• ‘The drama continuous’
    Het is jaar 4 van de Apocalyps. Levens zoals men dat kende, bestaat niet meer. De dagindeling bestaat uit het zoeken naar voedsel, het vinden van een schuilplaats en het overleven van de ronddwalende wezens die ooit je gelijke waren.
    Dit moet allemaal gebeuren voor de nacht invalt. Eenmaal de zon achter de huizen is gezakt en het schemer het licht wegneemt wordt het gevaarlijk.
    Het leven in een zombie Apocalyps is niet gemakkelijk. Je bent nóóit veilig. Probeer dan maar eens een goede nacht slaap te pakken.

    Een groep overlevenden had het zichzelf gemakkelijk gemaakt. Ze hadden een onderkomen, een gemeenschap. Dit werd echter verwoest door een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Nu? Nu zijn ze zoekende. Op zoek naar een nieuw onderkomen.
    Gaandeweg hebben ze mensen verloren, maar ook verkregen.
    De groep is hecht, wat betekent dat ze niet snel mensen toelaten. Dus wat gebeurt er wanneer ze tegen andere mensen aanlopen?

    De groep bevindt zich in een dorp, dit dorp heeft welgeteld drie winkels – welke ze nog moeten onderzoeken – een pakhuis en een fabriek. De omliggende woningen bieden daarbij een kans om overlevingsmiddelen te vinden.
    De temperatuur is redelijk. Veel zon, rond de 25 graden en een briesje.
    De groep is opgedeeld in twee teams: team 1 zoekt naar overlevingsmiddelen, team 2 heeft de schone taak de omgeving te verkennen en uit te zoeken of er een mogelijkheid bestaat voor een nieuw onderkomen.


    ‘’It's all about survival now.’’

    Da rules
    -Gelieve geen faceclaims uit The walking dead! Dit om verwarring te voorkomen en om het origineel te houden, maar mocht je echt een goede reden hebben om wel een te voeren, overtuig me!
    - Geen oneliners. Posts van minimaal 300 woorden zijn makkelijk te behalen! Als je er niet uit komt dan wil ik je altijd helpen.
    - Geen Mary Sue’s en Gary Stu’s, niemand is perfect dus ook jouw personage niet
    - 16+, schelden, vloeken, slaan, het mag allemaal, maar er zijn grenzen. Houd het realistisch!
    - Houd rekening met elkaar tijdens het posten en ga er geen sneltrein vaart inzetten. Wacht daarom minimaal twee posten voor je zelf weer een post plaatst.
    - Aparte topics worden aangemaakt voor overleggen, doe dit dus niet in het rollen/speeltopic.
    - Een nieuw topic wordt alleen aangemaakt door Shachath, tenzij anders wordt aangegeven.
    - Naamsveranderingen graag doorgeven in het topic.
    - Bij het niet houden aan één van deze regels wordt je na een tweede waarschuwing direct uit het RPG gezet.
    - mannen en vrouwen gelijk houden
    -Als je personage gebeten wordt door een zombie, overleeft hij dit niet

    Invullen:
    Naam:
    Leeftijd:
    Uiterlijk:
    Innerlijk:
    Relaties*:
    Geschiedenis:
    Wapens:
    Team(1 of 2):
    Extra’s:


    Rollen:
    Originele groep
    Vrouwen: [5/6]
    - Cassia "Cas" Zoé Chavez. - Wrestler [1,1]
    -Dalia May Forrester - Stygian[1,3]
    -Diana Artemis Mikashia - Escobar [1,7]
    -Jessica Crimson - Nebthet [1,3]
    -Juniper Al'kapur - Yonggook[1,7]

    Mannen: [4/6]

    -Zevon Brad Lincoln - Stygian [1,1]
    - Nathaniel Robin Leaf. - Blurryface [1,2]
    -Buddy Marsh -Larkin [1,4]
    -Dakota Lennox - Casby[1,8]

    Rondzwervende nieuwe groep(deze zijn nog niet bij de originele groep, maar spoedig wel)
    Vrouwen[1/2]
    - Rosie-Jane Francis - Vluuv [1,9]
    -Jessa Taylor Wilkinson - Complexes[1.10]

    Mannen
    -Lane Rocco Lincoln - Wrestler [1,1]
    - Storm Roselix – Jorah [1,7]
    -Raymond Sebastian Clement - Archer[1,10]


    Teams:
    Team 1
    Lane Rocco Lincoln.
    Buddy Marsh
    Zev Brad Lincoln(ook bij team 2)
    Leaf(ook bij team 2)
    Juniper Al'Kapur

    Team 2
    Cassia "Cas" Zoé Chavez.
    Jessica Crimson.
    Dalia May Forrester
    Dallas York Morales
    Ivana Nadezhda Danchev


    Het begin:
    Het is vroeg in de ochtend. De groep heeft net het dorp achter zich gelaten. Ze stuitten op het verlaten fabrieksgebouw, welke ze tijdelijk als onderkomen zullen gaan gebruiken bij gebrek aan beter. Alles moet opgestart worden, het pand moet worden ontruimd – althans een deel ervan, er zullen kamers moeten worden gemaakt en er moeten overlevingsmiddelen worden gezocht – waarbij ook bedmateriaal moet zitten.

    De rondzwervende mensen bereiken net het dorp. Ze proberen hun eigen weg te vinden, waarbij ze allicht op een van de originele groep zullen stuitten.

    De temperatuur is +/- 25 graden Celcius. Het is warm, dus water is noodzaak!


    Verblijfplaats:
    De groep verblijft tijdelijk in een oud fabrieksgebouw net buiten het dorp waar ze zich bevinden. Het pand is zo opgedeeld dat er ook kantoorkamers aanwezig zijn, welke uitstekend zijn om om te toveren tot slaapkamers.



