• ‘The drama continuous’
    Het is jaar 4 van de Apocalyps. Levens zoals men dat kende, bestaat niet meer. De dagindeling bestaat uit het zoeken naar voedsel, het vinden van een schuilplaats en het overleven van de ronddwalende wezens die ooit je gelijke waren.
    Dit moet allemaal gebeuren voor de nacht invalt. Eenmaal de zon achter de huizen is gezakt en het schemer het licht wegneemt wordt het gevaarlijk.
    Het leven in een zombie Apocalyps is niet gemakkelijk. Je bent nóóit veilig. Probeer dan maar eens een goede nacht slaap te pakken.

    Een groep overlevenden had het zichzelf gemakkelijk gemaakt. Ze hadden een onderkomen, een gemeenschap. Dit werd echter verwoest door een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Nu? Nu zijn ze zoekende. Op zoek naar een nieuw onderkomen.
    Gaandeweg hebben ze mensen verloren, maar ook verkregen.
    De groep is hecht, wat betekent dat ze niet snel mensen toelaten. Dus wat gebeurt er wanneer ze tegen andere mensen aanlopen?

    De groep bevindt zich in een dorp, dit dorp heeft welgeteld drie winkels – welke ze nog moeten onderzoeken – een pakhuis en een fabriek. De omliggende woningen bieden daarbij een kans om overlevingsmiddelen te vinden.
    De temperatuur is redelijk. Veel zon, rond de 25 graden en een briesje.
    De groep is opgedeeld in twee teams: team 1 zoekt naar overlevingsmiddelen, team 2 heeft de schone taak de omgeving te verkennen en uit te zoeken of er een mogelijkheid bestaat voor een nieuw onderkomen.


    ‘’It's all about survival now.’’

    Da rules
    -Gelieve geen faceclaims uit The walking dead! Dit om verwarring te voorkomen en om het origineel te houden, maar mocht je echt een goede reden hebben om wel een te voeren, overtuig me!
    - Geen oneliners. Posts van minimaal 300 woorden zijn makkelijk te behalen! Als je er niet uit komt dan wil ik je altijd helpen.
    - Geen Mary Sue’s en Gary Stu’s, niemand is perfect dus ook jouw personage niet
    - 16+, schelden, vloeken, slaan, het mag allemaal, maar er zijn grenzen. Houd het realistisch!
    - Houd rekening met elkaar tijdens het posten en ga er geen sneltrein vaart inzetten. Wacht daarom minimaal twee posten voor je zelf weer een post plaatst.
    - Aparte topics worden aangemaakt voor overleggen, doe dit dus niet in het rollen/speeltopic.
    - Een nieuw topic wordt alleen aangemaakt door Shachath, tenzij anders wordt aangegeven.
    - Naamsveranderingen graag doorgeven in het topic.
    - Bij het niet houden aan één van deze regels wordt je na een tweede waarschuwing direct uit het RPG gezet.
    - mannen en vrouwen gelijk houden
    -Als je personage gebeten wordt door een zombie, overleeft hij dit niet

    Invullen:
    Naam:
    Leeftijd:
    Uiterlijk:
    Innerlijk:
    Relaties*:
    Geschiedenis:
    Wapens:
    Team(1 of 2):
    Extra’s:


    Rollen:
    Originele groep
    Vrouwen: [5/6]
    - Cassia "Cas" Zoé Chavez. - Wrestler [1,1]
    -Dalia May Forrester - Stygian[1,3]
    -Diana Artemis Mikashia - Escobar [1,7]
    -Jessica Crimson - Nebthet [1,3]
    -Juniper Al'kapur - Yonggook[1,7]

    Mannen: [4/6]

    -Zevon Brad Lincoln - Stygian [1,1]
    - Nathaniel Robin Leaf. - Blurryface [1,2]
    -Buddy Marsh -Larkin [1,4]
    -Dakota Lennox - Casby[1,8]

    Rondzwervende nieuwe groep(deze zijn nog niet bij de originele groep, maar spoedig wel)
    Vrouwen[1/2]
    - Rosie-Jane Francis - Vluuv [1,9]
    -Jessa Taylor Wilkinson - Complexes[1.10]

    Mannen
    -Lane Rocco Lincoln - Wrestler [1,1]
    - Storm Roselix – Jorah [1,7]
    -Raymond Sebastian Clement - Archer[1,10]


    Teams:
    Team 1
    Lane Rocco Lincoln.
    Buddy Marsh
    Zev Brad Lincoln(ook bij team 2)
    Leaf(ook bij team 2)
    Juniper Al'Kapur

    Team 2
    Cassia "Cas" Zoé Chavez.
    Jessica Crimson.
    Dalia May Forrester
    Dallas York Morales
    Ivana Nadezhda Danchev


    Het begin:
    Het is vroeg in de ochtend. De groep heeft net het dorp achter zich gelaten. Ze stuitten op het verlaten fabrieksgebouw, welke ze tijdelijk als onderkomen zullen gaan gebruiken bij gebrek aan beter. Alles moet opgestart worden, het pand moet worden ontruimd – althans een deel ervan, er zullen kamers moeten worden gemaakt en er moeten overlevingsmiddelen worden gezocht – waarbij ook bedmateriaal moet zitten.

    De rondzwervende mensen bereiken net het dorp. Ze proberen hun eigen weg te vinden, waarbij ze allicht op een van de originele groep zullen stuitten.

    De temperatuur is +/- 25 graden Celcius. Het is warm, dus water is noodzaak!


    Verblijfplaats:
    De groep verblijft tijdelijk in een oud fabrieksgebouw net buiten het dorp waar ze zich bevinden. Het pand is zo opgedeeld dat er ook kantoorkamers aanwezig zijn, welke uitstekend zijn om om te toveren tot slaapkamers.



    Topics:
    Praattopic 01
    Rollentopic 01

    [ bericht aangepast op 30 juni 2015 - 17:25 ]


    The woods are lovely, dark and deep. But I have promises to keep, and miles to go before I sleep.

