niet leuk meer. Laat me los, Ryder.” Ik hoorde haar de eerste keer echter niet, omdat mijn blik op haar wel erg aangename, blanke hals was gericht, maar toen drong het bij me binnen en keek ik haar aan. Ik liet een humorloos lachje horen, het paste helemaal niet bij mij en om er een schepje bovenop te doen, zei ik haar ook nog dat ze mij vermoordde. Een levenloos, sadistisch lachje was het vervolg van mij. “Grap? Liefje,” zei ik nu met een geheel andere toon, eng zelfs, wat bij mijn macabere grijns paste. “Ik maak nooit grapjes.” Dat was ook waar, er was zeer weinig waar ik de humor van inzag en in deze staat was ik eerder in een leedvermaak bui. Hierna vervolgde al snel dat ik haar vertelde dat ze mij in een onsterfelijke veranderde, waarom wist ik niet eens, ze hadden het me nooit verteld en nu waren ze god weet waar. Mijn ogen had ik opnieuw even gesloten, maar deze opende ik abrupt en nu had ze zicht op mijn donkerrode ogen. Een angstaanjagende kleur in deze situatie, zeker omdat het mijn gewoonlijke kleur ogen niet is en zij niet in onsterfelijken geloofd.
          Van angst had ze haar ogen weer stijf dicht geknepen, vast in de hoop dat het weg zou gaan, alsof ik een nachtmerrie was. Helaas voor haar was dit niet het geval, al kan ik wel heel goed een levensechte nachtmerrie zijn voor mijn prooien, maar er was iets met Kaitlyn waardoor ik nu direct nog niet aanviel en afwachtte. Hoewel ik niet precies wist op wat. “Ryder, alsjeblieft,” piepte ze. Ik gaf echter geen genade en liet mijn scherpe tanden wat groeien, terwijl haar ogen alle kanten opschoten. Kaitlyn wilde het duidelijk niet zien en de hoffelijke, jonge man van eerder was niet meer te zien of op te merken. Ik liet mijn tong namelijk over haar hals glijden, wat een hoffelijk man, als het goed was, niet zou doen – niet in deze situatie. Haar ademhaling stopte voor enkele minuten, wat haar enkel aanlokkelijker maakte. Een rilling liep er over haar lichaam wanneer ik dit had gedaan, een rilling van pure walging en schaamte. Hierdoor vroeg ik haar vermakelijk of ze bang was, dat maakte de walging erger, want ik kon het aan haar gezicht zien, aan de blik in haar ogen. Toch knikte ze, wat ik misschien niet verwacht had van haar. Sommige waren in deze situatie nog erg stoer bezig en lieten ze niet eens merken dat ze bang waren, al kon ik het zelfs van een kilometer afstand ruiken.
          Er iets op antwoorden kon ik echter niet, want voordat ik mijn mond ook maar open kon doen, voelde ik pijnscheut door mijn lichaam gaan en zakte ik naar beneden. Mijn handen omklemden niet meer hardhandig haar schouders, waardoor ze nu los was van mijn grip. Dat verdomde mens heeft haar knie gewoon tussen mijn benen geplant. Godver, nu heeft ze me echt pissig gemaakt, zelfs wat ze geschrokken riep maakte het niet goed. “Oh hemel, het spijt me!” Kaitlyn had haar handen voor haar mond geslagen en ik zat nog steeds pijn in elkaar gedoken op de grond. Je had toch gedacht dat ik, als onsterfelijke, dit soort nutteloze dingen toch te baas kon? Wat een faalactie, zeg.
          Ze rende echter snel naar boven, ik hoorde haar ademhaling en de manier waarop ze haar voeten neer zette. Na een enkele minuut nog gecrepeerd te hebben, had ik er genoeg van en stond ik wat krampachtig op, om vervolgens luid te grommen. Het klonk als een wild dier, een beest dat op zoek was naar zijn prooidier. En in dit geval was dat ook zeer zeker zo. Mijn krachten misbruikte ik nu om zo snel mogelijk naar boven te rennen en erachter te komen dat ze via haar slaapkamerraam naar beneden is geklommen. Ik zag nog net hoe haar haarlokken om de hoek dwaalden, de wind gleed erdoor heen. Een kick was het, adrenaline die door mijn aderen stroomde en ik moest mezelf heel erg inhouden om nu niet meteen haar huid open te rijten en al het bloed op te drinken als een milkshake. Ik hoorde het bloed bijna stromen.
          Met een simpele sprong kwam ik behendig beneden en ruik de geur waar ze naartoe is gegaan, terwijl ik mijn ogen dichtdoe en de lucht opsnuif. Dan grijns ik lichtjes en begeef me op een snelle manier naar het bos, waar ik al snel stil blijf staan en om me heen kijk. Waar ben je, lieverd? Denk ik, al zeg ik het niet hardop. Ten eerste antwoord ze sowieso niet en ten tweede is dat een erg domme poging om te doen. Ik liep wat door het bos heen, zo zacht mogelijk, maar de huivering in haar ademhaling en de angst die er nog stevig inzat, verraadde haar. Snel duwde ik haar dan ook tegen een boom aan, dit keer mijn ene hand op haar schouder, terwijl mijn andere op haar gezicht lag. Teder eigenlijk, wel te verstaan. Ze had zich op de grond laten zakken achter een struik, haar handen voor haar mond geslagen. Het was een koude nacht en ik had vaag door hoe ze stond te trillen hiervan. “Niet wegrennen,” vertelde ik haar, een rauwe toon in mijn stem. Mijn ogen liet ik weer in die van haar boren en terwijl ik mijn hypnose uitvoerde, zei ik:
          “Je bent vergeten waar we het over hebben gehad. Na het tweede kopje thee heb ik afscheid van je genomen door een kus op je hand te plaatsen. We hadden beide een erg aangename avond gehad en uiteindelijk ben je op de bank in slaap gevallen.” Alles wat ik nu had gezegd, was hypnotiserend, een bevel dat ze dit hele gebeuren moest vergeten en herinneren wat ik haar had gemeld – iets anders zou ze niet weten. “Nu, slaap.” Beval ik haar en keek haar intimiderend en eisend aan, waarbij ik haar vastnam alsof het een popje in mijn armen nam. Het duurde niet lang meer voor we terug waren in haar huiskamer en ik haar op de bank te rusten legde. De thee, die ondertussen koud was geworden, dronk ik in één teug leeg, zette het neer en slaakte een zucht. “Ah, verfrissend hoor, zo’n avond.” Grinnikte ik, waarna ik mijn hand nog even teder over haar wang liet strelen, voordat ik helemaal vertrokken was.