    Topics:
    Praattopic 01
    Rollentopic 01

    [ bericht aangepast op 30 juni 2015 - 17:25 ]


    The woods are lovely, dark and deep. But I have promises to keep, and miles to go before I sleep.

    Storm Roselix



    Storm leunde hijgend tegen een boom. Hij was al dagen een groep aan het achtervolgen, maar ze liepen stevig door en lieten weinig sporen achter. Normaal had hij niet zo veel moeite gedaan om zo dicht bij een groep te komen, maar hij had een zware ontsteking in zijn keel en moest nodig antibiotica krijgen, anders kon het nog wel eens slecht voor hem aflopen. Ademhalen deed veel pijn, wat er voor zorgde dat hij vrij snel in ademnood was. Het warme weer hielp daar ook niet echt aan mee, maar alles was beter dan ijzige kou. De eerste winter na de apocalyps was hij bijna gestorven door de kou die je ledematen stijf maakte en je longen deed bevriezen.
          Voorzichtig liet Storm zich zakken en leunde tegen de boom. Met zijn vingers betaste hij zijn keel en stelde de schade vast. De ontsteking leidde nu al drie dagen tot koortsaanvallen en het zou niet lang meer duren of hij zou gaan ijlen. Dan was hij een gemakkelijke prooi voor de zombies en zou hij het niet lang meer overleven. Nee, hij moest en zou vandaag aan antibiotica komen, of het was afgelopen met hem. Ondanks zijn vertraagde reflexen leek het hem beter om een poging te wagen het te stelen, want vermoedelijk zou niemand zijn kostbare medicijnen besteden aan een stervend persoon.
          Een paar minuten later stond hij weer op en volgde voorzichtig de sporen. De zon stond hoog aan de hemel en brandde in zijn nek. Alsof hij het nog niet warm genoeg had met die verdomde koorts. Na een uurtje of twee hoorde hij stemmen. Zijn hart maakte een sprong en hij sloop naderbij. Een kleine groep mensen stond bij een groot, verlaten gebouw en leken te overleggen of ze er naar binnen zouden gaan. Plotseling stapte er een donkerharige vrouw naar voren die de deur met een klap openbrak. In een reflex drukte hij zich tegen de grond waarbij de verdorde bladeren op de grond ritselden en kraakten. Storm vervloekte zijn onvoorzichtigheid en maakte zich zo plat mogelijk in de hoop dat hij niet op zou vallen. Hij zou vannacht wel terugkomen als de meesten sliepen.

    [ bericht aangepast op 10 maart 2015 - 12:05 ]

    Nathaniel Robin Leaf




    Zoals meestal nam Zevon de leiding. Hij was een goeie vent en ik mocht hem graag. Zijn manier van aanpak kwam redelijk vaak overeen met de mijne en dat was maar goed ook. Een sterke mening is iets wat ons beiden typeerde en het kon nogal explosief worden als onze mening verschilde. Gelukkig kwam dit niet bijzonder vaak voor.
          ‘We zullen het gebouw nemen waar ze de kantoren hebben opgesteld. Dit zodat wij allen een kamer krijgen en kunnen genieten van privacy.' Ik voelde dat er een verheugde glimlach op mijn gezicht tevoorschijn kwam. Een moment alleen was erg welkom en ik kon niet wachten om even bij te kunnen komen. Zevon noemde concreet zijn regels op, maar deze waren meestal hetzelfde en ik denk dat iedereen ze wel in hun hoofd had. 'Laat nooit iemand alleen,’ zei hij nog even duidelijk. ‘We kunnen dit in minder dan twee uur klaar hebben.'
          Ik draaide me om toen ik geluid hoorde tussen de bomen. De zon in mijn gezicht maakte het moeilijk om te zien of er daadwerkelijk iemand was. Ik kneep mijn ogen tot spleetjes en tuurde naar het gebied. Ik pakte mijn bijl en deed voorzichtig een paar stappen in de richting waar het geluid vandaan was gekomen. Bladeren ritselden niet zo als er niets onder lag en als het een Walker was, zou het belangrijk zijn om het wezen meteen uit te schakelen. Zo kon het niet later nog een slachtoffer maken.
          'Volgens mij probeert iemand ons in te halen,' begon ik droog en met een opgetrokken wenkbrauw. 'Ga anders maar alvast, ik kwam er straks wel achteraan.' Zonder op antwoord te wachten, jogde ik naar de plek waar ik het geluid had gehoord. Het was er stil geworden en ik begon bijna aan mezelf te twijfelen. Zombies hielden zich niet zolang stil en ze meestal bleven ze rond kronkelen tot ze een prooi hadden gevonden. De mogelijkheid dat het ook een mens kon zijn, was niet veel beter. Die waren soms nog gevaarlijker dan Walkers.
          Met mijn wapen in de aanslag porde ik met mijn voet voorzichtig tussen de bladeren en ik deed gelijk een paar stappen achteruit toen ik een gewicht voelde. Toen ik geen boos gegrom hoorde, probeerde ik zo snel mogelijk wat bladeren weg te vegen en al snel kwam er een man tevoorschijn.
          'Wat is je naam en wat doe je hier?' vroeg ik zacht en op een gematigde toon. Ik stond te kijken van de vreemdeling, maar ik zag geen reden om meteen vijandig te doen. Het was dan wel vreemd dat hij zich verstopt had, maar hij er verschrikkelijk ongezond uit. In deze staat kon deze man nog geen deuk in een pakje boter slaan, al zou hij het willen.

    [ bericht aangepast op 10 maart 2015 - 19:35 ]


    Caution first, always.




