• ‘The drama continuous’
    Het is jaar 4 van de Apocalyps. Levens zoals men dat kende, bestaat niet meer. De dagindeling bestaat uit het zoeken naar voedsel, het vinden van een schuilplaats en het overleven van de ronddwalende wezens die ooit je gelijke waren.
    Dit moet allemaal gebeuren voor de nacht invalt. Eenmaal de zon achter de huizen is gezakt en het schemer het licht wegneemt wordt het gevaarlijk.
    Het leven in een zombie Apocalyps is niet gemakkelijk. Je bent nóóit veilig. Probeer dan maar eens een goede nacht slaap te pakken.

    Een groep overlevenden had het zichzelf gemakkelijk gemaakt. Ze hadden een onderkomen, een gemeenschap. Dit werd echter verwoest door een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Nu? Nu zijn ze zoekende. Op zoek naar een nieuw onderkomen.
    Gaandeweg hebben ze mensen verloren, maar ook verkregen.
    De groep is hecht, wat betekent dat ze niet snel mensen toelaten. Dus wat gebeurt er wanneer ze tegen andere mensen aanlopen?

    De groep bevindt zich in een dorp, dit dorp heeft welgeteld drie winkels – welke ze nog moeten onderzoeken – een pakhuis en een fabriek. De omliggende woningen bieden daarbij een kans om overlevingsmiddelen te vinden.
    De temperatuur is redelijk. Veel zon, rond de 25 graden en een briesje.
    De groep is opgedeeld in twee teams: team 1 zoekt naar overlevingsmiddelen, team 2 heeft de schone taak de omgeving te verkennen en uit te zoeken of er een mogelijkheid bestaat voor een nieuw onderkomen.


    ‘’It's all about survival now.’’

    Da rules
    -Gelieve geen faceclaims uit The walking dead! Dit om verwarring te voorkomen en om het origineel te houden, maar mocht je echt een goede reden hebben om wel een te voeren, overtuig me!
    - Geen oneliners. Posts van minimaal 300 woorden zijn makkelijk te behalen! Als je er niet uit komt dan wil ik je altijd helpen.
    - Geen Mary Sue’s en Gary Stu’s, niemand is perfect dus ook jouw personage niet
    - 16+, schelden, vloeken, slaan, het mag allemaal, maar er zijn grenzen. Houd het realistisch!
    - Houd rekening met elkaar tijdens het posten en ga er geen sneltrein vaart inzetten. Wacht daarom minimaal twee posten voor je zelf weer een post plaatst.
    - Aparte topics worden aangemaakt voor overleggen, doe dit dus niet in het rollen/speeltopic.
    - Een nieuw topic wordt alleen aangemaakt door Shachath, tenzij anders wordt aangegeven.
    - Naamsveranderingen graag doorgeven in het topic.
    - Bij het niet houden aan één van deze regels wordt je na een tweede waarschuwing direct uit het RPG gezet.
    - mannen en vrouwen gelijk houden
    -Als je personage gebeten wordt door een zombie, overleeft hij dit niet

    Invullen:
    Naam:
    Leeftijd:
    Uiterlijk:
    Innerlijk:
    Relaties*:
    Geschiedenis:
    Wapens:
    Team(1 of 2):
    Extra’s:


    Rollen:
    Originele groep
    Vrouwen: [5/6]
    - Cassia "Cas" Zoé Chavez. - Wrestler [1,1]
    -Dalia May Forrester - Stygian[1,3]
    -Diana Artemis Mikashia - Escobar [1,7]
    -Jessica Crimson - Nebthet [1,3]
    -Juniper Al'kapur - Yonggook[1,7]

    Mannen: [4/6]

    -Zevon Brad Lincoln - Stygian [1,1]
    - Nathaniel Robin Leaf. - Blurryface [1,2]
    -Buddy Marsh -Larkin [1,4]
    -Dakota Lennox - Casby[1,8]

    Rondzwervende nieuwe groep(deze zijn nog niet bij de originele groep, maar spoedig wel)
    Vrouwen[1/2]
    - Rosie-Jane Francis - Vluuv [1,9]
    -Jessa Taylor Wilkinson - Complexes[1.10]

    Mannen
    -Lane Rocco Lincoln - Wrestler [1,1]
    - Storm Roselix – Jorah [1,7]
    -Raymond Sebastian Clement - Archer[1,10]


    Teams:
    Team 1
    Lane Rocco Lincoln.
    Buddy Marsh
    Zev Brad Lincoln(ook bij team 2)
    Leaf(ook bij team 2)
    Juniper Al'Kapur

    Team 2
    Cassia "Cas" Zoé Chavez.
    Jessica Crimson.
    Dalia May Forrester
    Dallas York Morales
    Ivana Nadezhda Danchev


    Het begin:
    Het is vroeg in de ochtend. De groep heeft net het dorp achter zich gelaten. Ze stuitten op het verlaten fabrieksgebouw, welke ze tijdelijk als onderkomen zullen gaan gebruiken bij gebrek aan beter. Alles moet opgestart worden, het pand moet worden ontruimd – althans een deel ervan, er zullen kamers moeten worden gemaakt en er moeten overlevingsmiddelen worden gezocht – waarbij ook bedmateriaal moet zitten.

    De rondzwervende mensen bereiken net het dorp. Ze proberen hun eigen weg te vinden, waarbij ze allicht op een van de originele groep zullen stuitten.

    De temperatuur is +/- 25 graden Celcius. Het is warm, dus water is noodzaak!


    Verblijfplaats:
    De groep verblijft tijdelijk in een oud fabrieksgebouw net buiten het dorp waar ze zich bevinden. Het pand is zo opgedeeld dat er ook kantoorkamers aanwezig zijn, welke uitstekend zijn om om te toveren tot slaapkamers.



    Topics:
    Praattopic 01
    Rollentopic 01

    [ bericht aangepast op 30 juni 2015 - 17:25 ]


    The woods are lovely, dark and deep. But I have promises to keep, and miles to go before I sleep.



    Dalia May Forrester.

          Wie kon haar het kwalijk nemen dat ze even uit het veld geslagen was? De laatste keer dat ze überhaupt affectie van iemand had gekregen was nog van vóór de Apocalyps. Dit maakte het heel vreemd, bijna alsof Dali was vergeten hoe het was om zulke gevoelens te hebben.
    De vrouw probeerde zich dermate te herstellen, zonder dat het opviel voor haar wederpartij – al had ze het idee dat ze daarin al had gefaald.
          Beide zagen ze er absoluut niet uit om door een ringetje te halen. Als ze zich niet vergiste, dan hadden fabrieken altijd een ruimte voor medewerkers om zich op te frissen – bijvoorbeeld als je in nachtploegen werkte. Dat was voor haar dan ook de reden om die plek op te zoeken zodra ze de kans kreeg. Met een noodaggregaat moest er dan wel water zijn. Het moest. Anders dan zou ze van ellende uit elkaar vallen.
    De reizen hadden heel wat energie van haar gevergd. Ze wilde het niet graag toegeven, maar ze zat inmiddels wel een beetje op haar limiet. Als ze het pand niet hadden gevonden, dan had ze er gif op kunnen innemen dat ze een dezer dagen was ingestort.
    En dat terwijl ze zo’n krachtige persoonlijkheid had.
          Dali wierp een vluchtige blik op de brandende stapel. Daar leek alles precies te gaan zoals het moest. En heel misschien – als er nog een loslopend stuk walker was – trok de stapel hen aan en waren ze dom genoeg om er vrijwillig op te gaan liggen.
          ’Haal die verbazing nu maar van je gezicht af. We hebben nog een hoop te doen voor de zon ondergaat.’ Bromde Jessica zacht. ‘Het heeft geen zin om stil te blijven staan bij de doden.’
    Hierop rolde Dalia met haar ogen. Uit wijsheid besloot ze er niet op te reageren. Ze wist hoe dan ook dat Jessica dit zei vanwege redenen die de dame zelf niet eens begreep.
    Daarom een discussie aangaan vond ze onzinnig. Ze hadden wel wat beter te doen.
          Na een vluchtige blik over het terrein kwam ze tot de ontdekking dat het verdacht stil was. Totdat Zev uit het gebouw kwam en richting de poort begon te hollen. Wat nu weer?
    Nieuwsgierig als ze was liep Dalia een stukje die kan op. Daar zag ze een heel groot gedeelte van de groep staan.
    Ohjee.
    ‘Jess.’ Ze wenkte de vrouw. Er was heel wat gaande – hoe hadden zij dat kunnen missen?! Zo erg waren ze nu ook weer niet opgegaan in hun eigen wereldje. Althans, dat dacht ze.
    ‘Ik weet niet wat jij denkt, maar ik ga me daar niet in mengen.’ Ze sloeg haar armen over elkaar en bleef kort van een afstandje staan kijken.
    Typisch weer dit.



