x
[ bericht aangepast op 2 maart 2015 - 22:12 ]
•
Karmilla Alaina Lane.
Er liep een rilling over de rug van het nieuwe meisje, Olivia. Zelf liet ze niks van zichzelf zien en keek ze afwachtend naar haar, met de appel voor Olivias' gezicht. 'Nee, dankje,' had ze met een duidelijk hoorbare rilling in haar stem laten horen. 'Ik heb al ontbeten vanochtend.' Ze grinnikte hierdoor en beet uit de appel alsof ze nu veel meer van het meisje, genaamd Olivia, wist dan goed was. Ze had de blikken van Tyler wel opgemerkt, maar ze gaf er geen aandacht aan – het was niet verboden om naar anderen te kijken.
"Je hoeft niet bang te zijn. Er zit geen vergif in," grinnikte ze.
'Auwtch, afwijzing.' Haar ogen kleurden even donker, alvorens ze zich omdraaide naar de mannenstem die erop had gereageerd. Ze zag de desbetreffende persoon vlakbij haar staan met een zelfgenoegzame grijns. 'Volgens mij moet je aan je techniek werken.' King, waarom ook niet? Ze kreeg een merkwaardig gevoel – een gevoel die ze in haar verleden ook had gevoeld. En dat liep niet al te best af. Hoewel ze haar best deed om hier niet op te letten en haar gevoelens niet de overhand liet nemen, merkte ze niet dat iets langs haar benen gleed.
'Kom Olivia, ik zal je rondleiden.' Hoorde ze op de achtergrond. Ook had Tyler een tril in zijn stem. Nou, zo eng was ze toch niet? Dacht ze, terwijl ze er geheimzinnig over lachtte. Ze keek naar haar benen, waar ze het gevoel herinnerde dat iets over haar benen gleed, maar ze zag niks – en zonder er nog verdere vraagtekens over te zetten, likte ze uitdagend over haar bovenlip toen ze een reactie terug vermelde. Wat ze niet wist, was dat dit een staart was geweest – maar deze was al snel weer weg.
"Ja? En waarom leer jij me dat niet bij.. King?" Ze lachte schamper, met een onderliggende flirtende toon. "Jij weet het toch zo goed." Ze had haar stappen dichterbij gezet naar King en bracht haar hand op naar zijn gezicht, bijna had ze hem aangeraakt, maar ze hoorde een zangerige stem wat haar gedrag onderbrak. Misschien was dat maar goed ook, want ze had enkele seksuele gevoelens dan bij hem opgebracht – of hem in slaap kunnen laten vallen.
‘King. . . Uh Sawyer – Karmilla!’ Ze liet sierlijk haar hand langs haar lichaam vallen en draaide zich om naar de zoetklinkende klanken van de stem. Voor kort toen ze de naam Karmilla hoorde, werden haar ogen donkerder dan ooit tevoren.
"Hoe.. hoe noemde je me, Mortefiscera?" Had ze op donkere, gedempte toon gevraagd. En voor een kort moment was ze iemand anders dan ze normaal was. Mortes' springerige, roodoranje lokken kwamen in beeld en verborgen deels haar porseleinen gezichtje. 'Neo gaat crackers voor me maken,' had ze meegedeeld. Ze dacht direct door en keek kort in gedachten, waarna ze haar perverse grijns toonde naar Morte.
"Oh ja? Laat hem dan voorzichtig zijn. Dat 'ie geen nagels breekt."
'Werkelijk? Wat heb jij geluk,' antwoordde King er vlak na. Ze onderzocht de blik van King en glimlachte.
"King," begon ze en ging op de tafel zitten – met haar voeten op een stoel. "Wat betekend Morte voor jou? Ze is heel speciaal voor je, dat zie ik aan je." De appel gooide ze met een behendige beweging in de prullenbak.
[Ik vind 'm wel goed zo, want er is duidelijk verder gegaan. Ik laat Karmilla een andere keer wel naar een andere plek gaan.]
[ bericht aangepast op 29 juni 2014 - 19:08 ]
Don't walk. Run, you sheep, run.