    Buddy Marsh


    De jas die ik normaal aan had zat in mijn rugzak en hing er nog een beetje uit. Hij kon niet meer dicht door de dingen die erin zaten. Even ruste mijn hand op het mes die ik handig door mijn riem had gestoken, zodat ik deze zo vast kon pakken wanneer nodig was. Ik moest toegeven dat ik niet de grootste held was en ik hield hier al helemaal niet van. Ik vond het doodeng, al vier jaren lang was ik niet op mijn gemak en ik oververmoeidheid deed zijn werk ook, maar het leek ook of mijn lichaam wel gewend was aan het twee uur slapen op 24 uur. De andere 22 uur was ik klaarwakker en liep ik met de groep mee om voedsel en water te zoeken.
    Ik zag Cassia voor mij uit richting het gebouw lopen en liep achter haar aan. Het gebouw was smerig, oud en vervallen en hier en daar kwam er klimop van binnenuit door de ramen waar geen glas meer in zat. Voor ons lag wel allemaal glas wat de ruiten waren geweest, maar er lagen ook stenen, gipsplaten en alles wat je wel kunt vinden in een huis, of beter gezegd; kon vinden. Ik zag Cassia naast mij gefrustreerd haar bidon met water, of waar het in had gezeten, terug stoppen in haar rugzak. Ik legde mijn hand op de band van mijn eigen rugzak en perste mijn lippen even samen. Ik wilde net zeggen dat ze wel een paar slokken water van mij mocht hebben, tot ze wat zei; "Wat is nou precies te bedoeling?"
    Ik keek even achterom naar de rest. “Doorzoeken, denk ik?” zei Diana die naast ons stond. Ook Nathaniel mengde zich, maar hij gaf Cassia wat water. Ik liet mijn hand weer van de bang glijden en stopte hem in mijn broekzak.
    "Precies. We zullen het gebouw nemen waar ze de kantoren hebben opgesteld. Dit zodat wij allen een kamer krijgen en kunnen genieten van privacy. Hiervoor moeten we consequent zijn. Haal alles neer wat beweegt, check een ruimte twee keer voor je hem ‘schoon’ verklaart en laat nooit iemand alleen,’ Zei Zevon en ik luisterde. "We kunnen dit in minder dan twee uur klaar hebben. . . Let’s go, we hebben niet de hele dag meer."
    Ik keek naar Cassia en schuifelde wat dichter naar haar toe.
    "Zullen wij samen gaan?" vroeg ik toen. Teams van twee was altijd wel redelijk en zo was er niemand alleen. Ik keek Cassia hoopvol aan.


    [Hoop dat ik niets over het hoofd gezien heb, zo ja, sorry! ]

    [ bericht aangepast op 10 maart 2015 - 20:05 ]


    Egal was kommt, es wird gut, sowieso. Immer geht 'ne neue Tür auf, irgendwo.

    Cassia "Cas" Zoé Chavez.


    • • •

          Ik zag Leaf in mijn ooghoek op me afkomen en zijn flesje water uitreiken. Even had ik hem aangekeken met een blik dat het niet hoefde, maar ik wist ook wel dat hij niet zou luisteren. ‘Dankje.’ Snel nam ik een klein slokje, waarna ik het hem dankbaar terug had gegeven. Ik had het echt nodig gehad, en natuurlijk was Leaf weer de altijd even zorgzame man geweest. Sommige mensen bleven je verbazen, en dan had je Leaf - simpele Leaf.
          Even had ik geluisterd naar wat Zevon had gezegd, maar het bleef niet lang in mijn hoofd hangen, ik deed immers dingen liever op mijn tijd en mijn manier. Of misschien was het gewoon mijn koppigheid die op Zev gericht was – ik wist niet precies wat het was, maar het voelde stiekem goed. Soms kon ik nog dwars zijn wanneer ik het even nodig had, daar was niets mis mee in mijn ogen.
          Met een klein lachje had ik toegekeken hoe Jess de deur open had gemaakt – ze was altijd al creatief met haar manieren. ‘Dat is ook een optie natuurlijk.’
          ‘Zullen wij samen gaan?’ had Buddy me gevraagd, en toen pas besefte ik me dat hij zonet ook al naast me stond. Een kleine blos speelde op mijn wangen, soms kon ik zo blind zijn voor mijn omgeving. Ik knikte instemmend. ‘Laten we dat inderdaad maar doen, des te sneller zijn we klaar.’ Glimlachend liep ik op een rustig tempo richting het gebouw, met een werpmes in mijn hand en een zaklamp – waarvan ik nog een poging deed deze uit mijn rugzak te vissen op de meest onhandige manier die er maar mogelijk was – hilarisch gezien deed ik dit om het voor mezelf niet moeilijker te maken.
          Ik ving nog net in mijn ooghoek op hoe Leaf omdraaide, al hoorde ik niet precies wat hij zei. Mijn ogen gleden vervolgens weer van Buddy naar het gebouw. ‘Zin in zombies, planten en – als het aan Jess ligt – vuur?’ Ik kon het niet laten kort te grijnzen.


    I'm your little ray of pitch black.