    [ bericht aangepast op 26 dec 2012 - 0:34 ]


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    [yeah Im back. Sorry people :3 maar ik ga even een post maken -het is op m'n mobiel dus sorry als ie niet heeel lang wordt. Iedereen die zin heeft om naar Louis te gaan die mag dat. (:]

    Louis Vorigan Xavier Wallister

    De wind sneed door mijn haar terwijl ik terug, midden op het plein stond. Het deed me niks. De moord die ik net had gepleegd was voor mij hetzelfde als drugs voor een verslaafde, water voor iemand die in de woestijn verdwaald was en een reddend schip voor een schipbreukeling. Ik hunkerde er naar, en toch moest ik voorzichtig zijn en niet te veel opvallen. Mijn blik gleed het plijn af, zoekend naar iets of iemand. Ik was op dit moment eenzaam, niet erg eigenlijk, maar het paste niet bij mij. Ik streek mijn haar uit mijn gezicht. Het had geen zin, de wind wapperde het meteen weer terug naar zijn oorspronkelijke plek. Voor mijn ogen. Vanochtend had ik geen zin gehad het netjes omhoog te doen met gel of zo. Wat maakt dat nou weer uit? dacht ik bij mezelf. Waarom denk ik in godsnaam aan mijn haar?! Ik wreef in mijn ogen. Was ik dan zo verveeld dat ik hier bleef staan? Ik had net iemand om zeep geholpen, maar een beetje voldaan, nee hoor. Ik had nog een kick nodig. Nog een moord. 'Moet het echt, Lou?' fluisterde een stemmetje, die nogal leek op mijn ouders, door mijn hoofd.
    'Als je had bestaan uit vlees en bloed, stem, dan had ik je aan stukken gescheurd.' siste ik tussen mijn tanden door. Ik begon gek te worden. Waar was ik mee bezig? Snel, omdat ik hier anders voor eeuwig zou blijven staan, draaide ik me om en beende het plein af. Rustig blijven... Moord. Ik had een moord nodig. Ik liep langs het café waar ik net twee moorden had gepleegd. Had niemand een persoon voor me die mijn slachtoffer kon zijn? Waar was iedereen, ik had het gevoel alsof ik alleen was. Misschien had ik iets gemist, een een of ander belangrijke bijeenkomst. Pech voor ze, daar zou ik anders toch niet heen zijn gegaan. Maar... Waar was iedereen? Verwilderd keek ik om me heen.