23 - Half-Demoon, telepathie
•••
Enigszins verrast door het antwoord van Neo, zorgden zijn woorden eveneens voor enige, onuitgesproken bezorgdheid – wetende wat de oorzaak zou kunnen zijn. ‘Het kon beter’, had hij namelijk met een gesmoorde stem toegegeven, wat voor me op nachtmerries wees – ik had zelf wel eens problemen met kwalijke dromen gehad, iets wat ik openlijk met Neo besproken had toen we elkaar jaren geleden ontmoet hadden. Mijn aandacht werd echter getrokken door Mortefiscera, die over haar ontmoeting met mijn moeder deze ochtend vertelde, wat ik alles behalve fijn vond. Tot mijn opluchting merkte ik echter dat Neo zich vrij snel bij ons voegde en terwijl de verbrandde hand van het lieftallige, tengere meisje verzorgde – wat me er nog eens aan herinnerde hoe goedhartig hij werkelijk is.
Toen de roodharige jongedame echter meteen verstijfde en erna duidelijk de moed verzamelde om verder te eten, werd mijn gehele gedachtengang – die zowel mijn vriend als de woorden over mijn moeder bevatte – nogmaals onderbroken, waardoor ik geheel automatisch mijn hand om haar arm gevouwen had toen ze hierin geslaagd was. Uit mijn ooghoeken viel me op hoe zich langzaam maar zeker ook de vingers van Neo, zich in de hare gevlochten hadden – een daad van hem die ik, ondanks de blijvende flikkering jaloezie en verslagenheid, meer dan bewonderde. Het was duidelijk dat hem hetzelfde onvermogen dwarszat dan ik nu voelde.
Een moment blijft het stil, nadat ik Mortefiscera gevraagd heb of haar ontbijt haar smaakt, in een verwoede poging haar gedachten af te leiden van de duistere verschijning waarvan ik weet dat hij haar teistert. Wanneer haar ogen die van Neo echter ontmoetten, leek ze weer bij de wereld gebracht te worden - wat mijn gevoel van verslagenheid versterkte. ‘Het smaakt heel erg goed, bedankt voor het vragen Sawyer.’ De woorden zorgden voor een opluchting die onbeschrijflijk was. Niet alleen omdat ze nogmaals haar kracht – waarvan ik meteen al geweten had dat deze in haar aanwezig was – getoond had, tegen de verschijningen die haar soms geheel overheersten. Moedig zag ik haar verder eten, tot een gegeven moment er een schok doorheen haar lichaam leek te gaan – ze herpakte zich echter snel en ging dapper door met het eten van haar cracker.
Onbewust dwaalden mijn gedachten naar mijn eerdere dialoog met Karmilla, die er – tot mijn tegenzin – weer in geslaagd was me enigszins rood te laten kleuren. Ondanks ik er nooit aan zou twijfelen dat ze me niks aan zou doen, wisten haar woorden me vaak te overvallen, eveneens omdat ze me bij mijn werkelijke, walgelijke naam had genoemd – waardoor ik zonder reactie achterbleef. Ik zou eveneens zweren dat er iets veranderde aan haar, wanneer we praatten, wat ik nog steeds geen plaats had kunnen schenken. ‘King – Wat betekent Morte voor jou? Ze is heel speciaal voor je, dat zie ik aan je.’ De woorden bleven zich in mijn gedachten herhalen – vooral omdat ze geheel gelijk had. Morte had een bijzondere plaats in mijn hart gewonnen, puur vriendschappelijk. . .toch? Door haar onverwachte vraag, had ik gewoon – naar mijn gevoel, door nervositeit overspoeld – geknikt, waardoor ik me nu voor mijn eigen hoofd zou kunnen slaan. Ik kon haar Karmilla echter niet kwalijk nemen – niet alleen omdat haar verleidelijke, zoete gedrag me niet vreemd was, maar eveneens omdat ik ook haar aanwezigheid in het huis meer en meer was weten waarderen.