    Juniper "Sunny" Al'Kapur––––
    26, Team één.
    ° ° °



    De afgelopen dagen was het weer warmer geworden, zo warm dat de haren van ieder persoon vast kleefde aan hun gezicht ofwel nek. Eveneens hoorde ik hieraan te geloven, maar ik scheen de enige te zijn die tegen de hitte kon. Minder dan vroeger, dat leek ik wel op te merken. In het land waar ik vandaan kom, is dit bijna elke dag aan de gang. Het tekort aan voedsel en water deed ons allen niet goed, bij mij zorgde het er ook eens voor dat figuren me sneller op mijn zenuwen werkte. Ter bescherming had ik een doek rond mijn hoofd gedrapeerd, losjes en mijn kledij –– net zoals enkele anderen –– bestond uit vrij weinig. De kleur van mijn top was bordeauxrood en liet een klein deel van mijn buik zien, doordat ik de uiteinden aan elkaar had geknopt. Verder had ik mijn zwarte combat boots aan en een verkleurde jeans, die wel betere dagen had gezien.
          Een zacht briesje zorgde ervoor dat een inktzwarte haarlok langs mijn gezicht streek, terwijl ik mijn blik over de verscheidene personen liet gaan in onze groep. Aan sommige had ik een regelrechte hekel, anderen waren twijfelgevallen. Ik wilde mezelf er niet in laten geloven dat iedereen er voor elkaar zal zijn, dat zal enkel teleurstellen. De woorden die verwisseld worden met elkaar negeer ik, waarbij ik redelijk ongeduldig sta te zuchten totdat er actie wordt ondernomen. Godzijdank gebeurt dat echter al sneller dan verwacht, aangezien een getatoeëerde chick –– J. –– de deuren op een handige manier opende met haar vlammenwerper. Zou dat ding niet eens leeg horen te zijn? Terwijl ik mijn halflege flesje water tevoorschijn toverde, begaf ik mezelf op nonchalante wijze richting de poort, om hier doorheen te gaan en vervolgens naar het immens grote gebouw te staren. Alles was versleten en het leek alsof het elk moment ineen kon zakken, toch had ik erger gezien waardoor ik opgelucht was met deze staat. We hadden althans wat gevonden, ik had niet bepaald veel zin om nog een verdomd slechte nacht tegemoet te gaan. Zombies vermoorden zorgde bij mij altijd voor honger op verschillende manieren, iets wat ik nu al zeker voor een tijdje niet had kunnen stillen. Zonder nog aandacht aan iemand anders te gunnen, liep ik op laconieke manier naar een ingang. De deur ging op zo'n stroeve en krakende manier open dat ik het idee had dat ie eruit zou vallen. Toch let ik er al niet meer op en, terwijl J. de linkergang nam, had ik bewust de rechtergang genomen.


    Quiet the mind, and the soul will speak.


    Zevon Brad Lincoln
    • • •
    De reacties waren weer geweldig. Zoveel enthousiasme van zoveel mensen. Het kon toch niet waar zijn. Welke idioot had hem dan ook aangesteld om dit zooitje ongeregeld te leiden? Zev was geen slecht man – althans zo dacht hij over zichzelf – maar de meeste mensen leken hem op de een of andere manier te verachten. Splendid.
    Zev schudde zijn hoofd. Dit ging helemaal nergens over. Als iemand dacht dat hij of zij het beter kon – dat zonder chaos te creeren – dan moest die persoon zich maar eens aanstellen. Het was immers niet helemaal zijn idee geweest om dit te doen. Niemand had er echter een opmerking over gemaakt.
          Ten tijde van de ‘ramp’, zoals ze het noemden, was hij de persoon geweest die het voortouw had genomen om iedereen zo goed en veilig als mogelijk was weg te krijgen. Niet iedereen had het overleefd, dat was een feit. Maar het was duidelijk dat vanaf die dag mensen toch naar hem luisterden.
    Wat een feest.
          Zodra iedereen Zev was gepasseerd, sloot hij het hek goed af. Het ijzeren geval werkte stroef mee, waardoor hij behoorlijk wat kracht moest gebruiken om het dicht te krijgen. Ze wilden niet riskeren dat er andere wezens hun terrein op zouden komen.
    Zev nam waar dat veel van de mensen zich gelijk naar het gebouw begaven. Logisch. Dat was het stuk dat ze vrij moesten hebben. Toch was hij zelf geneigd om ergens anders te beginnen: de omgeving van het pand.
    Hoe? Heel gemakkelijk. Hij had gezien dat er een soort van open plek was, waar je maar op een manier binnen kon komen. Als hij daar een groot deel van de zombies heen kon lokken, dan zou dat betekenen dat hij een groot deel van het probleem heel makkelijk kon oplossen. Nu maar hopen dat deze goede ingeving goed zou gaan.
          Zev maakte zijn weg richting de open plek. Zijn manier van bewegen was snel, doch geluidloos. Hij had te allen tijden zijn wapens in de aanslag.
    Van de grond raapte hij een ijzeren stang op. Hiermee rammelde hij langs de hekken, zodat hij de aandacht kreeg van het loopvolk. Het waren er lang zoveel niet als hij had gedacht. Gezien het formaat van het gebouw, nam hij aan dat er meerdere mensen hier hun heil hadden gezocht. Allicht had hij dat fout.
    Dit maakte dat hij dit werkelijk waar zag als een tijdelijk onderkomen. Ze moesten nog maar een systeem bedenken waarbij ze een beter onderkomen zouden gaan zoeken. Tot nu toe was dit de beste optie, daar zouden ze gebruik van moeten maken.
          Het was Zev gelukt om een groep zombies naar de binnenplaats te lokken. Hij wilde er zo veel mogelijk tegelijkertijd. Maar zou hem dat in zijn eentje gaan lukken?