    "It's funnier in Enochian." ~ Castiel

    Max Noah Hunter
    Wanneer ik de rode krul uit haar gezicht had verwijderd, mocht ik weer genieten van haar blik die ze in mijn ogen boorde. Ik had verwacht dat haar ogen hard zouden staan en ze een of andere rake opmerking naar mijn hoofd zou slingeren, met als boodschap dat ik haar niet aan moest raken, maar het tegendeel was waar; haar blik stond zacht en voor een ogenblik meende ik zelfs een rilling over haar lichaam te zien gaan. Ik hield het nauwelijks bij, die humeurwisselingen van haar. Nauwelijks hé, want ik was natuurlijk slim genoeg om het nog wel te kunnen.
    Ze mompelde een antwoord, maar zelfs met mijn gehoor was dit onverstaanbaar. Toch genoot ik ervan, de manier waarop haar zelfverzekerde houding van zojuist nu verdwenen was en ze zelfs een lichte blos op haar wangen kreeg. Het zorgde bij mij voor een sterke drang om langs haar wangen te strelen, maar ik wist dat het niet zo’n slimme zet zou zijn en dus hield ik me in, al was dat met moeite.
    ‘Bedankt voor het compliment dan, mijnheer,’ sprak ze dromerig. Niets ontging me, dus ook deze dromerige toon niet. Ik geloofde dat mijn werk nu eindelijk vruchten begon af te werpen, maar dat zou ook gewoon mijn ego kunnen zijn. Zo lang was dit spel immers nog niet bezig en ik was er zeker van dat haar voorgaande houding niet in het niets was verdwenen. Al moet ik bekennen dat het wel een stuk makkelijker zou zijn geweest.
    Mijn uitleg over hoe het naar huis lopen nu zou verlopen klonk blijkbaar grappig in haar oren, want ze begon lichtjes te grinniken. Zelfs ik, een koelbloedige moordenaar, vond dat een lach een meisje honderd keer zo mooi maakt, ik begreep dan ook niet waarom de dame tegenover me de hare verborg achter haar slanke hand. Ik wilde er iets van zeggen, ware het niet dat ik de opmerking over het rollen van haar ogen belangrijker vond. Het was een waarschuwing, maar ook een vorm van zelfbescherming. Voor haar, bedoel ik. Als ze het nog vaker zou doen, zou het me steeds meer gaan irriteren en ik zou haar dan niet kunnen beloven dat ik mezelf onder controle had kunnen houden. Onsterfelijken hebben ook grenzen, wij kunnen ons ook mateloos aan dingen irriteren en rollen met je ogen was er voor mij één van. Met de harde blik wilde ik haar duidelijk maken dat het niet bedoeld was als grapje of als uitdaging. Ik wilde het echt niet meer hebben.
    Wanneer ze dan weer haar slanke hand voor haar volle roze lippen plaatste en opnieuw begon te grinniken, keek ik haar even met twee opgetrokken wenkbrauwen aan.
    ‘Ik begrijp de humor hier niet van, pardon,’ prevelde ik zacht en hoefde niet lang te wachten op een antwoord, dat kwam er al aan.
    ‘Dat is een automatisch iets van mij,’ verklaarde ze, nog altijd met haar blik op mij gericht. Toen deed ze iets doms; ze daagde me uit. Nogmaals rolde ze met haar ogen en waagde het zelfs om er een uitdagend lachje bij te voegen, terwijl ze haar armen over elkaar deed. Ik gromde harder dan de bedoeling was en beet daarna hard, maar onopvallend op de binnenkant van mijn wang. Het deed me twijfelen aan de generatie van nu. Hebben de jongeren van tegenwoordig niet geleerd dat het onbeleefd is, geven ze er niets om, of is het enkel de jonge dame tegenover mij die deze manieren niet bezit?
    ‘Zoiets bedoelt u?’ Even nam ik de tijd om mezelf onder controle te krijgen. Niet hier, Max. Niet nu, Max. Later, later krijg jij je wraak.’Ja dat, eigenlijk ben ik het niet van plan het u nog eens vriendelijk te vragen.’ Het kwam er nog iets botter uit dan ik had gehoopt, maar het kon ermee door.
    Snel begon ik over het boek en zag dat de uitdagende glimlach van haar gezicht gleed. ‘Wanneer beginnen met lopen, zal ik u wat over het boek vertellen.’ Voilá, weer een overwinning voor Max. Althans dat had ik gedacht, maar de woorden die erop volgde lieten blijken dat ze toch nog niet zeker was van haar zaak.
    Mijn donkerbruine ogen hadden naar haar handen gekeken toen ze deze begon in te smeren. Het spul had een bekende geur en het lag werkelijk waar op het puntje van mijn tong, maar weigerde er vanaf te komen.
    ‘Ik weet niet zeker of ik u wel mee wil hebben, maar het voorstel dat u net noemde, klinkt wel aannemelijk, denk ik zo.’ Dit ging de goede kant op, maar ik was nog steeds niet overtuigd, maar wat ze daarna zei, gaf me wel het gevoel dat de kans er dik in lag dat ik inderdaad met haar mee naar huis zou lopen.
    ‘Laat ik me dan maar proper voorstellen, mijnheer.’ Een zwoele glimlach sierde haar gezicht en herinnerde me eraan dat ik een juiste keuze had gemaakt door haar als mijn slachtoffer te identificeren.
    ‘Mijn naam is Cassia, en uw naam, mijn… heer?’ Oh Jezus, het irriteerde me dat ze zich niet voorstelde met voor en achter naam. Zo is het alsnog geen propere kennismaking! Een dame hoort zich met voor- én achternaam voor te stellen.
    ‘Aangenaam, mijn naam i-‘ mijn adem stokt wanneer ik haar hand vastpak. Vervain, verdomme! Dat was het! Kalm blijven nu, denk aan iets leuks. Denk aan stromend bloed over Cassia’s lichaam.
    ‘is Maxwell Hunter, maar noemt u me alsjeblieft Max,’ wist ik snel uit te brengen en liet haar hand weer los, die ik direct in mijn broekzak verstopte. Ook mijn andere hand liet ik in mijn broekzak glijden, zodat het leek alsof ik gewoon een algemene, zakelijke houding aannam. ‘Excuseer me, er bleef even een brok steken in mijn keel. Wellicht omdat uw prachtige naam mij doet denken aan mijn lieve grootmoeder. Zij heette Cassandra, is uw naam daarvan afgeleid?’ Ik voelde me niet comfortabel genoeg om haar bij haar voornaam te noemen. Eigenlijk voelde ik me op dit moment helemaal niet comfortabel. Mijn hand brandde als een gek en ik wist niet hoe ik hem in mijn zak moest houden. Gewoon losjes laten hangen deed zeer, maar een vuist maken voelde ook niet al te prettig. Sodeju, ze was slimmer dan ik dacht. Ik wilde haar afleiden in de hoop dat ze niet te veel over mijn reactie na zou denken. Omdat ik mijn handen nu in mijn zakken had, kon ik mooi een kromming maken met mijn arm en deze aanbieden. Zij zou hier, als ze dat wilde, haar arm doorheen kunnen haken, ook dat is beleefd. Vroeger werd dit altijd gedaan, vrouwen liepen eigenlijk altijd aan de arm van hun partner.
    Het was moeilijk vriendelijk te blijven en tegelijkertijd de pijn te moeten negeren. Het was gewoonweg niet te negeren, vervain is een verschrikkelijk gemeen kruid.
    ‘Ik hoop dat ik u bij deze genoeg heb weten te overtuigen en ik u naar huis kan begeleiden. Hoe langer wij hier zullen blijven staan, des te gevaarlijker het zal worden.’ Bovendien had ik ook niet echt veel geduld meer. We hadden nu wel lang genoeg staan kletsen en ik was nog geen stap verder gekomen. Hoewel, geen stap in de goede richting. Door haar truc met dat vervloekte kruid, wilde ik haar alleen maar liever verscheuren, haar spijt laten voelen. Ze ontwaakte de ware sadist in mij.