’Het gaat wel weg,’ hoorde ik de zachte stem naast me plotseling zeggen, wat mijn aandacht plots weer – gedeeltelijk - bij de wereld trok en me hielp mijn blik van Karmilla weg te trekken. Met enig trots gevoel zag ik het lege bord in het midden van de tafel staan en hoe Morte zich nu reeds op haar thee gestort had, om ons terwijl mee te delen dat de duistere verschijning wel weer weg zou trekken – iets waar ik echter niet geheel van overtuigd was, maar tegenspreken zou ik haar niet. ‘Hebben jullie vandaag therapie? Of zijn jullie de gehele dag vrij?’ ging ze verder, al dwaalden mijn ogen weer naar de handen van Neo en Morte, ‘Ik heb vanmiddag volgens mij nog sociale therapie, maar ik heb er niet zo’n zin in… Het is met psycholoog Baker en ik mag hem niet zo,’ pruttelde ze. Onbewust trok ik een mondhoek omhoog vanwege haar zachte woorden en de kinderlijke houding waarin ze ze uitsprak, ik gaf haar echter gelijk.
Met enige tegenzin liet ik mijn hand weer naar mijn schoot glijden, wanneer Morte haar beide handen om de mok sloot. Meteen vormde er zich echter een brede, stralend prachtige glimlach om haar lippen, wat me hier meteen van afleidde – al verscheen er al snel een lichte frons tussen haar fijne wenkbrauwen. ‘Jullie schijnen er niet helemaal bij te zijn vandaag, hoe komt dat? Uh – als ik vragen mag…’ Voor een moment – reeds de tweede keer vandaag, na de woorden van Karmilla – wist ik niet hoe te reageren. Neo was meer dan een goede vriend – ze had echter gelijk, wat me meteen met enig schuldgevoel vulde, omdat ik de man die mijn vertrouwen al jaren had zo benijdde. Al kon ik een kleine glimlach niet onderdrukken vanwege haar formele uitspraak, die ik alles behalve passend vond bij haar. ‘Ik denk dat we beiden een zware nacht gehad hebben, Mortefiscera,’ zei ik, als ik een mondhoek omhoog trok, terwijl ik Neo even aankeek en enkele seconden later meteen opstond. ‘En ja, ik heb gedragstherapie vandaag. Nu helaas, dus.. ik zie jullie later?’ zei ik vragend, met een halve grijns – hopend op een positief antwoord. Beseffend dat mijn tijd echter nauw was en ik de klok geen moment in de gaten gehouden had, stapte ik na bij Morte zorgzaam een hand op de schouder gelegd te hebben en Neo en Karmilla een vriendelijk knik gegund te hebben, verder naar mijn kamer om de nodige geschreven voorbereidingen van mijn therapie te halen.
A girl who wonders.
[ bericht aangepast op 4 juli 2014 - 19:41 ]
The duty of youth, is to challenge corruption.
Quiet the mind, and the soul will speak.
To the stars who listen — and the dreams that are answered
Quiet the mind, and the soul will speak.
Olivia "Liv" Amy Jennings
Het bleef even stil, maar daarna antwoordde hij "Ik heb een paranoïde persoonlijkheidsstoornis, wat inhoud dat ik mensen niet vertrouw en argwanend ben.” Weer bleef het even stil, maar daarna ging hij verder "Persoonlijk vind ik het maar zever maar zeg dat nooit tegen de psycholoog, de enige manier om hier uit te komen is doen dat je het accepteert.” Net als hem vond ik niet helemaal dat het klopte, waarom zou hij mij dit anders vertellen? Zou hij dan niet bang moeten zijn dat ik niet te vertrouwen was en zijn diagnose zou doorvertellen? “Oh ,ja, niet iedereen apprecieert het als je vraagt wat ze hebben, daarbij hebben ze liever dat we het voor ons zelf houden, ze vinden de ‘privacy’ heel belangrijk” zei Tyler er nog achteraan. Dat wist ik dus niet, toch verontschuldigde ik me door "Sorry" te zeggen op een zachte toon. Ik schrok van Tylers klap in zijn handen als teken dat hij verder wilde gaan. Hij liep de gang in, waar hij me het klaslokaal wees en snel weer doorliep. Daar liep hij van de trap af naar beneden. Blijkbaar waren we in de kelder want Tyler zei: “Hier is de kelder, om de beurt moeten we de was sorteren en wassen, maar jij moet dit alleen maar voor de meisjes doen, wij doen het ook alleen maar voor de jongens”. Stiekem vond ik dat best wel fijn. Dat betekende namelijk dat ik geen vieze jongensonderbroeken aan hoefde te raken. De volgende deur opende Tyler weer. “Hier zijn dus de etensvoorraden.” vertelde hij en pakte twee koekjes waarvan hij er 1 aan mij gaf. Weer glimlachtte ik. Ik geloof dat ik Tyler wel aardig vond. Ik beschouwde hem als iemand die ik wel kon vertrouwen.