    Dalia May Forrester
    • • •

    Toegegeven, iedereen wilde de groep wel leiden op hun eigen manier. Toch was er niemand geweest die tegen het stilzwijgend besluit was ingegaan dat Zev hen zou gaan leiden. Zevon was niet de beste persoon hiervoor, doch leek hij het redelijk goed te doen.
    Dalia had niets te klagen. Hij probeerde het, zij probeerde te overleven. Zolang ze heelhuids van A naar B kwam, was er niks aan de hand. Tot dusver waren er geen problemen geweest. Geen grote althans.
          Geruime tijd geleden was Dali uit vrijwillig bewegen bij de groep weggegaan. Wegens redenen had ze het niet aangekund om langer te blijven. Ze had even andere lucht om zich heen nodig, en dat was haar goed bevallen. Puur toeval had er toe geleid dat ze terug was gekomen – al had ze heel misschien ook haar redenen om terug te komen gehad. Redenen die nooit aan het daglicht zouden komen.
          Dali vernauwde haar ogen ietwat toen ze het pand binnenstapte. Het was een gang die zich splitste in meerdere gangen. Ze koos ervoor om de linkerkant eerst te onderzoeken. Daar had ze meer daglicht tot haar beschikking, waardoor ze makkelijker walkers zou kunnen spotten.
    Voetstappen weerklonken achter haar. Blijkbaar was ze niet de enige geweest met het geniale idee om hier te gaan beginnen.
          Met een frons op haar gezicht draaide Dali zich naar de persoon om. Jessica. ‘Ah’ kwam er enkel uit. Het goede nieuws was dat ze een sterke hulp had. Ze kon het goed vinden met vrijwel iedereen hier – al had ze zo nu en dan haar bedenkingen over hen. Ze gaf iedereen het voordeel van de twijfel. Maar een verkeerde beweging en ze zou ervoor zorgen dat zij degene was die als overlevende uit de strijd kwam. Overleven. Daar draaide het om.
          ’Heb je je kunnen vertoeven met Zev’s mooie toespraak?’ vroeg ze met enige vorm van spot in haar stem. Bij het zien van een deur, bonkte ze er hard op, voor ze deze open gooide. De zombie die haar tegemoet kwam, haalde ze neer met één simpele haal van haar mes.
    ‘Je zag er namelijk uit alsof je jezelf behoorlijk vermaakte,’ het kon niet droger klinken. Wat er gaande was tussen President zelfverzekerd en Jess was haar een raadsel. Maar het was vermakelijk om de twee een onzichtbare strijd te zien voeren.
          De vieze hal strekte zich verder voor hen uit. Het rook er muffig en het behang kwam van de muren los. Het was enigszins sneu dat alle panden er tegenwoordig zo uit zagen. Maar ze moesten het er mee doen.
    ‘Pas trouwens op voor laatkomers die uit de kamers schieten,’ waarschuwde ze haar metgezel – niet dat deze niet wist wat ze deed, maar het was een extra voorzorgsmaatregel. Ze wilde het niet op haar geweten hebben dat iemand overleed. Dali was ook weer niet zo cru.
    Hoe verder ze de gangen door strompelde, hoe meer ze tot de conclusie kwam dat er zeer weinig ‘dood’ leven te vinden was. Ergens maakte dat dat ze haar voelsprieten opzette. Klopte dat wel?


    The woods are lovely, dark and deep. But I have promises to keep, and miles to go before I sleep.

    IVANA NADEZDHA DANCHEV



          Ik slaak een zachte zucht van opluchting wanneer we stilstaan voor een groot, oud gebouw, dat duidelijk vroeger als fabriek gediend heeft. De hitte buiten was vroeger prettig geweest, maar doordat we nu zo lang gelopen hebben, is het niet te doen. Ik voel me enigszins benauwd en ben dan ook erg blij dat we eindelijk even stoppen. Hopelijk blijkt dit pand voor onze neus straks goed genoeg te zijn om er een tijd in te verblijven.
          'Wat is nu precies de bedoeling?' vraagt Cassia, waarop Diana antwoordt met, 'Doorzoeken, denk ik?'
          'Precies. We zullen het gebouw nemen waar ze de kantoren hebben opgesteld. Dit zodat wij allen een kamer krijgen en kunnen genieten van privacy. Hiervoor moeten we consequent zijn. Haal alles neer wat beweegt, check een ruimte twee keer voor je hem ‘schoon’ verklaart en laat nooit iemand alleen. We kunnen dit in minder dan twee uur klaar hebben,' voegt Zev er aan toe, waarna hij naar het hek loopt en die opent. ‘Let’s go, we hebben niet de hele dag meer.'
          De meeste zullen er waarschijnlijk bij mee zijn dat ze een kamer voor zichzelf zullen hebben, echter vind ik het maar niks. Ik begrijp dan ook echt niet dat mensen het zouden willen. Als er dan 's nachts iets gebeurd, dan ben je tenminste nog samen met iemand. Terwijl ik zacht op mijn onderlip bijt, laat ik mijn blik over de groep glijden. Enkele mensen zijn het gebouw al ingegaan, maar mijn blik blijft uiteindelijk hangen op Dallas. 'Hé, Cowboy!' roep ik. Ik versnel mijn pas iets en tik hem op zijn schouder. 'Zou je het erg vinden om een kamer te delen?' vraag ik hij. Ik ken hem al bijna sinds het begin van de apocalypse, dus ik hoef hem niet uit te leggen waarom ik het niet prettig vind om alleen in een kamer te slapen. 'Als je het niet wilt, maakt het niet uit!' voeg ik er snel aan toe. Het zou me wel degelijk wat uitmaken, maar ik wil niet dat hij zich verplicht voelt om het te doen.
          Ondanks dat we nu in de schaduw van het gebouw staan, voel ik me alsnog enigszins benauwd en ga ik opzoek naar mijn inhaler. Ik raak even in paniek wanneer ik hem niet kan vinden, wat echter al snel weer voorbij gaat doordat ik het enkele seconden later vinden. Terwijl ik de inhaler aan mijn lippen zet om een pufje te nemen, voel ik aan mijn hals om te controleren over mijn medaillon er nog hangt, wat gelukkig het geval is.