    Zevon Brad Lincoln.

    Na de ontruiming van het gebouw leek iedereen opeens een heel andere kant uit te schieten. Wanneer Zev uit het raam keek, kon hij een kleine menigte bij de poorten zien rondhangen. Was er commotie?
    Bijna uit frustratie wilde de jongeman zuchten. Ging er nu geen enkele dag voorbij dat het góéd kon gaan? Hoe moeilijk kon het zijn?
    Onmiddellijk verduisterde zijn blik. Wat het ook mocht wezen, het moest worden opgebroken. Ze hadden immers niet al die moeite gedaan om vervolgens weer een ton van die walkers aan te trekken.
          Hoofdschuddend begon hij zijn weg naar beneden. Via de ijzeren trap belandde hij al snel op de begane grond. Hier waren alle walkers tot zijn verbazing ook al opgeruimd. Hij vermoedde dat dat het werk was van ofwel Dalia ofwel Jessica. Misschien zelfs een combinatie van beide. De dames konden goed doorwerken.
    Zev duwde de zware deur open, waarop hij werd begroet door een schemering. De avond begon in te vallen. Als ze niet snel haast maakten, dan hadden ze straks een probleem.
          Bij het hek aangekomen wilde hij zijn mond opentrekken, tot hij een bepaald persoon – wie in de vredesnaam was die zwerver?! En waarom lag hij in Leaf’s armen? – in de richting van de bossen zag wijzen.
    Wat zouden we nu krijgen?
    Zev stelde zijn blik wat bij, enkel om te zien hoe een figuur als sneeuw voor de zon verdween. Ze waren bespied door iemand.
    Zacht gromde hij.
    ‘Als jullie verstandig zijn, dan gaan jullie naar binnen. Laat alles wat niet bij ons hoort alsjeblieft buiten liggen,’ mopperde hij.
    Mocht hij niet terug zijn voor de avondval.. wel. Men wist wat dan de regels waren.
    Na dit gezegd te hebben sprintte Zev er vandoor. Hij sprong de bossen in op de plek waar het figuur had gezeten. Deze had nu een voorsprong dus hij moest snel en vaardig te werk gaan. Één verkeerde stap en hij kon hem verliezen.
    Bladeren en takken schuurden langs zijn lichaam en gezicht. Zowaar als een blinde moest de jongeman zich voortbewegen, waarbij hij enkele keren de kans kreeg om te kijken.
          Daar! Daar was hij. De man onderscheidde zich van de omgeving door zijn kleren. Dit maakte het voor hem al wat makkelijker.
    Het juiste moment deed zich voor toen de spion een walker voor zijn kiezen kreeg. Wat onhandig leek hij ermee om te gaan. Zev vroeg zich ergens af hoe de persoon in godsnaam had kunnen overleven.
    Zodra de zombie op de grond lag, nam hij een aanloopje en sprong op de persoon voor zich. Hij had al gezien dat deze een bijl in zijn handen had, maar hijzelf was ook niet onbeschut onderweg gegaan.
          Met een klap vielen beide op de grond neer.’ Wie ben je en waarom bespioneer je ons?’ vroeg hij giftig terwijl hij de man tegen de grond gedrukt hield.
    Dit had veel van zijn energie gekost merkte hij al.

    [ bericht aangepast op 2 mei 2015 - 12:37 ]


    The woods are lovely, dark and deep. But I have promises to keep, and miles to go before I sleep.

    L A N E      R O C C O      L I N C O L N.


    Het rennen had me uitgeput, maar ik was niet van plan snel te stoppen. Dit volk was te gevaarlijk om door omringt te worden, en ik had daar geen behoefte aan. Ik was al veel mensen verloren op verschillende manieren, en ik wist wat voor vreselijke personen – sadisten – er tegenwoordig nog waren. Ik wilde er helemaal geen flikker mee te maken hebben.
          Toen ik mezelf tegen de grond voelde knallen en iets bovenop me voelde begon ik te spartelen als een verdwaalde kip. ‘Ga verdomme van me af!’ Ik probeerde de man op me te trappen met mijn been, maar dat bleek een grote faal te zijn. Het interesseerde me niet hoe triest hij me zou vinden, of hoe woedend hij op me zou zijn, ik was niet van plan te gaan zonder enig gevecht. Ik wilde laten zien wat ik nog in huis had – al zou het eerder zijn dat ik liet zien wat ik niet in huis zou hebben.
          We waren beiden aan het hijgen, en het begon me enkel te frustreren. Ik wilde geen man bovenop me, terwijl er enkele meters verder een zombie lag. ‘Wie ben je en waarom bespioneer je ons?’ Ik wrong hevig door. ‘Ik bespioneerde jullie niet, zo geweldig zijn jullie niet.’ De man boven me leek even woedend te zijn als ik was. ‘Als je me wilt vermoorden, ga je gang! Sadisten!’
          Hevig bewoog ik heen en weer, en ik voelde hoe mijn energie begon te dalen. Niet eten, haast niet drinken en dan deze hitte was geen geweldige combinatie. Ik was werkelijk waar uitgeput, wat verwachtte hij van mij? Zij hadden overduidelijk genoeg van die dingen, want ze zagen er stuk voor stuk nog goed uit. Dat hij dit gevecht ging winnen was daarom ook vreselijk duidelijk voor me, maar ik zou het hem nog altijd niet makkelijk willen maken – dat gunde ik ze oprecht niet.
          Uit frustratie probeerde ik mijn handen los te wringen van zijn grip, en toen ik er één los wist te krijgen probeerde ik uit te halen naar zijn gezicht, in de vorm van een vuist. Ik wist hem tegen zijn jukbeen te raken, maar de impact was niet zo hard als ik gehoopt had. En waarschijnlijk zou ik dit harder terugkrijgen, daarom gooide ik de betreffende hand voor mijn gezicht terwijl ik begon te schelden dat hij me moest laten gaan.


    I'm your little ray of pitch black.



    Zevon Brad Lincoln.


          Hoewel Zev zijn conditie goed op peil hield, ging dit hem moeilijk af. Een terrein met meerdere obstakels was voor hem behoorlijk uitputtend. Zelden had hij plots zoveel energie hoeven te gebruiken. Dat stoorde hem. Waarom moest de persoon in kwestie het dan ook op een rennen zetten?
          Gevaarlijk? Dat waren ze niet. Hoewel ze zo nu en dan ruw met anderen omgingen, betekende dat niet dat ze zelf zo slecht waren. Soms moest je een ander levend wezen stevig ondervragen voor je hem kon vertrouwen – als je dat al kon. In deze wereld kon je nooit te veel maatregelen nemen om jezelf veilig te stellen. Zev kon het weten.
    De groep had genoeg moeilijkheden moeten doorstaan.
          Het lichaam onder zich begon te protsteren. ‘Ga verdomme van me af!’ brulde de man. Als Zev niet juist had gezeten, dan had hij een trap van een been kunnen verwachten.
    Zo makkelijk liet hij zich echter niet kisten. De man bekeek het maar!
    Om eerlijk te zijn was het een trieste vertoning. Beide wisten ze dat hij degene was die had gewonnen. Hij had hem te pakken. Punt.
    Op zijn vraag kreeg hij een antwoord. Dat verbaasde hem.
          ‘Ik bespioneerde jullie niet, zo geweldig zijn jullie niet. Als je me wil vermoorden, ga je gang! Sadisten!’
    Waarom wist Zev niet, maar hij begon te lachen. ‘Dus je zat voor je plezier op je hurken in de bossen? En daarbij ben ik in mijn eentje. Dat maakt van ‘sadisten’ slechts één sadist,’ wierp hij er betweterig op terug. Soms kon hij zichzelf niet helpen.
          Aan het gebrek aan energie bij de man, kon hij opmerken dat hij al geruime tijd geen goede voeding of water had gehad. Dat kon je als mens behoorlijk opbreken. Misschien moesten ze hem helpen?
    Dat idee had hij willen doorzetten, als hij niet in zijn gezicht werd geraakt door een vuist. De klap was niet hard. Integendeel. Toch voelde Zev de plek branden.
    Urgh.
    De persoon had zich weten om te rollen en bleef met handen voor zijn gezicht roepen om genade.
    Waar had hij dat eerder gezien?
    ’Pak me dan!’ krijste Lane. Via de achterdeur baande hij zich een weg naar de hut achterin de overgroeide tuin. Zev deed zijn best om hem op zijn hielen te zitten – wat een behoorlijke opgave was gezien hij zich ondertussen door het hoge gras moest wanen.
    ‘Ik pak je wel!’ lachte hij.
    Het was een van de weinige momenten waarop hij onvoorwaardelijk geluk had gekend.
    Halverwege het pad kreeg Zevon zijn kleine broertje te pakken. Beide vielen ze op de grond.
    Triomfantelijk begon hij te lachen, maar Lane leek enkel te krijsen van ongenoegen. ‘Doe me geen pijn!’
    Hij hield zijn handen voor zijn gezicht. Wachtend.

