• Hoi hoi,

    Ik dacht het misschien wel leuk zou zijn om elkaar een beetje spelenderwijs complimenten en tips te geven over elkaar's schrijfsels.
    Er zijn hier tenslotte veel schrijvers en we kunnen vast van elkaar leren.

    Het idee is dat je een stukje van maximaal 400 woorden plaatst. Dat mag een stukje uit een verhaal zijn of uit je RPG/MSV, dat maakt niets uit. (:

    Degene na jou geeft één tip en één compliment.
    Ik vind deze regels belangrijk omdat niemand hier is om alleen maar negatief commentaar te ontvangen. Dus houd een beetje rekening met elkaar, niet iedereen is even zelfverzekerd over zijn schrijven. (:

    Ter voorbeeld zal ik starten met een opdrachtje dat ik voor mijn studie moest maken, waarbij ik een tafelscène tussen twee personen moest schrijven.


    PROOST

    Er waren geen touwen nodig om haar aan de stoel vast te ketenen. De angst verlamde haar benen, voorkwam dat ze opstond en deze onaangename, tochtende ruimte verliet. Haar trillende handen duwde ze tussen haar knieën, haar blik was op het lege, roomwitte bord gericht.
    Er klonk geschuifel. De stoel werd iets naar voren geschoven. Lucht verplaatste toen hij zijn hand uitstrekte. Angstig keek ze op. De vingers sloten zich om de deksel van de pan. Stoom gleed naar buiten en een sterke geur dreef haar tegemoet. Hoewel ze normaal gesproken begon te watertanden bij het ruiken van gebraden vlees, stootte het haar nu tegen de borst. Het leek de knoop in haar maag strakker te trekken, zodat haar ingewanden klem kwamen te zitten en ze bang was ieder moment te moeten overgeven.
    Zijn mes kraste over het bord toen hij het vlees in stukken sneed. Het geluid ervan veroorzaakte kippenvel op haar armen en haar blik gleed over de tafel, op zoek naar iets eetbaars. Ze wilde zijn boosheid niet aanwakkeren door al het eten af te slaan, maar wilde evenmin zijn eetlust bederven door over te geven.
    Na een korte aarzeling schoof ze het kommetje met komkommer en champignons naar zich toe. Aandachtig maakte ze er twee stapeltjes van. Ze was er zo ingespannen mee bezig dat de angst even leek te sluimeren, totdat ze een vloeistof hoorde klotsen. Ze wierp een blik op haar wijnglas, dat langzaam werd gevuld met een bloedrode vloeistof. Haar maag wentelde zich om.
    Hij pakte het glas vast. Eén doordringende blik dwong haar hetzelfde te doen. Haar hand was klam en ze was bang dat het glas tussen haar vingers door zou glippen.
    ‘Proost.’ Hij tikte het glas tegen dat van haar en bracht het toen naar zijn mond. Een donkerrode glans bleef op zijn lippen achter toen hij naar haar glimlachte en haar zijn lange hoektanden toonde.
    Bevend onder zijn indringende blik zette ook zij het glas aan haar mond. Het voelde koud tegen haar lippen. De geur van roest bedwelmde haar geest, de substantie die te dik was voor wijn gleed haar keel binnen en leek haar te verstikken.

    [ bericht aangepast op 25 sep 2015 - 17:42 ]


    Every villain is a hero in his own mind.

    Leuk idee (:

    *heb nu helaas ff geen tijd, maar dit is een mt*

    Porunn schreef:

    Ter voorbeeld zal ik starten met een opdrachtje dat ik voor mijn studie moest maken, waarbij ik een tafelscène tussen twee personen moest schrijven.


    PROOST

    Er waren geen touwen nodig om haar aan de stoel vast te ketenen. De angst verlamde haar benen, voorkwam dat ze opstond en deze onaangename, tochtende ruimte verliet. Haar trillende handen duwde ze tussen haar knieën, haar blik was op het lege, roomwitte bord gericht.
    Er klonk geschuifel. De stoel werd iets naar voren geschoven. Lucht verplaatste toen hij zijn hand uitstrekte. Angstig keek ze op. De vingers sloten zich om de deksel van de pan. Stoom gleed naar buiten en een sterke geur dreef haar tegemoet. Hoewel ze normaal gesproken begon te watertanden bij het ruiken van gebraden vlees, stootte het haar nu tegen de borst. Het leek de knoop in haar maag strakker te trekken, zodat haar ingewanden klem kwamen te zitten en ze bang was ieder moment te moeten overgeven.
    Zijn mes kraste over het bord toen hij het vlees in stukken sneed. Het geluid ervan veroorzaakte kippenvel op haar armen en haar blik gleed over de tafel, op zoek naar iets eetbaars. Ze wilde zijn boosheid niet aanwakkeren door al het eten af te slaan, maar wilde evenmin zijn eetlust bederven door over te geven.
    Na een korte aarzeling schoof ze het kommetje met komkommer en champignons naar zich toe. Aandachtig maakte ze er twee stapeltjes van. Ze was er zo ingespannen mee bezig dat de angst even leek te sluimeren, totdat ze een vloeistof hoorde klotsen. Ze wierp een blik op haar wijnglas, dat langzaam werd gevuld met een bloedrode vloeistof. Haar maag wentelde zich om.
    Hij pakte het glas vast. Eén doordringende blik dwong haar hetzelfde te doen. Haar hand was klam en ze was bang dat het glas tussen haar vingers door zou glippen.
    ‘Proost.’ Hij tikte het glas tegen dat van haar en bracht het toen naar zijn mond. Een donkerrode glans bleef op zijn lippen achter toen hij naar haar glimlachte en haar zijn lange hoektanden toonde.
    Bevend onder zijn indringende blik zette ook zij het glas aan haar mond. Het voelde koud tegen haar lippen. De geur van roest bedwelmde haar geest, de substantie die te dik was voor wijn gleed haar keel binnen en leek haar te verstikken.