Boven liet Tyler de slaapkamers nog zien, waarbij hij vertelde: “Hier hebben we de slaapkamers, links is de gang voor de meisjes en rechts die voor de jongens, het is verboden om in elkaars gang te gaan dus die kan je dan straks ontdekken “ Dat had ik al verwacht. Ik was al op mijn kamer geweest, die zich bevond in de linkergang. “Oh ja, het is verboden in de week om boven te zitten overdag, ze willen ons het liefst zien” Dit punt vond ik aan de ene kant jammer, maar aan de andere kant ook best logisch. Toch dacht ik dat ik me eraan zou gaan storen. Terwijl we weer naar beneden liepen, vertelde Tyler nog het een en ander over de zolder. Hij eindigde zijn rondleiding met “Wel ,dat was het, zoals ik al zei, je zult de weg direct kennen, het is niet moeilijk of zo”, waarna hij ongemakkelijk bleef staan. Dit soort momenten vond ik ook erg ongemakkelijk. Het was dus waarschijnlijk mijn taak om dit goed te doen. "Heel erg bedankt." zei ik met een glimlach. "Maar eh... Wat doen jullie hier normaal altijd in het weekend?"
[ bericht aangepast op 15 juli 2014 - 22:53 ]
you don't love me the way that i love you // Heizer is nu Fagerman
23 - Half-Demoon, telepathie
•••
Mijn gedachten nog steeds bij dezelfde personen, stap ik verder richting de kamer van Caiden en mezelf – mijn pas vertragend vanaf ik ongetwijfeld uit het zicht van Mortefiscera, Karmilla en Neo ben. Ik betrap mezelf erop dat er enig schuldgevoel in me huist, omdat ik me zo snel uit de voeten gemaakt heb. Niet omdat ik gelogen heb – ik heb namelijk weldegelijk therapie, waar ik maar al te veel tegenop zie – maar omdat ik het excuus meteen omarmd heb en het zelf enige geruststelling bood te mogen vertrekken, bij de mensen die in dit huis het meeste voor me betekenen. Zwakke idioot – vluchten om een paar vragen of vlucht je omdat je het niet aan kan ze zo te zien? Kort adem ik diep in en blaas de lucht weer uit, gefrustreerd met mezelf, terwijl ik de gedachten uit mijn hoofd probeer te duwen, waarna ik mezelf – vanaf ik de hoek om ben - toelaat even tegen de muur te leunen in hoop enige orde in mijn gedachtegang te brengen.
‘Mortefiscera. . .’ hoor ik een murmelende stem na enkele minuten zeggen – een stem die ik meteen herken als die van mijn goede vriend, een toon die ik echter zelden bij hem heb mogen aanschouwen. ‘Er is iemand die blijft terugkomen in mijn zicht, ik blijf opmerken wat ze doet en ik ben benieuwd waar ze heengaat. Wanneer die persoon glimlacht, voel ik me op mijn gemak – en wanneer ze triest is, word ik ongerust. Ik wil haar aan het lachen maken. Als ze lacht…’ Voor het eerst in mijn bestaan, gaat er een scherpe, genadeloze pijn doorheen mijn lichaam – eindigend bij mijn hart, terwijl ik door een zekere verslagenheid overspoeld wordt. Hij spreekt over haar – vanzelfsprekend spreekt hij over haar en haar perfecte bestaan. ‘Wat moet ik doen. . .?’