    Kaitlyn Maria Reid
    Nadat ik had geroepen dat het me speet, had ik me al snel uit de voeten gemaakt. Ik zou ronduit een enorme domoor zijn, zou ik daar blijven staan. Nee, rennen was de beste optie. Nog voor ik uit het raam gesprongen was, hoorde ik een ongelooflijk harde grom. Hoewel het meer klonk als een wild dier, wist ik dat het Ryder was. Het maakte de blinde paniek die ik voelde alleen maar erger. Mijn hersenhelften waren in gevecht. Het ene deel riep dat ik moest rennen voor mijn leven, terwijl het andere deel me niet echt bepaald moed in sprak. Dit is het dan, je zal sterven. Vermoord door hetgeen waar jij zo eigenwijs niet in geloofde, hoe ironisch. Deze gedachten hielpen niet en ik probeerde ze uit te schakelen. Enkel rennen, want ik wist dondersgoed dat Ryder achter me aan zou komen. Onsterfelijken kunnen rennen als een gek. Dit was een oneerlijke strijd waarvan ik vrijwel zeker was dat ik deze zou verliezen. Dat maakte het dan ook moeilijker om niet te huilen wanneer ik me achter een struik verscholen had. Het ademhalen was het enige waar ik me op dit moment moest concentreren.
    Mijn ene hand had ik dan ook voor mijn mond geslagen, mijn andere arm had ik om mijn knieën heen geslagen. Zo klein mogelijk zat ik achter de struik. Niet te geloven dat ik zo stom was geweest om mijn mobiel op tafel te laten liggen, nu kon ik niet eens het alarmnummer bellen. Al betwijfel ik of dat zin had, tegen de tijd dat zij hier zouden zijn, was ik allang dood. Ik wilde nog helemaal niet dood, ik begon juist weer van mijn leven te genieten. Dit was oneerlijk, waarom ik? Ryder had zo’n aardige, leuke, knappe en vooral beleefde man geleken. Het was ook gewoon te mooi om waar te zijn. Mijn ogen schoten angstig rond en hoewel ik af en toe hier en daar een takje hoorde kraken, zag ik niemand. Toen ineens hoorde ik niets meer. Ik had mijn hoofd iets gedraaid en probeerde door de takken en de bladeren heen te kijken, nog altijd met mijn hand voor mijn mond gedrukt in de hoop dat Ryder mijn ademhaling niet zou kunnen horen. Wanneer ik mijn hoofd terugdraaide, stond hij echter toch ineens voor mijn neus. In een flits had hij me weer tegen een boom gedrukt, het gebeurde zo snel en zo onverwacht, dat ik een klein gilletje sloeg. Natuurlijk begon ik ook gelijk te protesteren en te spartelen. Ryder had me maar met één hand vast en toch was hij zoveel sterker dan ik. Zijn andere hand streelde mijn wang en ik wilde mijn gezicht wegdraaien voor deze aanraking, al was hij teder en zacht, in tegenstelling tot zijn grom van zojuist.
    ‘Raak me niet aan,’ klonk het hees en te zacht voor een serieus protest. Eigenlijk gewoonweg kansloos, want het zat er echt niet in dat Ryder zijn hand weg zou trekken omdat ik hem dit had gevraagd.
    ‘Niet wegrennen.’ Zijn stem klinkt rauw. Ik bleef tegenstribbelen en probeerde hem opnieuw te schoppen, maar dit alles hield op zodra hij zijn blik in de mijne boorde. Ik kon niet anders dan terugkijken. Mijn handen hadden op de arm gelegen die mij tegen de boom aangedrukt hield, maar gleden nu langzaam naar beneden.
    ‘Je bent vergeten waar we het over hebben gehad. Na het tweede kopje thee heb ik afscheid van je genomen door een kus op je hand te plaatsen. We hadden beide een erg aangename avond gehad en uiteindelijk ben je op de bank in slaap gevallen,’ sprak hij rustig, kalm en zacht. Hypnotiserend eigenlijk. Ik knikte enkel. Hij had gelijk, waar ben ik nu zo bang voor? Dat is precies hoe het is gegaan. Er is niets om bang voor te zijn. Ik glimlachte opgelucht. Alles was goed. Hij had een kus op mijn hand gedrukt en was weggegaan. Ik kon me nog herinneren hoe moe ik was, logisch dat ik op de bank had geslapen.
    ‘Nu, slaap,’ beval hij me met de meest intimiderende en eisende blik die ik ooit heb gezien. Protesteren was niet meer mogelijk, mijn lichaam werd slap en mijn oogleden vielen dicht. Het laatste wat ik voelde was hoe hij mijn slappe lichaam in zijn armen opving.
    Het waren het licht en de kou die me de daaropvolgende ochtend hadden gewekt. De kou had zich helemaal in mijn lichaam getrokken, alsof ik de hele nacht buiten had gelegen. Voorzichtig kwam ik overeind en sloot de gordijnen, meestal deed ik dat de avond ervoor en ik begreep niet zo goed waarom ik dat nu niet had gedaan. Ik geeuwde en bekeek de woonkamer. Op de salontafel stonden nog twee lege theekopjes. Direct kwam er een brede glimlach over mijn gezicht. Ryder. Ik had in geen tijden zo’n gezellige avond gehad. Ik herinnerde me zelfs nog de blos die ik op mijn wangen had staan toen hij een vederlicht kusje op mijn hand drukte bij zijn afscheid. Als vanzelf streelde ik over de hand waar hij dit had gedaan in de hoop zijn lippen daar nog altijd te voelen. Wat een avond, blijkbaar ook zo vermoeiend dat ik op de bank in slaap gevallen was. Het was het waard, sterker nog, wat mij betreft was een ontmoeting met Ryder voor herhaling vatbaar.