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

    Turing is weer LakeTown :3


    Buddy Marsh

    Jess had de deur geopend met haar vlammenwerper. Het zag er aan de ene kant lomp uit, maar aan de andere kant gaf het ook wel een gaaf effect. Cassia mompelde iets en ik grinnikte. Tja, typisch Jess.
    Cassia knikte instemmend op mijn vraag. Het leek er op of ze een beetje schrok van mijn aanwezigheid. Ze lette dus niet goed op haar omgeving net.
    "Laten we dat inderdaad maar doen, des te sneller zijn we klaar." Ik glimlachte een beetje vermoeid en volgde Cassia haar voorbeeld door de heggenschaar uit mijn rugzak te halen. Iedereen hier had zulke goede wapens, kom ik aanzetten met eens koekenpan, een heggenschaar en een hakmes. Ik voelde me echt een idioot, maar ik kon er wel mee overweg en misschien was dat wel het beste. Ik volgde Cassia haar ogen richting het gebouw en hupte wat ongemakkelijk of ongeduldig, ik wist niet welke emotie nu het meest speelde, op mijn voeten heen en weer. "Zin in zombies, planten en – als het aan Jess ligt – vuur?" vroeg Cassia toen en mijn blik gleed opzij, naar het meisje naast mij. Ik haalde wat onverschillig mijn schouders op. Ik moest toegeven dat die vlammenwerper wel handig was, maar ik vond het een lomp, groot ding wat veel schade aan kon richten als het verkeerd gebruikt werd.
    "Ik vind die vlammenwerper maar niets," gaf ik eerlijk toe en pakte de heggenschaar wat beter in mijn linker hand. "Kom." Ik liep in de richting van het gebouw en probeerde niet te snel te lopen. Ik wilde niet voorop raken, maar ik wilde Cassia ook niet achter laten. Ik wilde dit echt samen doen. In zo'n groot gebouw als dit konden veel verrassingen te wachten staan en ik wilde liever wat zekerheid dan in onzekerheid afwachten tot een zombie mij of Cassia ineens van achter te pakken krijgt en bijt. Ik wil liever nog wel langer leven dan vandaag.
    "Zullen wij de trap op de eerste verdieping ontruimen?" vroeg ik met een schuine blik richting Cassia.

    [ bericht aangepast op 11 maart 2015 - 10:30 ]


    Egal was kommt, es wird gut, sowieso. Immer geht 'ne neue Tür auf, irgendwo.

    Storm Roselix



    Storm sprong op zodra zijn schuilplaats ontdekt was. Voor hem stond een donkerharige man met een nieuwsgierige, maar waakzame blik in zijn ogen. Ondanks zijn dreigend ogende gezicht, klonk zijn stem vriendelijk. Maar Storm luisterde niet naar de woorden. Zijn ogen waren koortsachtig op zoek naar een uitweg. Hij had de groep gevonden, maar niet op de manier zoals hij dat wilde. Ze zouden hem doodden gezien zijn slechte toestand en de kans dat hij misschien voedsel of iets zou komen stelen.
          Zijn ogen registreerden een gangetje dat veel zijwegen had, zijn beste kans voor een ontsnapping. Ondanks dat zijn voeten traag reageerden schoot hij er verrassend snel vandoor. Maar snelheid was op dit moment niet alles, want zijn coördinatie was verschrikkelijk. Alles draaide en de kleuren om hem heen veranderden iedere seconde. Nee, geen koortsaanval! Niet nu! Zijn adem raspte in zijn keel terwijl hij wanhopig probeerde een punt te zoeken waar hij naar toe moest. Hij was in de wirwar van steegjes aangekomen, maar alles draaide zo dat hij geen richting meer kon bepalen. Hij wist zeker dat de man inmiddels op zijn gemakje zijn wapens tevoorschijn haalde en achter hem aan liep.
          Storm vond een muur met zijn linkerhand en liet zich er tegenaan zakken. Het voelde alsof zijn lichaam kookte van de koorts en hij al zijn spierkracht plotsklaps was verloren. Hij had geen idee wat hij deed of hoe hij er uit zag, maar het kon hem niks meer schelen. Zijn einde was gekomen en daar had hij vrede mee. Alles beter dan een einde door de zombies. Zijn keel protesteerde hevig toen hij zijn moordenaar zijn naam zou vertellen, zodat hij voor altijd in zijn geheugen gegrift zou staan. Hij zou géén naamloos slachtoffer zijn.
          'Storm,' hijgde hij. Zijn keelontsteking liet niks anders dan een schor gerasp toe. 'Mijn naam is Storm. En ik... ik kom uit Colora... rado...' Hij wilde dat hem een zwarte leegte overviel, maar hij bleef zich pijnlijk bewust van wat er allemaal gebeurde. Hij richtte zijn ogen op naar de plek waarvan hij vermoedde dat de man stond en grijnsde halfslachtig.
          'Vaarwel jij en je wrede wereld. Moge... moge je hart uit je borstkas vallen en... je... ogen...' Toen hield keel er mee op en kon hij alleen maar een schor gepiep uitbrengen.


    [Haha ja ik weet hoe vreemd dit stuk is ^^ Hij is aan het ijlen, even voor de goede orde. Daarom beleefd hij alles zo dramatisch.]