Onbewust zuig ik mijn longen vol lucht en hou mijn adem in, bang dat mijn aanwezigheid opgemerkt zou worden. Ik voel een ziekmakend schuldgevoel dat ik mijn vrienden zo zou afluisteren, maar het verlangen – de angst – te weten hoe ze reageert op deze woorden, is er één die ik nooit zou kunnen overwinnen. De lieftallige jongedame met de roestrode lokken toont echter vooral verwarring, waarbij ik me haar prachtige gelaat bijna perfect voor ogen kan halen. Gedurende het hele gesprek zit ik versteend op de grond, niet wetend of ik werkelijk al adem gehaald heb of niet. De druk in mijn hoofd vanwege iedere emotie die als een mes doorheen mijn ledematen schiet, is immers reeds te veel om controle over te houden – waarbij ik niets liever wil dat schreeuwen, mijn vuisten doorheen de muur slaan. Angst haar te verliezen, walging om mijn zwakte – mijn jaloezie, woede. . . vanwege mijn vriend? Nee – simpelweg omdat hij erin geslaagd was te doen, wat ik nooit gedurfd heb. Misschien eveneens omdat ik er niet in slaag hem deze liefde te gunnen, al is Neo werkelijk één van de weinigen die ik alle geluk toewens.
Wanneer ze hun wegen weer scheiden – vooral door de tussenkomst van Baker – laat ik mezelf toe even diep in te ademen, en weer uit. Ik blijf echter stil, luisterend naar de onregelmatige ademhaling die afkomstig is van Morte. Iedere vezel in mijn lichaam verlangt haar te helpen, haar verheldering te brengen, haar te zeggen wat ik voel - maar ik kan niet degene zijn die nog meer verwarring in haar onschuldige gedachten brengt, die haar in een onnoemelijke situatie brengt. Nee, die persoon zou ik nooit voor haar kunnen zijn. Noch voor mijn vriend, hij had immers meer moed getoond dat ik ooit heb gehad – zulk verraad zou ik hem niet mogen aan doen, ondanks de eindeloze woede die in mijn lichaam huist. Is er dan toch een deel van me dat het hem kwalijk neemt? Met rillende bewegingen schud ik de gedachte uit mijn hoofd en dwing ik mezelf te staan, vanaf ik met zekerheid weet dat Mortefiscera uit de hal verdwenen is, waarna ik mijn vuist onverwacht met al mijn macht tegen de muur aansla en mijn hoofd er even tegen laat rusten. Ik snuif – mezelf allerlei verwijten toegooiend in de stilte van mijn eigen gedachten. Zwak mormel ben je ook. Nog een slag tegen de muur. Wat is er mis met je? Een stekende pijn verspreidt zich over mijn hand. Ze zijn je vrienden. Gedwongen stop ik en laat mijn vuist naast me hangen, na ik de schaafwonden langs mijn knokkels gezien heb. Het zijn mijn vrienden. Ik neem enkele seconden om mijn houding te herpakken, mijn kalmte terug te vinden – zoals mijn therapeut me geleerd had te doen, wanneer ik vreesde een woedeaanval te krijgen.
Langzaam breng ik mijn lichaam weer in beweging en zet mijn weg naar mijn kamer weer verder, mijn passen tellend als ik ze zet – één van de trucjes mijn gedachten onder controle te houden. Wanneer ik de deur bereik, kom ik echter meteen tot stilstand, als twee stemmen – die ik meteen herken als die van Talia en Caiden – mijn gehoor bereiken. ’Als je er toch vanuit gaat dat wij ooit gaan trouwen, dan mag je me nu mooi helpen met het opvouwen van de was, gezien dat later ook jouw taak zal worden,’ hoor ik Talia op een lieflijk toontje zeggen, waardoor er zich in een automatisme een gedwongen glimlach om mijn lippen vormt. Ik zou de relatie tussen de twee nooit begrijpen, maar het was altijd amusant te zien hoe ze elkaar uitdaagden. Wanneer ik na enige twijfeling een paar passen verder zet, valt mijn aanwezigheid Talia vrijwel meteen op en word ik overvallen als ze plots haar arm om mijn schouder slaat – iets waar ze nauwelijks in slaagt, aangezien ze aardig wat kleiner is dan ik. ‘Sawyer,’ zegt ze met enige zangerige toon in haar stem, ‘Ga je mee de komedieshow bekijken waarin Caiden de was op gaat vouwen?’