    Mijn tip aan jou: Dat is een lastige... Ik kan bij jou altijd moeilijk op een tip komen. Maar als ik iets zou moeten kiezen -en dat zie ik niet bij dit stukje, maar ben het wel bij je werk tegengekomen- is dat je heel soms te veel lastige termen achtereenvolgend in een zin plaatst. Dit kan soms de kracht van een zin afnemen omdat de lezer er dan dubbel over de zin na moet denken.

    Mijn compliment: Natuurlijk weet je dit al van mij, maar ik vind dat je heel erg mooi schrijft! Vooral de beschrijvingen scheppen een enorm goed beeld over hoe de hoofdpersonage zich voelt. Dat heb ik altijd echt bewonderd aan je werk!

    Het stukje dat ik instuur is een stukje uit mij nieuwste verhaal. Het is een Harry Potter verhaal, voor de duidelijkheid. Het zijn alleen 32 extra woorden dan 400... hoop dat er een uitzondering kan worden gemaakt


    Een vrouw rende haastig tussen de bomen door. Blaadjes knarsten onder haar pijnlijke voeten en wind woei door haar doorweekte haren. Haar zwarte mantel wapperde achter haar aan. Lucht schoot haar longen in en maakte haar keel aan het branden. Hoelang ze had gerend, wist ze niet, maar ze was buiten adem. Even overstemde de donder haar gehijg en verlichtte een bliksemschicht haar pad. Steeds keek ze achterom, angstig en doodsbenauwd voor wat naderde. De regen drupte op haar huid, maar dat noch de donder en de bliksem leek haar iets te schelen. Bijna struikelde ze toen haar voet bleef hangen in de drassige grond, maar ze herstelde zich en rende door. Een pijn als messen steken schoot in haar zij, maar ook dat hield haar niet tegen.
    Een alleenstaand huis verscheen aan de horizon en even leek ze hoopvol. Een schittering sprankelde in haar ogen, feller dan de inslaande bliksem; veiligheid was dichtbij. Ze keek omlaag naar het bundeltje in haar armen en richtte vervolgens haar aandacht weer op de verduisterde weg voor zich. Ze was omhuld en afgeleverd aan de duisternis van de nacht, wachtend tot de bliksem haar pad weer zou verlichten. Het enige waar ze zich op concentreerde, was het zwakke licht van de avondlamp, dat zachtjes scheen bij de voordeur van het huis. De ramen waren donker en het was doodstil, de bewoners waren in diepe slaap.
    Een duidelijk teken van opluchting verscheen op het gezicht van de vrouw toen ze haar voet op het stoepje voor het huis zette en de baby, gewikkeld in een deken, op het matje voor de deur legde. Schichtig keek ze om zich heen, maar toen er niets te zien was, zette ze een stap achteruit en haalde een lange, houten stok tevoorschijn vanonder haar zwarte mantel. Ze wierp nog een laatste blik op het slapende kind en veegde een traan vanonder haar gezwollen, rode ogen vandaan. Een paar korte woorden doofden de lamp die het huis van enig licht voorzag en de vrouw borg haar stok weer op. 'Vaarwel, nichtje,' sprak ze bedroefd en ze verdween in de duisternis.
    Er klonk een oorverdovende knal, als bliksem die een boom had geraakt, een groen licht verscheen tussen de bomen, een gil die door merg en been ging en het gehuil van een baby weerklonk voor de deur van het huis. Lichten gingen aan, geroezemoes weerklonk en de voordeur werd geopend.


    Hard Work. Good-hearted. Loyalty. And Fair Play: I'm a Hufflepuff In Every Single Way.

