Het kleine meisje zoefde door het water. Haar staart, bekleed met blauwe schubben, wapperde enthousiast op en neer, terwijl haar turquoise haren door het water dansten. Bij alles wat nieuw voor haar was, bleef ze even stilhangen, terwijl haar paarsblauwe ogen onderzoekend naar het voorwerp keken. Met haar handen moest ze het even aanraken voordat ze verder zwom, op zoek naar een volgend interessant voorwerp.
‘Emily!’ Een donkere stem riep haar naam en haar vader kwam achter een rots vandaan. Hij had een brede, gespierde torso en een blauwe staart; dezelfde kleur als de staart van zijn dochter. Ook zijn gezicht leek erg veel op dat van Emily, al was zijn neus wat groffer en waren zijn lippen smaller. Hij had dezelfde unieke paarsblauwe kleur ogen, maar de ondeugende glans die zich nog wel in de ogen van zijn jonge dochter bevond, was uit de zijne verdwenen.
Bij het horen van haar naam draaide het kleine meisje haar hoofd naar haar vader en keek ze hem verbaasd aan. Het was haar niet duidelijk wat ze fout had gedaan, maar dat ze iets fout had gedaan, wist ze wel: zijn toon was erg onvriendelijk.
‘Emily, raak dat niet aan. Dat is van de mensen.’
Ze dook direct bij het onderwerp vandaan, waar ze daarvoor nog zo geïntrigeerd naar had gekeken. Ze wist niet wat mensen waren, maar het woord moest iets slechts betekenen, daar was ze wel achter. Altijd als het woord genoemd werd, dan keek haar vader er erg boos bij en kreeg haar moeder een angstige blik op haar gezicht.
Haar moeder heette Vivienna en was een beeldschone vrouw. Ze had blonde haren die, net als bij Emily, krulden als ze in het water zweefden. Verder leek Emily weinig op haar moeder: alleen hun volle lippen waren hetzelfde. Haar moeder had hemelsblauwe ogen, een wat ovaler gezicht en een roze, bijna witte, parelachtige staart.
‘Kom hier, Emily.’ Hyvro stak zijn hand naar haar uit en omdat ze wist dat het zo hoorde, pakte Emily die aan. Ze keek nog even lonkend naar het voorwerp waar ze het laatst naar had gekeken: een bruingekleurde, vierkante bak. Ze wist zeker dat er iets in zat en daardoor was haar nieuwsgierigheid aangewakkerd, maar ze zou er nooit achter komen wat er zich in het voorwerp bevond.
Samen met haar vader ging ze terug naar hun slaapplaats, waar haar zussen al zaten. Kelly rolde even met haar ogen, omdat haar jongste zusje voor de zoveelste keer plotseling was verdwenen, maar Vivienna nam Emily van haar man over en begon haar heen en weer te wiegen, terwijl ze zachtjes een liedje neuriede. Toen Emily haar ogen had gesloten, legde Vivienna haar naast Sofia, die ook al lag te slapen. Ze glimlachte even naar haar kinderen en zwom toen naar Hyvro toe.
‘We moeten hier morgen weg,’ mompelde hij, zo zacht dat niemand anders dan zijn vrouw het kon horen, hoe erg Kelly haar best ook deed om mee te luisteren. ‘Het ligt hier vlakbij vol met mensenspullen, dus zijn ze hier ook in de buurt.’
Vivienna’s blik gleed naar haar dikke buik. Ze was weer zwanger geraakt, tot hun grote verbazing en blijdschap, maar ook angst. Het kon niet lang duren voordat ze zou bevallen en dan zouden ze zich opnieuw moeten bekommeren om hun ei. Daarom moesten ze naar diepere wateren, waar de mensen niet konden komen. Ze wilden niet nog een keer het risico nemen wat ze eerder hadden genomen - en wat toen tot verschrikkelijke gevolgen had geleid.