Michael Clifford
Vermoeid liep ik van mijn laatste college naar buiten. Mijn rugzak hing over een van mijn schouders en Daniel's koppie stak uit het voorvak. Ik was blij dat de week over was, mijn laatste college week. Volgende week zou het wee van voren af aan beginnen, maar daar dacht ik nu niet aan. Nu zou ik snel maar mijn baan moeten, terwijl ik vrolijk Basket Case van Green Day meezing met de geluiden die door mijn oortjes mijn oren in stroomden vanaf mijn telefoon. Ik liep vrolijk door over de route naar mijn werk tot ik in een achterbuurt waar ik door moest bij een vuilcontainer iets leek te horen. Ik trok mijn oortjes uit mijn oren en hoorde het gepiep duidelijker. Het klonk levend en vrij hopeloos. Ik begon wild om me heen te kijken en druk te zoeken, maar uiteindelijk zag ik in de container een groene doos liggen, waaruit het geluid kwam. Toen ik de doos opendeed was die tot mijn ontzet gevult met 12 vrij magere puppies. Ik snapte niet hoe mensen dit konden doen, maar ik zag hier nu ook niemand om verder te vragen en in deze buurt durfde ik het ook niet. Ik besloot de hondjes dus maar mee te nemen en snel verder te lopen. Als ze in een vuilcontainer lagen hoefden hun eigenaar ze toch niet. Na mijn dienst zou ik ze wel naar het asiel brengen. Onderweg bedacht ik al namen voor elk van de pups, inclusief van een heel klein heel mager zwartje met felblauwe ogen. Uiteindelijk kwam ik bij de Starbucks aan, na nog 10 minuutjes lopen en een ontelbare hoeveelheid likken over mijn gezicht en armen. In de personeelsruimte zette ik de doos in een hoek en bouwde een soort rennetje van stoelen en dozen zodat de pups wat konden lopen en bewegen, waar ze bijna direct wel gebruik van maakten. Daarna verwisselde ik mijn Metallica shirt voor mijn werkbloes en deed ook mijn schort om, waar ik Daniel in deed,die zat daar altijd tijdens mijn werk. Daarna liep ik naar voren. Aangezien er nog weinig mensen waren vulde ik eerst een kom met water die ik bij de hondjes bracht. Eigenlijk allemaal vielen ze aan, behalve het kleine zwartje met de blauwe ogen. Ik pakte die op en stopte die naast Daniel in mijn schort, waar hij zich opkrulde tegen het kleine leeuwtje en zo inslaap viel. Ik keek even vertedert toe voor ik naar voren liep om mijn handen te wassen en achter de kassa te gaan staan voor de eerste bestellingen van de dag. Eigenlijk wilde ik liever poetsen en op mijn hondjes letten, maar als er niemand was, moest ik het wel doen. Daarbij wist iedereen die hier werkte wel beter dan zich af te vragen waar de dieren in de personeerskamer vandaan kwamen, want mij gebeurde dit vaker dan eens dat ik dieren in beter of slechtere staat op straat vond zonder eigenaar, zeke in de achterbuurt, en ze dan meenam voor ik ze na diensttijd naar het asiel bracht. Dit was tenminste minder vreemd dan de 3 kippen, de ezel of de 7 schildpadden die er wel eens hadden gestaan en die ik met mijn leven had bewaakt. Tja, ik was een vreemde met een rare aantrekkingskracht voor achtergelaten dieren. Nu zo achter de kassa hoopte ik wel dat Luke snel kwam. Ten eerste om me af te lossen, zodat ik als poetsende moederhond een oogje kon houden op de pups in de gesloten personeelskamer, en ten tweede omdat ik het zeker niet erg vond om hem als uitzicht en teddybeer te hebben tot we allebei naar huis gingen na sluitingstijd. Niet dat ik het hem ooit zou zeggen of laten merken, maar goed.
[ bericht aangepast op 28 aug 2014 - 10:17 ]
Bowties were never Cooler