    Laleah schreef:
    (...)
    Het stukje dat ik instuur is een stukje uit mij nieuwste verhaal. Het is een Harry Potter verhaal, voor de duidelijkheid. Het zijn alleen 32 extra woorden dan 400... hoop dat er een uitzondering kan worden gemaakt


    Een vrouw rende haastig tussen de bomen door. Blaadjes knarsten onder haar pijnlijke voeten en wind woei door haar doorweekte haren. Haar zwarte mantel wapperde achter haar aan. Lucht schoot haar longen in en maakte haar keel aan het branden. Hoelang ze had gerend, wist ze niet, maar ze was buiten adem. Even overstemde de donder haar gehijg en verlichtte een bliksemschicht haar pad. Steeds keek ze achterom, angstig en doodsbenauwd voor wat naderde. De regen drupte op haar huid, maar dat noch de donder en de bliksem leek haar iets te schelen. Bijna struikelde ze toen haar voet bleef hangen in de drassige grond, maar ze herstelde zich en rende door. Een pijn als messen steken schoot in haar zij, maar ook dat hield haar niet tegen.
    Een alleenstaand huis verscheen aan de horizon en even leek ze hoopvol. Een schittering sprankelde in haar ogen, feller dan de inslaande bliksem; veiligheid was dichtbij. Ze keek omlaag naar het bundeltje in haar armen en richtte vervolgens haar aandacht weer op de verduisterde weg voor zich. Ze was omhuld en afgeleverd aan de duisternis van de nacht, wachtend tot de bliksem haar pad weer zou verlichten. Het enige waar ze zich op concentreerde, was het zwakke licht van de avondlamp, dat zachtjes scheen bij de voordeur van het huis. De ramen waren donker en het was doodstil, de bewoners waren in diepe slaap.
    Een duidelijk teken van opluchting verscheen op het gezicht van de vrouw toen ze haar voet op het stoepje voor het huis zette en de baby, gewikkeld in een deken, op het matje voor de deur legde. Schichtig keek ze om zich heen, maar toen er niets te zien was, zette ze een stap achteruit en haalde een lange, houten stok tevoorschijn vanonder haar zwarte mantel. Ze wierp nog een laatste blik op het slapende kind en veegde een traan vanonder haar gezwollen, rode ogen vandaan. Een paar korte woorden doofden de lamp die het huis van enig licht voorzag en de vrouw borg haar stok weer op. 'Vaarwel, nichtje,' sprak ze bedroefd en ze verdween in de duisternis.
    Er klonk een oorverdovende knal, als bliksem die een boom had geraakt, een groen licht verscheen tussen de bomen, een gil die door merg en been ging en het gehuil van een baby weerklonk voor de deur van het huis. Lichten gingen aan, geroezemoes weerklonk en de voordeur werd geopend.


    Mijn tip aan jou: God, ik weet het niet. 'Geroezemoes weerklonk' vind ik niet zo heel mooi klinken en sommige zinnen zijn redelijk lang met veel komma's. Dat kan verwarrend zijn voor de lezer.

    Mijn compliment: Je houdt wel echt de spanning er in en je beschrijft de omgeving en situatie heel mooi en beeldend. Ik zie het zo voor me.

    Mijn stukje komt van een Larry Stylinson OS en het is 462 woorden, sorry.

    Er gaat niets boven een dagje strand. Lekker zonnen, naar lekkere jongens kijken en als je het te warm krijgt, neem je gewoon een frisse duik in het water, denkt Harry terwijl hij zijn handdoek over het zand uitspreidt. Het was er een van Manchester United en Harry is er heel blij mee. Zo blij, dat hij hem overal mee naartoe zeulde waar maar een beetje water was, zodat iedereen kon zien dat hij fan was. En mannelijk.

    Het was net toen hij zijn strandtas tevoorschijn haalde, dat zijn leven voor zijn ogen flitste. In zijn gedachten zag hij de zonnebrand, statig en trots op het pas geboende aanrecht staan. Harry was erg trots op zijn appartement. Hij had het immers gekocht met zijn zuurverdiende centen. Hij hield het dan ook het liefst zo netjes en schoon mogelijk.

    Fuck.

    Nee. Nee. Zeg me dat het niet waar is, denkt Harry en hij gooit zijn hele tas overhoop, bloost niet eens als er een nog verpakte condoom op de M van Manchester valt en zoekt koortsachtig naar het flesje. Tevergeefs. Nu moest hij, die vreselijk awkward en verlegen jongen, aan andere mensen gaan vragen of hij ''heel misschien hun zonnebrand mag lenen?" Hij ziet het al voor zich, dat kleine, zenuwachtige stemmetje omdat dit toch wel vreselijk beschamend is. Oh en daar gaat zijn poging tot mannelijkheid. Misschien kan één keertje zonder -

    ''Nee,'' zegt hij hardop. Dat gaan we niet doen. Ma heeft altijd gezegd dat we niet zonder zonnebrand het strand op mochten. Voor huidkanker en zo. En hij kan niet tegen zijn moeder in, nooit in zijn levensdagen. Wat zou ze teleurgesteld zijn als ze zag dat hij niet meer zo wit als een geest was? Zijn witte huid was een van de mooiste dingen aan hem, zei ze altijd. Wit als romige melk.

    Er zit niets anders op.

    Harry staat op en kijkt om zich heen. Iedereen hier is zo gebruind. Het is eigenlijk best wel mooi.. Hij schrikt weer op uit die rare gedachten en denkt dan grimmig, die hebben zeker geen zonnebrand mee. Ha. Later, als ze dood gaan aan huidkanker is het hun eigen schuld geweest. Ever so evil.

