• Het is het jaar 2153 en de bekende superhelden zijn samen met hun verhalen en het geloof in hen ten onder gegaan. Echter, een speciaal taskforce van de Amerikaanse overheid heeft hun krachten altijd bewaard in een ondergronds lab niet ver van het dorpje Spellburn voor noodgevallen.
    Midden in de nacht is er iets misgegaan met de machines die deze krachten gevangen moesten houden en zijn ze vrijgekomen. Ze hebben meteen een nieuwe gastheer of gastvrouw gezocht bij de dichtstbijzijnde mensen: allerlei bewoners, jong en oud, uit Spellburn. De overheid heeft snel gehandeld. Alle onaangetaste mensen zijn dezelfde nacht nog uit het dorp verwijderd, terwijl de besmette mensen in een diepe (kunstmatige) slaap waren en er is een grote elektrische koepel over het dorp gezet om hen binnen te houden voor nog onbepaalde tijd.

    De RPG begint in de ochtend: het moment waarop de geïnfecteerde mensen met hun nieuwe superkrachten wakker worden, merken dat al hun familie, vrienden, buren en collega’s weg zijn en ze opgesloten zitten in het kleine dorpje, met weinig voorzieningen en andere mensen met superkrachten. Wie zullen zich aansluiten bij de helden? En wie bij de schurken? En zullen ze onder de koepel vandaan ontsnappen, of zijn ze gedoemd te sterven aan een voedseltekort?



    MANNEN VOL
    Personages:
    - Naam/Geslacht || Superheld waarvan hij/zij de krachten heeft || Rol in het dorp || Pagina in het rollentopic • Eigenaar personage

    - Amilia Grachelle Rosefield || Danny Phantom || Dochter burgermeester || 1.6 • Starlord
    - Austin Fawn Grody || Angel || Boerin || 1.11 • SiriuslyBlack
    - Zyanya Adeline Marchôt || Mystique || Bibliothecaresse || 1.1 • Wolfstar
    - Emmeline Jones || Wonder Woman || Scholier || 1.4 • Hephaestus
    - Madeline ‘Quinn‘ Crawford || Mastermind || Bezoeker || 1.13 • WillNotLearn
    [R] - Penelope Nanny Lefroy ||Zatanna || Serveerster || 1.8 • Odahviing
    - Diana Cassandra Gaither || Spiderman || Guidance counselor || 1.8 • Dionysia
    - Jules Estevana Keegan || Emma Frost || Docente || 1.6 • Dumbledore

    - Cayden Emory Hunter || Wolverine || Politieman || 1.2 • SiriuslyBlack
    [R] - Aaron Dashiell River || Hulk || Postbode || 1.1 • Wolfstar
    [R] - Jedediah Alexander Seewald || Firestorm || arts in opleiding en pizza bakker || 1.4 • Odahviing
    - Jace Clifford || Human Torch || Reparateur || 1.4 • Rhaella
    - Christopher Wade Speirs || Rogue || Bakker || 1.6 • Guarnere
    - Nathan ''Nate'' Aedan Raphael Whitfield || Iceman || Ober || 1.6 • Fortis
    - Ezekiel Jacob Jones || Professor X || Scholier || 1.9 • RAB
    - Ismael Tobias James || Bucky/The Winter Soldier || Babyzitter en medewerker dierenasiel || 1.4 • ClintonFrancisB
    - Gabriël Samuel Jones || Static || Scholier en bakker || 1.9 • Psychopaths
    - Taylor Atlas Keegan || Quicksilver || Ober || 1.7 • Pleiade
    - Eduardo Axello Castillo || Gambit || Inval docent en Dealer (gokken) || 1.11 • Fairytalest
    - Nicholas Victor Ward || Wolfsbane || Brandweer || 1.10 • Pleiade

    Regels:
    #Er geldt een minimum van 150 woorden*
    #Mary Sue’s/Gary Stu’s zijn ten strengste verboden
    #Naamveranderingen doorgeven
    #Houd het realistisch
    #Het is verboden personages van anderen te besturen
    #Je mag nooit iemand zonder toestemming vermoorden
    #Gebruik ABN
    #Vermeld boven je post altijd minimaal de naam van je personage
    #Probeer mannen en vrouwen een beetje gelijk te houden.
    #Je reservering komt te vervallen na 3 dagen, tenzij je contact houdt met mij
    #Probeer minimaal 1 keer in de week te reageren en anders mij wel op de hoogte te houden van je afwezigheid
    #16+ is toegestaan, maar houd het netjes
    #Alleen ik maak nieuwe topics aan, tenzij ik er iemand voor aanwijs ivbm drukte
    #OOC tussen haakjes () {} []
    #Geen OOC ruzies, IC mag wel, dus vat dat niet persoonlijk op
    #Originaliteit wordt zeer op prijs gesteld

    *Wanneer je weet lange tijd even niet te kunnen reageren, is het toegestaan een korte post te schrijven, waardoor je tegenspeler niet meer vast zit aan jouw personage. Dit is echter de enige juiste reden om een korte post te schrijven.


    Extra informatie:
    De koepel

    deze elektrische koepel is niet zichtbaar, maar wanneer je ertegenaan loopt krijg je wel een flinke schok. Hoe sterker je verzet is tegen de koepel, hoe groter de schok. Hij is er speciaal voor gemaakt om iedereen binnen te houden en de krachten die je personage aan het begin van de RPG beschikt zijn sowieso niet sterk genoeg om uit de koepel te komen. Dit kan later in de RPG misschien evalueren, maar dit zal liggen aan hoe we met ze alle het verhaal laten verlopen.

    Het dorp

    Het is een redelijk dorpje met een school, kerk, twee supermarkten, slager, groenteboer, bakker, bibliotheek, allerlei winkeltjes, een aantal barren en restaurantjes, politiebureau, een kleine ziekenpost voor noodgevallen, een plaatselijke brandweer en een muziekschool. (Mis je nog iets, zeg het dan). In dit soort dorpen is niet heel veel veranderd wat betreft technologie, behalve dat alle energie groene energie is, auto's allemaal op waterstof rijden en apparaten ook wel wat simpele ontwikkelingen hebben doorgemaakt.

    Superhelden kennis

    Superhelden zijn voor de meeste mensen tegenwoordig onbekend. De krachten en afkomst dus ook. Aangezien het internet niet werkt, zijn alleen de oude boeken, stripboeken, schijfjes genaamd DVD's, kranten, tv-gidsen, etc. bronnen waarvandaan je kan halen van wie je de krachten hebt en mogelijk hoe je ze kan leren beheersen. Deze zijn natuurlijk te vinden in de bibliotheek. Boekenwormen die hier vaker hun tijd doorbrengen, kunnen natuurlijk al wel dingen over de superhelden weten, maar de kennis is niet alledaags! Denk dus goed na of je personage dit soort informatie zou opzoeken in zijn voorgaande jaren.


    Begin: De afgelopen nacht is het ongeluk gebeurd en zijn alle bewoners van Spellburn door de overheid in slaap gehouden. De koepel is geplaatst en alle mensen die niet zijn geïnfecteerd plus zoveel mogelijk dieren zijn verwijderd uit het dorp (zou een beetje sneu zijn als er per ongeluk een kat op wordt geblazen of zo). Het is nu maandag ochtend tien uur en nu kunnen alle overgebleven bewoners weer wakker worden, want het middel van de overheid is uitgewerkt. Alle communicatiemiddelen zijn uitgeschakeld. Dit betekend dat telefoon, sms-diensten en internet zijn uitgeschakeld. De elektriciteit doet het nog wel. Ook water en gas is niet afgesloten. Door de koepel is het onmogelijk om het dorp te verlaten. Dit betekend dus ook dat contact met de buitenwereld niet mogelijk is.
    Op je mobiel, die dus verder vrij weinig kan op het moment, kan je een berichtje vinden van SPECIAL TASKFORCE ZERO waar niet heel veel bijzonders instaat:
    Geachte inwoner van Spellburn,
    In verband met de uitbraak van een mogelijk gevaarlijk en makkelijk overdraagbaar virus, zijn jullie tijdelijk afgesloten van de buitenwereld. We doen er alles aan het probleem zo snel mogelijk op te lossen. Blijf vooral kalm en raak niet in paniek. Tot nog toe zijn wij ervan overtuigd dat u niet in levensgevaar verkeerd. De nog niet besmette mensen zijn uit het dorp verwijderd en dus gewoon veilig. Wij raden u niet aan te trachten het dorp te verlaten.
    We houden contact.


    Het weer: Er waait een fris ochtendwindje en het is nu zo'n 15 graden, hoewel de gevoelstemperatuur iets lager ligt. Het is redelijk helder met af en toe een wit wolkje voor de zon. De verwachting is dat het de hele dag droog blijft en de maximum temperatuur rond de 19 graden zal liggen.


    Have Fun!


    [ bericht aangepast op 1 mei 2015 - 17:47 ]


    Happy Birthday my Potter!

    MT ^^


    "It's funnier in Enochian." ~ Castiel

    Ik wil jullie er nog even op wijzen dat het natuurlijk wel zo netjes is om even te overleggen wanneer je andermans spullen/werkruimtes/huizen/whatever vernielt. Daarnaast benadruk ik nogmaals dat het hele dorp zorgvuldig is ontruimt! Mensen en dieren!


    Happy Birthday my Potter!