Ik grijns even en laat met een kort knikje weten dat ik dat maar al te graag zou willen zien, wat eveneens waar was – alles om mijn gedachten weg te krijgen. Er was tevens geen enkele vezel in mijn lichaam die zich naar de therapie wilde haasten, waar ik enkel overspoeld zou worden met vragen waar ik geen antwoord op wenste te geven. ‘Ik zou het voor geen goud willen missen, Talia,’ zeg ik haar kalm en ietwat stil, ‘Helaas heb ik therapie, waar ik niet aan zal kunnen ontsnappen.’ Ik leg mijn arm even langs haar middel waarbij ik haar voor enkele seconden van de grond til. ‘Volgens mij moet jij nog een beetje groeien,’ zeg ik met een kleine grinnik en laat haar dan los, om verder te lopen naar mijn kant van de kamer. Wanneer ik de spiegel in onze kamer passeer, valt me mijn bleke gelaat vrijwel meteen op en richt ik mijn blik strak verder. ‘Caiden, ik moet bekennen dat ik jou nooit ingeschat had als het huisvaderlijke type,’ zeg ik dan, terwijl ik mijn notitieboek in de rommel van mijn nachtkastje probeer te vinden, die ik weer sluit vanaf ik hem in handen heb. ‘Laat elkaar heel,’ meld ik nog, waarna ik de kamer na enkele minuten alweer verlaat, richting therapie.
Weer tel ik mijn passen, deze keer stroever dan anders – aangezien de tegenzin voor therapie elke haast onderdrukt. 23 passen tot ik de trap bereik, 18 tredes, 32 passen tot Mortefiscera plots in mijn gezichtsveld verschijnt. Haar lijkbleke verschijning laat me tot stilstand komen, waarna ik frons om de bijna verslagen manier waarop ze tegen de muur aanzit. Meteen vormt er zich weer een knoop in mijn maag, tevens omdat ik haar wil vragen wat er aan de hand is – al is de kans reëel dat ik reeds over het antwoord beschik. Voor een kort moment laat ik mijn blik naar de deur glijden, beseffend dat Neo er zich waarschijnlijk bevindt, als hij werkelijk in het bijzijn van die waardeloze Baker is. Alsnog stap ik verder, richting het meisje met de rode lokken – deze keer zal je niet vluchten, King. Met enige voorzichtigheid plaats ik me naast haar en laat het notitieboek in mijn schoot rusten, waarna ik mijn blik zijwaarts richt. ‘Gaat alles goed, Mortefiscera?’, vraag ik haar, bezorgder dan ik zou willen toegeven – al ben ik vooral gelukkig dat ik de woorden met enige kalmte kan uitspreken.
[ bericht aangepast op 22 juli 2014 - 18:04 ]
A girl who wonders.
Quiet the mind, and the soul will speak.
23 - Half-Demoon, telepathie
•••
Vanaf ik mijn plaats naast de jongedame had genomen en de woorden uitgesproken had, had ze haar houding hersteld en een prachtige glimlach om haar lippen laten vormen – wat meteen een kleine geruststelling vormt. Desondanks speelt de situatie van voorheen zich eindeloos af in mijn gedachten, waardoor ik meteen twijfel of haar woorden waarheid bezitten, of niet.