    Hij loopt en vraagt en loopt en vraagt en loopt, totdat hij langs een badhanddoek loopt die zijn brein interessant vindt. Het is er een van Doncaster Rovers. Gadverdamme. Dat je daar überhaupt mee rond kan lopen zonder je diep te schamen. Iedereen weet dat zij de grootste flops van het jaar zijn. Hij wil weer minachtend verder lopen, totdat hij ziet dat er op de handdoek zonnebrand ligt. En een jongen. Een jongen met vederachtig haar en een klein, gebruind lichaam. Hm. Misschien is hij toch niet zo 'gadverdamme' als 'ie op het eerste gezicht lijkt.

    [ bericht aangepast op 26 sep 2015 - 16:34 ]


    He cannot pass by without touching and moving and shaping and changing every thing, every boy-city, in his path.

    Tip: De tweede zin is best lang en je komt er vrij laat pas achter dat dat hetgeen is wat hij denkt. Misschien dat je wat sneller duidelijk kan maken dat het zijn gedachtegang is (door bijvoorbeeld al eerder "denkt Harry" in de zin te voegen).
    Compliment: Er zit een leuk, vlot tempo in je stukje. Prettig om te lezen.

    Dit is een stuk uit het onvoltooide verhaal wat ik schreef over de Hobbit.

          Het was Gandalf's strategie geweest om de vijand van verschillende kanten aan te vallen en naar de vallei te leiden. Zo zouden ze geen kant meer op kunnen en konden de dwergen, elfen en mensen hen het leven ontnemen. Echter bewees de tegenstander dat hij zichzelf niet zo makkelijk liet verslaan. Dat was het moment geweest waarop de tweede golf van goblins hen overrompeld had. Bolg was hier verantwoordelijk voor geweest, hij was degene die de strategie voorzien had en had zijn leger de juiste richting heen gestuurd. Nu zat Gandalf stil op de grond en keek met een trieste blik naar het slachtveld. Zijn gedachten leken echter elders te zijn, want hij keek niet op toen Bilbo hem een paar keer bij zijn naam noemde. De oude tovenaar was hoogstwaarschijnlijk weg gezonken in zijn eigen zee van gedachten.
          Bilbo zuchtte diep en tuurde toen in de verte, daar waar de wolken plotseling raar verdrag vertoonden. Ze leken open te breken en flinke stralen rood zonlicht, die afkomstig waren van een rode zonsondergang, kropen door het wolkendek heen. Ze streken neer op het land en gaven de Lonely Mountain een rode gloed. Met half dichtgeknepen ogen keek Bilbo naar de bewegende figuren in de lucht. Hij was er zeker van dat dit geen vleermuizen waren. Die wezens zouden snel wegduiken bij het zien van een straaltje zonlicht. Een grote lach verscheen op Bilbo's gezicht en zijn hart maakte een sprong in zijn borstkas toen hij ontdekte dat het de adelaars waren. De wezens vlogen op een majestueuze wijze door de lucht en hun vleugels scheerden door de duisternis heen waardoor de donkere wolken gespleten werden.
          "De adelaars! De adelaars!" riep hij enthousiast. "De adelaars komen eraan!" Bilbo's ogen waren scherp en hij wist met zekerheid te schreeuwen dat het de adelaars waren die hen nu aan het naderen waren. Ze vlogen met de wind mee naar beneden, rij na rij. Het zag er naar uit dat alle adelaarsnesten uit het noorden gekomen waren.
          Veel nieuwsgierige ogen zochten de hemel af, op zoek naar de adelaars, maar deze waren enkel te zien vanaf de plek waar Bilbo, Gandalf en de groep elfen stonden.
          "De adelaars!" riep Bilbo nog een keer uit blijdschap, maar zijn moment van blijheid was al gauw voorbij toen hij getroffen werd door een grote steen die van boven leek te komen, zonder twijfel het werk van de goblins die de stenen van de heuvels af lieten gaan. Bilbo's helm werd hierdoor geraakt en met een harde klap viel de kleine Hobbit tegen het grondvlak aan. Zijn stem was verdwenen uit de lucht, zijn gedachten zwermden weg en zijn aanwezigheid was weg geëbd.

    MT


    Three words, large enough to tip the world. I remember you.

    Requiescat schreef:
    Leuk idee (:

    *heb nu helaas ff geen tijd, maar dit is een mt*


    16 - 09 - '17

    Elvenking schreef:
    Tip: De tweede zin is best lang en je komt er vrij laat pas achter dat dat hetgeen is wat hij denkt. Misschien dat je wat sneller duidelijk kan maken dat het zijn gedachtegang is (door bijvoorbeeld al eerder "denkt Harry" in de zin te voegen).
    Compliment: Er zit een leuk, vlot tempo in je stukje. Prettig om te lezen.