    Jace Clifford • Human Torch || Outfit


    Een geeuw glipte tussen Jace's lippen door toen hij zich nog eens in zijn bed omdraaide. Hij deed een luttele poging om zich weer in zijn warme deken te nestelen, maar toen het schelle gepiep van zijn mobiele telefoon hem uit zijn trance wekte, besloot hij om toch maar overeind te gaan zitten. Hij slaakte een ietwat geërgerde zucht toen hij het apparaat in zijn handen nam en het scherm ontgrendelde.
          Een frons verscheen op Jace's voorhoofd toen hij het berichtje van de nog onbekende afzender opende, en deze maakte enkel plaats voor een schaapachtige lach zodra hij zijn kijkers over de regels liet glijden. Als er al iemand was die veel te nuchter was om zulke berichten te geloven, dan was het Jace wel. Het was dan ook geen verrassende reactie toen hij de telefoon op het matras liet vallen, om vervolgens zijn schouders op te halen en richting de badkamer te wandelen. Hij wist niet welke lolbroek op het idee was gekomen om hem voor de gek te houden, maar zodra Jace zich van zijn slaapkleding had ontdaan en zijn intrede in de douche had gemaakt, was hij het bericht op slag vergeten. Het lauwwarme water verkoelde zijn naakte lichaam, en hij besefte dat hij wel belangrijkere dingen te doen had.
          Nadat hij zichzelf had gewassen en de laatste resten shampoo uit zijn haren had gespoeld, droogde Jace zich af en trok hij zijn kleding aan: een ietwat verwassen spijkerbroek en een blouse die gemaakt was van donkere spijkerstof. Vervolgens trok hij zijn schoenen aan, schoof zijn mobiele telefoon in zijn broekzak en beende hij via de trap naar beneden. Het werd eens tijd dat hij op pad zou gaan.

    Tien minuten later stond Jace voor de gesloten deur van de kleine eetgelegenheid waar hij zijn ontbijt meestal haalde, en enkele vloekwoorden glipten tussen neus en lippen door. Het was hem al opgevallen dat Spellburn nogal verlaten oogde, maar deze gedachte werd enkel bevestigd vanwege het feit dat het knusse café zonder geldige reden gesloten was. Hij rolde geïrriteerd met zijn chocoladebruine ogen toen hij weer in de richting van zijn zwarte motor slenterde.
          Opeens dacht Jace aan het bericht dat hij vanmorgen had ontvangen, en hij trok zijn wenkbrauwen op toen hij de tekst weer voor de geest wist te halen. De stad zou ontruimd zijn, en er was inderdaad geen levende ziel op straat te bekennen. Was het dan toch geen flauwe grap geweest? En als het bericht dan toch een kern van waarheid bevatte, met welk virus was hij dan in hemelsnaam besmet geraakt?

    [ bericht aangepast op 17 april 2015 - 23:14 ]


    "Her heart was a secret garden, and the walls were very high."


    Jules Estevana Keegan

    "If you're not ready to die for it, put the word 'freedom' out of your vocabulary"



    Uiteindelijk trek ik een willekeurige outfit aan, knoop ik mijn haren in een hoge staart en doe ik een likje mascara op mijn wimpers. Voor mijn gemoedstoestand is dit de meest waardeloze dag om te gaan werken, maar ik kan mijn leerlingen niet laten stikken. Ik gooi mijn nodige spullen in mijn tas en pak als laatste mijn telefoon erbij. Terwijl ik de deur uitloop, kijk ik of ik nog berichten heb. Geïrriteerd zucht ik als ik zie dat ik slechts één bericht heb. Ik open het bericht.
          'Special Taskforce Zero?' vroeg ik aan mezelf.
    Geachte inwoner van Spellburn,
    In verband met de uitbraak van een mogelijk gevaarlijk en makkelijk overdraagbaar virus, zijn jullie tijdelijk afgesloten van de buitenwereld. We doen er alles aan het probleem zo snel mogelijk op te lossen. Blijf vooral kalm en raak niet in paniek. Tot nog toe zijn wij ervan overtuigd dat u niet in levensgevaar verkeerd. De nog niet besmette mensen zijn uit het dorp verwijderd en dus gewoon veilig. Wij raden u niet aan te trachten het dorp te verlaten.
    We houden contact.

    Ik frons mijn wenkbrauwen en blijf een stil staan. Ik probeer iets uit te brengen, maar ik verbaas me te veel om dat ook werkelijk te doen. Mijn hoofd maakt even overuren, maar algauw bedenk ik me dat ze waarschijnlijk het verkeerde nummer hebben. Er is niks mis met mij. Ik loop het huis uit en laat me in mijn auto ploffen. Het is bijzonder rustig op straat, maar eigenlijk maakt me dat niet uit. Mijn hoofdpijn is nog te ernstig om overal mensen te zien. Ik rijd, nee scheur, richting school. Ik zing zacht een liedje, terwijl ik de radio niet aan heb staan. In de verte zie ik een auto staan - midden op de weg. Ik nader de auto en zie tot mijn verbazing dat Diana naast het voertuig staan. Ik rijd langzaam op haar af, kom tot stilstaan en stap uit. Diana staart naar een muur. Ik volg haar ogen en bekijk ook de muur.
          'Wat is dit?' vraag ik aan haar - alsof ze het antwoord weet.

    [ bericht aangepast op 20 april 2015 - 18:54 ]


    Big girls cry when their hearts are breaking



    Cayden Emory Hunter
    Federal Agent | Wolverine | Having a door-accident | Totally confused


    Haar handen zijn tot vuisten gebald en haar knieën gebogen. Met haar blauwgrijze ogen geconcentreerd op me gericht schopt ze een schoen die op de grond ligt aan de kant.
    'Kom op dan.' Zegt ze uitdagend en beweegt haar benen ongeduldig. 'Of durf je niet?' Ik snuif spottend en kijk haar met een sarcastisch opgetrokken wenkbrauw aan. Ik gooi mijn vest uit zodat ik alleen in mijn hemd sta en wrijf in mijn handen.
    '3…2…1…' tel ik langzaam af, 'start.' Ik krijg meteen een trap richting de zijkant van mijn been maar ik weer hem af door mijn hand ertussen de plaatsen en haar been te grijpen. Ze rukt zich los en haalt uit met haar kleine vuist. Ik grijp haar dunne arm en wil hem op haar rug draaien, maar ze rukt zich uit alle macht los, wat haar niet was gelukt als ik haar echt stevig had vastgehouden. Ik zie dit als een spelletje en ben dus niet echt heel serieus. Met een geamuseerde grijns kijk ik haar vragend aan, maar ze negeert het en probeert me in mijn buik te trappen. Ik ontwijk haar en grijp haar schouders. Ze begint me te slaan in mijn gezicht maar ik draai haar om en duw haar op de bank, waarna Quinn* een trucje probeert uit te halen wat ze waarschijnlijk eens heeft geleerd, en die werkt als je hem niet kent. Jammer genoeg voor haar weet ik hoe ik haar benen weg kan krijgen en druk haar met enige kracht tegen de bank. 'Genade?' vraag ik.
    'Fuck off.' Ik duw harder.
    'Laat me gaan, uitslover.' Ik laat haar los en steek een hand uit om haar overeind te helpen, maar die negeert ze. Ik haal mijn schouders op en loop richting de keuken. Voordat ik de hoek om ben voel ik hoe er een kussen tegen mijn hoofd aan wordt gegooid. Een kleine glimlach verschijnt op mijn gezicht terwijl ik zonder te reageren doorloop.


    Terwijl ik tegen het aanrecht aanleun, denk ik daaraan terug. Dat was nu drie dagen geleden. Een paar uur nadat ze hier was binnen gekomen. Ze had me totaal overvallen. De bel was gegaan en opeens stond daar een zeer uitgesproken meisje, met kort haar en tattoo's. Ze had zich voorgesteld als Quinn, me even schattend aangekeken en toen gevraagd of ze binnen mocht komen aangezien ze iets belangrijks te vertellen had. Tien minuten later had ze me verteld dat ze mijn dochter was. Dochter. Bloedeigen dochter. Mijn eerste reactie was puur ongeloof. Onmogelijk, ik heb nooit een relatie gehad die tot een zwangerschap had geleid. Maar ze had een foto van haar moeder en het verhaal dat zij altijd te horen had gekregen kreeg ik nu ook te horen; een one night stand, toen ik nog erg jong was, met iemand waar ik daarna nooit meer wat van gehoord had. Ondanks dat ik het niet geloof, klinkt ze zeer zeker en zeer overtuigd. Waarom zou ze liegen? Het moest echt even tot mij doordringen. Misschien doe ik nog wel eens een DNA test, maar ik geloof niet dat ze liegt en het is niet onwaarschijnlijk. Het zou echt zo kunnen.
    We klikken niet, nog niet in ieder geval. Het is geen vader-dochter relatie om van te dromen. Zij snauwt mij af, ik snauw haar af, ik ben sarcastisch om haar gedrag en zij zegt dat ik me nergens mee moet bemoeien. Er is een logeerkamer, die ik haar heb aangeboden. Ze zegt dat ze niet lang wil blijven en dat vind ik meer dan fijn, dus ze slaapt op de bank. Persoonlijk vind ik het onzin dat ze zo doet, maar ik heb geen zin tijd te steken in haar iets laten doen wat ze niet wil, want ik weet in die korte tijd dat ze daar niet gevoelig voor is. De koffie is klaar. Ik pak de grote kop met dampend zwart goud en neem een slok. Een glimlach verspreid zich langzaam om mijn mond. Koffie is heerlijk. Een echte politie-cliché, houden van koffie, maar het is waar. Ik zet de kop aan mijn lippen en neem nog een slok, waarna ik zuchtend op mijn horloge kijk hoe laat het is. Ik zou maar eens moeten ontbijten. Ik drink mijn koffie door terwijl ik de koelkast open en een fles met al eerder klaargemaakt beslag pak. Snel pak ik een pan vanuit een van de kastjes en zet die op het fornuis. Na wat boter in de pan te hebben gedaan doe ik het vuur aan en wacht tot de boter gesmolten is. Nog steeds met mijn kop koffie in mijn ene hand geklemd schenk ik een kleine hoeveelheid beslag in de pan en daarnaast nog een. Twee pannekoekjes tegelijk kan prima als je ze niet zo groot maakt. Echt typisch amerikaans en engels, pannekoekjes als ontbijt. Als de eerste twee klaar zijn gooi ik ze op het bord. Ik maak er nog twee, want ik neem er altijd vier. Als die ook klaar zijn leg ik mijn vingers rond de knop om het vuur uit de draaien. Maar twijfel. Mijn gedachtes gaan naar de persoon op de bank. Ik bijt op mijn lip, zucht, kijk twijfelend naar de fles waar nog wat beslag in zit. Ik haal vastberaden mijn hand van de knop en doe nog wat boter in de pan. Met precisie schenk ik twee ronde vormen in de pan. Zodra de bubbels in het beslag knappen en dan een gat achterlaten, gooi ik ze om met een goed geoefende beweging van de pan. Ik maak dit vaker dan goed voor me is. Als deze ook gaar zijn, leg ik ze op het bord en draai het vuur uit. de pan laat ik afkoelen. Ik pak nog een bord en leg daar de bovenste twee pannekoekjes op. Door een ander bord er ondersteboven op te leggen zorg ik dat de warmte niet verdwijnt en ik zet het bord goed zichtbaar op het aanrecht. Ik pak mijn eigen ontbijt en na er wat suiker op te hebben gedaan loop ik er mee naar de eettafel. Daar begin ik te eten en drink het laatste beetje koffie op. Ik zie mijn telefoon op tafel liggen en als ik het pak om te kijken of ik nog wat gemist heb, zie ik dat er een sms is binnengekomen. Die open ik en ik lees:
    Geachte inwoner van Spellburn,
    In verband met de uitbraak van een mogelijk gevaarlijk en makkelijk overdraagbaar virus, zijn jullie tijdelijk afgesloten van de buitenwereld. We doen er alles aan het probleem zo snel mogelijk op te lossen. Blijf vooral kalm en raak niet in paniek. Tot nog toe zijn wij ervan overtuigd dat u niet in levensgevaar verkeerd. De nog niet besmette mensen zijn uit het dorp verwijderd en dus gewoon veilig. Wij raden u niet aan te trachten het dorp te verlaten.
    We houden contact.