          Met beide benen werd hij weer teruggezet op de aarde. Zev greep de polsen van de man beet en haalde deze bij zijn gezicht vandaan.
    Hoewel hij volwassen was geworden, kon hij hem nog prima herkennen. Lane.
    Van alle mensen op deze aarde – van alle mensen die hij had verwacht – kwam hij hem tegen.
    ‘Lane..’ mompelde hij verward waarna hij overeind kwam. Zijn armen en benen voelden aan als pudding.


    The woods are lovely, dark and deep. But I have promises to keep, and miles to go before I sleep.


    Juniper "Sunny" Al'Kapur––––
    ”Don’t fence me in.”
    26, Team één.

    ° ° °

          De vragende blik die “Nathaniel” me wierp, besloot ik maar even onschuldig te negeren. Het kon niet, bleef ik in mijn hoofd herhalen, hij kon mijn halfbroer niet zijn. Het gegeven dat hij al die tijd dichtbij is geweest, liet me eerlijk gezegd vrij miserabel voelen. Het betekende maar weer hoe slecht ik was om zoiets te kunnen herkennen, en daarbij had hij al die tijd mijn helse buien meegemaakt. Wanneer hij nu slecht over me zou denken, wat ik wel het idee heb, kon ik hem beter niet over het gehele verwantschap vertellen.
    Van het ene op het andere ogenblik greep ik hem letterlijk naar de keel. Het deed mij eerlijk gezegd vrij goed over het gegeven dat er angst in de idioot zijn ogen te bemerken was. Hopelijk zou hij nu beter leren het niet nogmaals uit te voeren, en mocht hij toch zo'n sukkel zijn het te wagen, was hij nog niet jarig. Cassia als zowel Leaf deden een nutteloze poging mij te laten stoppen, wat allemaal vergeefse moeite was natuurlijk. Hierdoor hoorde ik niet eens dat Cassia me blijkbaar een bijnaam had gegeven, wat ik ditmaal door de vingers had gezien. Ik kwam tot een inzicht dat het stuk onbenul zelfs dit niet waard was, waardoor ik hem binnen een moment geheel losliet. Gelijk schoten enkele personen naar hem toe, alsof het allemaal zo belangrijk was.
    Leaf ondersteunde de man, waarbij hij hem rechtop hield. In eerste instantie had ik graag door willen knijpen, maar dan had ik die shit weer aan mijn broek gehad.
          “Waar ben je mee bezig?”Ik rolde mijn ogen toen hij me kwaad aankeek. “Hij is aan het ijlen en hij is zo slap als een vaatdoek.”
    Het was niet genoeg klaarblijkelijk, aangezien Cassia tevens begon. “Ga even een eindje lopen.” Brutaal sloeg ik mijn armen over elkaar heen, terwijl ik richting de overduidelijke plekken op de idioot zijn nek blikte.
          “Zijn jullie werkelijk zo achterlijk?” begon ik toen maar, terwijl ik het gegeven negeerde dat Leaf mijn halfbroer zou kunnen zijn. Hij had nu al mijn negatieve karakter gezien, dus ik besloot me maar eveneens zo op te stellen. Ondertussen wees de ijlende man een richting in, waar enkelen het besloten te volgen. Ik echter niet. Met een diepe zucht vervolgde ik: “Weten jullie hoe het komt dat hij er zo slecht aan toe is? Vraag je eerst maar eens af of hij niet besmet is en straks een lekkere zombie wordt,” bits ik, “We weten allemaal niets over deze gozer en jullie huppelen z'n reet al achterna. Jullie zoeken 't maar uit.”
          Met een snelle beweging draai ik me naar Dakota om, de man die ik nog te pakken hoor te nemen. “Jou krijg ik nog wel.” Mijn ogen stralen een dodelijke duisternis uit die personen enkel krijgen als ze het te bont hebben gemaakt. Ik duwde mijn hand tegen zijn borstkas aan, tegelijkertijd als ik me ruw langs hem heen begeef. Mijn arm tintelde nog altijd en ik had het miserabele gevoel dat dit niet zo snel over zou gaan. Net op het moment dat ik weg liep, zag ik Zevon de richting van de onzichtbare gestalte inrennen. Nou, en dan noemen ze mij gek.


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Jessica Crimson •

    Een week later. Er was niet veel veranderd, behalve dat er dan misschien hier en daar de spullen op hun plek stonden.
    Nu iedereen hun plekje had gevonden, met hier en daar een 'meningsverschilletje', had Zev de opdracht gegeven om in teams naar overlevingsmiddelen te zoeken en de omgeving te verkennen. De pikant geklede vrouw bevond zich bij team 2, wat inhield dat ze moest uitkijken voor wat zou komen. Met men die onbekend voor haar waren hield ze zich niet bezig en het nieuws dat een jongeman doodziek was – kreeg ze zo tevens niet mee.
          Twee zwarte legerschoenen belandden met een doffe slag op het opgedroogde aardbodem. Met een vlammenwerper in de aanslag liep ze het grote – nu niet verlaten – fabrieksgebouw rond. Tot nu toe zag ze niks verdachts, behalve dat ze dan zojuist iemand betrapt had met een flesje water – waardoor ze haar uitgedroogde keel had geslikt. Ze had zo'n dorst en hoewel ze het niet wilde toegeven aan de anderen noch aan zichzelf, had ze het gevoel dat ze zo elk moment neer kon vallen. Het was goed dat team 1 zich op dit moment bezighield om de overlevingsmiddelen bij te vullen. Hopelijk konden ze iets vinden, zonder enkele problemen, waardoor zij wellicht die droge keel niet meer hoefde te voelen.
          “Mississippi Queen, if you know what I mean,” begon ze te zingen op een zachte toon. Haar stem hakkelde iets door haar schorre keel, echter hield haar dit niet tegen van door te zingen – de voorbijkomende mensen van team 2 had ze enkel een knik gegeven en liep door.
    “Mississippi Queen, she taught me everything.” Het was begonnen met een zielige poging om haar hopeloze gedachten over eten en drinken weg te halen, wat ietsjes werkte, maar wanneer ze dacht aan het flesje water van daarnet sloeg ze geërgerd haar jasje op de grond; haar tatoeages waren beter te zien op haar lichaam door het korte topje dat ze aanhad.
    Een wolk van zand stoof op, wat haar jacket had veroorzaakt, belandde in haar mond, en ze gefrustreerd had uit getuft met wat gevloek. Haar ogen letten voor enkele seconden niet op de dorre en eenzame omheining.
          Ze besloot jegens de irritatie door te zingen en richtte haar blik weer omhoog. “This lady she asked me, –” ze stokte midden in haar zin door hetgeen wat haar ogen opvingen. Er doemde een enorme stofwolk uit het niets op. En het kwam richting hen. Voor even kneep ze haar ogen halfdicht om beter te zien en rende toen direct rechtsomkeert richting Zev.
          Zijn pedante doch sexy uiterlijk intrigeerde én irriteerde haar. Zou hij ooit zijn dank laten zien voor hetgeen wat men voor hem deed? Al kon ze hier en daar wel inkomen in zijn acties en doen en laten. Zo gemakkelijk was zij nu ook weer niet, reflecteerde ze op zichzelf. “Nu kun je, je Superman krachten laten zien. Een enorme groep van zombies komen onze kant op en het lijkt kwaad,” glipte van haar tong met een sarcastisch toontje, met dat ze simpel haar duim richting de stuivende zombies had gewezen.