    Dit is een stuk uit het onvoltooide verhaal wat ik schreef over de Hobbit.
          Het was Gandalf's strategie geweest om de vijand van verschillende kanten aan te vallen en naar de vallei te leiden. Zo zouden ze geen kant meer op kunnen en konden de dwergen, elfen en mensen hen het leven ontnemen. Echter bewees de tegenstander dat hij zichzelf niet zo makkelijk liet verslaan. Dat was het moment geweest waarop de tweede golf van goblins hen overrompeld had. Bolg was hier verantwoordelijk voor geweest, hij was degene die de strategie voorzien had en had zijn leger de juiste richting heen gestuurd. Nu zat Gandalf stil op de grond en keek met een trieste blik naar het slachtveld. Zijn gedachten leken echter elders te zijn, want hij keek niet op toen Bilbo hem een paar keer bij zijn naam noemde. De oude tovenaar was hoogstwaarschijnlijk weg gezonken in zijn eigen zee van gedachten.
          Bilbo zuchtte diep en tuurde toen in de verte, daar waar de wolken plotseling raar verdrag vertoonden. Ze leken open te breken en flinke stralen rood zonlicht, die afkomstig waren van een rode zonsondergang, kropen door het wolkendek heen. Ze streken neer op het land en gaven de Lonely Mountain een rode gloed. Met half dichtgeknepen ogen keek Bilbo naar de bewegende figuren in de lucht. Hij was er zeker van dat dit geen vleermuizen waren. Die wezens zouden snel wegduiken bij het zien van een straaltje zonlicht. Een grote lach verscheen op Bilbo's gezicht en zijn hart maakte een sprong in zijn borstkas toen hij ontdekte dat het de adelaars waren. De wezens vlogen op een majestueuze wijze door de lucht en hun vleugels scheerden door de duisternis heen waardoor de donkere wolken gespleten werden.
          "De adelaars! De adelaars!" riep hij enthousiast. "De adelaars komen eraan!" Bilbo's ogen waren scherp en hij wist met zekerheid te schreeuwen dat het de adelaars waren die hen nu aan het naderen waren. Ze vlogen met de wind mee naar beneden, rij na rij. Het zag er naar uit dat alle adelaarsnesten uit het noorden gekomen waren.
          Veel nieuwsgierige ogen zochten de hemel af, op zoek naar de adelaars, maar deze waren enkel te zien vanaf de plek waar Bilbo, Gandalf en de groep elfen stonden.
          "De adelaars!" riep Bilbo nog een keer uit blijdschap, maar zijn moment van blijheid was al gauw voorbij toen hij getroffen werd door een grote steen die van boven leek te komen, zonder twijfel het werk van de goblins die de stenen van de heuvels af lieten gaan. Bilbo's helm werd hierdoor geraakt en met een harde klap viel de kleine Hobbit tegen het grondvlak aan. Zijn stem was verdwenen uit de lucht, zijn gedachten zwermden weg en zijn aanwezigheid was weg geëbd.


    Mijn tip: Het is echt een lastige, want ik vind dit echt héél goed. Misschien letten op niet te uitgebreid proberen schrijven? Op zich is dit niet het geval over het algemeen, maar hier en daar staan dingen waarvan ik denk 'dat zou wel weg kunnen'. Zo vind 'tegen het grondvlak vallen' nogal vreemd klinken - in elk geval, ik zou er gewoon 'de grond' of iets dergelijks van maken. Bij grondvlak denk ik meer aan een kubus of zo, haha. Hetzelfde geldt voor "zijn hart maakte een sprongetje in zijn borstkas" — die "in zijn borstkas" hoeft er voor mij niet echt bij, omdat het nogal logisch is dat je hart geen sprong maakt in je been. (:
    Mijn compliment: Ik weet zeker dat het iets is wat je al heel veel gehoord hebt, maar wow, wat leest jouw schrijfstijl lekker en vlot. Ik beleef dit verhaal echt, ik voel de emoties/gevoelens, ruik de wind, en zo kan ik er nog wel een paar opnoemen. Dit is wat een verhaal echt goed maakt!

    Mijn stukje (een deel van een fanfic die ik op het moment aan het proberen te schrijven ben. Sorry dat het zo plots eindigt, maar ik heb moeten knippen om het bij 400 woorden te moeten houden. :')):