    everything, in time

    Flitwick = Sinistra


    "It's funnier in Enochian." ~ Castiel

    Lieve schat, ik heb het toch maar even gepost. Ben nog wel door gegaan met schrijven, maar het einde ervan is nog niet in zicht. Pfft. Toch wilde ik je dit alvast laten lezen, so enjoy doll. :].

    Ryder Jason Fuller, onsterfelijke.
    Hij was bij het huis van Kaitlyn vandaan gegaan op een slakkentempo, hoewel hij de snelheid kon gebruiken die hij als onsterfelijke had gekregen. Dit deed hij echter niet, om de doodsimpele reden dat het nu opnieuw tijd was om na te denken, de vele dingen die er in zijn hoofd ronddwaalden te sorteren en te verminderen. Al bleven er bepaalde gedachten in over die er altijd wel hadden gezeten, herinneringen aan bijzondere personen, bepaalde plekken en droevige tijden.
          Te beginnen met de mensen: vroeger had hij positief ontzag gehad voor een jongedame, eentje die uitgroeide tot een wonderbaarlijke vriendin en zelfs op een gegeven moment tot een intieme relatie. Hij zou haar zelfs nu niet kunnen vergeten, na al die tijd en wanhoop. De herinnering ging terug tot op het punt dat hij veertien was en het meisje weer roekeloos bezig was geweest, maar hij had haar wel moeten volgen. Niet alleen voor zichzelf, maar voor haar.