    [ bericht aangepast op 5 juni 2015 - 23:00 ]


    † Love? I want to sleep.

    Storm Roselix



    Storm maakte een kreunend geluid en draaide zich om in zijn bed. Met zijn hoofd in zijn kussen wilde hij weer in een droom verzinken, maar de vreemde geur van het kussen maakte hem klaarwakker. In een reflex schoot hij overeind, verwilderd om hem heen kijkend. Pas toen hij de kamer herkende liet hij zich met een zucht in de kussens terugzakken. Het was hem meerdere keren die week gebeurd dat hij volledig gedesorriënteerd wakker was geworden. Je zou denken dat de vreemde geuren en geluiden zouden wennen, maar hij was nooit zo'n goede buitens-huisslaper geweest. Logeren was al hel geweest, maar nu hij wist dat hij niet binnen een bepaalde tijd naar huis zou wederkeren viel dat gevoel in het niets met de emoties waar hij nu mee te kampen had.
          Maar ondanks dit alles voelde hij zich vanochtend een stuk beter. Hij had voor de verandering eens een keer goed geslapen en zijn lichaam was over het ergste heen. Hij was niet langer uitgeput van het vechten tegen de koorts en zijn ledematen leken niet meer van lood. Het leek net alsof hij een enorme kater had overwonnen.
          Met hernieuwde moed zwaaide hij zijn benen over de rand van het bed en kwam overeind - een stuk minder houterig dan twee dagen geleden. Zijn ogen vonden de stoel in de hoek, waar de inmiddels vertrouwde vorm van Leaf zich aftekende. Hij sliep. Storm pakte zijn deken van het matras en sloop op blote voeten in de richting van zijn vriend. Voorzichtig legde hij de warme deken over hem heen en glimlachte. Leaf had de afgelopen dagen trouw de wacht gehouden - al dan af en toe onderbroken met eet en slaappauzes. Zonder hem was hij een stuk slechter, maar vooral eenzamer af geweest. Het was fijn om na jaren van angst eindelijk een vriend te hebben.
          Op zijn tenen schuifelde hij naar de andere kant van de kamer en pakte zijn blouse van de stoel naast hem. De koorts en het warme weer hadden hem gedwongen tot het slapen zonder bovenkleding, maar hij hield er niet zo van zich bloot te geven. Niet dat hij zich schaamde voor zijn lichaam - feitelijk was hij eigenlijk flink gespierd en goed gevormd, maar dan was hij zich niet bewust van - maar het voelde vreemd en kwetsbaar. Leaf was vrijwel de enige die hem zonder shirt - en helaas ook zonder broek, want vanwege zijn koortsaanvallen was hij niet in staat geweest om zelf die basis dingen te doen. Het was een feit waar hij liever niet aan terugdacht.
          'Waar ga je heen?' klonk plotseling de stem van Leaf achter hem, nog hees van het slapen. Op de bal van zijn voeten draaide Storm zich om en grijnsde schaapachtig.
          'Waar zou ik ook zijn zonder het wakende oog van mijn vriend.' zuchtte hij. Zijn vingers vonden de knoopjes van zijn blouse en knoopten die dicht. 'Ik ben van plan Juniper mijn excuses aan te bieden, dat ben ik haar wel verschuldigd geloof ik.'
          'Loop niet tegen een zombie aan.' merkte Leaf droog op. Inmiddels was Storm wel gewend aan de sarcastische uitspraken van zijn vriend, maar soms kon hij het niet laten ze serieus te nemen.
          'Dat staat niet op mijn planning, maar fijn dat je me even herinnerd aan het feit dat ik me nauwelijks kan verdedigen op dit moment.' antwoordde hij kattig, maar met een gespeelde zucht en een gezicht liet hij weten dat hij niet niet boos bedoelde. 'Was je van plan om je luie stoel uit te komen zodat ik onderweg niet omgelegd word door Walkers, want dat is zonde van je medicijnen, zoals ik de afgelopen dagen gehoord heb.'

    Nathaniel Robin Leaf



    Ik werd langzaam uit mijn slaap gehaald toen ik een zachte druk op mijn lichaam voelde. In mijn staat van ontwaken kon ik nog net beseffen dat mijn vingers zich hadden gesloten om het stof van een deken. Wie deze over me heen had gelegd was niet moeilijk af te leiden. Ik voelde mezelf onwillekeurig glimlachen en langzaam opende ik mijn ogen. Ik wreef met één hand in mijn ogen en liet deze daarna even over mijn wang glijden. Vermoeid en met weinig aandacht keek ik toe hoe Storm zich aankleedde en het stemde me tevreden om te zien dat hij al zo'n stuk was opgeknapt. Toen Storm aanstalten maakte om te vertrekken, ging ik rechter op in mijn stoel zitten.
          'Waar ga je heen?' vroeg ik met een schorre stem. Mijn keel deed lichtelijk pijn van de slaap, maar na deze snel geschraapt te hebben trok de irritatie iets weg. Het zou niet lang duren voordat het helemaal verdween.
          'Waar zou ik ook zijn zonder het wakende oog van mijn vriend,' zuchtte Storm en ik snoof. Toen Storm vertelde wat zijn plan was, lachte ik hardop. De herinnering van een week daarvoor was nog niet vervaagd en desondanks dat het toen een gespannen situatie was geweest, was het nu best komisch. Ik hoopte dat Juniper hem inmiddels kon vergeven.
          'Loop niet tegen een zombie aan,' vertelde ik hem. Opzettelijk had ik een ietwat betweterige toon opgezet. Toen Storm een kattig, maar speels antwoord gaf, ontsnapte er weer een lach uit mijn keel. De humoristische blik in Storm ogen verraadde dat de man het ook niet serieus bedoelde.
          'Was je van plan om je luie stoel uit te komen zodat ik onderweg niet omgelegd word door Walkers, want dat is zonde van je medicijnen, zoals ik de afgelopen dagen gehoord heb.'
          Ik wist dat deze grap nog wel even zou blijven hangen. Het was waar dat ik in het begin vooral blij was geweest om Storm's herstel, omdat het betekende dat mijn medicijnen niet waren verspild. Inmiddels had ik ook een andere reden om blij te zijn met Storm's aanwezigheid. Hij was vriend geworden en dat was vrij zeldzaam vandaag de dag.
          'Ik ben blij dat je het zelf voorstelt. Dan ben ik in ieder geval niet de boeman die iedere keer achter je aan loopt,' kaatste ik met een opgetrokken wenkbrauw terug. Ik schoof de warme deken met een kleine hoeveelheid tegenzin opzij en legde deze terug op Storm's bed. Ik liet mijn outfit maar even voor wat het was. Ik had in al mijn kleding geslapen en ik hoefde alleen mijn vest van de stoelleuning te grissen. Binnen enkele stappen stond ik naast de blonde man, die veel langer was dan ikzelf. Ik keek zijn kant op, mijn kin in de lucht gestoken om hem aan te kunnen kijken.
          'Zullen we dan maar gaan? Ik ga je trouwens niet beloven dat ik je weer kan beschermen, mocht ze nog altijd in een kwade bui zijn. Ik hoop dat je weet waar je aan begint.'Stiekem vond ik het goed van hem dat hij zijn excuses achteraf nog aan wilde bieden. Veel mensen zouden het erbij gelaten te hebben, helemaal na haar reactie. Het feit dat Storm er niet leek te twijfelen, vertelde me veel over zijn persoonlijkheid. Ik stak mijn handen in de zakken van mijn hoodie en wachtte op Storm's reactie.