    Oranje. De hele squad room in het NCIS-gebouw was oranje. Het was de vreselijkste kleur verf die Stéphanie in haar leven had gezien en ze vroeg zich dan ook stilletjes af hoe mensen daar dag in dag uit in konden werken. Het was als werken in de dwarsdoorsnede van een pompoen — of een appelsien, want in tegenstelling tot een pompoen liet de structuur van een appelsien wel nog iet of wat plaats open voor de doorgang van licht. Mochten die ramen er niet gezeten hebben was ze wellicht instant weer weggelopen uit het gebouw, want het gaf haar een alles behalve fijn gevoel. Ook de lucht binnenin het gebouw was meer sinaasappel dan pompoen, want hoewel het zuurstofgehalte er niet abnormaal hoog lag, was het ook niet zo muf als een pompoen. Ze hoopte oprecht voor de werknemers die in het gebouw gestationeerd waren dat men op een dag op het idee zou komen het net zo mooi om te bouwen als de Goede Fee dat met de pompoen van Assepoester had gedaan, maar ergens betwijfelde ze het. Alhoewel het Amerika was en ze van de Amerikanen het onverwachte verwachtte, zag ze dit soort mensen niet direct op het idee komen hun appelsien om te bouwen (Assepoester had dan wel geen sinaasappel gehad, maar ze wist zeker dat het even mogelijk was geweest voor de Goede Fee) tot een knusse, gezellige plaats. Niet alleen de structuur van het gebouw (uitgezonderd het hoge fruit- of groentegehalte, dan, want zelfs dàt verwachtte ze nog niet van Amerika), maar ook de mensen in het gebouw hadden een typische Amerikaanse uitstraling. Bijna alle werknemers hadden een maatpak met een stropdas aan, uitgezonderd voor de vrouwen, waarbij de broek vervangen werd door een rok en de stropdas ofwel helemaal niet vervangen werd, ofwel door een lichtkleurig sjaaltje. Er waren een paar uitzonderingen, maar zelfs die zagen er nog heel Amerikaans uit — wat ergens uiteraard wel logisch was, gezien ze zich in Amerika bevonden. Er was maar één uitzondering die haar onmiddellijk opviel, en ze hoefde er ook geen uren aan te spenderen om uit te pluizen dat die vrouw op z'n minst roots had van ergens anders.

    [ bericht aangepast op 8 dec 2015 - 12:26 ]


    Even as we grieved, we grew; even as we hurt, we hoped; even as we tired, we tried

    Tip: De fruit-vergelijking is erg leuk, maar persoonlijk vond ik 'm niet overal even passend. Misschien kun je een andere fruit-vergelijking maken, die beter bij bijvoorbeeld de zuurstofbeschrijving past.

    Compliment: Dit is gewoon een erg leuk stukje tekst en ik wil het vervolg lezen. :Y)


    Uit m'n nieuwe story;


    Verdorie. Was voor tv in slaap gesukkeld. Logisch gevolg van veeleisende job en dekentjes waarmee ik het mezelf gezellig had gemaakt in de zetel. Geklop op voordeur van flat maakte me wakker.
    'Elise, waar zit je? Doe de deur open verdomme, Elise.' Wandelde in slaapdronken toestand naar voordeur, klok naast tv gaf acht uur aan. Eigenlijk had ik dus maar 5 uur geslapen, een soort van XXL-versie van een powernap en powernaps zijn gezond. Woest geklop boezemde me schrik in, maar toch deur opengedaan. Laura, beste vriendin en femme fatale, stond in razernij nog steeds te schreeuwen dat ik m'n lui gat uit de zetel moest lichten.
    'Oh, eindelijk, zeg. Ik was al bang dat ik de deur ging moeten openbreken - dacht dat je dood was.' Beste vriendin overduidelijk ladderzat, praatte veel te luid, stond wankel op haar benen en kondigde aan dat ze een slaapplek nodig had. Waarom stond ze om dit uur op mijn stoep, met liters alcohol in het bloed? Ik stelde haar de vraag, op vriendelijke en verwelkomende toon. Haar antwoord was nog furieuzer gewauwel. De gozer met wie ze wat heeft/had, had haar laten zitten en ze was dus alleen naar cello-concert van gezamenlijke vriend geweest en nog voor eerste nummer/sonate/suite afgelopen was, de zaal alweer uitgerend. Klassieke muziek is nu eenmaal reden genoeg om zich te bezatten, zeker wanneer ongewillig aan je opgedrongen. Leidde Laura voorzichtig naar salon/woonkamer, waar ze zich kwaad in de zetel liet zakken. Daarna ben ik naar de keuken gegaan om kop kamille-thee te zetten en tegen de tijd dat ik terugkwam, was de storm gaan liggen en zat ze, hoewel dronken en met panda-ogen vanwege uitgelopen mascara, nog steeds knap en nonchalant, te jammeren. Ook ik dacht dat ze deze keer de juiste man te pakken had, vond hem sympathiek. Tijdens melige kerstfilm op tv (had pas door dat dat een slecht idee was na drie kwartier) probeerde ik haar wat op te lappen en te verhinderen dat ze de sofa in brand stak met die sigaretten van haar. Vervelende gewoonte, dat roken. Vraag me af of het een goed idee was om haar naar huis te laten gaan. Allerlei doemscenario's zijn al in me opgekomen. Kam morgen heel Londen uit als het moet, op zoek naar haar ledematen, als blijkt dat ze niet thuisgekomen is. Oh, wat eng.


    Le Beau n’est que la promesse du bonheur | Will you dance, dear Emma? | page 28

    Tip: In veel zinnen ontbreekt een onderwerp. ''Wandelde naar de deur.'' Daar ontbreekt een hij-zij-het-ik. In dit geval kan je aan de rest van de zin zien dat er voor ''Wandelde'' -ik- had moeten staan. Soms, in korte berichtjes vind ik het nog wel kunnen, maar om het standaard te doen vind ik nou weer iets minder.