    •••

    ‘Ik weet niet zeker of het wel een goed idee is, Elizabeth.’ De jongen met de lichtbruine haren liep aarzelend achter het donkerharige meisje aan. Hij wist niet zeker of hij bij haar moest blijven of naar het andere deel van hem moest luisteren. Het gezonde verstand en naar huis gaan, rechtsomkeert maken. Toch betrad hij de inktzwarte grot, waar het bedompt aanvoelde en hij een vreemde zoutige smaak op zijn tong proefde. Nog nooit had hij echt van de zoute en bittere smaak gehouden, dus vertrok de twaalfjarige jongen ook zijn mond als eveneens zijn gezicht hierbij. Het liefste had hij het uitgespuugd om van de smaak af te komen, echter zorgde de lucht ervoor dat het niet mogelijk was. Hij was altijd al, tot op de dag van vandaag, een zoetekauw gebleven en dat zou niemand van hem afpakken. Misschien was de jongen daar wel te serieus over, maar de smaak ervan proefde hij ronduit graag.
          “Het stelt niets voor, Zach, kom toch,” riep het meisje die al direct een paar meter voor hem uit was gelopen, terwijl ze over een paar rotsen klom die in de weg lagen. Een enkeling schudde hevig, waardoor Zach al naar voren schoot om haar op te vangen mocht het nodig zijn, echter klom zij gewoonweg behendig door alsof er niets aan de hand was. Het impulsieve karakter van haar was datgene wat hem naar haar toetrok, wat zijn blik op haar liet vallen de eerste keer dat ze elkaar ontmoetten. Hij herinnerde het nog heel goed, echter ook het soort gevoel dat bij hem opborrelde die hij liever niet had willen hebben. Jaloezie. Dit had hij gekregen, aangezien hij het ook wilde ervaren, de impulsiviteit, al was hij hier te lafhartig voor. Dat dacht hij continu en er was dan ook geen enkel moment in die tijd dat hij het niet voelde of door zijn gedachten ging.
          Waarschijnlijk was de veertienjarige jongen diep in zijn overpeinzingen verloren, want hij merkte het pas op wanneer het zogenoemde meisje Elizabeth zich omdraaide. Zij had het ook op dat moment pas door dat de jongen nog op dezelfde plek bleef staan en niet verder wilde, het was aan zijn houding te merken die voor haar overvloeide van twijfeling. Het meisje was enkele maanden jonger dan Zach, toch kon ze gemakkelijk de aanblik van mensen peilen, zo zeker die van hem. Ze waren al vrienden voor twee jaren, hun ouders hadden elkaar eerst ontmoet. Hoewel de ouders van haar een hoge stand hadden, was Zach een gewone, boerenjongen. Elizabeth’s ouders waren echter niet bekakt of dachten dat ze alles waren, het waren aardige mensen en kwamen vaak op bezoek, echter voor Elizabeth waren ze wel streng. Zo moest ze meerdere lessen nemen in piano, cello en viool, al had ze er niets mee, terwijl Zach het geluid steeds meer begon te waarderen. Om de tijd te doden moest hij namelijk meerdere malen bij haar in de oefenruimte zijn, wat hij dan ook absoluut niet erg vond. Alleen dan zou zij haar lessen doen met een glimlach op haar gezicht, omdat Zach erbij was.
          Het jonge meisje draaide zich iets om, om hem vervolgens schattend maar ook deels aanlokkelijk aan te kijken. “We zouden het samen doen, we hebben elkaar.” Hierbij stak ze haar hand uit naar hem, een aanmoedigende blik in haar blauwgroene ogen, waar soms een haarkrul voor gleed door de wind. Haar warme, aanlokkelijke stem had hij altijd hypnotisch gevonden, dus met een wazig glimlachje pakte hij haar slanke, zachte hand vast, alsof hij geen andere keuze had gehad. Die dag was er iets gebeurd wat Ryder nu hedendaags steeds leek te herinneren, het verliet zijn gedachten niet, hoezeer hij dit ook wilde. Het bleef om hem te martelen, te teisteren zodat hij niet meer helder na kon denken – wat zo nu en dan prima lukte. In de donkere grot waar ze geen hand voor ogen hadden gezien, glinsterde een prachtige steen en als teken van hun bijzondere vriendschap had hij het aan Elizabeth gegeven. Ze was zo opgewekt erover dat ze hem om zijn hals sprong en de tengere jongen die Ryder toen nog was, vielen ze samen op de grond. De zachte lippen die op zijn wang hadden gedrukt, voelde hij nu nog.

    •••

    Ryder stopt bij een bankje in het bos, waarvan de groene verf afgebladderd was en nodig weer een verfbeurt nodig had. De tijd die verstreken was, had hij niet opgelet, echter wanneer hij zou raden hoe laat het was, zou het ongeveer drie uur ’s nachts zijn. Een tijd die ook wel bekend stond als het uur van de demonen, aangezien kwade geesten vrij zouden komen en mensen nachtmerries bezorgden of stuipen op het lijf joegen. Ze kregen er energie van, maar enkel in dat ene uur van drie tot vier ’s nachts. Hoewel enkel de gelovigen dit menen te vermoeden, niettemin was dit hetzelfde geld voor de onsterfelijke. Zo zag je bij Kaitlyn, zij geloofde het ook niet, totdat Ryder haar gedachten erover veranderde. Het was maar goed dat zij hier niets meer vanaf wist, anders zou het nogal chaotisch kunnen worden…

    [ bericht aangepast op 9 jan 2013 - 2:06 ]


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Well, I hope you like it, Mar, haha.