    Mijn wenkbrauwen zijn vragend gefronsd. Welke maniak heeft bedacht zo'n grap uit te halen? Maar… ik weet niet of het een grap is. Wie bedenkt zo iets, en waarom… echt vreemd. Als je zoiets maakt dan zet je er juist neer dat iemand in levensgevaar verkeerd, dus dit zou een hele rare grap zijn. Ik lees het bericht een paar keer over, en blijf het raar vinden. Onwillekeurig kijk ik of er meer berichtjes zijn, ook al weet ik dat die er niet zijn. Apart… ik kan er op het werk wel even naar kijken, daar heb ik wel een scanner die de verzender kan vinden, want dat hele Taskforce-ding geloof ik niet. Peinzend staar ik naar het laatste pannekoekje op mijn bord. Resoluut sta ik op, neem het mee en leg het bij de andere twee op het bord dat nog op het aanrecht staat. Ik trek een la open en kijk even naar het notitieboekje dat daar in ligt. Moet ik… moet ik een briefje schrijven? Dat ik weg ben… dat dit ontbijt is? Zou ik het doen? Of niet… ik besluit het kort te houden:

    Dit is ontbijt. Ben op werk.


    Hierna poets ik snel mijn tanden, vind mijn sleutels en loop de deur uit. Op de weg is het heel rustig, maar dat gebeurt wel vaker. Het rijdt wel lekker eigenlijk, met niemand op de weg. Ik woon niet ver van het politiebureau dus ik ben er snel. Het is nog helemaal donker in het gebouw. Ik ben nooit de eerste en ik ben eigenlijk best laat, gezien mijn horloge en telefoon. Ik druk mijn gezicht tegen het raam met mijn hand er boven en probeer iets te zien, maar er is echt niemand aanwezig. Dan loop ik maar naar de deur en doe die open met de sleutel. Ik stap naar binnen de donkere hal in en klik het licht aan. Hij flikkert even en begint dan langzaam feller te worden.
    'Iemand?' vraag ik. Ik klink nog best schor aangezien ik nog niets gezegd heb vandaag, dus ik schraap mijn keel. 'Hallo?' Geen antwoord. Logisch, als de deur nog op slot en de lichten nog uit waren. Ik loop door naar mijn kantoor en knip het licht daar ook aan. Ik zet mijn tas neer en bedenk me dan dat ik dat smsje wilde scannen. Ik loop door naar het kantoor van Andy, waar de snelste en best werkende computer staat. Als hij er niet is kan je hem makkelijk gebruiken en als hij er wel is kom je met een glimlach ook wel ver. Ik weet dat zijn deur klemt dus ik pak de klink en trek de deur krachtig naar achter. Met een hard, krakend geluid schiet de deur volledig uit de muur en word ik door de kracht waarmee dit gebeurd naar achter geduwd. Ik maak een raar schreeuwend geluid van schrik terwijl de deur nog steeds in mijn hand zit, maar gewoon compleet los van de muur zit. Verbijsterd laat ik de deur uit mijn hand vallen en deins achteruit. Met wijdopengesperde ogen staar ik naar de deur op de grond. De scharnieren zitten er nog aan, die zijn gewoon mee uit de muur getrokken. What the hell? Mijn adem is zwaar en jachtig en ik voel mijn hart te keer gaan. Ik slik een paar keer, knipper met mijn ogen en knijp mezelf. Wat is hier aan de hand? Zat die deur zo los? Maar dan zouden de scharnieren niet mee zijn gekomen… hoe kan ik nou een deur uit een muur trekken, gewoon zomaar? Zoveel kracht had ik voor mijn idee ook niet gezet, en dan nog; ik ben wel sterk, maar niet zó sterk. Ik blijf lang zo staan, verschrikt starend naar de kapotte deur, mijn hand en het gat waar eens de deur zat. Ik haal een paar keer diep adem, stap langs de deur en ga het kantoor in. Voorzichtig neem ik plaats in de stoel, vastbesloten niets met kracht te doen. Ik kan het me niet verbeeld hebben, die deur ligt er gewoon nog steeds… de computer is opgestart en ik typ het algemene wachtwoord in. mijn handen schieten over de toetsen en scrollen door de programma's totdat ik het goede scanprogramma gevonden heb. Ik sluit mijn telefoon aan op de computer en selecteer de sms. Hij begint met scannen en ik sta op. Ik bijt op mijn lip terwijl de computer vluchtig scant.
    Een korte ping geeft aan dat hij klaar is. Haastig kijk ik naar de uitkomst:
    Verzonden door: #SPECIAL TASKFORCE ZERO#.
    Ik kreun zachtjes en sla met mijn hand op tafel. Er ontstaan kleine scheurtjes in het tafelblad en geschrokken trek ik mijn hand terug. Wat… De hand waarmee ik net het hout heb gescheurd schiet door mijn haar en ik loop naar het raam. Voorzichtig doe ik de gordijnen opzij en kijk naar buiten. Niemand. Geen levende ziel. Geen vogel, geen kat, geen mens op de fiets, lopend of met de auto. Het was me al opgevallen dat het stil was, maar zo stil… mijn hoofd denkt als een gek, maar ik kan het niet samenvoegen. Ik loop terug naar de tafel en haal mijn telefoon los. Ik bel Andy wel even, vragen waar hij is, waarom het zo stil is en waarom zijn deur en tafel zo slap zijn. Ik tik hem aan bij mijn contacten, maar alles wat ik hoor als ik op het hoorntje klik zijn enkele korte bliebjes die aangeven dat ik geen bereik heb. Ik heb ook geen bereik en ook geen internet, zie ik nu. Wat is er aan de hand? Ik wil uitleg, maar er is niemand. Quinn was er wel, ik was dus niet helemaal alleen. Zouden er nog meer mensen zijn? Of waren wij de enige twee? Ik moet het weten. Zonder de computer of het licht uit te doen loop ik het politiebureau uit maar doe hem gewoontegetrouw wel op slot. Eenmaal in mijn auto haal ik een paar keer diep adem en druk op het knopje van de radio. Ruis. Ik klik op een paar knopjes en verander de frequentie een paar keer, maar niets helpt. Ruis, ruis, ruis. Geïrriteerd druk ik op de uitknop. Ik wil snel rijden, maar ik wil ook goed kijken waar ik iemand zie. Ik moet weten of ik niet alleen ben. Desnoods bel ik bij elk huis aan, om zeker te weten. Maar ik wil, ik moet, ik zal weten wat er aan de hand is.

    *

    [Quinn = nog niet geposte personage van Ellie, maar zij zit dus wel in de RPG.]

    [ bericht aangepast op 17 april 2015 - 22:29 ]