    Storm Roselix



    Storm werd rustiger toen Nathaniel hem geruststelde. Zijn hese stem zorgde ervoor dat hij zich wat veiliger voelde en al helemaal toen de Dood plotseling uit zijn blikveld verdween. Hij leunde tegen de plotselinge aanwezigheid van de steun in zijn rug en ontspande wat. De stem van Nathaniel verdween naar de achtergrond en was niet meer dan een zacht, brommend geluid geworden. Zijn ogen begonnen rondjes te draaien - of was het de kamer? - wat hem nogal gedesoriënteerd maakte. Gelukkig waren de plekken waar net nog het duister schuilde nu allemaal vlindertjes te zien, wat dat rare gevoel wat minder erg maakte. Hij grinnikte om hun vrolijke, dartelende bewegingen - zijn maag maakten ook zulke rare dansjes! - en stak zijn hand uit om ze aan te raken. Maar toen hij met zijn wijsvinger over hun kleurige vleugels streek, voelden die aan als harde schubben.
          Hij schrok van dit onverwachte gevoel en gooide zijn lichaam naar achteren, waardoor de... wat het dan ook was dat zijn rug net ondersteunde, verdween. Met een doffe klap viel hij op de grond. Het voelde wel aan als beton, maar dan heel warm. Zoals een douche die je heel heet zette. Hij genoot van de warmte en hij neuriede zachtjes in zichzelf. Er prikkelde iets in zijn onderbewustzijn - was het pijn? -, maar het was makkelijk te negeren. Het voelde allemaal zo vredig, heel anders dan net toen de Dood voor een ijzige kou zorgde. Hij wilde dit geweldig gelukkige moment delen met zijn nieuwe vriend. Zijn ogen zochten hun weg naar het gezicht van Nathaniel, maar die was verdwenen. Hij fronste zijn wenkbrauwen.
          'Nathaniel,' mompelde hij. Zijn lippen voelden als slap geworden, warme was, maar dat deerde niet. Hij kon nog steeds prima praten. Toch? 'Nathaniel... Nathaniel... Waar ben je? Nathaniel...' Hij begon zachtjes te lachen. 'Nathanathanathaniel,' zong hij. 'Wat een mooie naam heb jij, ei ei.' Plotseling verscheen het gezicht van zijn vriend boven hem. 'Nathaniel!' kirde hij. Hij legde een hand op de wang van de man en kneep er zachtjes in. 'Dáár ben je! Ik was je... was je... kwijt...' Zijn ogen begonnen weer raar te dansen en af en toe werd zijn blikveld zwart. 'Nananananathaniel,' bleef hij zachtjes zingen. 'Nananananathaniel.'


    Juniper "Sunny" Al'Kapur––––
    26, Team één.
    ° ° °

          ” Als je ergens wil zeuren, doe je dat maar ergens anders, Juniper. Get over it,” geeft hij enkel als antwoord, wat mij mijn armen over elkaar heen laat slaan. Met een lichte grijns liep ik op de zogenaamde leider af, om hem met een stoutmoedige gelaatsexpressie een klopje op zijn schouder te geven.
          ”I’m just answering the question,” glimlach ik brutaal, “just how the big boss likes it.”
    Met dezelfde gewaagde houding loop ik langs hem heen, richting de trap naar boven. De tijd gaat sneller dan ik in eerste instantie verwacht had: zodra we boven zijn aangekomen, doordringt de muffe geur in mijn neus door. Het is samen gecombineerd met de geur van bloed, de doden, en de warmte maakt het er niet beter op. Binnen de kortste keren zijn de walkers hier eveneens opgeruimd, wat we aan het teamwerk kunnen danken. Desalniettemin is het wel duidelijk dat ik niet met ieder persoon door één deur kan, al heeft dat grotendeels te maken door de omstandigheden.
          “We hoeven de lichamen niet weg te halen, we behuizen de eerste verdieping,” hoort ze Zevon mededelen, al let ze er niet geheel op, aangezien ze al enkele zombies mee begint te sleuren naar het dichtstbijzijnde raam. “Tenzij iemand de nood er toe voelt, dan mag je ze uit het raam gooien.” Ik ben zo lang ik me al kan herinneren al iemand geweest die tot het grondige doorging, in ieder geval wat me aanspreekt. Niet dat ik hier nu bepaald op zit te wachten, maar de doden over de rand van het raam werpen kan hoogstwaarschijnlijk voor wat plezier zorgen eindelijk. Ik verwacht niet dat iemand me in welk opzicht dan ook zou begrijpen, ik wil het liefst nu op zoektocht gaan naar levensmiddelen ofwel andere benodigdheden.
    Uit het raam zie ik rookpluimen opstijgen, terwijl ik de ene zombie na de andere overboord gooi en het naar ze toe roep. Zo weten ze althans dat ze niet eronder moeten staan, zo aardig ben ik immers nog wel. Er begeven al enkele personen naar beneden, waarna ik eveneens besluit deze te volgen. Op mijn broek zitten donkerrode smeren en mijn andere kledij kan ook wel een wasbeurt gebruiken, net zoals ikzelf. Mijn ogen dwalen naar mijn dolk, die onder het bloed zit en welke ik aan mijn broek afveeg, zodat ik deze daarna kan terug stoppen in de riem.
          “Nog wat gebeurt?” Er is een vrouw langs haar heen gelopen richting Zev, alleen ik kan me haar naam niet precies meer herinneren. Of dat het gevolg was van desinteresse ofwel de situatie, daar heb ik geen antwoord op. Dana, heet ze, heb ik het idee, of Dania. . . Met een laconieke zucht negeer ik mijn omgeving verder en begeef me met stevige passen verder.
          “Ik ga op speurtocht naar proviand,” laat ik aan hen weten, voor ik uit het zicht verdwenen ben en alweer in het bijzijn van een andere groep verkeer. Althans, op een paar meter afstand zijn er enkele personen die ik absoluut niet herken en ik vraag me af of de anderen hiervan afweten. De man die op de grond ligt, lijkt ver heen te zijn en ik rol met mijn ogen door het tafereel. Enkel Leaf herken ik, en – hoe ik het beschouw – heeft hij wel wat water nodig.
          “Fijn, zitten we opgescheept met een malloot, die straks onze medicijnen zal verminderen,” prevel ik geagiteerd onder mijn adem, onverstaanbaar voor ieder behalve voor mezelf. “want we hebben immers al genoeg voor onszelf.” Bij het aanzien van zijn staat zal hij er overduidelijk wat nodig hebben, namelijk. Ik sla mijn armen over elkaar heen en ben al van plan om naar het groepje ongeregeld te lopen, als ik plotseling een kwellend geluid hoor.
          “Nathanathanathaniel,” hij tracht te zingen, maar naar mijn mening lijkt het eerder op een krolse zwerfkat. Voor even wrijf ik over mijn oren heen, nog niet geheel duidelijk wat de naam nu precies is. Toch houd ik eerder het boeltje in de gaten, zonder enige stap in hun richting te zetten. Ik merk op dat hij nog wat dingen mompelt, waarbij ik mijn wenkbrauw omhoog haal en ik een kritische blik in mijn reebruine ogen krijg. “Nathaniel!” De naam dreunt als een bomslag in mijn lichaam, die mijn zogezegde ‘pokerface’ zelfs doorbreekt. Hetgeen wat ik te horen kreeg toen de roepnaam van mijn halfbroer uit de mond van mijn moeder kwam vallen, was dat geweest. Nathaniel. Het duurt korter dan ik daadwerkelijk in de gaten heb, maar ik herinner mezelf eraan dat er nog altijd meerdere personen wel zo heten. Bovendien draagt niemand de naam in onze groep, en het belangrijkste: het werd gezegd door een krankzinnige. Ik moet verder lopen, het dorp in voor levensmiddelen, lang zullen we hier niet blijven. Toch laat het me niet los.
    Echter, ik kan me voor geen enkele millimeter bewegen als de idioot opeens zijn vingers legt op Leaf. Hij blijft het volhouden om mijn oren te kwellen met       “Nananananathaniel”, waardoor ik er genoeg van heb. Nu kan ik het niet meer aankijken, en ik stap met stevige passen naar het groepje toe, waarbij ik de oudere man totaal negeer. Mijn blik gaat direct naar degene die laveloos op de grond ligt.
          “Zijn naam is Leaf, en hij speelt niet voor jouw team,” vertel ik hem in mijn grimmige toon, mijn armen over elkaar heen. “Voor zover ik weet, tenminste.”