    [ bericht aangepast op 11 maart 2015 - 13:23 ]

    Nathaniel Robin Leaf




    Ik hief mijn bijl op toen een man met lang, lichtblond haar opsprong. Reden om toe te slaan was er niet, want direct begon hij weg te strompelen en ik moest moeite doen om niet te snuiven. Hij leek zo precies op een Walker: zijn haar was vies en verward, hij was aan de magere kant en hij bewoog alsof elke spier in zijn lichaam pijn deed. Het verbaasde me dat hij niet allang was neergehaald door een ander. Het was van een afstand namelijk moeilijk te zien met wie of wat je te maken had.
          Even liet ik hem vluchten, want het was duidelijk dat de man geen kwaad in de zin had. Hij probeerde alleen weg te komen en hij vertrouwde mij waarschijnlijk nog minder dan ik hem vertrouwde. Hij strompelde nog redelijk snel weg voor een man in zijn conditie, maar hij zag eruit alsof hij elk moment kon omvallen. Toen hij een steegje insloeg, kwam ik in beweging. Zonder hulp zou hij niet lang in leven blijven en hij maakte perfect zombievoedsel. Dat zou de dwalende rotzakken zeker naar ons toeleiden. Tegen de tijd dat ik het steegje inliep, stond de onbekende man al hijgend tegen een muur geleund.
          'Storm,' bracht de man met veel moeite uit en aan zijn stem te horen had hij een felle keelontsteking. 'Mijn naam is Storm. En ik... ik kom uit Colora... rado...' Hij keek me nu met troebele ogen aan en het was duidelijk dat hij me nauwelijks kon zien. 'Vaarwel jij en je wrede wereld. Moge... moge je hart uit je borstkas vallen en... je... ogen...' Toen werd het stil. Ik keek de ander met een sceptische blik aan en het duurde niet lang voor ik wist wat ik ging doen. Achterlaten zou ik hem niet. Hij verkeerde in slechte staat, maar hij was nog niet dood. Het enige wat ik voor hem kon doen was hem een kans geven.
          'Oké, mafkees,' begon ik droog. 'Daar gaan we.' Zonder verder gedoe hees ik hem over mijn schouder. De man was langer dan ik, maar hij was lichter dan ik verwacht had. Hij had duidelijk veel gewicht verloren de laatste maanden. Het kostte wat moeite, maar uiteindelijk kreeg ik hem redelijk snel terug naar het kamp. Het was een lange tijd geleden dat ik voor het laatst iemand op de manier gedragen had, maar het voelde verrassend vertrouwd aan. Het was vreemd dat iets als dit ervoor kon zorgen dat ik me voelde als vroeger, toen alles nog normaal was.
          Ik legde de man voorzichtig voor de deuropening en ondersteunde zijn hoofd met één van mijn opgerolde vesten. Zodra de kust veilig was gesteld, zou ik Storm zo snel mogelijk de schaduw in dragen. Ik rommelde snel wat in mijn rugzak en vond uiteindelijk een aantal pillen. Ik wist dat het niet verstandig was om een man zulke waardevolle medicatie te geven als hij wellicht toch al dood ging, maar ik negeerde de gedachte. Als het zou werken, werkte het. Het had geen nut om daar later nog over te zeiken.


    Caution first, always.

    Cassia "Cas" Zoé Chavez.


    • • •

          Samen met Buddy was ik het gigantische gebouw ingelopen, en ik was benieuwd wat we erbinnen allemaal tegen zouden komen. Het was nou niet zo dat Buddy en ik echt vaak contact hadden samen, maar op zich kon ik het wel met iedereen vinden – en gezelschap was altijd fijn, vooral wanneer je op zoek ging naar gevaar.
          ‘Ik vind die vlammenwerper maar niets,’ had Buddy geantwoord. Instemmend had ik naar hem geknikt, het was inderdaad een groot onding, maar het werkte blijkbaar voor Jess. ‘Hij is ook veel te groot,’ had ik bekend, al vond ik hem perfect bij Jessica’s als persoon passen.
          Buddy versnelde zijn pas wat en ik volgde hem verder mee naar binnen, terwijl ik de zaklamp kalm heen en weer draaide. ‘Kom.’ Ik knikte als antwoord.
          ‘Zullen wij de trap op de eerste verdieping ontruimen?’ in mijn ooghoek zak ik nog enkelingen – of groepjes van twee – de begaande grond controleren, en voor zover ik kon zien zouden we de eerste zijn die een verdieping naar boven gingen. Opnieuw knikte ik. ‘Laten we dat inderdaad doen.’ Waakzaam liep ik de trap op terwijl ik mijn werpmes in mijn rechterhand had en de zaklamp in mijn linker. Ik hield de omgeving zo goed mogelijk in de gaten als ik kon doen, inclusief Buddy.
          De eerste gangen waar we aankwamen leidde naar zowel links als rechts – hoe cliché kon dit gebouw zijn? – en ik had een goed gevoel bij de rechterkant, dus wandelde ik op een rustig en waakzaam tempo die kant op, met mijn werpmes in de aanslag. Er waren geen geluiden, enkel de voetstappen van Buddy en mij over de ritselende bladeren – waarvan ik al snel doorhad hoe die er binnen waren gekomen, aangezien er aan het einde van de gang een groot raam zonder glas te vinden was.


    I'm your little ray of pitch black.


    Razia Donelle Lockwood


    Ik veeg even langs mijn klamme voorhoofd en zucht. Ik ben nooit echt een fan van de warmte geweest. Van de kou ook niet overigens maar dat is nu geen punt. Ik kijk even naar de waterfles in mijn hand. Ik neig naar nog een slok, maar ik weet dat er dan snel een paar anderen volgen. Dat is precies de reden dat het nu nog maar voor de helft vol zit, als het niet minder is. Met tegenzin stop ik de fles dan ook in de zwarte rugzak en ik loop snel achter Lane aan. Ik had namelijk geen zin om hem nu kwijt te raken.
    Ik stop kort als ik een geluid hoor, wat iets weg had van een kreun. Met een frons pak ik daarom ook een van mijn machetes en houd die goed vast waarna ik weer verder loop en alert om me heen kijk. Ik zag Lane naar me kijken en ik haal langzaam mijn schouders op. Ik had geen idee wat het was, maar heel goed klonk het niet. Ik kijk op als ik het weer hoor en zie Lane al met grote, stille passen verder lopen. Ik loop langzaam en licht naar hem toe. ‘Hier.'
    Snel liep ik verder zodat ik naast hem stond en liet onbewust een zacht lachje vallen. Zombies kunnen dus vast zitten in de modder, geweldig. Ik loop langzaam naar de zombies toe en hak met een soepele beweging het hoofd van de dichtstbijzijnde zombie af. Dat is nou het handige aan machetes, en zo weet je natuurlijk zeker dat het gelijk over is. 'Ze zijn werkelijk nog dommer dan ze eruit zien.' mompel ik, doelend op de modder. Ietwat geïrriteerd blaas ik een los plukje haar weg voor mijn ogen en ik kijk naar Lane. 'Hoeveel zijn het er überhaupt?' zeg ik dan en begin ze al wijzend met mijn machete te tellen.