    "It's funnier in Enochian." ~ Castiel



    Taylor Atlas Keegan
    Quicksilver • Ober • Vierentwintig


    Taylor werd wakker, niet van het getsjirpt van vogels of van het getoeter van auto's in de straat naast zijn appartement, maar van de stilte die heerste in en buiten het flatgebouw. Wanneer je eenmaal gewend was aan al die ochtendgeluiden werd deze oorverdovende stilte heel erg hoorbaar. Vele verschillende theorieën gingen door Taylors hoofd om 10 uur 's ochtends. Dat hij gestorven was in zijn slaap en zich in een tussenwereld bevond, was één van die theorieën, maar hij geloofde niet in een God of een leven na de dood.
          Taylor duwde zichzelf overeind en staarde recht in de ogen van Stephen Hawking. Of eerder in de ogen van een poster van Stephen Hawking. Onderaan de poster stond Taylors favoriete quote van de geleerde in een typewriter lettertype: I want to know why the universe exists, why there is something greater than nothing. Er hingen nog andere quotes en posters in Taylors kleine en waardeloze appartement van andere natuurkundigen, kosmologen en wiskundigen, waaronder Albert Einstein maar ook Aristoteles en Plato. Er stond een schamele houten bureau in de hoek en dat was ook waar Taylor naartoe liep. Hij opende zijn laptop, welke blijkbaar de hele nacht had aangelegen, en ging zitten op zijn bureaustoel. Zijn bril zette hij op zijn neus en even wreef Taylor met zijn duim en wijsvinger in zijn ogen om de slaap weg te vegen. Het computerscherm lichtte op en toonde het bestand over zwarte gaten waar hij gisteravond nog mee bezig was geweest. Eén blik op de klok in de hoek van het scherm vertelde hem dat het dertien over tien was en dat hij over een halfuur moest gaan werken. Het was zeker niet Taylors droomjob, verre van, zelfs. Hij had de potentie om een belangrijke fysicus te worden, maar in plaats daarvan besteedde hij zijn tijd aan tafels afruimen en opdienen. Niet omdat hij te lui was om iets te doen, maar omdat hij zichzelf voorhield dat er niks was wat docenten aan een chique universiteit hem konden leren, wat hij nog niet wist.
          Taylor wierp een laatste blik op het bestand en sloeg het toen op met als titel 'Zwart gat, versie 2.O'. Hij wilde net zijn laptop afsluiten toen hij opmerkte dat er een kruisje door het icoontje van de internetverbinding stond. Waarschijnlijk was er alweer iets mis met de internetverbinding. Hoe kon het ook anders, in dit krot. Taylor rolde met zijn ogen en liep het kamertje uit naar de kleine keuken en woonkamer. Twee voor de prijs van één, had de makelaar gezegd. Eerder twee voor de prijs van zes. Dit krot had al Taylors spaargeld voor universiteit opgeslokt, voordat hij besefte dat universiteit niks voor hem was. En sinds hij het contact met zijn ouders had verbroken, moest hij van hen ook niet veel steun verwachten. Al ontving hij nog elk jaar een verjaardagskaartje van zijn moeder.
          Uit één van de keukenkastje haalde Taylor een brood. Hij sneed er twee dunne sneedjes af en stak het brood toen weer netjes in het kastje. Daarna haalde hij twee eieren uit de halflege koelkast en bakte die. Twintig minuten later sloot hij de deur van zijn appartement en liep rustig de trap af, aangezien de lift al enkele maanden defect was. Niet dat Taylor anders wel de lift nam, daar was het oude ding te onveilig voor.
          Hij haalde zijn fiets uit het kleine kamertje in de hal en reed de straat op. De zon scheen stralend op Taylors gezicht, al voelde die toch niet zo warm als hij eerst had gedacht. Het koele windje deed Taylor rillen en snel ritste hij zijn jas dicht, voor hij op zijn fiets kroop en door het centrum van Spellburn naar Café Noir reed, het koffietentje naast het gemeentehuis. Door Spellburn rijden deed Taylor denken aan een spookstadje uit een horrorfilm. Er reden geen enkele auto's op de straten, behalve één. Taylor kon niet zien we er achter het stuur zat. Ook zag hij geen jongeren naar school gaan of ouderen inkopen gaan doen. Het was alsof het hele stadje geëvacueerd was en ze Taylor vergeten waren.
          Echter toen Taylor aan Café Noir aankwam, bleek dat hij niet alleen was. Hij wist niet of hij teleurgesteld, geïrriteerd of opgelucht moest zijn. Taylor zette zijn fiets tegen de gevel van Café Noir en deed er een slot op. Het verbaasde hem dat er niemand op de parking stond, welke normaal op dit tijdstip vol zou staan met auto's van bewoners die maar laat naar hun werk moesten gaan en eerst hier kwamen ontbijten. Taylor hing zijn schoudertas om zijn schouder en stapte op de man af. Hij herkende de bruinharige man voor de gesloten deur vaag en niet veel later wist hij dat dit Jace Clifford was, de reparateur van de stad. Taylor had hem wel eens gezien in het appartementsblok, toen hij de lift herstelde of een gloeilamp verving bij goeie ouwe mevrouw Bell. Taylors ogen gleden naar de glimmende zwarte motor achter Jace. Hoewel hij niet veel van motoren wist, vond hij dit wel een mooie.
          "Hey," zei Taylor en wees naar de deur. "Is Tiffany er nog niet?" Hij doelde op Tiffany Clarkson, de bazin van Café Noir. Taylor zocht naar de sleutel van het koffietentje in zijn sleutelbos - aangezien hij op zaterdagavonden meestal moest afsluiten had hij een sleutel gekregen. Hij stak de sleutel in het sleutelgat en opende de deur. De ruimte was donker en koud, wat erop wees dat hier niemand was geweest sinds gisteren. Hoewel het wel vaker voorkwam dat Tiffany of de andere obers een aantal minuten te laat waren, was het koffietentje op maandag altijd al om 9 uur open en een uur te laat zijn vond Taylor heel erg vreemd. Hij stond daar even naar de lege ruimte te kijken en draaide zich toen om naar Jace. "Welke dag zijn we vandaag? Maandag, toch?" Het zou nog vreemder zijn moest Taylor zich van dag vergist hebben, want dat deed hij namelijk nooit. Daar was hij te perfectionistisch voor. De radartjes in Taylors hoofd draaiden op volle toeren en de chaos werd enkel erger. Why should things be easy to understand? had Thomas Pynchon ooit eens gezegd en Taylor was het meer dan eens met Pynchon.
          "Ligt het aan mij of is het hier heel erg verlaten?" Taylor besefte dat hij Jace overweldigde met vragen waar de man waarschijnlijk zelf geen antwoord op had, maar Taylor stelde de vragen niet echt uit nieuwsgierigheid of hulpeloosheid. De eerste twee vragen waren meer aan zichzelf gesteld en de derde uit beleefdheid en omdat, wist hij, mensen graag het gevoel hebben om nodig te zijn.

    [ bericht aangepast op 18 april 2015 - 12:01 ]


    kindness is never a burden.

    MT.


    ''Cause I've got a jet black heart and there's a hurricane underneath it.''



    Jace Clifford • Human Torch || Outfit


    Terwijl Jace zijn sleutelbos uit zijn broekzak viste, galmden de klanken van een niet al te onbekende stem door zijn gehoorgang. Hij wist de stem echter niet direct te plaatsen, maar zodra hij zijn sleutels in zijn hand klemde en opkeek, herkende hij de jongeman als Taylor.
          Taylor Keegan stond bekend als een vriendelijke, intelligente man die werkzaam was als ober in Café Noir. Jace kon zich nog gemakkelijk voor de geest halen dat Taylor hem op de vroege maandagen een bord met knapperige wentelteefjes of een stel roereieren serveerde. Hij was nooit en te nimmer onvriendelijk geweest wanneer hij zijn werk uitvoerde, en Jace kon de houding van de jongeman wel appreciëren.
          "Hey," begroette Taylor hem, terwijl hij naar de deur wees. "Is Tiffany er nog niet?"
          Jace trok zijn wenkbrauwen op en kantelde zijn hoofd een tikkeltje naar links. Natuurlijk wist hij wel dat Tiffany Clarkson de eigenaresse van het moderne, maar evenzeer het knusse café was. Hij moest onwillekeurig fronsen, omdat hij de bazin van het café elke maandagmorgen doorgaans op de parkeerplaats trof. Hij herkende haar grijsblauwe auto uit duizenden, en het viel hem nu inderdaad op dat het voertuig niet op zijn gebruikelijke plaats was geparkeerd. "Nee, ik heb haar nog niet gezien."
          Taylor vroeg hem om de bevestiging dat het vandaag maandag was, en Jace knikte kort met zijn hoofd om de woorden te beamen. Toch voelde het niet als een doorsnee maandagochtend, integendeel zelfs. Jace begon zich af te vragen of Taylor ook een vreemd berichtje had ontvangen, maar hij begon er aan te twijfelen omdat de jongeman daar helemaal niet over sprak.
          "Ligt het aan mij of is het hier heel erg verlaten?" vroeg Taylor opeens, en Jace hief zijn hoofd op zodat hij zijn donkere kijkers in de bruingroene ogen van de jongeman kon boren. Hij leek kennelijk geen weet te hebben van een virus waarmee ze besmet zouden zijn geraakt, en Jace besloot om zijn mobiele telefoon uit zijn andere broekzak te halen en het gelezen bericht op te sporen.
          "Ik kreeg vanmorgen dit berichtje," zei hij, waarna hij zijn telefoon aan de donkerharige jongeman overhandigde en vervolgens zijn armen voor zijn borstkas kruiste. "Ik dacht dat het een flauwe grap was, maar het dorp is inderdaad erg verlaten." Jace wist niet of hij erop hoopte dat Taylor hem zou uitlachen om hem vervolgens te vertellen dat het inderdaad een afgezaagde streek was geweest, of dat hij zou zeggen dat hij hetzelfde bericht ook had ontvangen. Hij hoopte er in ieder geval op dat alles zo snel mogelijk weer normaal zou zijn, want deze waanzin begon hem inmiddels de keel uit te hangen.


    "Her heart was a secret garden, and the walls were very high."