    Caution first, always.

    Storm Roselix



    'Pardon?' Storm trok een wenkbrauw op en keek op de man neer. 'Mij wéér beschermen? Waar was jij toen Juniper mijn keel molesteerde? Oh ja, je stond te kijken en nam me pas achteraf in bescherming.' Om zijn woorden kracht bij te zetten sloeg zijn stem over. Onmiddellijk begon de keelpijn weer. Hij had dan wel zijn stem terug, zijn keel was nog steeds kwetsbaar. Hij sloeg zijn sjaal nog een keer om zijn hals, al was het nog zo heet. Met een zucht frummelde hij aan de rafelige borders er van.
          'Ach ja, mocht Juniper me alsnog willen vermoorden dan moet ze in de rij staan daarbuiten, want ik vermoed dat de Walkers haar voor willen zijn.' grapte hij, maar met een zachte stem om zijn keel te sparen. Inmiddels was het schorre laagje dat de laatste dagen over zijn stem had gelegen weer teruggekomen.       'Dan mag je eens bewijzen hoeveel kracht er in dat kleine brandweerlijfje van je zit. Laten we hopen dat het genoeg is voor een aantal Walkers!' Met die woorden gaf hij de man een duw tegen zijn arm. Er zat niet veel kracht achter, want die bezat zijn lichaam nog niet echt, maar het was genoeg om de man te laten weten dat hij zat te teasen.
          'Zo, ben je dan eindelijk klaar? Dan kunnen we gaan.' grinnikte hij. Hij kwam in beweging en liep het hete zonlicht in.

    [Not much, but 'mkay ^^]

    Nathaniel Robin Leaf



    Leaf had de opgetrokken wenkbrauw en de ietwat gepikeerde blik die Storm hem toeworp kunnen verwachten. 'Pardon?' vroeg de man. 'Mij wéér beschermen?' Leaf bereidde zich meteen voor op een boel geratel. 'Waar was jij toen Juniper mijn keel molesteerde? Oh ja, je stond te kijken en nam me pas achteraf in bescherming.' Leaf keek hem even vermoeid aan, maar toen Storm's stem oversloeg, werd Leaf weer wakkergeschud. Hij snoof en merkte dat zijn schouders kort schokten door zijn lach. Hij liet de kleine glimlach op mijn gezicht echter weer verdwijnen toen hij zag dat Storm zijn sjaal weer beschermend over zijn keel sloeg. Had hij weer last? Toen de man begon te praten werd het duidelijker. Zijn stem was een stuk zachter dan een paar seconden daarvoor, maar Leaf deed net of hij het niet had gemerkt. Hij wist inmiddels wel dat Storm niet bepaald gek was op hulp of medelijden.
          'Dan mag je eens bewijzen hoeveel kracht er in dat kleine brandweerlijfje van je zit. Laten we hopen dat het genoeg is voor een aantal Walkers!' Leaf's mond viel even open. Enerzijds van verbazing, maar ook omdat hij direct wat terug wilde zeggen. Hij was in het verleden veel genoemd, maar nog nooit had iemand zijn lichaam beschreven als een 'lijfje'. Hij wist niet eens of hij beledigd moest zijn, of alleen maar kon lachen.
          'Maak je maar geen zorgen, ' begon hij terwijl hij Storm zacht en aanmoedigend op zijn schouder klopte. 'Dit 'brandweerlijfje' heeft voor hetere vuren gestaan dan dit.' Hij bleef een seconde stil, en keek Storm droog aan. 'Letterlijk. Ik heb brandwonden op mijn rug.' Opnieuw een seconde stilte terwijl hij even nadacht over wat hij zojuist had gezegd. 'Wat zou betekenen dat het vuur achter mij stond, maar dat maakt even niet uit.'


    Caution first, always.

    Storm Roselix



    Storm stootte een droge lach uit, die meteen overging in een hoestbui. Kreunend sloot hij zijn handen om zijn keel en slikte moeizaam.
          'Geen grapjes alsjeblieft,' fluisterde hij. Voorzichtig nam hij een slok van het spaarzame water in de fles om zijn middel en begon te lopen. De hitte benauwde hem en het was moeilijk om adem te halen, maar hij kon tenminste weer normaal voortbewegen. De laatste keer dat hij dat had gedaan... Dat moest het moment zijn dat hij wegrende van Nathaniel toen zijn schuilplaats ontdekt was. Wie had ooit gedacht dat hij bevriend zou raken met diezelfde man?
          Na eventjes rondzoeken op het terrein - gelukkig waren ze geen Walker tegengekomen - vonden ze Juniper in het gebouw voor een gebroken raam dat uitkeek over de verlaten stad. Ze stond er zo verloren bij dat hij zich even om wilde draaien om stilletjes weg te sluipen, maar zo'n kans om haar alleen te spreken zou hij niet snel meer krijgen. Op twee meter afstand bleef hij staan en slikte een paar keer om zijn keel te smeren.
          'Juniper,' zei hij bijna onhoorbaar. Hij herhaalde de naam, harder ditmaal. Nu hij zeker wist dat ze hem had gehoord begon hij maar alvast te praten voor ze de kans kreeg hem aan te vliegen wanneer hij nog geen excuses aan had geboden.
          'Het spijt me... van wat er is gebeurd. Ik was,' Hij haalde even diep adem om moed te scheppen. 'dronken. En aan het ijlen. Ik had gedronken om... Nou ja, ik had gedronken. En in combinatie met de hitte en het ijlen had dat niet zo'n goed effect. Het was nooit mijn bedoeling je zo voor schut te zetten. S-sorry?' voegde hij er met een klein stemmetje dat omhoogschoot in een onbedoelde vraagteken aan toe. Niet omdat hij bang was - oké, misschien een klein beetje -, maar ook omdat zijn stem het begaf. Hij zou nu niet kunnen schreeuwen, en of Nathaniel snel en sterk genoeg om Juniper tegen te houden als ze hem nu probeerde te vermoorden... Tja, dit had hij kunnen weten. Hij had zich in het diepe gegooid en nu was de vraag of hij weer boven water zou komen. Het lag in haar handen, Juniper was het water. Hij de baksteen.\

    [Ik weet van de regel 'geen sneltrein', maar aangezien er steeds niemand schrijft en Juniper nu op ons moet wachten, heb ik maar besloten om gewoon te schrijven. Ik hoop dat jullie het snappen en mij er niet op af gaan rekenen, aangezien jullie niet schrijven :3]

    [ bericht aangepast op 17 juni 2015 - 9:30 ]


    Zevon Brad Lincoln.