    [ bericht aangepast op 9 april 2015 - 22:03 ]


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Jessica Crimson †

    Voor de hele epidemie uitbrak had deze pittige vrouw al enig contact met Dalia. Het begon oppervlakkig, maar later was het inniger geworden dan dat – iets wat ze niet aan had zien komen. Alhoewel de donkerharige vrouw wist haar metgezellin gelijk had op dat punt, probeerde ze zichzelf bij haar standpunt te houden: het was ziekmakend om een kind te doden. De vrouw zuchtte. Het was een zucht die genoeg zei: Dalia had gelijk gehad en daar wilde ze zich niet aan ingeven. Toch, als zij er niet geweest was, wist ze niet wat ze zou doen.
          Het mediteren heeft ze al een lange tijd geen tijd meer voor gehad, vanwege het continu doorreizen met de groep (en het stiekem op de hoede zijn voor dode mensen die opeens kunnen lopen). Zo af en toe hielp een sigaret dan wel, maar die beginnen zo onderhand op te raken en het begint meer een verslaving te worden dan dat het echt werkt tegen haar woedende overpeinzingen. Het 'kampvuur' dat voor haar ogen flikkert, gaf een warme gloed op haar gezicht, maar laat een diepdenkende blik zien. Nu ze eindelijk een plek hebben gevonden had ze gehoopt iets rust te krijgen. In tegenstelling tot Zev was zij niet de persoon om seksuele genoegens op te zoeken als haar hoofd weer eens te vol zat met allerlei dingen.
          En om die dingen los te laten, moest ze bij het begin beginnen. Dat betekende dat ze klein moest beginnen en Dalia erover aan moest spreken. Tevens ontglipte er een zucht uit Dalia's mond wanneer zij haar had aangesproken. 'Als het gaat over het meisje: Jessica, laat het gaan.' En dat was het 'm juist, ze kon het niet laten gaan. Daar had ze altijd al problemen mee gehad en hoe makkelijk het ook klonk uit de mond van Dalia, ze kon het niet.
          Voor even had ze haar lange wimpers neergeslagen alvorens ze vastbesloten naar haar keek. Enkele haarslierten waren vanachter haar oor ontsnapt en sierden zich nu voor haar gezicht. 'Of was er wat anders?' Voor enkele seconden bleef het stil. Met alleen het knapperende geluid op de achtergrond van de vuurzee die de lichamen versmolten.
          Dit was nieuw voor haar. Ze zou haar trots beschadigen, dat was het zeker, maar ze wilde niet in een slecht boek staan bij de vrouw tegenover haar. Zeker niet omdat zij één van de enige was waarmee ze vast omging.
          Ze schraapte wat ongemakkelijk haar keel en keek weer wat nerveus om haar heen. “Hm,” haar ogen richtten zich nu vast op haar gezicht – beet voor kort even op haar lip. “Ik..” ze schudde haar hoofd. Nee, dat was niet de juiste zin om mee te openen. “Het is..” Nee, ook niet. Voor luttele seconden sloot ze haar ogen en het enigste waar ze op kon komen was een opening zonder woorden.
          Haar lippen waren als een paar giftige doch aanlokkende rozen, die je moeilijk kon weigeren. Ze plantte deze op de lippen van Dalia, wanneer ze tegelijkertijd kalm een hand op haar kaak legde. Enkele haarslierten van de vrouw raakten Jessicas' hand. Het was een simpel kusje en betekende niets meer dan een 'dankjewel'.
          Ze rechtte zichzelf weer en keek haar met enkele fonkelingen in haar ogen aan. “Dankjewel,” mijmerde ze zachtjes – nog steeds ietsjes te trots om het toe te geven. Dat ze hier niet eerder aan begonnen was, wist ze niet. Het had zeker met haar trots te maken, of haar koppigheid – al zou ze dát niet toegeven.

    [ bericht aangepast op 9 april 2015 - 23:42 ]


    Don't walk. Run, you sheep, run.


    Dalia May Forrester


          Hoewel je het op het eerste oog niet zou zeggen, had Dali toch nog redelijk wat contact met mensen. Ze zocht ze alleen op eigen initiatief uit. Ze kende Jessica dan ook al van voor de Apocalyps. Niet dat ze veelvuldig contact hadden gekend, maar dat maakte het nu wel makkelijker. In eerste instantie was het een verbazing geweest voor haar om de vrouw weer tegen te komen. Je nam nu eenmaal niet makkelijk aan dat je bekenden op je pad tegenkwam bij de hele epidemie.
          Nooit had ze beweerd dat het níét ziek was om een kind te doden. Echter wist ze niet zeker of ze dit onder kind kon bestempelen. Het zag eruit als een kind, maar zijn gedragingen waren alles behalve. Wat moest ze daar van denken? Dali kon heel rationeel zijn. Er waren alleen wel grenzen. Ze zou alles doen voor haar eigen veiligheid. Helemaal in deze tijd.
          De zucht van Jessica deed haar op haar lip doen bijten. Beide wisten ze dat zíj gelijk had. Alleen had ze gewild dat ze geen gelijk had gehad. Dat had alles veel makkelijker gemaakt. Konden ze de wereld maar terugdraaien naar voor de epidemie. Daar zou ze een moord voor doen – hoe ironisch ook.
          Zwijgend had Dali naar het vuur lopen staren. De vlammen likten aan de lichamen. De stank was walgelijk. Maar hoe langer ze keek, hoe meer ze wegvoer in haar eigen gedachten. Je zou het niet zeggen, maar ze was zeer goed in doemdenken. Hard aan de buitenkant, angstig aan de binnenkant? Wie weet. Soms wist ze het zelf ook niet meer.
          Het was maar goed dat Jessica was begonnen te praten, anders was ze zichzelf allicht verloren. Dat konden ze niet gebruiken. Niet nu.
    Voor de tweede keer rukte ze haar blik los van de torenhoge vlammen om haar compagnon aan te kunnen kijken.
    De stilte die ze tussen hen in hing hangen maakte haar aan het rillen. De haartjes op haar armen gingen rechtovereind staan. Had ze nu iets verkeerd gezegd? Nee toch?
    Dali fronste. Dit was nieuw voor haar. Zelden wist Jessica niet wat ze zeggen moest.
          Bij het horen van geluid boog ze wat naar voren toe. ‘Hm’ hoorde ze Jess brommen. ‘Ik..’
    Stilte.
    ‘Het is..’
    Weer stilte.
    Dali opende haar mond ietsjes. Ze kreeg alleen de kans niet om er ook maar een woord uit te persen, omdat ze werd tegengehouden door Jessica’s lippen.
    Wat zouden we nu dan beleven? Een heleboel verwarring steeg in haar op. Jessica’s lippen waren zacht, ondanks het feit dat ze er vrij vaak gemene, harde woorden overheen liet rollen.
    Bijna uit automatisme sloot ze haar ogen. Dat leek het gevoel te versterken.
    Het was maar van korte duur, maar het zette wel heel wat op gang/
    ‘Dankjewel’ hoorde ze de vrouw mijmeren. Wat? Waarvoor?
    Totaal overrompeld opende ze haar ogen weer, haar mond hing nog iets open van verbazing. ‘Graag gedaan?’ perste ze er vervolgens uit.
    Hier begreep ze niks van. Dat was niets voor haar. Sinds wanneer liet zij zich overrompelen door iemand?
    Het had in elk geval alles behalve verkeerd gevoeld.
          Als een gevalletje zoutzak bleef ze staan. Wat moest ze nu doen of zeggen?