    Austin Fawn Grody
    Farmer | Angel | Panicking

    Vanaf het moment dat ik uit mijn slaap begin te ontwaken, merk ik dat er iets veranderd is. Iets klopt niet… Ik ben nog te moe om echt goed na te denken en het doet me op dit moment ook niet veel. De dekens liggen bij m'n voeten weggeduwd, maar toch lig ik zacht en ben ik voor een deel bedekt met iets warms. Misschien heeft Sofie een andere deken over me heen gelegd. Zonnestralen prikkelen mijn huid en wachten ongeduldig tot ik ze buiten kom begroeten. Ik zucht, draai me op mijn zij en open mijn ogen. Ik lig weer op dat zachte, maar over mijn blote armen en bovenlichaam valt datzelfde soort… iets. Wat is het? Ik draai mijn hoofd opzij zodat ik kan kijken. Ik zie wit. Veren en wit. Ik sluit mijn ogen weer en wrijf ze uit, nog half in een rare trance waar ik normaal nooit in verkeer. Meestal ben ik zo'n persoon dat zodra ze wakker is meteen uit bed komt en van alles wil gaan doen. Ik kijk weer. Het zijn zachte, witte veren en een klein briesje uit het openstaande raam doet ze zachtjes bewegen. Wat is dit? Mijn vingers strijken er langs. Het is heerlijk zacht en licht, maar toch warm. Hetgene waar ik op lig is van precies hetzelfde. Het ziet er totaal niet gevaarlijk uit, maar ik ben wel verbaasd, want waar komt dit vandaan? Ik besluit uit bed te stappen. Eerst leg ik mijn benen over de rand en laat mijn voeten op het kleed glijden. Zodra ik overeind kom, vallen de veren van mijn armen en buik, maar het valt niet op de grond of op bed. Het zit aan mij vast. Ik draai me volledig om en geruis klinkt van achter me. Ik draai nu alleen mijn hoofd en ik zie de witte veren weer. Ik breng vlug mijn hand naar achter en pak het vast. Misschien zit het ergens gedraaid en blijft het daarom plakken, wat het dan ook mag zijn. Ik trek er aan, maar dat voel ik aan mijn rug, alsof ik aan mijn rug trek. Ik voel ook dat ik het witte vast pak, alsof ik mijn eigen arm of mijn eigen haar vastpak. Heeft Jo een vreemde grap uitgehaald en in mijn slaap dit aan mij vastgebonden? Maar waarom? Ik loop naar mijn kast en open die, waardoor ik begroet word door mijn spiegelbeeld.


    Mijn donkere haar wild om mijn onopgemaakte gezicht, gefronsde wenkbrauwen, naakt bovenlichaam en benen die voorzien zijn van korte, wijde pyjamashorts. En achter me twee grote, witte, lichtjes verfomfaaide vleugels. Ik schrik, draai mijn hoofd weer en probeer te zien hoe het aan mij vast zit, maar ik krijg alleen veren in mijn gezicht. Daarom draai ik mijn rug naar de spiegel en probeer voorzichtig om te kijken om zo in de spiegel mijn eigen rug te zien. Ze zitten in mijn rug. Alsof ze er altijd al hebben gezeten, ingegroeid, vast, niet met rare touwtjes of schouderhengsels zoals je ziet bij kostuums, maar heel natuurlijk. Ookal is dit natuurlijk alles behalve natuurlijk. Ik begin in paniek te raken; wat is dit? Droom ik? Nee dit is echt… Kan ik ze- bewegen? Ik probeer het en het werkt. Ik kan die dingen gewoon bewegen, net zo makkelijk als een hand of been!
    'Wat?!' ontsnapt er uit mijn mond. Ik spreid de vleugels, en het werkt. Een komt tegen de lamp aan en die zwaait vervaarlijk heen en weer. Snel trek ik de vleugels weer in. Het werkt gewoon, zo normaal en vertrouwelijk. 'J…Jo?' roep ik aarzelend. Ik weet niet wat ik hier mee moet en als dit echt is dan.. dan ziet zij ze natuurlijk ook. 'Joanna!' Geen antwoord, misschien slaapt ze nog. Ik kijk nog een paar keer verbaasd naar de witte- vleugels. Sirieus? Austin? Ik raak ze aan met mijn handen, spreid ze weer uit, trek ze weer in, spreid ze weer en beweeg ze langzaam. Het werkt. Ik pak uit de kast een bh en kijk vragend naar mijn rug. Kan ik dit aan doen? Ik probeer ''mijn'' vleugels omhoog te doen en trek voorzichtig de bh aan. Ik laat, nog steeds voorzichtig, de vleugels zakken en loop mijn kamer uit. 'Joanna!' Ik loop vluchtig naar haar kamer en duw zonder te kloppen de deur open, veel te opgewonden om aan privacy te denken. 'Jo, ik heb geen flauw idee maar kijk wat-' De kamer is leeg, alles netjes. Dat verbaast me niets, Jo houdt van opruimen. Misschien is ze al beneden. Ik blijf met mijn handen achter mij voelen, het is zo onwerkelijk maar tegelijkertijd voelt het heel echt. Ik loop de brede houten trap af waar ik uitkom in de vriendelijke hal van de boerderij waar we wonen. Weer probeer ik de vleugels te bewegen en het gaat gemakkelijk. 'Jo!' roep ik nog een keer. Het is veel te stil. Normaal hoor ik Jo rommelen in de keuken, Vannie blaffen, de paarden hinniken in de stal of de schapen die 's nachts vlak bij de boerderij verblijven blaten. Maar nu niks. We hebben geen tikkende klokken dus zelfs dat geluid is er niet. Gewoon niets. Ook de vogels buiten zijn stil. Meestal hebben we irritante duiven op het dak die hun snavels niet kunnen houden, maar deze laten zich niet horen. Ik loop naar de woonkamer. Geen Jo. Ik loop door naar de keuken die er aan vast zit. Ook leeg.
    'Vannie?' roep ik dan maar. In het raam zie ik mijn eigen weerspiegeling met de reuzachtige vleugels opgevouwen tegen mijn rug aan. Ik spreid ze weer. Ze zijn mooi. Erg mooi en groot, en nu ze een paar keer geopend en gesloten zijn is het verfomfaaide ook weg en zijn de veren gladgestreken. Ik droom echt niet? Het ziet er buiten niet koud uit, maar ik heb ook geen zin om daar rond te lopen in een bh terwijl ik geen flauw idee heb waar Joanna is. Misschien is ze met Vannie de schapen wegbrengen en is het daarom stil. Ik ren snel naar boven en open mijn kastdeur weer. Ik kan maar niet stoppen met aan de vleugels voelen en naar ze te kijken in de spiegel. Ik grijp korte spijkershorts met een brede riem en trek die aan, waarna ik nadenkend door mijn kast zoek naar een shirt. Kan ik überhaupt kleding aandoen met die vleugels? Ik heb ergens een shirt waar ik de rug heb open geknipt. Ik pak het shirt met de tekst ''Save a horse, ride Luke Bryan" er op en heb enige moeite de vleugels goed uit de achterkant te laten komen, maar het lukt.
    Door dit shirt schiet mij enkele regels van een lied van Luke Bryan te binnen. No telling where I'd be right now
    If she hadn't been sent down
    So I don't have to face this world all by myself
    She's my five o'clock angel.

    Ik beweeg de vleugels, die steeds meer de mijne beginnen te voelen, weer een beetje. Engelenvleugels. Een compleet plotselinge, rare gedachte schiet door mijn hoofd. Zou ik kunnen vliegen? Het klinkt zo raar, maar aan de andere kant, het zijn vleugels. Die moeten dat kunnen. Ik ren de trap weer af en ga meteen door de woonkamer naar de achterdeur. Daar stap ik in mijn laarzen en ren het trappetje af, over de houten verhoogde vloer, ren het tweede kleine trappetje af en kom terecht op het zachte gras. Met bonkend hart spreid ik de vleugels weer. Ze bewegen door de wind die tussen de veren door ruist. Ik haal een paar keer diep adem. Voorzichtig sla ik de vleugels op en neer. Ik kwam los van de grond en werd omhooggehouden door de vleugels. De wind die net iets harder werd bolden mijn vleugels op en ik werd hoger getild. Mijn hart begint tien keer sneller te slaan. Dit is raar, dit hoort niet. Wat. Is. Er. Aan. De. Hand. Ik vlieg. Ik ben los van de grond en ik vlieg! Als een vogel, een engel, whatever, maar ik doe dit. Dit is zo'n kinderdroom; kunnen vliegen. En nu hang ik in de lucht, in paniek, niet wetend wat er aan de hand is. Ik probeer de vleugels te bewegen en ik ga hoger. Automatisch lijk ik te weten wat ik moet doen om vooruit te komen, een bocht te maken, me om te draaien, te dalen en te stijgen. Dit is- heel vreemd. Ik wil weten of dit waar is, misschien kan ik Jo bellen. Met een raar gevoel in mijn buik laat ik mijn vleugels weer bewegen en land ik op de grond. Dit gaat niet helemaal soepel, maar ik verwond mezelf niet. Ik ren terug naar binnen en loop weer naar mijn kamer. Daar ligt mijn telefoon nog op mijn bed. Ik pak hem, maar zie meteen dat ik geen bereik of internet heb. Wel één bericht. Hierin staat:
    Geachte inwoner van Spellburn,
    In verband met de uitbraak van een mogelijk gevaarlijk en makkelijk overdraagbaar virus, zijn jullie tijdelijk afgesloten van de buitenwereld. We doen er alles aan het probleem zo snel mogelijk op te lossen. Blijf vooral kalm en raak niet in paniek. Tot nog toe zijn wij ervan overtuigd dat u niet in levensgevaar verkeerd. De nog niet besmette mensen zijn uit het dorp verwijderd en dus gewoon veilig. Wij raden u niet aan te trachten het dorp te verlaten.
    We houden contact.

    Vijf minuten staar ik ernaar. Ik verwerk dingen snel, maar dit moet even doordringen. Ik twijfel geen moment of dit waar is, gezien mijn vleugels en gezien het feit dat Jo er niet is. Ik wil andere mensen vinden. Voor de zoveelste keer ren ik weer naar beneden. Breakfast is for the weak. En voor de mensen die niet in paniek zijn. Ik gris de sleutels van tafel en loop naar de auto. Ik ga zitten en ben me veel te bewust van de aanwezigheid van de vleugels. Onwillekeurig vind ik dat het best lekker zit. En het houdt warm. Ik start de auto en rij van het terrein af de weg op. Eenmaal op de weg richting het dorp moet ik lachen. Dit is te gek voor woorden, maar het gebeurt. Ik hoop niet dat ik de enige hier ben, ik wil iemand vinden. Wie het ook is, er moet toch iemand zijn? Ik houd van autorijden, vooral met het raam naast me open en vooral in deze auto. Het is mijn trots, onze trots eigenlijk. Mijn hart springt op als ik een persoon zie. Op straat! Ik minder vaart zodat ik bij de stoep kan parkeren. Als ik dichterbij kom zie ik dat het Nick is. Gelukkig iemand die ik ken. Ik ben dus niet helemaal alleen. Ik stop de auto, trek de sleutel er uit en stap uit, mijn vleugels achter mijn rug gevouwen.
    'Nick!' roep ik en ren naar hem toe. 'Nick, hé.' Ik merk dat mijn stem paniekerig en angstig klinkt en ik probeer mezelf te kalmeren. 'Ehm- ik heb een berichtje vanochtend gekregen en-' ik merk dat ik snel en veel begin te praten maar ik kan mezelf niet tegenhouden, 'en daarin stond dat er een virus is en de niet besmette mensen zijn uit het dorp of zo… en aangezien jij er nog bent denk ik dat jij die sms ook hebt gekregen.' Ik haal even adem. 'En dus denk ik dat we besmet zijn met iets… weet jij meer?' Ik kijk hem gespannen en hoopvol aan.