    Patience Cassia Phillips
    De donkere chocoladebruine kleur van zijn ogen waren helemaal niet warm, deze stonden hard en hoewel ik al zoiets had verwacht van hem, wist ik dat hij mij een waarschuwing gaf. Toch kon ik het echter niet laten om hem wat uit te dagen, dus plaatste ik mijn hand opnieuw voor mijn volle rozige lippen, terwijl ik wat begon te grinniken. Deels zat het botweg in mijn karakter, zelfs dan kon hij er niets aan doen.
          Met opgetrokken wenkbrauwen keek hij mij aan, waar ik dan ook volledig op lette, ondanks dat ik het misschien niet zo liet merken. Al deze uitdagingen die ik deed of zei, handelde ik om uit te vinden wat voor persoon hij was en of hij überhaupt wel te vertrouwen was. Over één ding had hij het in elk geval wel gelijk: het was om deze tijd absoluut niet veilig op straat, dat was dan ook de precieze reden dat ik voor mezelf uit moest kijken. Toen ik hem zei dat ik voor mijzelf kon zorgen, meende ik dat oprecht. Het is alleen wat jammer dat hij een opgefokte rokkenjager lijkt met een te hoge zelfverzekerdheid dat het wel narcistisch lijkt, en mij dan ook niet serieus neemt, wat jammer voor hem is. Op een gegeven moment komt hij er nog wel achter en dan zit hij met de gebakken peren, niet ik.
          ‘Ik begrijp de humor hier niet van, pardon,’ prevelde hij zacht, al hoefde hij niet lang te wachten tot er een antwoord aan kwam voor hem. Ik reageerde terug dat het een automatisch iets van mij was, nog altijd met mijn felblauwe poelen en de lichtgroene rand eromheen op hem gericht. Nogmaals rolde ik met mijn ogen en waagde zelfs om er een uitdagend lachje bij te voegen, terwijl ik mijn armen over elkaar deed. Hierdoor gleed de bruine hals weer van mijn blanke schouder af, waardoor deze voor een klein stuk ontbloot was. Het zwarte behabandje van mij kwam daardoor in zicht, maar het deerde mij werkelijk niets. Ik was afgeleid door de harde grom die bij hem vandaan kwam.
          ‘Ja dat, eigenlijk ben ik het niet van plan het u nog eens vriendelijk te vragen.’ Het kwam bot uit zijn mond, maar ik probeerde me hierdoor niet af te laten schrikken. Eigenlijk had ik al meer gepraat dan ik wilde, alleen er was iets met hem waardoor ik me zo op moest of ging stellen. ‘O, dat hoeft u ook helemaal niet te doen hoor, Meneer. Ik zal me gedragen,’ beantwoordde ik het, een half grijnsje op mijn rozige lippen, waarna ik nog aangenaam wat vervolgde. ‘Just how you seem to like it.’ Hij leek het dan ook meer op prijs te stellen als ik met een dromerig stemmetje naar hem sprak en aan mijn manieren dacht, die ergernis in zijn blik bewees het maar weer eens wanneer ik het niet deed.
          Haastig begon hij hierna over het boek, wat een uitdagende glimlach bij mij opleverde. Ik begon mijn handen in te smeren met de lotion, waar de altijd handige vervain in zit. Zijn ogen die naar mijn handen hadden gekeken, sloeg ik op in mijn geheugen. Alles telde nu. Hierop vertelde ik dat ik mezelf dan maar proper voor zou stellen, een zwoele glimlach die mijn gezicht sierde. Hoewel ik me voorstelde als ‘Cassia’ was dat niet mijn echte naam, gewoonweg omdat ik nog niet wist wat ik bij hem moest denken. Eerst bestuderen en wanneer hij fout leek te zijn: toeslaan. ‘Aangenaam, mijn naam i –’ Zijn adem stokt wanneer hij mijn hand vastpakt en ik kan het niet onderdrukken om een sluw grijnsje op mijn lippen te raken, terwijl mijn tong iets verleidelijk-afwachtend over mijn tanden speelt. Misschien ben ik dan ook wel benieuwd hoe hij zich hier uit gaat redden, er zijn creatieve manieren. ‘is Maxwell Hunter, maar noemt u me alsjeblieft Max,’ brengt hij snel uit, terwijl hij mijn hand los laat, welke hij direct in zijn broekzak verstopte.
          Kort knipperde ik met mijn ogen, zodat ik onopgemerkt deze hand van hem kon volgen, zijn andere hand liet hij ook in zijn broekzak glijden. Creatief, echter niet slim genoeg voor mij, want waarom zou hij deze nu abrupt willen verbergen in zijn broekzakken? Het was gewoon een manoeuvre om als afleiding te gebruiken, om mij op andere gedachten te brengen waarschijnlijk. Hemel, volgens mij hebben we er hier eentje, Patience, bedacht ik me in mezelf. Toeslaan of nog even op zijn ego inspelen? Waarschijnlijk dat laatste, het kon nog wel leuk worden… ‘It’s my pleasure to meet you, mijnheer Max.’ knikte ik beleefd iets met mijn hoofd, mijn blauwe poelen dringen nog door in die van hem. Ik liet mijn armen kalmpjes naast mij neer hangen hierna, waarna ik toch even iets om me heen keek, want je wist maar nooit of hij met anderen kwam. Ondanks dat ik meer zekerheid wilde, nam ik het zekere voor het onzekere nu. Hm, misschien moest ik hem zo maar eens sociaal uitnodigen bij mij thuis? Dat zou eindelijk een keer van pas komen. Hij zou hoe dan ook rondkijken, bestuderen waar ik vandaan kwam en hoe ik mogelijkerwijs dacht of iets dergelijks.
