Tatyana Aquilia Glycias
Na het eten kon ik niet snel genoeg weg zijn. Het was misschien fijn om de hele familie weer eens samen te hebben nu Ross naar huis was gekomen, maar dat nam niet weg dat er nog steeds een aantal, in mijn ogen, giftige elementen waren die ik liever kwijt was. Alis was daar een van en ik had weer het gevoel dat hij ieder moment weer een of andere hatelijke opmerking m’n richting uit kon slingeren. Het verbaasde me dat m’n tanden nog heel waren van m’n kaken op elkaar te klemmen om er zelf geen naar z’n hoofd te slingeren, een opmerkingen.
Het slingeren hield ik maar voor nu en het was geen opmerking, maar de deftige jurk die ik voor het avondeten aangetrokken had die in een hoek belandde. Zo mooi als het ding was, zo vervelend was het om te dragen op dagen als deze. Ik was eigenlijk behoorlijk blij dat ik ervan verlost was en wat makkelijkers en korters aan kon trekken. Het kon me niet schelen dat het misschien meer weg had van iets voor slavinnen dan voor een dame van mijn stand, ik voelde me er veel gemakkelijker in. Snel trok ik de spelden uit m’n haar, waardoor het als een zwarte waterval naar beneden viel, voor ik op blote voeten de kamer terug uit liep.
Handig nam ik nog een beker wijn mee in het passeren, voor alles afgeruimd was, voor ik doorliep naar het balkon. Nu de rust een beetje was teruggekeerd twijfelde ik er niet aan dat Doctore de verloren trainingstijd zou willen inhalen. Met de beker wijn in m’n handen, ging ik op het balkon staan boven het plein waar de mannen aan het werk waren. Zelf in het avondlicht was er nog meer dan genoeg te zien en als de toortsen zouden worden aangestoken zou het er ook niet slecht uit zien. Met het idee dat ik voor nu eigenlijk best wel een goed plekje heb gevonden om even te blijven liet ik m’n blik naar beneden dwalen. Als iemand me nodig had, dan kwamen ze me maar zoeken.
Mitxel
Ergens was ik al lang blij dat de rust terug gekeerd was. Nou ja, rust. Er was altijd wel rumoer in de ludus, maar het was gelukkig niet meer van opstootjes. Sommige kenden echt hun plaats niet. Kon het nu niet eens rustig verlopen met nieuwelingen, maar iedere keer datzelfde lidje?
Met een blik op de anderen die in paren aan het trainen waren, hielp ik mezelf aan wat water. Het zou niemand goed doen als ik om zou komen van de dorst en ik als zelf nog even verder wilde gaan met trainen was dat maar beter iets waar wat aan moest doen.
Terwijl ik aan het drinken was, hield ik ook een oog op Dionysius en Saul die samen aan het trainen waren. De één een hopeloos geval in mijn ogen, de ander iemand die ik liever niet tegen kwam in een gevecht op leven en dood. Niet dat ik genade zou kennen, maar het zou betekenen dat iemand een goeie vriend en broeder zou verliezen. M’n blik gleed langzaam langs de andere mannen. Nieuwe rekruten, anderen die hier al even waren. Een paar bekende gezichten ontbraken, maar die zouden vast wel weer wat anders te doen hebben dan wat ze moesten doen. Al vond ik het wel vreemd dat Thorn hier niet was.
Echter, zonder iets te laten merken van die gedachten pakte ik de houten zwaarden terug op die naast me op de grond lagen en liep terug het zand op. Soms was gewoon een aangenaam tijdverdrijf om groentjes een lesje te leren en te laten merken dat ze nog heel veel te leren hebben. Zeker als die een grote bek hebben gehad eerder op de dag. Het duurt dan ook niet lang voor een van die jonge heethoofden voor me staat voor een flink pak rammel. Nu eens zo, dan eens anders. Als ze me elders nodig hadden, dan riepen ze maar. Ze weten prima dat ik ook geen nee zeg tegen een grotere uitdaging.
"Nothing is True. Everything is Permitted"