Celeste Artemis Dubois.
Drake haalde mijn handen rustig van zijn gezicht af, misschien zelfs wel een beetje te rustig voor mijn smaak. “Celeste, je kent me niet,” zei hij zacht. Ik vroeg me af wat er nou werkelijk aan de hand is in dat koppie van hem, waar denkt hij aan, waar zit hij mee? Als hij het niet zegt, kan ik hem ook niet helpen en het irriteert me omdat een heel groot deel van mij dat ook wil. “Je weet niet wie ik ben of waar ik vandaan kom. Mijn gebruiken zijn anders dan die van jou, dit gaat niet over of ik wel of niet aardig ben, dit gaat over eeuwenoude tradities en gebruiken van thuis. Ik ben ze niet waard, echt niet.” Ik schudde gelijk mijn hoofd weer, want wat hij er ook mee bedoelde, wat voor achterliggende reden het had, ik was het er niet mee eens. Dat wist ik nu al, alleen Drake zag het vast niet.
Wanneer hij de spullen weer uit zijn handen liet vallen, keek ik er moedeloos naar, deed mijn ogen langzaam neer om ze vervolgens dicht te knijpen en tegelijkertijd diep adem te halen. “Dit slaat nergens op,” vertelde ik hem, met een duidelijke stem en opende mijn ogen weer om hem recht aan te kijken. Mijn hazel kleurige ogen boorde zich in die van hem en voor een klein moment keek ik hem aan, waarna ik mijn blik afwendde en de spullen weer opraapte. Ik gaf het dit keer niet gelijk terug en bleef het stevig vasthouden, zodat als hij het af wilde pakken of weg wilde gooien, het hem niet zomaar zou lukken.
“Kom nou voordat je ziek bent.” Het was duidelijk dat ik gelijk wilde protesteren, maar hij ritste zijn leren jas al open en zijn sterke greep om mij heen liet mijn mond dicht klappen. Ik had geen idee meer van wat ik wilde zeggen, maar wist dat het iets in de richting was dat ik het niet wilde en dat het sowieso niet uit maakt of ik ziek zou worden. Hij had me zijn leren jas, die iets te groot voor mij was, aangetrokken en was bezig om zijn schoenen en sokken uit te trekken nadat hij de jas had dichtgeritst en me naast hem neer zette. “Houd ermee op, Drake, het is niet alsof ik doodga als ik een griepje te pakken krijg of zo.” Gromde ik en wilde bij hem vandaan lopen, maar hij had me al vast en schoof gemakkelijk de wollen sokken, die hij eerder aan had gehad, om mijn voeten, waarna hij mij ook zijn schoenen aan deed. Zo ben ik al in een hele lange tijd niet meer verzorgt, ik moest zelfs nadenken wanneer de laatste keer was, maar dat was zeker in mijn hele jonge kinderjaren, want daarna ging er al van alles mis.
“Zo blijft je ten minste een beetje warm,” zei hij terwijl Drake diegene dit keer was die in een mum van tijd al doorweekt was. Zijn voeten stonden dit keer in de modder, niet dat het hem veel te schelen, en ik keek hem afwachtend en een beetje hulpeloos aan, omdat hij zo koppig deed. “Drake, –” Ik werd afgekapt, natuurlijk. “Kom, je moet naar binnen.” Drong hij aan, maar wanneer hij me ook daadwerkelijk aanraakte, schudde ik hem van me af en liep iets naar achter. Dit ging echter nogal klunzig omdat ik bijna letterlijk verdronk in zijn jas en schoenen. “Laat dat!” riep ik uit en greep in mijn haren, als teken dat het te veel was, ik was het gewoonweg niet gewend. Iemand die op die manier om me gaf, of ook maar iets en dat liet merken. Ik was altijd diegene geweest voor wie andere moest zorgen, dus dit was nieuw voor me en ik had geen idee hoe ik het kon handelen. Hierna keek ik hem enkel met een verslagen blik aan, een beetje spijtig zelfs voor het roepen. “Het spijt me…” mompelde ik toen, mijn blik wendde ik kort af voordat ik hem weer aankeek. “We moeten praten.” Je kon duidelijk aan mijn stem horen dat ik geen tegenspraak duldde en dat verwachtte ik ook zeker niet te krijgen. “Als jij over jezelf verteld, doe ik dat ook. We zouden elkaar kunnen helpen.”
Quiet the mind, and the soul will speak.