    Hoe? Geen idee. Één week was voorbij gegaan. Een week vol gebeurtenissen en spektakel. Zev had weinig meegekregen van de hectische omgeving. Al zijn energie was uitgegaan naar de fabriek.
    Nadat ze de ruimtes hadden schoongemaakt en ingericht, moest er nog heel veel gebeuren. Ondanks het feit dat het maar een tijdelijk onderkomen was, moesten er toch voldoende voorzieningen zijn om het een geriefelijke verblijfplaats te maken.
          Eerst had hij ervoor gezorgd dat ze stromend water kregen. Dit door middel van een mechanisme welke het regenwater opving en zo via een afvoerpijp richting een grote bak bracht. Stroom hadden ze niet. Dat was een gegeven waar ze mee moesten leren leven. Maar hij had het wel voor elkaar gekregen om op het dak van de fabriek een werkende windmolen te plaatsen – welke zo nu en dan nog uit elkaar viel. Deze wekte genoeg energie op om de radio zo nu en dan te laten werken. Het stelde absoluut niets voor, maar het was beter dan niks.
          Nu stond de zon te branden op zijn hoofd. Zev was vanochtend vroeg begonnen met het doorspitten van alle troep die her en der verspreid lag over het terrein. Je wist nooit wat je tegen zou komen en daar moest hij zich in verdiepen. Elk beetje of stukje kon hen verder helpen.
    Aan de rest van de groep te merken hadden ze het aardig naar hun zin hier. Zo’n vreselijke plek was het niet. Alleen stond het Zev nog te dicht bij het dorp. Als ze een goede kans wilden hebben om te overleven, dan moesten ze zichzelf verplaatsen naar een plaats waar je in de wijde omtrek nauwelijks huizen had staan. Zo konden ze op elke plek walkers zien aankomen.
          Zev schopte een stuk oud metaal aan de kant. Zijn shirt kleefde aan zijn lichaam. Zelden had hij het daadwerkelijk warm. Immers wanneer je in deze temperaturen was opgegroeid, voelde het niet aan alsof het warm was. Maar nu? Hij kreeg het er warm van als hij dacht aan de veiligheid van iedereen. Zoiets waarborgen bleek elke keer toch moeilijker dan gedacht.
          Een druppel zweet gleed langs zijn rug naar beneden toe. Zijn zwarte legerschoenen ploegden door het zand. Hoewel het leven niet veel te bieden had op het moment, was hij constant op zijn hoede. Hij had een vreemd gevoel vandaag. Of dat nu kwam door de drukkende hitte of doordat hij gelijk had wist hij niet. Er achter komen wilde hij eigenlijk net zo min.
          Bij het zien van een gestalte dat naar hem toerende, hield hij halt. Zev draaide zijn wapen zo dat hij het op elk gewenst moment erbij kon pakken. Jessica rende nooit. Waarom zou ze immers ook? Ze had geen hoge pet van hem op; denkend dat hij de hele dagen niets anders deed dan op zijn luie reet zitten. De toon die ze tegen hem aansloeg irriteerde hem dan ook mateloos.
          “Nu kun je, je Superman krachten laten zien. Een enorme groep van zombies komen onze kant op en het lijkt kwaad,” glipte van haar tong met een sarcastisch toontje. Jessica wees naar een stofwolk.
    Kort kneep Zev zijn ogen dicht. Wat kon de reden zijn van deze plotselinge marcherende zombies?
    ‘Buddy!’ riep hij naar de jongeman die hem vandaag het geholpen met het uitpluizen van de troep. ‘Maak jezelf gereed en beveilig de uitkijktoren.’ Gromde hij waarna hij zich omdraaide naar Jess. ‘We beveiligen de hekken en trekken het zeil erlangs zodat ze niets kunnen zien,’ deelde hij mee.
          Het betreffende zeil was zo tussen het hek gemaakt dat het een soort afscherming was. Zodra het werd dichtgetrokken had niemand meer zicht op hun terrein. Zo konden ze de walkers waarschijnlijk wel om de tuin leiden.
    Hij ging haar voor naar het grote hek waar hij het zeil begon dicht te trekken. Dit werkte makkelijk omdat hij er erg langs aan had lopen knutselen.
    Zodra dat gedaan was ging hij via het kleine trappetje aan de zijkant van het hek naar de uitkijktoren. Vanaf daar moest hij bekijken wat de walkers gingen doen.
    Het was te hopen dat ze op rondreis waren en hen straal voorbij zouden gaan. Anders zag hij het er nog van komen dat ze een strijd moesten gaan leveren.


    The woods are lovely, dark and deep. But I have promises to keep, and miles to go before I sleep.



    "Kiddo"
    Rosie-Jane Francis
    _________________________________________________


    Fuck.

    Ik wijk uit naar rechts wanneer er vanuit een steegje naast me ineens een zombie komt strompelen. Na een klap van mijn pook tegen zijn slaap is hij voor een moment genoeg versuft om me met rust te laten, en dus snel ik er vandoor. Mijn gedachten razen door mijn hoofd terwijl ik zo snel als ik kan vooruit hobbel tussen de huizen van het stadje. De hitte zorgt ervoor dat het zweet over mijn lichaam loopt. Toch ben ik blij dat ik de te grote leren jas die ik gevonden heb aan heb getrokken. Hoewel ik waarschijnlijk het risico loop flauw te vallen van de warmte beschermt het dikke leer me tegen de zombies die ik op mijn hielen heb. Mijn volgestouwde rugzak bonkt met elke beweging tegen mijn bezwete rug en ik neem me voor om alles wat niet noodzakelijk is weg te gooien zodra ik een veilige rustplaats vind. Mijn eigen gehijg overstemt het gekreun van de zombies achter me maar toch ben ik me pijnlijk bewust van hoe dichtbij het gevaar is. Ik klem mijn kachelpook nog steviger in mijn hand en maai naar achteren, terwijl ik verder ren. Ik raak niets, wat me geruststelt. Zó dichtbij zijn ze dus nog niet. Het einde van het stadje is in zicht en met een zucht van opluchting zet ik een sprint in, wanneer ik plots zie dat er verderop nog meer gebouwen staan. Ik kreun en herneem mijn eerdere tempo; langzamer maar beter vol te houden.

    Ik knijp met mijn ogen en tuur tussen de laatste huizen door. Het ziet er uit alsof er een klein, vervallen industrieterrein ligt. Zodra ik de laatste huizen achter me laat en verder ren tussen de ingestorte pakhuizen en fabrieken wordt mijn vermoeden bevestigt. Verderop staan nog wat fabrieken half overeind, en daarachter denk ik bomen te zien staan. Die fabrieken waren wellicht een mooie schuilplaats geweest als ik geen zombies achter me aan had. Misschien dat het me lukt ze kwijt te raken tussen het groen. Terwijl ik hijg en zonder te kijken naar achteren zwaai met de pook hol ik verder. Het zweet en opwaaiend stof prikt in mijn ogen. Abrupt schiet mijn hoofd overeind wanneer ik in de verte iets zie bewegen bij de fabrieken. Kut, meer zombies, is mijn eerste gedachte, maar na nog eens te knijpen met mijn ogen en ze met mijn hand af te schermen van de zon besef ik me met een schok dat er verderop een aantal mensen staan.

    Nu sta ik voor een moreel dilemma. Doorrennen en er op vertrouwen dat die mensen de zombies aan kunnen, of afslaan en de zombies van ze afleiden? Zou dat überhaupt werken; misschien hebben de zombies ze al gezien of gehoord? Als ik nu de andere kant op ren valt er niet te zeggen hoe lang ik nog moet rennen voordat ik de zombies kwijt ben. Maar als ik doorren en de zombies recht op ze af stuur zullen ze me dat ook niet in dank afnemen. Ik klem mijn tanden op elkaar, buig af richting de bomen en besluit te hopen op hun medeleven. Ik zwaai de pook boven mijn hoofd om hun aandacht te trekken en schreeuw zo luid als mijn schorre keel me toestaat. 'Hé! Help!' Hoestend draaf ik verder, iets sneller om de zombies die me nu ook van de zijkant op me af komen af te schudden. Nog een maal schreeuw ik de mensen toe voordat ik wat meer vaart in mijn gang zet en me op de bomen concentreer. Het zou me niet verbazen als een aantal zombies nog steeds naar de mensen bij de fabriek hinkt, maar de meesten hebben mij hopelijk gevolgd, mede dankzij mijn geschreeuw. Ik laat mijn oog vallen op een hoge boom en terwijl ik de grote rugzak van mijn schouders af worstel en een stukje van de boom af op de grond laat vallen trek ik een laatste sprint, spring en grijp een tak vast. Hijgend van de inspanning trek ik mezelf op en klauter hoger de boom in. Onder me bereiken de eerste zombies de boom al. Kreunend en grommend staan ze om de stam heen, elkaar verdringend om dichterbij te komen.

    Ik ga zitten op een dikkere tak en leun zo comfortabel mogelijk tegen de stam van de boom aan. Het dikke leren jack laat ik van mijn schouders glijden en bind ik zo goed als het gaat om mijn middel. Mijn hart klopt in mijn keel en ik voel het bloed door mijn oren suizen. Nu is het afwachten. Normaal gesproken was dit zelfmoord geweest; ik heb mezelf klem gezet en kan geen kant op door de meute zombies aan mijn voeten. Het enige wat ik kan doen is hopen dat de mensen bij de fabriek me dankbaar zullen zijn dat ik geprobeerd heb de zombies van hun schuilplaats weg te leiden, en dat ze me daarom zullen komen helpen. Het zou net zo goed kunnen dat ze wachten tot ik ten prooi ben gevallen aan de zombies en daarna mijn rugzak meenemen, maar aan die optie wil ik liever niet denken.