    Zevon Brad Lincoln.


    Een lichtelijk geirriteerde zucht verliet zijn lippen. De twee dames konden ook zó goed met elkaar opschieten. Het verbaasde hem elke keer weer hoeveel verschillende mensen er eigenlijk in de groep zaten. Hij deed maar alsof alles goed was, maar wat er onderling gaande was? Hem een raadsel.
          ”I’m just answering the question,” glimlach ik brutaal, “just how the big boss likes it.” hoorde Zev Juniper antwoorden. Uit wijsheid besloot hij daar niet op te reageren. Dat was in dit geval het handigst.
    De gewaagde houding die ze aannam sierde haar niet bepaald. Het kon hem vrij weinig schelen hoe ze zich gedroeg. Zolang ze het maar niet ten nadele van de groep deed.
          Het was maar goed dat de tijd zo snel ging. Hij had het inmiddels wel gehad met het uitruimen en het constant alert zijn. Hoe alerter hij was, hoe vermoeider hij werd. Het werd wel eens tijd om een nacht goed te kunnen slapen. Daar deed hij het uiteindelijk voor. Al dat reizen, al dat moorden. Allemaal voor een nacht goed slapen. Het liefst ook een beetje degelijk eten, maar daarvoor zouden ze eerst de hele stad moeten uitkammen.
    ‘Ik ga op speurtocht naar proviand’ hoorde hij Juniper meedelen op hetzelfde moment dat Diana zich bij zijn zijde voegde.
    ‘Nog wat gebeurd?’ vroeg de jongedame. Wat moest hij daar op antwoorden? Iedereen was nog heel, het pand was ontruimd en ze konden waarschijnlijk een nacht goed doorslapen. Daar bleef het bij.
    ‘Niet iets speciaal,’ glimlachte hij haar toe. Wie zei dat hij niet vriendelijk kon zijn? Hij was de vriendelijkheid zelve.
    Lichtelijk verbaasd keek hij naar het plastic flesje dat hem werd aangereikt. Wat attent van haar. ‘Ik heb nog. Hydrateer jezelf maar goed. Ik weet niet hoe lang het duurt voor we water vinden,’ weerde hij haar aanbod af.
    ‘Als je wil kan je een van de betreffende kantoorkamers ombouwen tot je kamer. Als je liever met iemand op een kamer ligt, dan moet je dat regelen. Ik denk dat er wel ergens dekens en matrassen in dit pand te vinden zijn,’
    Het moest wel.’
    Als je keek naar het aantal zombies dat hier had rondgelopen moest het wel een noodgebouw zijn geweest waar mensen samen waren gekomen. Dat betekende dat er voorzieningen in de buurt waren. Matrassen, dekens en eventueel wat voedsel en water. Als dat in de buurt was, dan had de groep waarschijnlijk voor de komende tijd genoeg.
          Terwijl hij daar over nadacht liep hij een kamer in. Het was een klein kantoorhok waar nog een bureau in tegen de muur stond geschoven en een verlepte plant aan de kant stond. Het was goed voor een persoon. Twee als je creatief. Goed genoeg dus.
    Wie wilde er immers met hem op een kamer? Zev moest zacht lachen om die gedachte. Dan moest je wel heel veel durven.


    The woods are lovely, dark and deep. But I have promises to keep, and miles to go before I sleep.

    MT.


    † Love? I want to sleep.

    Nathaniel Robin Leaf



    Toen Storm het water op had gedronken, liep ik even terug naar mijn tas om het blikje weer op te bergen. Ik bleef Storm in de tussentijd in de gaten houden, maar de man kon zich nauwelijks bewegen en liep in plaats daarvan met zijn handen in lucht te graaien. Wéér hersenschimmen. Toen ik de ijlende man mijn naam hoorde zingen, trok ik verrast een wenkbrauw op.
          'Waar ben je? Nathaniel...' De eerste paar keer werd mijn naam nog verward uitgesproken, maar Storm werd steeds meliger. 'Nathanathanathaniel,' zong hij. 'Wat een mooie naam heb jij, ei ei.' Ik besloot maar snel terug te gaan voordat Storm in paniek zou raken en begon te schreeuwen of iets dergelijks. Ik knielde voor de zoveelste keer naast de man neer en direct werd mijn gezicht vastgepakt. Er ging een ruwe duim over mijn wang heen en ik probeerde eerst verschrikt terug te trekken, maar het was al snel duidelijk dat Storm me geen pijn wilde doen. 'Dáár ben je! Ik was je... was je... kwijt...' bracht Storm vermoeid uit. Na een paar seconden kwam ik er pas achter dat mijn mond uit verbazing een stukje open hing en ik keek de man onder me fronsend aan.
          'Ik heb tijdens de laatste paar jaren een hoop vage figuren ontmoet,' begon hij ik. 'Maar waar ben jij in God's naam vandaan gekomen?' maakte ik droog af. Ik bestuurde even Storm's bleke gelaat en uiteindelijk verscheen er een geamuseerde glimlach op mijn gezicht. Toen de man zijn m'n naam weer begon te zingen, zuchtte ik. Ging die vent ooit nog ophouden? Ik keek verbaasd op toen er ineens een derde stem bijkwam.
          'Zijn naam is Leaf, en hij speelt niet voor jouw team,' vertelde Juniper hem fel. Ze had haar armen over elkaar en keek Storm grimmig aan. 'Voor zover ik weet, tenminste.'
          Ongemakkelijk... Het was niet dat ik mijn voornaam ooit expres verborgen had gehouden, maar ik kon me voorstellen dat sommigen dit als liegen zouden kunnen opvatten. Ik besloot uiteindelijk maar gewoon eerlijk te zijn.
          'Leaf was mijn bijnaam,' begon ik. 'Toen alles naar de hel ging, besloot ik de naam te houden als aandenken,' vertelde ik haar met een humorloze lach. 'Nathaniel is mijn voornaam. Verschrikkelijk, ik weet het. Ik hoop dat je begrijpt waarom ik die ingewisseld heb.'


    Caution first, always.