    Compliment: De verhaallijn is mooi. Je beschrijft een heel herkenbaar stukje, die heeft het weer uitgemaakt etc. Dat heb je heel mooi en goed gedaan.

    Een stukje uit mijn Hobbit- fanfictie

    ‘Ze mogen deelnemen aan onze queeste.’ En met die woorden draaide Thorin zich weer om. Verbluft keek ik hem na.
    ‘Dat ging makkelijk.’ Puck grijnst.
    ‘Tuurlijk, wat verwacht je dan. Wij maken zo’n geweldige indruk, het is bijna niet normaal meer. Maar ik heb dan ook zo’n verschrikkelijk mooie persoonlijkheid. Hé is dat een perzik?’

    De andere dwergen leken geen haat tegen mijn twee metgezellen te koesteren, maar vrienden zou ik ze niet noemen. Puck maakt het ze dan ook wel moeilijk, met al zijn streken heeft hij al meer dan de helft van ons gezelschap verschillende keren op de kast gejaagd. Ash daarentegen trekt zich heel ver terug en is nauwelijks aanwezig, als een stille schaduw op de achtergrond.
    Hoewel ik echt wel wat gereisd heb, heb ik nog nooit de nevelbergen overgestoken. Dat vond ik eigenlijk best slecht van mezelf, aangezien ik genoeg kansen had gehad. Mijn grote afkeer voor de heer van het Demsterwold zou er ook wel eens iets mee te maken kunnen hebben. Ik liet natuurlijk niets merken aan de dwergen, maar diep van binnen knaagde er iets. Ik vond het helemaal niet prettig dat ik me zo dicht bij Thranduil begaf, vrijwillig zelfs, en al mijn vertrouwen stellen in een zelf wantrouwende dwerg voelde ook niet helemaal goed.
    Niet dat ik er ook maar over dacht om weg te gaan, ik genoot daar veel te veel voor. De open lucht, het avontuur en het gevaar. Het gevaar dat er was, zonder dat het altijd maar weer werd opgevangen door mijn gebruikelijke muur van bewaking. Ik dacht dat ik wist wat vrijheid was, als ik aan het jagen was geweest, of terug kwam van een tripje. Maar dit, dit was zoveel beter. De wind door mijn haren was vrijer, sneller en betekenisvoller. Ik hield ervan. En, nadat ik aan ze gewend was geraakt, vond ik de dwergen zelfs fijner gezelschap dat de stijve elven van Rivendel.
    De toch vorderde snel, leek het. We kwamen echt grote stukken vooruit, de Nevelbergen zouden we morgen al moeten gaan zien, maar als je keek naar wat we nog moesten voor Durinsdag, werd je er haast mismoedig van.
    Daar kwam Puck eigenlijk weer wel goed van pas. Ondanks dat hij de enorme clown uithing, hield hij de donkere schaduw op afstand. Ash versmolt er juist mee en dook alleen op, op de momenten dat hij nodig was.

    [ bericht aangepast op 8 dec 2015 - 14:25 ]


    Three words, large enough to tip the world. I remember you.

    Ashallayn schreef:
    Tip: In veel zinnen ontbreekt een onderwerp. ''Wandelde naar de deur.'' Daar ontbreekt een hij-zij-het-ik. In dit geval kan je aan de rest van de zin zien dat er voor ''Wandelde'' -ik- had moeten staan. Soms, in korte berichtjes vind ik het nog wel kunnen, maar om het standaard te doen vind ik nou weer iets minder.

    Compliment: De verhaallijn is mooi. Je beschrijft een heel herkenbaar stukje, die heeft het weer uitgemaakt etc. Dat heb je heel mooi en goed gedaan.

    Een stukje uit mijn Hobbit- fanfictie
    ‘Ze mogen deelnemen aan onze queeste.’ En met die woorden draaide Thorin zich weer om. Verbluft keek ik hem na.
    ‘Dat ging makkelijk.’ Puck grijnst.
    ‘Tuurlijk, wat verwacht je dan. Wij maken zo’n geweldige indruk, het is bijna niet normaal meer. Maar ik heb dan ook zo’n verschrikkelijk mooie persoonlijkheid. Hé is dat een perzik?’