    [ bericht aangepast op 19 april 2015 - 13:11 ]


    "It's funnier in Enochian." ~ Castiel



    Nicholas Victor Ward
    Wolfsbane • Brandweerman • Drieëndertig


    Maandagen. Wat haatte ik maandagen. En niet omdat het de dag na zondag was, maar eerder uit principe. Iedereen haatte maandagen. Het begin van een nieuwe week. Maar niet voor mij. Ik moest 24/24 7/7 klaarstaan. Niet dat ik dat erg vond, natuurlijk. Ik had dit beroep zelf gekozen en wist wat eraan verbonden was.
          Echter haatte ik deze maandag meer dan andere maandagen. Gisterenochtend moesten we een brand gaan blussen in de naburige stad en dat had tot drie uur in de namiddag geduurd. Daarna waren de mannen en ik op café gegaan tot acht uur 's avonds. Veel meer van gisteren wist ik niet meer, wat waarschijnlijk wilde zeggen dat ik dronken naar huis was geslenterd en in slaap ben gevallen. Dat bevestigd de bonkende koppijn in mijn hoofd ook wel. Hoe dan ook, maandagen. Ik moest straks om 11 uur naar de kazerne voor debriefing en aangezien het al 10 uur was zou ik me beter klaarmaken.
          Met mijn handen woelde ik door mijn haar en duwde mezelf overeind. Mijn gsm trilde naast me en verrast dat iemand me nu zou bellen, ontgrendelde ik het scherm. Het was geen telefoontje, maar een melding dat de batterij bijna leeg was. Half teleurgesteld plugde ik mijn gsm in en wierp 'm toen met een boog op mijn bed, het berichtje dat er al sinds gisteren opstond negerend. Het was waarschijnlijk toch maar Claire of Liv die me eraan wilde herinneren dat ik woensdag bij mam en pap langs moest. Ik was drieëndertig, for fuck's sake. Ik kon best wel één afspraak onthouden.
          Op mijn weg naar de keuken drukte op de radio in de gang en de mix die ik ooit eens van pap gekregen had met nummers uit zijn jeugd begon te spelen. Luid meezingend danste ik naar de keuken: "If you like Pina Coladas, and getting caught in the rain. If you're not into yoga, if you have half a brain."
          Ik haalde een doos cornflakes uit het keukenkastje en met mijn heupen wiegend goot ik de restant van de doos in een kom en deed er daarna wat melk bij. Ik nam de krant van gisteren, die ik nog niet had kunnen lezen, en ging meteen naar het sportgedeelte. De New England Patriots hadden tegen de New York Giants 33–14 gewonnen, dus ik was wel in mijn nopjes.
          Eén blik op het uurwerk boven de koelkast vertelde me dat ik beter zou voortdoen. Ik schoot snel in een zwarte broek met gaten aan de knieën, zonder de moeite te doen om me te douchen, en trok een donkergrijs shirt over mijn hoofd met knoopjes aan de hals. Het uurwerk dat Natasha me ooit eens had gegeven voor mijn verjaardag schoof ik over mijn pols. Ik stak snel mijn gsm, die nu 50% batterij had (thank god for good technology) en mijn portefeuille in mijn broekzak, deed de lichten uit en plukte mijn leren jas van de grond. Tweeënhalve minuut later stond ik buiten naast mijn geliefde Triumph Scrambler. Ik stak de sleutels in het stopcontact en brullend kwam de motor tot leven.
          "Oh baby," mompelde ik en wreef met mijn hand over de zijkant van het voertuig. Ik reed de straat uit, niet meteen beseffend dat er geen enkele levende ziel te bespeuren was in het centrum van Spellburn. Ik reed het centrum uit naar de brandweerkazerne, welke net aan de rand gelegen was. Een erg strategische ligging had de kazerne niet, dat moest ik toegeven. Mij zou je niet horen klagen. Het was een mooie rit van het centrum naar de kazerne, door weides en akkers. Je kon mijlenver zien. Net buiten de bebouwde zone van Spellburn begon mijn motor plots te sputteren en viel niet veel later helemaal stil.
          Ik vloekte en stapte af. Waarschijnlijk die vervloekte carburateur opnieuw. Hoe vaak ik dat ding ook oplapte, hij ging altijd maar weer kapot. Ik ging die gasschuif toch echt eens moeten vervangen, want ook ducktape, het laatste reddingsmiddel van een amateur reparateur, werkte niet. En daar stond ik dan, in the middle of nowhere, terwijl ik over 5 minuten in de kazerne moest zijn.
          Ik kniel neer en staar peinzend naar de achterkant van de motor, alsof dat alles zou redden. Even kijk ik op bij het horen van een auto. Dan toch nog iemand hier in Spellburn. Al snel gaat mijn aandacht weer over naar de motor en ik besluit dan maar naar Howard, één van mijn collega's, te bellen om te vragen of hij me kan komen halen met zijn pick up truck. Hoe gênant dat ook mag zijn. Net toen ik mijn scherm ontgrendelde hoorde ik de auto stoppen en een vrouwenstem mijn naam roepen.
          Ik draai me nu volledig om en ga rechtstaan. Al snel herkende ik de vrouw als Austin Grody. Ik kende haar wel. Ze runde een boerderij met haar zus, hier niet ver vandaan. Ik glimlach vrolijk naar haar, maar mijn glimlach verdwijnt al snel wanneer ze voor me staat en heel erg paniekerig en angstig klinkt en lijkt.
          "Woah Austin. Rustig," zei ik. Mijn vingers eldenmet de sleutels van mijn motor, terwijl ik haar vragend aankeek.
          "Ehm- ik heb een berichtje vanochtend gekregen en-" Ik fronste mijn voorhoofd lichtjes. Ze sprak heel erg snel dus er was duidelijk iets mis. Misschien was er iets gebeurd met Joanna. "En daarin stond dat er een virus is en de niet besmette mensen zijn uit het dorp of zo… en aangezien jij er nog bent denk ik dat jij die sms ook hebt gekregen. En dus denk ik dat we besmet zijn met iets… weet jij meer?"
          Ik had geen flauw idee wat ze net zei. En dat was waarschijnlijk ook van mijn gezicht te lezen. De gedachte dat ze plots gek was geworden, ging door mijn hoofd. En toen zag ik de witte veren op haar rug.
          "Wat in hemelsnaam zijn dat?" Ik nam haar armen vast en draaide haar om voor ze er erg in had, me niet bewust van de kracht waarmee ik in haar bovenarmen kneep. Mijn ogen gleden over de twee spierwitte vleugels die netjes over haar rug gevouwen waren. Ze zagen er redelijk echt uit en dat was ook de reden waarom ik zo verbaasd had gereageerd. Nepvleugels zag je wel vaker in Spellburn met Halloween, maar deze. "Zijn ze echt?" Ik kon mezelf wel op de kop slaan. Natuurlijk waren ze niet echt. Maar ze zágen er echt uit. Gefascineerd porde ik met mijn vinger tegen één van de vleugels.

    [ bericht aangepast op 19 april 2015 - 18:39 ]


    kindness is never a burden.

    Azalea Lillian Moss. •
    Wanneer de donkerharige schoonheid haar huis betreedt is het eerste waar haar ogen op vallen, de planten. Sommigen zien eruit alsof ze naar dorst snakken, dus voor ze de voordeur dichtgooit en zich te ontdoen van haar lange jas en schoenen, snelt ze zich naar de keuken toe om de gieter vanonder de gootsteen te pakken en te vullen met water. Dat heeft nu haar eerste prioriteit – haar planten en bloemen.
          Met haar gieter gaat ze langs alle groen en fleur. Net als hun is ze weer wat opgeluchter. Haar groen gaat eigenlijk altijd voor alles – het betekend namelijk erg veel voor haar. Sommigen hebben het weleens bestempeld als een 'hobby' bij haar, maar dat zou het nog zacht beschrijven. Voor Azalea betekend dat, dat ze ermee zou stoppen wanneer ze kan en zou laten liggen wanneer ze er geen zin meer in heeft, maar door al die fleur en kleur rond haar heen voelt ze zich zeker van zichzelf. Ieder mens heeft toch wel iets waardoor ze zich beter voelen van zichzelf?
          Ze is geboren en getogen in Spellburn. Het dorpje dat de perfecte omgeving heeft voor deze vrouw. Geen te moderne en nieuwe gebouwen – wat Azalea er altijd afschuwelijk vindt uitzien. Er zijn ook de benodigde winkels, zoals de bibliotheek en de groenteboer, te vinden.
          Ze komt erachter dat, in de tijd dat ze over dingen aan het nadenken was, ondertussen al de voordeur in een klik heeft laten vallen en op het moment haar schoenen uit schopt. Talmend schreed ze zich naar het slaapkamergedeelte toe, waar ze zich vermoeid op haar bed liet vallen – zonder om te kleden.