    Storm Roselix



    'Ik zie ook allemaal vage figuren... nu... zoals,' Hij wees met een slap handje naar rechts waar de schaduwen van vlinders rondzweefden. 'daar... vlinders.' Hij fantaseerde over vlinders met allerlei vrolijke kleuren en vormen. In zijn hoofd speelde een oud kinderliedje over vlinders. Zijn zweverige gedachtes werden onderbroken door een ruwe, hoge stem.
          Storm draaide zijn hoofd iets opzij en kneep zijn ogen dicht tegen het licht. De gestalte die plotseling naast hem was verschenen stond precies met zijn of haar rug naar zon zodat het moeilijk was om het gezicht te ontwaren.
          'Nathaniel...' zei hij met dubbele tong. 'Wie... Wie is dat?' Zijn ogen rolden even weg om zich meteen weer te fixeren op de twee personen voor hem. Hij wilde nog iets zeggen, maar zijn woorden werden gesmoord in een hoest. Door het vele praten de afgelopen uren was zijn keel weer geïrriteerd geraakt. Er kriebelde iets achterin zijn strot, waardoor hij ongewild in een hoestbui uitbarstte. Hij kon nog net op tijd zijn hand voor zijn mond houden zodat het overtollige slijm niet recht in de gezichten van zijn bezoekers zou vliegen. Toen hij zijn hand weghaalde en er naar keek, zag hij dat er bloed in zat.
          'Oeps,' mompelde hij. 'Getverderrie, dat ellendige spul ook.' En met die woorden veegde hij het af aan het dichtstbijzijnde attribuut, wat in dit geval de broek van Jupiner was.


    [ bericht aangepast op 19 april 2015 - 21:03 ]

    Cassia "Cas" Zoé Chavez.


    • • •

    Ik begon me lichtelijk te vervelen, en wilde eigenlijk gewoon op zoek gaan naar water, dus besloot ik maar eens naar buiten te gaan. Eenmaal daar aangekomen was het we erg druk, dus ik besloot eropaf te lopen. Eenmaal daar aangekomen trof ik een nieuwe man aan, wat me even verward liet kijken. ‘Hebben we weer een overlever aangetroffen?’
          Voordat ik verder nog kon nadenken zag ik hoe de man eraan toe was, hij leek eerder dood dan levend. Even fronste ik daarom, niet wetend wat ik eigenlijk precies wilde of moest zeggen op zo’n moment. Zou dit niet erg ingewikkeld worden als we hier weg moesten en hij zo slecht eruit zag?
          Ondertussen luisterde ik naar de discussie tussen Leaf – Nathaniel – en Juniper. Zij zocht ook overal ruzie vandaag, het was overduidelijk niet haar beste dag geweest. Leaf was te vredelievend om een discussie aan te gaan, wat een van die dingen was die ik aan hem waardeerde. Ik zette wat stappen dichterbij en luisterde naar de man op de grond, de ijlende man op de grond.
          Hij wilde overduidelijk wat zeggen, maar het ging over in gehoest, en hij leek er niet snel uit te willen verdwijnen. ‘Wie is je nieuwe vriend, Leaf?’ vragend had ik zijn kant opgekeken. Er had geen negatieve emotie getoond kunnen worden, aangezien ik geen idee had wat het verhaal nou precies was, of wat er met de man aan de hand was.
          'Oeps,' had hij gemompeld, 'getverderrie, dat ellendige spul ook.' Vervolgens veegde hij zijn hand af aan Juniper’s broek. Was dat bloed? Mijn ogen gleden van de man, naar Leaf en vervolgens naar Juniper, waar ik nu niets anders van verwacht had dan een grootse uitbarsting.
    Lane Rocco Lincoln.


    • • •

    Terwijl ik me langs alle zombies begaf zag ik in de verte een gebouw, en al leek het nu verlaten, dat vertrouwde ik allemaal niet. Wat als het vol zat met zombies, of wat als het vol zat met mensen? Wat er nou precies gevaarlijker was in deze tijd was ik nog niet helemaal precies uit, maar nu mijn kleine groep uit elkaar gedreven waren, en waarschijnlijk het hele gebeuren niet overleefd hadden, moest ik wel wat anders doen. En dat anders was een veilige locatie opzoeken.
          Met voorzichtige passen liep ik erheen. Ik betrapte mezelf erop dat ik hoopte dat er niemand te vinden was, wat natuurlijk dom was. Ik wilde mensen om me heen, mensen die me veiligheid konden bieden. Dan had ik ook weer een doel, anderen beschermen. Enkel mezelf beschermen was geen doel in deze wereld, je kon niet langer voor jezelf leven.
          Ik klopte even op mijn rugzak, voelend of deze nog wel aanwezig was en alles dat erin zat, er nog in zat. Ik hoorde twee blikken voedsel tegen elkaar belanden, wat betekende dat er nog altijd eten in zat. Vervolgens zocht ik naar mijn bidon waar ik het water in had zitten, en ook deze voelde ik zitten.
          De ijsbijl drukte ik steviger in mijn hand terwijl ik mijn weg maakte naar het gebouw. Hier was geen zichtbare deur, wat moest betekenen dat ik aan de achterkant van het grote hek stond. Met waakzame passen maakte ik mijn weg langst het grote hek af, hopend op het feit dat ik de achterzijde spoedig zou gaan bereiken.
          Het duurde echter niet lang voor ik wat stemmen hoorde, waardoor ik me achter de bosjes verschool om toe te kijken naar wat er precies gaande bleek te zijn. Langzaam maakt ik zo mijn weg langs het hek af, hopend dat ik hen in de gaten kon houden vanaf een veilige toestand. Tot nu toe was het goed gegaan in ieder geval, maar het belangrijkste was het feit of het de goeden waren, of hadden ze slechte bedoelingen? Ik wilde hier even blijven om ze in de gaten te houden.


    I'm your little ray of pitch black.


    || Dakota Lennox ||



    Alles zou zoveel makkelijker zijn als ik een word zou kunnen uitbrengen. Het was niet makkelijk om mensen te laten weten wat je dacht en wat ze het best konden doen als hij ook werkelijk woorden kon formuleren. Niet iedereen kon gebarentaal en ik kon ook niet verwachten dat diegene die het wel kon altijd in de buurt was. Met langzame passen had ik me uit de voeten gemaakt, wilde niet dat de ander me nog meer op de kop zou zitten. Ik was nooit het type persoon geweest dat veel kon gedragen, zeker geen mensen die mijn hulp niet leken te appreciëren terwijl ze het wel nodig hadden. Met mijn handen in de zakken van mijn spijkerbroek gestoken, baande ik me een weg naar het gebouw. Pas toen ik Juniper voorbij zag lopen met een niet al te gelukkige uitdrukking op haar gezicht, stopte ik met lopen en draaide me op mijn hakken om. Een frons verscheen in mijn voorhoofd toen ik haar in de richting zag lopen waar ik vandaan kwam en vanaf het moment dat ik besefte dat ze waarschijnlijk richting de vreemdeling liep, kwam ik terug in beweging. Ik kende Juniper en ik wist hoe ze reageerde op onbekenden, zeker als deze onbekenden in zo’n toestand als onze onbekende waren. Op het moment dat ik terug bij de groep was aangekomen, had Cassia zich er ook al bij gevoegd en een zwakke glimlach krulde zich om mijn lippen terwijl ik ter begroeting naar haar knikte. Pas dan richtte ik mijn aandacht terug op de andere drie. Mijn blauwe kijkers verwijdde zich een stukje toen de man zijn hand aan Junipers broek afveegde. In een automatische reactie legde ik mijn hand op de schouder van de zwartharige vrouw. Nee, het zou haar waarschijnlijk niet direct tegenhouden als ze de man iets aan wilde doen, maar ik kon mijn vingers wel op een bepaalde zenuw drukken zodat ze har arm niet optimaal meer zou kunnen gebruiken voor een aantal seconden. Mijn blauwe kijkers gleden voor een paar seconden naar Storm voordat ze overgingen op Leaf en ten slotte op Cassia bleven hangen. Met z’n drieën zouden we misschien wel in staat zijn om ervoor te zorgen dat Juniper de ander niet vermoorden, al zou dat nog best eens een lastige taak kunnen worden.