          ‘Excuseer me, er bleef even een brok steken in mijn keel. Wellicht omdat uw prachtige naam mij doet denken aan mijn lieve grootmoeder. Zij heette Cassandra, is uw naam daarvan afgeleid?’ Oh please, spare me the sweet talk, dude, or else I’m gonna throw up, dacht ik, terwijl ik bijna weer mijn ogen weer wilde rollen. Dit deed ik echter niet en nogal geacteerd, hoewel ik dit dus absoluut níet wilde laten blijken, liet ik een glimlachje op mijn volle lippen persen. ‘Eigenlijk niet, maar vertel eens, behalve dat uw grootmoeder lief is, wat bezit zij nog meer voor karaktereigenschappen?’ vroeg hem nieuwsgierig, terwijl ik mijn hoofd iets beeldig kantelde. Probeer jezelf hier maar uit te redden, lieverd, dacht ik sarcastisch en ook lichtelijk denigrerend eigenlijk. Hierna gooide ik het toch op de charmante wijze, waarbij ik mijn slanke vingers over zijn arm liet strelen. Het was maar goed voor hem dat zijn jas hem beschermde, anders had hij waarschijnlijk een brandende spoor daar zitten. ‘Weet u wat mijn naam betekend? “Kaneel” Houdt u van… kaneel, Meneer? Wat is uw smaak?’ Grinnikte ik iets, ondanks dat ik in mijn gedachten al over mijn nek ging en mezelf hiervoor vervloekte. Hij leek het op prijs te stellen als ik hem zo beleefd aan sprak. Toen bedacht ik me waarom ik dit ook alweer deed en begon ik vanbinnen ook te glimlachen. De kromming die hij had gemaakt met zijn arm en deze duidelijk aanbood, pakte ik dit keer dus maar aan, waardoor ik elegant mijn hand erdoor deed en zachtjes begon te lopen. Mijn blik was nu voor hem gericht, in plaats van naar hem.
          ’Ik hoop dat ik u bij deze genoeg heb weten te overtuigen en ik u naar huis kan begeleiden. Hoe langer wij hier zullen blijven staan, des te gevaarlijker het zal worden.’ Hierop knikte ik iets, eveneens humde ik instemmend en wreef vervolgens met mijn lippen over elkaar. ‘U hebt gelijk, Max.’ Het voelde raar om hem zo te behandelen en hem bij zijn naam te noemen, alsof ik iets ongelooflijks fout deed. Toch ging ik ermee door. ‘Het is al laat en waarom zou ik een charmante man als u afslaan?’ Er kwam opnieuw een dromerige toon in mijn stem door, terwijl ik iets grinnikte en vervolgens over allerlei dingetjes begon te praten. Over van alles, behalve het boek, ondanks dat ik nog precies weet dat hij dit had gevraagd. Na iets minder dan een kwartiertje lopen, kwamen we uiteindelijk bij mijn huis aan. Het was een alleenstaand huis aan de rand van het dorpje, maar ik vond het prima voor mezelf. Bovendien was het nog het huis van mijn familie waar ik in mocht blijven wonen, hoewel de herinneringen ervan zweefde.
          Toen ik de poort opendeed, dacht ik misschien dat hij dit hoorde te doen, echter was ik weer in gedachten verloren dat het me niet werkelijk opmerkte. Pas toen ik het al had gedaan en dat was niet meer terug te draaien. ‘Nogmaals bedankt, Meneer Hunter,’ sprak ik aangenaam, terwijl ik het pad naar huis opliep. Mijn arm nog steeds door die van hem gehaakt. ‘Het is inderdaad veel veiliger met u erbij, zo voel ik me ook.’ Vleide ik hem een beetje, wanneer ik de laatste stap zette door het opstapje op te lopen bij de voordeur. Nu pas liet ik mezelf toe hem los te laten en mijn arm rustig naast mezelf te dwalen, waarna ik mijn huissleutels pakte en hem bemoedigend toe glimlachte. Mijn ogen liet ik opnieuw even over hem heen dwalen, terwijl ik iets grijnzend op mijn onderlip beet. ‘U bent vast erg geliefd bij de dames, mijnheer.’ Glimlachte ik, waarna ik mezelf iets omdraaide, maar wel zo dat ik nog zicht op hem had. Vervolgens deed ik de deur open en ik stapte naar binnen, maar voordat ik de deur dichtdeed, liet ik een twijfelende blik zien. Positief, dat wel. ‘Zeg, Max, ik zou u graag beter willen leren kennen,’ Mijn ogen zochten die van hem weer op en ik deed de deur uitnodigend open. ‘Zou u binnen willen komen?’ Dit zou het zijn, Patience, houd hem in de gaten. Niet vergeten: een staak zit er in je tas, just in case he tries something. ‘Als u dat wilt tenminste, het is al behoorlijk laat.’ Vervolgde ik haastig, net zo twijfelend als de eerdere blik in mijn ogen.


    Quiet the mind, and the soul will speak.