          Felle zonnestralen schijnen naar binnen, recht op haar gezicht, en verblijden haar dag direct. “Hallo lieverds,” prevelde ze zoetjes, wanneer ze de balkondeuren opent en direct in haar grote tuin terecht komt. “Wat is het toch een prachtige dag,” een klein glimlachje bevind zich rond haar lippen – en ieder die daar zich tevens bevind, heeft dat kunnen spotten – en haar hand grijpt de reling vast om voor enkele seconden haar ogen dicht te doen en de zachte windbries te voelen.
          Haar voeten brengen haar naar de keuken toe om een lekkere, grote kop koffie te pakken, echter wanneer ze haar hand uitstrekt merkt ze de lichtgroene huidskleur op. “Wel heb je me nou..” Eerst, in de tuin, heeft ze die kleur ook opgemerkt, maar toen heeft ze dat weggewoven onder het mom van het afgeven van het groen rond haar heen of de felle zon dat recht op haar gezicht scheen.
          Een douche en goed boenen werkt ook niet, dus besluit ze om haar weg naar de bibliotheek te begeven. Met handige bewegingen trekt ze schone kleding aan en loopt ze de badkamer uit. Als je ergens antwoorden kan vinden, is het wel de bibliotheek, en anders is ze van haar huidige doel afgeraakt en is ze ver verdwenen in de boeken – in wat voor soort boek dan ook.

          Haar grote mok koffie achterlatend op het aanrecht, maakt ze regelrecht haar weg naar de bibliotheek. Ze zou erom kunnen mokken, maar zo zat deze vrouw niet in elkaar. Ze gaat met haar neus in de boeken – en wanneer ze de bibliotheek betreedt, ziet ze al direct een vrouw staan met blond haar en korter van stuk dan zijzelf.
          Het is beter om het direct te vragen dan al direct van haar originele pad af te raken. Met zelfverzekerde passen (en een lichtgroene huidskleur, wat ze ietsjes probeerde te verbergen door haar lange jas aan te doen) loopt ze naar de desbetreffende vrouw toe. “Zijn hier enige boeken te vinden over groene experimenten?” Stelde ze de vraag op de man af.

    [ bericht aangepast op 19 april 2015 - 22:31 ]


    † Love? I want to sleep.



    Taylor Atlas Keegan
    Quicksilver • Ober • Vierentwintig


    Taylor keek vragend naar Jace, welke zijn recht in Taylors ogen keek. Die laatste had het altijd al eng gevonden wanneer mensen recht in zijn ogen keken, dus wendde hij subtiel zijn blik af door de deur van Café Noir opnieuw te sluiten en de sleutels in zijn schoudertas te steken. Het viel hem op dat Jace heel erg traag bewoog. De manier waarop hij sprak, hoe de wind door zijn haar ruiste en hoe zijn borstkas op en neer ging, was veel trager dan Taylor gewoon was van zo'n soort mannen.
          Jace stak zijn hand in zijn broekzak en viste er een mobiele telefoon uit. Fronsend keek Taylor van het mobieltje naar Jace' gezicht. Hijzelf had niet naar zijn telefoon gekeken deze ochtend, maar het voorwerp gewoon in zijn schoudertas gestoken, niet omdat hij het vergeten was, maar omdat hij het altijd, altijd hoorde wanneer hij een berichtje kreeg. Zelfs om 3am. Het leek eeuwen te duren voor de man eindelijk opnieuw sprak: "Ik kreeg vanmorgen dit berichtje."
          De motortjes in Taylors hoofd gingen razendsnel toen Jace hem de telefoon aanbood. Er gingen duizenden theorieën door zijn hoofd waarom de telefoon aannemen een slecht idee zou zijn. Het feit dat het ding zou kunnen ontploffen, was daar één van. Toen beet Taylor onmerkbaar op zijn tong en stak zijn hand uit om de telefoon aan te nemen. Er gebeurde niks. Hij ademde adem en besefte tot nu niet eens dat hij zijn adem had ingehouden. Hij wierp een snelle blik op Jace in de hoop dat die laatste dit niet had opgemerkt, maar Spellburn's eigen reparateur ging gewoon verder met zijn uitleg. Hij had inmiddels zijn armen al over elkaar geslagen, een defensief en gesloten gebaar, wist Taylor. Of een teken wat indiceerde dat Jace een geduldige leider zou kunnen zijn. Niet dat het Taylor veel kon schelen hoe dominant Jace was, hij sprak de man amper. Doch kon het lezen van iemands lichaamstaal erg handig zou voor zelfbescherming. Maar Taylor vertrouwde ook niemand, wat hem ook hielp bij het bescherming van zijn eigen geest en lichaam.
          "Ik dacht dat het een flauwe grap was, maar het dorp is inderdaad erg verlaten." Taylor keek even in het rond. Hij zag helemaal niemand. Het was inderdaad wel vreemd, maar Taylor had het deze ochtend zelf al opgemerkt en eens hij een keer verbaasd was om iets, werd hij dat niet nogmaals. Zijn nieuwsgierigheid groeide echter wel, en zonder commentaar duwde hij zijn bril een stukje verder op zijn neus en liet hij zijn ogen over de worden op het scherm glijden.
          Geachte inwoner van Spellburn, las Taylor. In verband met de uitbraak van een mogelijk gevaarlijk en makkelijk overdraagbaar virus, zijn jullie tijdelijk afgesloten van de buitenwereld. We doen er alles aan het probleem zo snel mogelijk op te lossen. Blijf vooral kalm en raak niet in paniek. Tot nog toe zijn wij ervan overtuigd dat u niet in levensgevaar verkeerd. De nog niet besmette mensen zijn uit het dorp verwijderd en dus gewoon veilig. Wij raden u niet aan te trachten het dorp te verlaten. We houden contact.
          Taylors frons werd enkel dieper bij het lezen van de afzenden. Special Taskforce Zero? Voor een spreekbeurt in het middelbaar had Taylor ooit eens als onderwerp de inlichtingsdiensten (en geheime diensten) besproken, waardoor hij erg veel wist over de CIA, FBI, MI5, MI6 en ook vele andere buitenlandse diensten. Maar nog nooit eerder had Taylor gehoord van Special Taskforce Zero. Wie waren deze mensen? En wat bedoelden ze met virus? Ervan overtuigd dat die waarschijnlijk wel een grap was die iemand op Jace had gespeeld, haalde hij zijn eigen mobiele telefoon uit. Toen hij het bekende icoontje van een nieuw berichtje zag, sloeg zijn hart een tel over. SPECIAL TASKFORCE ZERO las hij. Taylor opende het berichtje en las toen de exact dezelfde woorden als hij een halve minuut eerder had gelezen.
          Voor een moment liet Taylor het zichzelf toe om door zijn knieën te zakken en op de stoeprand te gaan zitten. Zijn hersenen draaiden nogmaals overuren om alle informatie te bevatten die hij net had binnengekregen en om de chaos in zijn hoofd in te tomen, begon hij de verschillende dingen op de sommen. 1. Er was een mogelijk gevaarlijk en makkelijk overdraagbaar virus uitgebroken. 2. Een organisatie die zichzelf Special Taskforce Zero noemt, heeft mij afgesloten van de buitenwereld. 3. Tot nu toe zijn ze ervan overtuigd dat ik buiten levensgevaar verkeer. 4... Met een schok keek hij op naar Jace.
          "Wie heeft dit berichtje nog gekregen?" Vroeg hij ongeduldig en vergat even zijn rol als geestelijk gezonde, vriendelijke jongeman. Daarna keek hij naar zijn voeten en fluisterde: "Een virus. Ik moet uitzoeken wat dat virus is." Hij keek opnieuw op naar Jace. "Ik heb een staaltje van je bloed nodig." Hij opende zijn schoudertas en haalde er een proefbuisje uit, welke hij altijd bij zich had. Taylor was er namelijk van overtuigd dat er elke dag een meteoriet zou kunnen neerstorten in en nabij Spellburn, waarvan hij dan een stukje zou kunnen nemen. Hij wierp het proefbuisje in een wijde boog naar Jace in de hoop dat de man het zou opvangen en haalde er toen een notitieboekje en een pen bij.
          Taylor krabbelde de datum op een nieuwe pagina en somde daaronder op wat er gebeurd was in kernwoorden. De woorden Special Taskforce Zero, virus en buitenwereld kwamen onder andere aanbod. "We moeten anderen zoeken. Ik heb meer bloed nodig," zei hij daarna luidop tegen Jace.


    kindness is never a burden.