    -Hi, I'm Andy, also freaking out- Andy Gallagher


    Juniper "Sunny" Al'Kapur––––
    ”Don’t fence me in.”
    26, Team één.

    ° ° °

          ’Leaf was mijn bijnaam,’ hoor ik Nathaniel eerst iets zeggen, voordat de gek op de grond ook maar iets uit kon brengen. ‘Toen alles naar de hel ging, besloot ik de naam te houden als aandenken.’ Er rolt een humorloos lachje over zijn lippen heen, die niet eens bij me naar binnen komt, aangezien mijn aandacht bij de uitgesproken woorden zijn. Ik wil mijn mond opentrekken om hem op sarcastische manier te vragen of zijn daadwerkelijke naam dus niet Leaf is, alleen hij gaat al verder met praten. ‘Nathaniel is mijn voornaam. Verschrikkelijk, ik weet het. Ik hoop dat je begrijpt waarom ik die ingewisseld heb.’
          ‘Wat. . .’ prevel ik zachtjes, mijn wenkbrauwen gefronst en een peinzende blik in mijn reebruine poelen. Ik wend mijn blik traag naar de grond, totaal in gedachten verzonken, terwijl mijn herinneringen opspelen. Er is weinig dat ik nog opmerk aan mijn omgeving, al weet ik wel dat het onverstandig is om op zo’n wijze mijn aandacht te verliezen. Het betekent dat “Leaf” wellicht mijn halfbroer zou kunnen zijn. . . Desalniettemin gun ik mezelf niet om daar verder over na te denken, aangezien dat een soort geluk is dat ik mezelf niet schenk. Wanneer ik er teveel bij zou stilstaan, begin ik met het idee te spelen en uiteindelijk overweeg ik het aan te nemen. Het zou een catastrofe voor mij betekenen, want in al mijn levensjaren heb ik mijn halfbroer niet gekend en ik denk niet dat ik het nu aan zou kunnen. Zelfs al ben ik naar hem op zoek. Bovendien, hij kan het niet zijn, blijf ik mentaal aanhouden, het wordt verteld door een persoon die aan het ijlen is. “Leaf” daarentegen is wel een eerlijk persoon, alleen weiger ik me zijn verhaal als een puzzelstuk aan die van mij te passen. Hij is het niet.
    Het moment dat ik de krankzinnige dingen hoor mompelen, waaronder “Wie is dat” rol ik mijn ogen verveeld en merk daarna op dat Cassia er eveneens bij was komen staan. Doordat ik zojuist mentaal ergens anders ben geweest, heb ik dit gegeven niet opgemerkt, waar ik mezelf nu voor vervloek. Het is achterlijk dat ik me zo gemakkelijk laat afleiden, enkel en alleen door was Natha – nee, Leaf heeft gezegd. Er klink een schor gehoest, wat lijkt alsof er iemand aan het doodgaan is, mijn poelen blijven echter gericht op Leaf. Zijn echte naam is Nathaniel, blijf ik in mezelf herhalen, hij zou mijn halfbroer kunnen zijn. . . Hoe heeft hij de jaren voor de Apocalyps meegemaakt? Heeft hij mijn vader genoeg gekend om een oordeel over hem te vellen? Hoe was zijn moeder? Er schieten verscheidene vraagstukken door mijn hoofd heen, die op een gegeven punt als een geroezemoes klinken door de hoeveelheid ervan. Hierdoor heb ik tevens – opnieuw – niet door dat de debiel op de grond zijn slijm aan mijn broek heeft afgeveegd. Althans, het duurt even voor ik het doorheb.
          ’Oeps. Getverderrie, dat ellendige spul ook.’
    Mijn ogen vergroten als ik een lichte steek door mijn schouder voel, die daarna zijn weg vervolgd door mijn arm heen. Het laat een tintelend gevoel achter, alsof het zijn schoonheidsslaapje aan het doen is. Ik draai geërgerd om en merk nog net op dat Dakota degene is die hiervoor op zal draaien. Viespeuk – mij aanraken met toeschouwers, en niet eens op de juiste plekken! Ik schiet hem een waarschuwende blik toe, totdat het belletje begint te rinkelen.
          ’Wacht eens effe.’ Rap kijk ik naar mijn broek, aangezien de vorige woorden als zowel daden bij me terug beginnen te komen. ‘Jij achterlijk mormel!’ Binnen luttele seconden heb ik mijn vuisten gebald, welja – één arm wilt niet precies lukken. Hiervoor geef ik de schuld aan Dakota: de andere achterlijke gek die me aan heeft durven te raken. ‘I’m gonna kick your sorry ass!’ Mijn ogen hebben een woeste blik gekregen, die ik daarna afvuur op de “dokter”. ‘En daarna ben jij aan de beurt!’ Het duurt niet lang of ik duik op Storm af, wiens nek ik vasthoud met allebei mijn handen. Ik laat me niet tegenhouden door mijn ene defecte arm, of de anderen, die knakker zal straks meer zien dan enkel sterretjes. Terwijl ik zijn luchtwegen sterker af probeer te sluiten, schud ik hem flink heen en weer, waarna ik hem ruw richting de smerige plek beweeg die hij erop heeft afgeveegd. ‘Dit is een perfect moment voor jou om vermist te raken,’ grom ik, tegelijkertijd als ik de smurrie aan zijn gezicht afveeg met een bepaalde minachting in mijn ogen. ‘Probeer zoiets vooral nooit meer.’