    De andere dwergen leken geen haat tegen mijn twee metgezellen te koesteren, maar vrienden zou ik ze niet noemen. Puck maakt het ze dan ook wel moeilijk, met al zijn streken heeft hij al meer dan de helft van ons gezelschap verschillende keren op de kast gejaagd. Ash daarentegen trekt zich heel ver terug en is nauwelijks aanwezig, als een stille schaduw op de achtergrond.
    Hoewel ik echt wel wat gereisd heb, heb ik nog nooit de nevelbergen overgestoken. Dat vond ik eigenlijk best slecht van mezelf, aangezien ik genoeg kansen had gehad. Mijn grote afkeer voor de heer van het Demsterwold zou er ook wel eens iets mee te maken kunnen hebben. Ik liet natuurlijk niets merken aan de dwergen, maar diep van binnen knaagde er iets. Ik vond het helemaal niet prettig dat ik me zo dicht bij Thranduil begaf, vrijwillig zelfs, en al mijn vertrouwen stellen in een zelf wantrouwende dwerg voelde ook niet helemaal goed.
    Niet dat ik er ook maar over dacht om weg te gaan, ik genoot daar veel te veel voor. De open lucht, het avontuur en het gevaar. Het gevaar dat er was, zonder dat het altijd maar weer werd opgevangen door mijn gebruikelijke muur van bewaking. Ik dacht dat ik wist wat vrijheid was, als ik aan het jagen was geweest, of terug kwam van een tripje. Maar dit, dit was zoveel beter. De wind door mijn haren was vrijer, sneller en betekenisvoller. Ik hield ervan. En, nadat ik aan ze gewend was geraakt, vond ik de dwergen zelfs fijner gezelschap dat de stijve elven van Rivendel.
    De toch vorderde snel, leek het. We kwamen echt grote stukken vooruit, de Nevelbergen zouden we morgen al moeten gaan zien, maar als je keek naar wat we nog moesten voor Durinsdag, werd je er haast mismoedig van.
    Daar kwam Puck eigenlijk weer wel goed van pas. Ondanks dat hij de enorme clown uithing, hield hij de donkere schaduw op afstand. Ash versmolt er juist mee en dook alleen op, op de momenten dat hij nodig was.


    Het is eigenlijk een dagboekfragment. À la Bridget Jones. (Ik had dat er misschien bij moeten zetten.)


    Le Beau n’est que la promesse du bonheur | Will you dance, dear Emma? | page 28

    Fillion schreef:
    (...)

    Het is eigenlijk een dagboekfragment. À la Bridget Jones. (Ik had dat er misschien bij moeten zetten.)


    Ah, dat maakt al heel veel dingen een stuk duidelijker. In dat geval, je gebruikt soms had/heeft. Het is had, of heeft. Ik zou het mooier vinden als je één van de twee kiest en die neerzet.


    Three words, large enough to tip the world. I remember you.

    OH, mijn topics.


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    MAT


    My fake plants died, because I did not pretend to water them.

    Laquifa schreef:
    OH, mijn topics.


    Let's go outside and all join hands, but until then you'll never understand…

    @Ashallayn

    Tip: Je schrijft in verschillende tijden. De ene keer verleden en andere keer heden, daar zou je even naar kunnen kijken. En af en toe klinken de zinnen niet zo fijn. Je zou het - na je klaar bent met een stukje - hard op kunnen lezen voor jezelf en eens na gaan of het soepel loopt. Het komt waarschijnlijk omdat er veel korte zinnen tussen zitten en dan op eens weer een lange. Daarom leest het af en toe misschien wat hakkelend.
    Compliment: Ik vind het wel heel avontuurlijk geschreven. En ondanks dat je de personages in dit stukje nog niet echt naar voren ziet komen, krijg ik al wel een sterke indruk van de karakters die ze hebben.

    Dit is een stuk uit mijn nieuwe verhaal. Het is wel Engels geschreven. Hopelijk weet iemand hier raad mee haha.

          It was a cold winter morning when Lorraine set foot in the puffy white snow, which was sprawled all over the ground outside. She couldn't help but shudder, the cold was penetrating her thin layer of clothing. She quickly wrapped her red long scarf tighter around her neck and started moving towards the curb, which – if you followed it to the right, down the street – would lead you to a big shop with large windows, exactly where she needed to be. Lorraine let out a deep puff of air and was momentarily distracted by seeing her own breath clouding in front of her. It was a chirping bird which threw her out of her trance. With a slow pace she continued her journey to the shop. Her brown hair flowed in the wind behind her, keeping it out of her face. She led her eyes glide over the buildings across the street. Most of them were houses which had belonged to rich families. And now they were mostly empty and had started crumbling to the ground.
          "Lorraine!" came a small voice from the distance.
          Lorraine turned around and looked in the direction of where the voice came from, but she couldn't spot the owner of the voice. It wasn't until she was in front of the shop she noticed the voice had belonged to the owner of the shop, who now stood across the street from her. It was an old greying man, who wore a big black winter coat, almost drowning him in all the fabric.
          "Sorry, I'm late today," said the old man while he crossed the street and approached Lorraine.
          "It's okay, Finlay," Lorraine smiled softly. "Take your time, especially with all the snow and ice on the ground." She motioned below her. "I wouldn't want you to slip and fall."
          Finlay gave her a quick nod and smiled shortly. "I need to talk to you." It was only then Lorraine noticed how nervous he looked. "Inside," continued the old man. Lorraine frowned but didn't say anything. She followed him inside as soon as Finlay had opened the door. The cold started to leave her when she took a step into the cozy shop. Finlay turned on the lights (he was lucky enough to have a working generator) and closed the heavy wooden door behind them. The lights were a dim combination of orange and yellow, leaving quite a few shadows behind from all of the objects which were standing messily in the shop.