    Juniper "Sunny" Al'Kapur––––
    26, Team één.
    ° ° °


    Enkele dagen later was het niet meer zo bedrukkend warm als voorheen, zelfs bij Juniper resulteerde het in een afmattende staat, want met de dagelijkse dosis belemmeringen –– overleven op zowat geen voeding en zombies naar de Hel helpen –– kon het niet anders dan eronder lijden. Desalniettemin betekende dat niet dat ze het aan enig ander wilde laten blijken, het was weer een andere vraag hoe goed ze dat zou voltooien.
    Ze kreeg het gebroken raam in de gaten, of beter gezegd: de wereld die daarbuiten lag, vol met vernietiging en slachtpartijen. Haar hoofd werd gevuld met meerdere beelden van lijken en de manier waarop ze erbij lagen, de één gruwelijker dan de ander. Terwijl de wereld aanvankelijk overbevolkt was met mensen kwam ze hedendaags nog amper iemand tegen, en wanneer zij ofwel de groep iemand detecteerde, was het meer dan de helft van de tijd een walker. Er was geen wijze voor haar om hieraan te wennen, zelfs al deed ze zich onbevreesder voor dan ze daadwerkelijk was. De jongedame had van zichzelf een slank postuur, die door de conditie van de desbetreffende samenleving echter verslechterd was. Momenteel kon ze haar vingers over haar borstkas en arm laten glijden, mocht ze dit willen, en haar gezonde lichaamsbouw voelen verdwijnen. Gisteravond had ze voor de zoveelste keer haar hand rond haar pols geslagen, ze had erin geknepen met woede tot het rode afdrukken zag.
    Machteloos was niet de bepaalde emotie die ze ervoer, het scheen eerder een zwakke richting ervan, gezien niemand de aardbol kon redden van zijn ondergang. Om deze reden vond ze elke zogenaamde “held” die dit probeerde een slechter persoon dan zijzelf was–– iemand die de hoop (die overduidelijk al verloren was) gebruikte om zich beter te laten voelen. Juniper worstelde nog altijd met haar eigen demonen en ze wilde zo min mogelijk dat gestalten haar in de weg liepen, alleen besefte ze eveneens dat ze in een groep meer overlevingskans had. Het enigste waar ze hedendaags om vroeg, was het overleven in deze destructie van een wereld, als het zo nog genoemd kon worden. Zelf begreep ze ook wel dat ze niet één van de liefste was, maar met “lief zijn” bereikte niemand iets tegenwoordig.
          'Juniper,' klonk er door de ruimte, waarin bijna niets bevond behalve een krakkemikkig bed en een stoel, wat uiteindelijk bij haar gehoorgang arriveerde. In eerste instantie trachtte ze de rauwe stem bij een gezicht, een persoon, te plaatsen, maar de staat waarin ze zich bevond, verbood het haar haast. Of het deerde haar verdomd weinig. 'Het spijt me... van wat er is gebeurd. Ik was,' Er klonk bijna een lichte aarzeling bij hem, wat haar de drang gaf om eens om te draaien en te zien of het ook zo was. 'dronken. En aan het ijlen. Ik had gedronken om... Nou ja, ik had gedronken. En in combinatie met de hitte en het ijlen had dat niet zo'n goed effect. Het was nooit mijn bedoeling je zo voor schut te zetten. S-sorry?'
    In een luttele seconde viel te bemerken hoe haar rechter mondhoek was omgekruld, die al net zo snel was verdwenen. Het kleine stemmetje dat ze bespeurde, zorgde daar – vreemd genoeg – niet om, het was het gegeven dat hij zichzelf op deze wijze aan haar toonde. Haar ogen gleden niet alleen over zijn gestalte heen, eveneens voor de persoon die zich achter hem bevond.
          Juniper haalde haar wenkbrauw iets op, geamuseerd door de twee. 'Well, als dat Storm niet is,' klonk haar toon spinnend, 'heb je een bodyguard meegebracht ditmaal?' Met een uiterst kalme tred begaf ze zich iets naar voren, niet direct naar de twee toe, eerder dat ze naast hem stond. 'Het is wel gewaagd, moet ik bekennen, dat je – je niet enkel in mijn aanwezigheid bevindt, maar tevens in de ruimte die ik heb toegeëigend.' Leaf was eerder een persoon die ze niet onder ogen wilde komen, maar ze besloot daar voor nu geen aandacht aan te geven. Wat wel duidelijk was, was hetgeen dat ze zijn verontschuldiging negeerde. Voor nu. 'Vertel hem maar dat hij mag rusten, ik ga je niet aanvallen. Tenzij je het ernaar maakt.' Met een diepe, enigszins verveelde zucht leunde ze tegen een muur aan, om tegelijkertijd hem in de gaten te houden. 'Hoewel het naar mijn mening niet gemeend genoeg was: je excuus. Probeer het nogmaals en vertel het op je knieën.' Wellicht vals, wellicht kon het haar niet veel schelen. 'Of doe je dit misschien alleen voor je eigen gemoedsrust?'
    Het ogenblik dat ze haar mond opnieuw wilde openen, ontdekten haar poelen buiten een voorstelling, of eerder genoemd: een figuur of een vreemde vorm. Wanneer ze beter keek, realiseerde ze wat er aan de hand was en klonk een vermakelijk lachje uit haar richting. Die zat fijn in de nesten, en nu verwachtte hij zeker hulp. De enige redenen waarom Juniper zou helpen, was voor vermaak en om haar gevechtskunsten bij te stellen. Ruw duwde ze Storm opzij. 'Kom een andere keer terug, ik zoek het vermaak op.' Ze gooide haar koolzwarte haarlokken over één schouder terwijl ze zich naar beneden begaf.












    [ bericht aangepast op 20 juni 2015 - 1:17 ]


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Jessica Crimson.
    Het was altijd even aanzien hoe Zev zou reageren op mogelijke sarcastische antwoorden. Hun samen hadden een verleden waar ze beiden, daar kon Jess haar leven om verwedden, liever niet om wilden praten en het liefst wilden vergeten. Het was eerder een unieke situatie waar zij zich in bevonden, maar desalniettemin was het niet dat ze de gozer haatte. Natuurlijk, ze zou hard lachen als hij in een benarde situatie kwam, maar ze was niet zo cru dat ze de gozer niet hielp.
          'Buddy!' Was het eerste wat hij riep – een man van dezelfde groep, die zich enkele meters verderop bevond. Jess had haar handen omhooggehouden alsof ze wilde zeggen dat zij er ook nog was – en ze geen lucht was. 'Maak jezelf gereed en beveilig de uitkijktoren.' Hij had zich omgedraaid naar Jess, waardoor ze sarcastisch had gedacht 'Oh, eindelijk.' Ze betrapte zichzelf op de constante negatieve gedachten die ze uitsprak of dacht en wilde zichzelf een klap voor d'r kop geven. Nee, Jessica, het lijkt misschien zo – maar niet iedereen heeft een pesthekel aan je. De wereld is gewoon een verrotte plek – en het kan niet gered worden.
          'We beveiligen de hekken en trekken het zeil erlangs, zodat ze niets kunnen zien.' Met een enkele knik als antwoord racete ze al direct naar de hekken om het zeil erlangs te trekken. Hopelijk werkte het wel – op zulke momenten kon je alleen maar hopen. Alle hoop is weg.

    Een kriebel vormde achterin haar keel, het liet haar zachtjes hoesten. Het kwam vast en zeker door de stofwolk dat hier, richting hen, kwam.
          Ze wilde zien hoe het met de stand van zaken stond en liep richting de beste plek om enig inzicht te krijgen met hoe het ervoor stond. Dat was een dichtstbijzijnd oud busje dat ongeveer ten hoogte was van de hekken. Snel had ze haar balans gevonden en ging staan. Het was niet veel meer geklaagd, maar het leek net of de hele horde met zombies een andere kant opgingen of stopten – wat ze precies leken uit te voeren was niet erg duidelijk voor haar.
          Jess hief haar hand boven haar ogen, zodat de zon niet in haar ogen kwam, en kneep haar ogen halfdicht om beter te kijken naar wat daarginds zich afspeelden.
          “Zev! Buddy!” Haar blik richtend naar boven, naar de twee mannen. Allebei waren ze erg verschillend, maar leuk hoe ze in elkaar staken. “Zien jullie wat?!”