    [ bericht aangepast op 22 april 2015 - 23:16 ]


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Nathaniel Robin Leaf




          'Wat...' mompelde Juniper met een frons en een nadenkende blik. Ik keek haar even vragend aan. Wat was er zo bijzonder aan mijn naam? Nathaniel kwam redelijk vaak voor.
          'Nathaniel...' zei Storm nu, bijna onverstaanbaar. 'Wie... Wie is dat?' Hij stopte met praten en het was aan hem te zien dat hij nog steeds erg last had van zijn keel. Stop dan een keer met praten, dacht ik. Voor zover ik kon inschatten was het een aardige man, maar God, wat was hij vermoeiend. Toen hij begon te hoesten verscheen er een blik van medelijden op mijn gezicht. Het was een aparte man, maar niemand verdiende een keelontsteking in deze situatie. Toen Storm zijn hand afveegde aan Juniper's broek, viel mijn mond een stukje open. Met een geschrokken blik keek ik hem aan. Jep, ik had mijn medicatie verspild. Juniper ging hem vermoorden.
          Ik keek op en zag Cassia en Dakota nu ook om ons heen stonden. Cassia en ik keken elkaar even met grote ogen aan en ik moest moeite doen om niet te lachen. Het was niet dat ik de situatie grappig vond, maar het feit dat iedereen wist dat Juniper zou gaan flippen was vrij idioot. Dakota legde snel zijn hand op Juniper's arm, maar ik betwijfelde dat het zou helpen.
          ’Wacht eens effe.' begon ze woedend. ‘Jij achterlijk mormel!’ Het ging daarna zo snel dat ik weinig tijd had om te handelen. Binnen enkele seconden had ze haar handen om Storm's keel. Ze schudde hem heen en weer en ik had amper door dat ik riep dat ze op moest houden. Nadat ze Storm letterlijk met zijn neus op de feiten had gedrukt, liet ze zelf los. Ik ondersteunde Storm weer, legde mijn hand onder zijn nek en hield hem rechtop in een zitpositie.
          'Gaat het?' vroeg ik gehaast aan hem. Als hij eerder al last van zijn keel had gehad, was het nu helemaal erg. Kwaad keek ik Juniper aan. 'Waar ben je mee bezig?' begon ik met een frons. 'Hij is aan het ijlen en hij is zo slap als een vaatdoek.' Ergens kon ik haar irritatie begrijpen, maar het was nog steeds geen excuus om een kwetsbaar persoon aan te vallen.


    Caution first, always.

    Storm Roselix



    De plotselinge afsluiting van zijn luchttoevoer zorgde er voor dat er een stoot adrenaline vrij kwam in zijn lichaam. Angst gierde door zijn lichaam en een ziekmakende pijn schoot door zijn keel. De opgezwollen wanden van zijn slokdarm schuurden langs elkaar, waardoor de beschermingslaag kapot ging en er nog meer wonden in zijn keel ontstonden. Zijn emoties slingerden heen en weer tussen de angst om te sterven en de hoop dat deze afschuwelijke pijn snel zou ophouden.
          Toen de druk ineens weer verdween, was er meer ruimte in zijn hoofd voor andere waarnemingen dan pijn en angst. Zijn gezicht voelde plakkerig en vies - maar wat maakte dat uit als hij bijna vermoord was? - en hij hoorde geschreeuw om zich heen. De stoot adrenaline zorgde voor een nieuw helder moment en hij kon onbekende gezichten ontwaren wat eerst een kleurige massa was geweest. Zijn keel deed zo'n pijn. Zo'n pijn. Voor zich zag hij Nathaniel, die hem bezorgd aankeek en zich vervolgens omdraaide naar een onbekende vrouw. Het duurde even voordat de woorden binnenkwamen, ze betekenden niets. Het doet zo'n pijn. Laat het ophouden! Met zijn vingers greep hij naar zijn keel waar zijn ademhaling doorheen raspte. Hij wilde schreeuwen, zijn excuses aanbieden, maar er kwamen enkel gefluisterde woorden uit, waarschijnlijk niet eens hard genoeg dat iemand ze zou horen. Zo'n pijn. Zo'n pijn. Hij voelde de adrenaline weer wegebben en zijn ademhaling ging moeilijker. Hij kon zijn spieren niet goed meer aansturen en zijn ogen rolden weg. Hij voelde hoe zijn lichaam langzaam slapper werd en niet meer de kracht had zichzelf overeind te houden. Laat het ophouden!
          Toen hij zijn ogen opnieuw opende, zag hij in de verte een paar bosjes. Het duurde even voordat de signalen die zijn ogen doorgaven bij zijn hersenen aankwamen. Het doet pijn. Zo veel pijn. Er klopte iets niet aan die bosjes. De vorm...? De kleur...? Plotseling viel het kwartje; er zat iemand in de bosjes naar hen te kijken. Alsjeblieft, laat de pijn stoppen! Een man...
          Met moeite hief hij zijn hand en wees in de richting van de bosjes. Zijn mond vormde woorden, maar zijn keel deed te veel pijn om ze uit te spreken. Pas op, daar zit iemand, riep hij geruisloos. Opnieuw leek de duisternis hem te overmannen, maar hij dwong zichzelf bij bewustzijn te blijven. Hij moest Nathaniel waarschuwen. Zo'n pijn. Met een laatste, wanhopige poging legde hij zijn hand op de wang van Nathaniel en duwde zijn gezicht in de richting waarnaar hij moest kijken om de man te zien. Zo'n pijn. Laat het ophouden.

    C A S S I A .


    Dakota had me een vriendelijke begroeting gegeven toen hij was aangekomen, waarop ik hetzelfde had gereageerd, met evenals een kleine – maar oprechte – glimlach. Het had me altijd heftig geleken om in zo’n wereld te leven met een beperking, en vooral gehoor was erg belangrijk. Ik was er overigens wel blij mee dat hij er was, want een dokter was sowieso handig, en bovendien was het een schat van een vent. Dat de anderen hem erbij hadden willen houden had me echter wel verbaasd, aangezien het toch wel iets was waar je mee om moest kunnen gaan.
          Juniper wilde op Storm afspringen, maar ik zag hoe Dakota iets probeerde te doen, waar Juniper nogal heftig op reageerde, en haar woede op hem wilde storten, maar uiteindelijk leek ze toch te beseffen dat de woede op de nieuwe man gericht moest worden, gezien hij zojuist bloed op haar broek had gesmeerd. Op het moment dat de zwartharige jongedame klaar is met haar dreigementen vliegt ze de nieuwe man aan, en het enige dat ik echt kon doen was een poging doen haar van hem af te trekken. ‘Juun, stop!’ Ze stopte echter uit haarzelf, waardoor ik ook de man even vastpakte om te kijken of hij oké was, ook al was ik geen dokter.
          Ik ging op mijn hurken zitten en keek even naar zijn nek, die er niet goed uit zag. De handafdrukken van Juniper stonden er goed in gebrand. Zacht beet ik op mijn lip, waarna ik me ook richting de jongedame richtte. ‘Ga even een eindje lopen.’ Het was geen idee dat ik in haar hoofd wilde stoppen, daarom liet ik het overduidelijk met een autoritaire ondertoon horen. Leaf reageerde zijn woede ook al op haar af, en dat zou haar gemoedsrust enkel verergeren. Dit was iets dat Zev maar lekker op kon lossen straks, hij wilde immers toch zo graag de baas spelen?
          In mijn ooghoek zag ik de zwakke arm van de nieuwe man wat omhoog komen en leek hij te wijzen, al leek de controle in zijn hand optimaal, dus het had evenals een opgestoken duim kunnen zijn. Ik besloot het echter te volgen met mijn ogen en zag dat hij richting enkele bosjes en bomen wees. Toen ik goed keek zag ik iemand zitten, iemand met een wat lichter shirt. ‘Daar zit iemand.’ Ik liet de man in de handen van Leaf, waarna ik greep naar een van mijn werpmessen en richting het hek liep, met voorzichtige passen. ‘Kom tevoorschijn!’
    L A N E .