    Ismael Tobias Whitfield
    Ik was echt compleet over de rooien. Eerst waren Dan en de konijntjes al weg, nu was het asiel helemaal leeg, op de verdwenen pup op mijn arm na. Ik keek weer even naar het beestje en zag dat hij niet dronk. Ik legde hem voorzichtig op een van de tafels, het maakte nu toch niets uit, gezien er niemand was, en controleerde of hij ademde en of zijn hart sloeg, maar het was te laat. Het kleintje was dood. Het werd me nu echt allemaal te veel. Het hele dorp leek wel uitgestorven. Was dit een zieke grap ofzo. Ik sloeg met een harde klap tegen de muur aan, en voelde hoe die meegaf. Nu waren de muren hier niet heel dit, maar normaal ging ik er niet doorheen als ik er een klap tegen gaf. Ik dacht er toch niet veel van, want ik was wel redelijk wat van mijn tijd kwijt in de sportschool. Daarbij was deze situatie er niet een om te gaan denken aan kapotte muren. Ik liet me langs de muur met het gat erin op de grond zakken en viste mijn mobiel uit mijn zak, die ik opende en ik las het berichtje weer. Nu kwam het tot me dat ik een van de weinigen was die dus wel geïnfecteerd kon zijn... Dat kon toch niet?! En ze zeiden er niet eens bij wat het was! Ik kon hier echt heel slecht tegen. Vroeger werd ik altijd heel klein gehouden, gekleineerd, en nu ik op mezelf woonde verzette ik me tegen alles en iedereen die me nog echt eronder wilde houden. Dit konden ze toch niet zomaar doen? Het hielp absoluut niet dat ik nog vol zat met emoties om het dode hondje, want daardoor werden de rest van mijn gevoelens alleen maar explosiever. Ik moest dan ook echt moeite doen om genoeg te kalmeren om hele zinnen te spreken, voor ik opsprong en met het kleine hondje in mijn arm naar het politiebureau stormde. Nu er toch geen dieren waren, hoefde het asiel ook niet op slot, want naast dierenvoer en wat medicijnen was er toch niets. Ik stormde het politiebureau binnen, maar in eerste instantie leek het leeg. "Fuck. Is er dan echt helemaal niemand over?" vloekte ik. Ik sloeg weer tegen een muur, die weer meegaf. Nu keek ik wel naar mijn arm, en zag dat mijn hand mijn hand niet meer was. "What the..." kwam er uit mijn mond. Ik voelde eraan en bewoog het, maar het leek gewoon of het mijn arm was, maar het was van metaal. Daarom sloeg ik nu elke keer met ijn frustratie door muren heen, mijn arm was een of ander bionisch ding geworden. Of ik aan het hallucineren was, of mijn arm echt vervangen was door een metalen versie ervan, wist ik niet, maar ik snapte zoizo nergens iets meer van. Ik liep weer naar buiten en keek rond, maar ik zag niets of niemand. Toch zag ik in mijn ooghoek iets bewegen, iets van een auto, of al was het maar een hallucinatie, het was iets. Ik zette een sprintje in, wat net iets gemakkelijker leek te gaan dan normaal, maar dat kon wel aan het trainen liggen, gezien ik echt veel aan het sporten was geweest de laatste tijd, nu ik weinig vragen voor oppassen had gehad en Dan steeds meer beweging vroeg. Ik zag uiteindelijk echt een auto. "Hey! Stop! Wacht!" riep ik, terwijl ik er zonder echt na te denken voor sprong. Mijn hersens hadden het al lang en breed begeven, en ik deed wel vaker vreemde dingen die niet altijd een goed idee waren, dus niemand die hier vandaan kwam zou hier nog van opkijken, zelfs al zou ik mezelf hier straks waarschijnlijk voor tegen mijn kop slaan... maar niet met die bionische arm, want dan had ik geen hoofd meer.


    Bowties were never Cooler

    Ezekiel Jacob Jones


    'Hearing voices is the first step of craziness, right?'
    18 - Scholier - Professor X - heel erg verward


    Door het geluid van mijn mobiel word ik wakker. Met een zucht draai ik me om in mijn bed en verstop ik mijn gezicht in mijn kussen. Ik ben nooit een ochtendmens geweest en meestal blijf ik ook eeuwen liggen. Maar er is iets anders vandaag. Het lijkt net alsof er honderden stemmen in mijn hoofd zijn die allemaal andere dingen zeggen en het is vreselijk. Misschien ben ik gewoon nog niet wakker.
          Ik ga rechtop zitten en pak mijn telefoon. Eén bericht van een onbekende afzender. Fronsend open ik het bericht, wat zou het kunnen zijn?

    Geachte inwoner van Spellburn,
    In verband met de uitbraak van een mogelijk gevaarlijk en makkelijk overdraagbaar virus, zijn jullie tijdelijk afgesloten van de buitenwereld. We doen er alles aan het probleem zo snel mogelijk op te lossen. Blijf vooral kalm en raak niet in paniek. Tot nog toe zijn wij ervan overtuigd dat u niet in levensgevaar verkeerd. De nog niet besmette mensen zijn uit het dorp verwijderd en dus gewoon veilig. Wij raden u niet aan te trachten het dorp te verlaten.
    We houden contact.


    Ehm, oké? Misschien een flauwe grap van één of ander iemand die beltegoed over had en niks beters kon verzinnen. Daarom verwijder ik het berichtje maar en kleed ik me om. Als ik naar de badkamer loop hoor ik opeens de stem van Gabe. Ik open de deur van zijn kamer, maar hij zit gewoon op zijn mobiel. Nope, ik ben nog lang niet wakker.
          Ik poets mijn tanden en kijk in de spiegel. De stemmen zijn nog niet weg en ik word er helemaal gek van. Ik kan er niks van verstaan, alleen zijn sommigen luider dan de anderen. Ook is er verschrikkelijk veel verwarring, dat hoor ik aan de toon van de stemmen. En de stem van Gabe springt boven alles uit. Misschien haalt hij gewoon deze grap met mij uit.
          Ik besluit maar naar zijn kamer te lopen en doe open zonder te kloppen. 'Tegen wie praat je? En wat is dit voor grap, idioot?' vraag ik chagrijnig. Maar ik hoor hem meteen zeggen dat hij ook hetzelfde berichtje heeft gekregen. Wacht, hij praat niet eens. Wat is dit? In paniek kijk ik hem aan en ik begin heen en weer te lopen, zoals ik altijd doe als ik in de war of in paniek ben.
          Ik heb wel eens gelezen over tweelingthelepathie, maar ik heb er nooit in geloofd. Het klonk altijd zo onwaarschijnlijk, maar op dit moment is het de logische verklaring die ik kan bedenken. Behalve als ik gek geworden ben, wat natuurlijk ook nog een optie is. Ik heb het de laatste tijd heel erg druk gehad met vanalles en nogwat en het kan ook dat ik door de stress begin te hallucineren. Misschien moet ik maar even opzoeken of dat kan. Dat zou ook een hele goede verklaring zijn.
          'Ik word wakker, hoor allemaal stemmen en krijg een vaag berichtje. Als je een grap met me uit probeert te halen, Gabriël Samuel Jones, dan raad ik je aan er snel mee te stoppen voor ik écht boos word.' Mijn blik valt op de klok die aan de muur van zijn kamer hangt. Het is al tien uur, anderhalf uur geleden moesten we al op school zijn. En waarom heeft onze tante ons nog niet wakker gemaakt? Ik wil eigenlijk gewoon gaan huilen, maar ik doe het niet en blijf gewoon vooruit kijken, strak naar de boom van de overburen.

    [ bericht aangepast op 25 april 2015 - 19:12 ]


    Spoiler alert: you will save yourself



    Jace Clifford • Human Torch


    De stilte die voor enkele, luttele seconden tussen het tweetal heerste, voelde aan als een vlijmscherp vleesmes dat zich een weg door een tere, porseleinen huid probeerde te snijden. De frons die inmiddels op Taylors voorhoofd was verschenen, leek zich enkel te verdiepen toen zijn bruingroene ogen de regels van het bericht op de mobiele telefoon zorgvuldig in acht namen. De jongeman kon zijn ogen overduidelijk niet geloven, maar zodra hij hetzelfde bericht op zijn eigen elektronische apparaat had gevonden, zakte hij door zijn knieën en nam hij plaats op de stoeprand die zich vlak voor Café Noir bevond
          "Wie heeft dit berichtje nog gekregen?" Taylors stem bevatte een spoor van ongeduld. De altijd zo vriendelijke jongeman leek zo plotseling als sneeuw voor de zon te zijn verdwenen. Een fluistering volgde, maar deze was klaarblijkelijk niet voor Jace bedoeld geweest.
          Uiteindelijk keek de donkerharige man toch naar hem op. "Ik heb een staaltje van je bloed nodig," zei hij, terwijl hij een cilindervormig buisje uit zijn schoudertas viste. Het buisje werd in Jace' richting geworpen, en de man was zijn goede reflexen innig dankbaar toen hij in staat bleek te zijn om het breekbare kokertje op te vangen. Hij klemde het proefbuisje stevig, maar beheerst vast in zijn zachte handpalm. Hij hoorde Taylor nog verkondigen dat ze andere mensen moesten zoeken om bloed bij af te nemen, en het duurde een tijdje voordat Jace capabel genoeg was om te beseffen hoe ernstig deze zaak blijkbaar door Taylor werd ingeschat. Hij leek wel een hele, andere persoonlijkheid te hebben ontwikkeld binnen enkele minuten.
          "Doe eens rustig," prevelde Jace, nadat hij een tijdlang had gezwegen zodat de brunette de tijd had kunnen nemen om het merkwaardige nieuws te bevatten. "Als deze organisatie ons niet kan helpen op dit moment, dan kan jij dat ook niet. Het heeft geen zin om bij iedereen bloed af te gaan nemen. We zullen geduld moeten hebben." Jace' stem klonk opvallend rustig, alhoewel het de man zelf niet bepaald verbaasde dat hij in staat was om zich gedeisd te houden in een situatie zoals deze. Hij was van nature iemand die het hoofd graag zo koel mogelijk probeerde te houden, tenzij de omstandigheden hem zodanig persoonlijk beïnvloedden, dat hij zijn zelfbeheersing niet meer in de hand hield. Op dit moment was hij wellicht een tikkeltje nerveus omtrent de toestand waarin ze zich begaven, maar hij was niet bang of opgejut.
          "Ze zullen wel van zich laten horen wanneer ze meer weten." Een voorzichtige glimlach krulde rondom zijn lippen, en hij keek met een geruststellende blik in zijn chocoladebruine ogen naar Taylor als poging om hem een beetje te doen ontspannen. "Kom, laten we even gaan zitten in het café. Je kan wat bloed van mij afnemen, als je dat echt zo graag wilt, maar ik zal wél moeten eten om logisch na te kunnen denken." Jace' maag begon namelijk te rommelen, en hij had er weinig behoefte aan om licht in het hoofd te worden wanneer Taylor erop stond dat hij een staaltje bloed zou afstaan. Hij had nooit geweten dat de jongeman enigzins verstand had van chemie - hij was immers een ober in een knus eetcafé. Jace zou het nooit achter hem hebben gezocht, en zijn hoofd begon langzaamaan te tollen van de nieuwe informatie die hij in korte tijd te verduren had gekregen. Blijkbaar was niets meer wat het leek te zijn in het altijd zo rustgevende Spellburn.

    [ bericht aangepast op 25 april 2015 - 23:50 ]


    "Her heart was a secret garden, and the walls were very high."