    Opeens begon ze keihard te lachen, wanneer ze het context enigszins vast kon leggen. Een hulpeloos iemand die rende voor zijn – haar leven.
          Ik zie wat er gebeurd, maar wat.. is 't? Een vrouw of een man? Ugh, wat maakt het ook uit – diegene heeft hulp nodig. Ze kon het niet laten om nogmaals te proesten van het lachen – wat een situatie. Ach, ze kon net zo goed nog even wachten voor ze hulp bood, het ziet er wel komisch uit en diegene zit nog wel voor even veilig in die boom.
          “Ik denk dat ik maar voor Wonderwoman ga spelen,” sprak ze meesmuilend, meer mompelend en tegen zichzelf dan ieder ander. Normaal gesproken moest iemand verzoeken om hulp te bieden, want Zev is niet voor niks de leider, maar tja – Jess was altijd al koppig en wispelturig geweest. “Care to join me or somebody else?”

    [ bericht aangepast op 20 juni 2015 - 18:16 ]


    Don't walk. Run, you sheep, run.

    •• Raymond 'Ray' Clement




    Een blik erwten en een blik kattenvoer was het enige eetbare dat het huis nog te bieden had en de erwtjes waren al enkele maanden over datum. Toch propte Ray zijn buit tevreden in zijn rugzak. Voedsel was moeilijk te vinden, dus kieskeurig was hij niet. Zijn vallen brachten zelden iets op en wanneer hij er dan toch in slaagde om iets te vangen, viel het vaak ten prooi aan één van hen. Ook in de huizen leek het merendeel van het overgebleven voedsel te bestaan uit huisdierenvoer en soms wat achtergebleven blikken – als hij geluk had. In zijn rugzak had hij nog enkele bladen ongekookte lasagne, tien blokjes suiker en een fles men semi-gezuiverd water. In combinatie met de erwten en het vlees kon hij misschien nog wel iets smakelijks op tafel zetten. Gebakken kattenvoer was lang niet zo slecht wanneer het goed gekruid werd met oregano, peper en zout.

    Toen Ray de blikken in zijn rugzak had gepropt en in de keukenladen begon te scharrelen, schrok hij plots op van het geluid van sloffende voetstappen. Hij verstijfde voor hij in een reflex naar beneden dook achter de crèmekleurige keukenkastjes. Voorzichtig sloten zijn vingers zich rond de greep van zijn bat en sloop hij naar de openstaande voordeur. Door het gescheurde vliegenraam keek hij de verlaten straat in, op zoek naar de bron van het geluid. De voetstappen behoorden toe aan een gestalte met een kaalgeschoren hoofd en een langwerpige, metalen staaf in de hand. Toen ze dichter kwam kon Ray de flauwe welving van borsten onder een zwaar leren jack onderscheiden. Een jonge vrouw. Als het er op aan kwam zou hij haar waarschijnlijk aankunnen, maar er was geen reden om zijn krachten nog meer te verspelen zolang ze niet in zijn vaarwater kwam. Daar kwam het inderdaad niet toe, want het meisje stapte op een goed tempo langs de vele huizen en verdween niet veel later in een andere straat.

    Ray bleef nog enkele minuten doodstil op de grond zitten. Hij vroeg zich af waarom ze in godsnaam langs de straten van een dorp reisde. Het klopte dat de verharde wegen comfortabeler waren dan de hobbelige bosgrond, maar het dorp bood ook meer dekking aan de monsters die sinds kort over de aarde waarden. Ze hadden de neiging om plots in onoverkomelijke troepen op te duiken, aangetrokken door elkaars hongerige gekreun. Ray rilde bij het idee en veegde de zweetdruppels van zijn bovenlip. Het was weer even geleden dat hij er met één in aanraking was gekomen en dat wilde hij het liefst zo houden.
    Toen hij zich terug veilig waande stond hij op en ging verder door de kasten op zoek naar iets nuttigs. Kurkentrekkers, aardappelmessen, blikopeners, zelfs de kleinste tandenstoker werd in overweging genomen. Elk van deze objecten had het potentieel om hem ooit het leven te redden. Hij moest alleen kiezen welk hij nodig had.

    Misschien kwam het door zijn concentratie of zijn hebzucht, of misschien was hij gewoon vermoeid, maar hij had het monster niet horen komen. Pas toen de rottende hand zich verrassend krachtiger rond zijn schouder klemde en de reutelende adem in zijn trommelvliezen dreunde, werd de alarmerende aanwezigheid hem duidelijk. Met volle kracht en een luide schreeuw trok hij de met bestek gevulde lade uit de kast en knalde die tegen de schedel van het ding aan. De inhoud van de lade landde me een oorverdovend gekletter op de keukenvloer, maar dat deerde Ray momenteel niet. Het ding was achteruit gedeinsd van de klap, maar het was niet genoeg geweest om het voorgoed uit te schakelen. Een ontmoeting met het massieve hout van zijn baseball bat was dat wel. En toch zou dat net dramatisch blijken te zijn.
    Het lijk stommelde verder, knalde tegen een pannenrek aan en zakte toen roerloos op de grond. Als reactie daarop was het rek echter losgekomen, waardoor de metalen pannen eveneens met veel kabaal de keukenvloer op rolden. Ray wist meteen dat hij zich uit de voeten moest maken. Als het bestek de aanwezige monsters niet had wakker geschud, dan zouden de pannen dat wel gedaan hebben. Hij griste zijn rugzak van de keukentafel, haastte zich naar de veranda en greep de daar geparkeerde mountainbike bij het stuur. Het kleine akkefietje met het monster in de keuken had slechts enkele minuten in beslag genomen, maar ook meer schade aangericht dan hij had verwacht. Langs alle kanten verschenen er kreuners uit de tuintjes en uit de huizen. Een aantal waren al op de straten geraakt en ze hadden hem allemaal gezien. De stress golfde misselijkmakend door zijn lichaam. Waarschijnlijk had hij de aandacht getrokken van een voorbijtrekkende troep en nu schuifelden ze traag, maar in groten getale zijn kant op. Behendig sprong hij op zijn fiets en begon met hoge snelheid de straat uit te rijden, de vallende lijken ontwijkend. Het gerochel van hun broeders leek meer en meer van de wezens uit de bossen te lokken en algauw stond de straat achter hem vol en begon ook de weg voor hem versperd te raken. Op pure adrenaline racete hij door de straten, op zoek naar een uitweg.

    Die bood zich aan in een door een hek omgeven industrieterrein. Zo hard hij kon fietste hij rond het gevaarte heen, kijkend of hij ergens door kon raken. In zijn enthousiasme om een schuilplaats te vinden schoven de banden van zijn mountainbike weg op een stuk grind dat voor het hek lag. De klap maakte hem even duizelig en zijn dijbeen brandde toen de huid wegschuurde. Toch aarzelde hij niet lang om recht te veren, toen hij de naderende geluiden registreerde. Een paniekerig gepiep kwam uit zijn keel toen hij uit alle macht probeerde om over het hek te raken. De rugzak op zijn rug bemoeilijkte zijn zaak enorm, maar uiteindelijk slaagde hij er in om bovenop het hek te raken, terwijl de dode handen naar zijn voeten grepen. Het hek schudde en rammelde onder zijn gewicht waardoor hij zijn evenwicht verloor en met een luide kreet in het stoffige zand terecht kwam. Blijkbaar was de hoogte van de barrière groter dan hij had voorzien, want door de klap kon Ray enkele seconden geen adem krijgen en zag hij sterren. Onder de dreiging van de samentroepende wezens sleepte hij zichzelf echter verder en verborg zich hijgend van de inspanning achter een stapel kratten. Hij hoopte dat als ze hem niet meer zouden zien, hun interesse zou wegdeemsteren en hij weer veilig zou zijn, want indien ze door het hek braken, was hij eraan. Door over het hek te springen, leek hij zijn enkel te hebben verzwikt. Lopen zou geen uitweg bieden.

    [ bericht aangepast op 22 juni 2015 - 23:36 ]


    Frankly my dear, I don't give a damn.