    Ik had toegekeken naar het tafereel waar een van de vrouwen een andere man aangevallen had, die er echt niet goed uit had gezien. Was dit nou een groep? Was dit hoe zij met hun eigen mensen omgingen? Wat zouden ze dan wel niet met mij doen? Toch was er een klein deel van mij dat overduidelijk aan het twijfelen was, aangezien zij de eerste mensen sinds tijden weer waren – mijn groepje erbuiten gelaten. Maar misschien waren zij ook wel weer de personen die mijn groep uit elkaar hadden gedreven?
          Met mijn ogen keek ik verder dan het gebouw, aangezien ik me hier totaal niet meer veilig voelde – ik wilde niets met deze beesten te maken hebben. Ik had hier helemaal geen behoefte aan. Zij leken me veel te gevaarlijk en wreed. De man op de grond had er niet uit gezien alsof hij gezond was, en mensen waren overduidelijk voor hem aan het zorgen.
          Hetgeen dat me nog het meest verbaasd had was dat één vrouw hem aangevallen had, en zij er met velen omheen stonden, niets deden maar enkel aan het schreeuwen waren tegen haar – zij wilde hem toch vermoorden, of wat moest ik er anders van denken? Ze kwam enkel weg met wat geschreeuw? Nee, ik zou nog liever jaren alleen ronddwalen dan me bij hen te voegen.
          Toen ik nog even hun kant op keek om te zien of ze me al gezien hadden of niet besefte ik me dat de man op de grond naar me aan het wijzen was, waardoor ik me besefte dat ik er vandoor moest. Ik keerde me om en kroop voorzichtig weg, tot ik van een kleine helling af kon. Gehaast rende ik weg, terwijl ik mijn ijsbijl in mijn handen nam. Ik keek even om, waarna ik weer voor me keek en oplette waar ik heen ging. Ik was niet van plan me te laten grijpen door dat groepje sadisten, en als ze me te pakken zouden krijgen zou ik het ze niet makkelijk maken.
          Ik rende door de bossen, takken ontwijkend. Achter me, of voor me, ik had geen idee meer, klonken er voetstappen, maar ik probeerde me te focussen op wegkomen in plaats van wat er allemaal hier rond zou dwalen. Er kwam een zombie vanuit mijn rechterkant, die ik wat onhandig vastgreep en op de grond gooide. Niet zozeer voor mijn achtervolgers, maar eerder om er nu niet mee om te hoeven gaan.


    I'm your little ray of pitch black.

    Jessica Crimson. •

    De vrouw in de donkere en uitdagende kleding kon de verwondering zien op haar gezicht. 'Graag gedaan?' Doordat de felle zon recht op hun scheen, nam ze enkele vieze plekjes op het gezicht waar van haar deelgenoot. Al wist ze dat ze er zelf ook niet al te gezond uitzag.
          Die dagen steevast doorreizen tot ze een vast plekje konden vinden, waartussen ze tevens zombies moesten bevechten en het drinkwater en eten schaars werd, hadden zeker meegeholpen aan het feit dat haar gezicht nu vaal was als een theedoek. Ze was ergens opgelucht met de gedachte eraan dat ze zo eventjes kon rusten en zich misschien zelfs kon wassen. Al was dat wel iets onwaarschijnlijker, dacht ze. Daar zouden ze eerst naar op zoek moeten gaan. Het zou haar namelijk verbazen als de leidingen niet kapot waren en er schoon water uit zou komen.
          Ze bracht zichzelf weer uit haar gedachten, naar de bewoonde wereld. Het verbaasde gezicht van Dalia kwam weer voor ogen.
          “Haal die verbazing nu maar van je gezicht af. We hebben nog een hoop te doen voor de zon ondergaat.” Begon ze met een zacht gebrom. “Het heeft geen zin om stil te blijven staan bij de doden.” Als ze dat deed, wist ze dat ze er niet met haar volle denken bij was.
          Hoor wie 't zegt, dacht ze. Jessica zat ergens nog steeds met haar vaders motorongeluk en kon er ergens nog steeds niet overheen komen. Hoe graag ze het ook gewild had.

    Haar ogen rukten ze van het vurige schouwspel af en liet haar blik over de scene glijden. Raar genoeg zag ze een grotere deel van de groep niet meer. Ze waren toch allang klaar met het inspecteren van het gebouw? Waar in de hell waren ze dan?
          Met een nadenkende – maar vooral vragende – blik in haar ogen keek ze Dalia aan, waarna ze haar blik weer over het gebouw en de ruimte liet glijden. Hoe kon ze in de tussentijd de stilte niet opgemerkt hebben? Misschien steeg de hitte wel echt naar haar hoofd toe.

    [ bericht aangepast op 30 april 2015 - 19:25 ]


    Real eyes realize real lies.


    || Dakota Lennox ||



    Het helpen en beschermen van mensen was altijd een automatisme geweest. Ik had geleerd om alles te laten vallen als iemand hulp nodig had en met de training die ik gehad had, had ik die mensen negen kansen van de tien ook effectief kunnen helpen. Op dit moment was er echter niet direct iets dat ik kon doen. Het enige dat ik kon doen was het Juniper moeilijker maken om de ma ook echt iets aan te doen. Het feit dat de vrouw liever niet aangeraakt werd, kwam pas in me op als het al te laat was. Oh well, dan moes tik de gevolgen daar maar van dragen. Mijn vingers duwden op de zenuwen en zorgden er zo voor dat haar arm onbruikbaar werd, voor een tijdje dan toch. Ik deinsde een stukje achteruit als de woede ook op mij werd gericht en een rilling gleed over mijn ruggengraat heen. Ik wist dat Juniper in staat was om me echt schuldig te voelen dat ik haar ooit had aangeraakt. Mijn armen vielen langs mijn lichaam van zodra ze op de man op de grond afvloog en met grote blauwe kijkers keek ik toe hoe ze hem begon te wurgen en de man een paarse kleur kreeg voordat Leaf en Cassia ingrepen om een poging te doen om Juniper van hem af te halen. Vanaf het moment dat hij terug lucht kreeg, leek de man ergens naar te wijzen en een frons verscheen in mijn voorhoofd terwijl ik zijn vinger volgde en nog net een man zag wegrennen. Really, hadden ze zoveel kabaal gemaakt dat ze al die mensen getrokken hadden?


    [flutje, maar ik moest snel zijn ^^]


    -Hi, I'm Andy, also freaking out- Andy Gallagher