    El Diablo.

    Lane Rocco Lincoln.


    • • •

          Een klein en zorgeloos lachje verliet onbewust mijn lippen doordat Razia zelf ook hetzelfde geluid had geproduceerd. Dat was voor mij waarschijnlijk een van de eerste keren dat ik even zorgeloos en losjes was, tot ik weer waakzaam werd gemaakt door het gekreun om me heen. Opnieuw liet ik mijn ogen over de zombies glijden – ik vond het zo vreemd hoe anderen de zombies vreemde namen hadden gegeven, het waren immers toch zombies, niets anders?
          Zelf begon ik met mijn ijsbijl ook recht tussen hun ogen te richten. In de tussentijd was ik er stiekem wel goed in geworden, dat bewezen de doden wel weer. Ik stond er nog wel versteld van hoe de ijsbijl na zo’n vier jaar nog altijd scherp bleek te zijn – al had het zijn beste tijd ook wel weer gehad. Een zombie had een vreselijke schedel waardoor ik mijn ijsbijl er niet uit kreeg. Gefrustreerd zette ik mijn voet tegen zijn wang en trok ik het scherpe wapen er met een vies geluid uit.
          ‘Ze zijn werkelijk nog dommer dan ze eruit zien,’ was Razia’s commentaar erop geweest. ‘En wij maar denken dat ze niet dommer konden worden.’ Opnieuw hakte ik er op één in.
          ‘Hoeveel zijn het er überhaupt?’ ondanks dat ik de jongedame al had zien tellen met haar machete voor zich uit antwoordde ik toch maar. ‘Ik tel er nog elf, maar als je daarachter kijkt,’ ik wees naar enkele bomen erachter met mijn ijsbijl, ‘zie je er ook nog twee aankomen.’ Waarschijnlijk zouden we nu live gaan zien hoe ze terecht waren gekomen in de modder, aangezien ze strompelend dichterbij leken te komen, geen zorg in de wereld hebbend. De ene was een nogal breed type dat legerkleding aan leek te hebben – alleen betekende dat niets meer tegenwoordig – en de andere was een vrouw die in nogal boerendracht en een onwijs schuin hoofd – dat bijna op haar schouder hing – en ze zagen er eigenlijk helemaal niet meer dreigend uit. Of was dat wat er gebeurde als je hier enkele jaren rondliep?


    I'm your little ray of pitch black.



    Buddy Marsh

    Cassia knikte en zei toen: "Laten we dat inderdaad doen."
    Ik volgde haar de trap op en keek om me heen. Het was hier stil. Te stil misschien, want stilte voorspelde toch niet veel goeds, dat was altijd zo. Een rilling schoot over mijn rug toen ik Cassia volgde en we over blaadjes liepen, die ritselde. Ik was geschrokken, dat moest ik toegeven.
    "Ha... het lijkt wel een spookhuis. Zoals op de kermis, weet je," zei ik wat ongemakkelijk en ik schrok van een deur die dichtsloeg. Ik had Cassia vastgepakt en snel liet ik haar los. "De wind," verklaarde ik me nader en keek achter me. Stomme deur.
    Ik besloot wat dichter bij Cassia te blijven en wat meer achter me te kijken. Opnieuw klapte de deur dicht en ik bromde een keer zacht. Het slot was waarschijnlijk stuk waardoor hij niet meer kon sluiten. Voor ons kwam de gang al aan zijn einde en ik besloot een van de deuren te openen. Meteen kwam een walgelijke geur van verrotting op ons af en ik sloeg mijn arm over mijn gezicht heen, zodat ik mijn neus en mond bedekte. Ook kwam er een grommend, gorgelend van binnenuit.
    "Ehm... Cas, zombie..." zei ik zacht toen ik wat beter keek en er eentje zag zitten, voorovergebogen over iets heen. Als ik eerlijk was, wilde ik niet eens weten wat het was. Zonder ook maar te wachten op het meisje achter mij, stapte ik wel naar binnen en keek ik even rond. Ik sloop de kamer door naar de zombie. Echter had ik niet zoveel geluk en had hij me gehoord. Het draaide zich om en kwam op me af gestrompeld.
    "Oh nee!" riep ik en ik hield de heggenschaar voor me uit, terwijl ik naar achter snelde, naar de deur. Ik hield een beetje ruimte vrij zodat Cassia het mes kon werpen wanneer ze de kans kreeg. Ik kon het niet, het vermoorden, ook al was het een zombie. niet dat ik het niet durfde, maar ik kon het niet. Ik had zo mijn redenen. In deze vier jaar had ik er nog geen vermoord, maar had ik het aan andere overgelaten.

    [Klopt dit?]

    [ bericht aangepast op 11 maart 2015 - 15:18 ]


    Egal was kommt, es wird gut, sowieso. Immer geht 'ne neue Tür auf, irgendwo.