‘Ja, alles gaat prima. Ik wacht op Neo – hij heeft therapie,’ zegt ze me. Natuurlijk wacht ze op hem – waar zat ik met mijn gedachten? Ik kan haar op dit moment niet enige helderheid brengen. ‘Hoe gaat het met jou? Je bent al helemaal klaar zo te zien.’ Ze brengt haar blik naar mijn notitieschrift, waarna ik automatisch hetzelfde doe, al lijk ik ver weg van deze wereld. Voor enkele seconden zoek ik haar prachtige ogen weer, maar besluit het onderwerp met rust te laten – iets waar we naar mijn gevoel beiden naar verlangen. Het zou bovendien als bitter verraad voelen als ik me in de situatie zou mengen, aangezien ik mijn dierbare vriend absoluut een goede afloop gun.
‘Zo meteen therapie met Baker, de pure verschrikking,’ zeg ik haar kalm na enkele seconden stilte, zoekend naar mijn eigen woorden met enige hoop de sfeer te verlichten - al meen ik ieder woord. De man heeft een vreselijke – tevens terechte – reputatie in het huis gekregen, vooral door het feit dat het lijkt alsof hij geen greintje empathie tegenover ons heeft. Enkel een zuiver verlangen naar onze diepste gedachten.
Mijn woorden lijken echter nauwelijks tot haar door te dringen, vooral door het feit dat niet veel later de deur naast ons geopend wordt en mijn goede vriend naast ons verschijnt. De verbazing – verwarring – in zijn blik valt meteen niet te negeren, al weet ik niet hoe erop te reageren.
‘Hallo, jullie zien er gezellig knusjes uit.’
Er verschijnt een licht, al dan niet gemeende, grijnsje op zijn gelaat. Ik laat voor een kort moment een glimlach om mijn lippen vormen. Het verbaast me echter meer dan het in enige andere situatie zou doen. Niet alleen omdat het me verwondert hoe hij zulke luchtige fançade kan vormen na de woorden die ik daarnet gehoord heb, maar eveneens omdat de spanning me bijna de lucht lijkt te ontnemen. Ik hoor hier nu niet te zijn, besef ik – en voor even lijken mijn woorden bevestigd te worden.
’Zou ik je even kunnen spreken?’ Vrijwel meteen wil ik me uit de voeten maken om de twee hun privacy te schenken, tot ik echter merk dat Neo’s diepe kijkers op mij gericht zijn – niet op de jongedame met de rode lokken. In mijn ooghoeken zie ik Morte’s rechte houding weer verdwijnen en besef dat ze dezelfde verwachtingen had. Met een lichte verwarring in mijn blik, laat ik met een knikje weten dat ik hem zal volgen. Ondanks het verlangen te vluchten weer in me huist, is het het minste wat ik voor mijn goede vriend kan betekenen – door alle jaloezie die ik naar hem gevoeld heb, hoewel ik ervan overtuigd ben dat ik hem het beste toewens. ‘Nu, graag.’
’Succes,’ hoor ik in een zoete fluistering naast me, wanneer Neo reeds verder gelopen is. Ik zie de kleine verschijning naast me overeind springen, om daarna met een muisstille, snelle tred te verdwijnen in de hallen, zonder dat ik nog een woord kan zeggen.
Pas na enkele seconden slaag ik erin hetzelfde te doen – mijn notitieschrift nog in mijn hand geklemd – en stap hem enigszins gehaast achterna, om naast hem te eindigen.
’Ik heb zo meteen therapie. . . Maar ik neem aan dat Baker me zelf wel zal opzoeken, wanneer het moet. Hoe was ’t bij jou?’ vraag ik hem zo nonchalant mogelijk naar zijn therapie – ondanks ik weet dat het niet het meest geliefde onderwerp is - en laat mijn vrije hand in mijn zak glijden. Ik probeer een glimlach om mijn lippen te laten vormen, alsof er niets aan de hand is en ik in onwetendheid leef – maar dat kan ik niet. Neo is reeds jaren geleden een vertrouwenspersoon voor me geworden, en nu ben ik deze persoon die dat niet eens van hem zou verdienen. Ik was zodanig gefocust op mijn eigen zwakte en verlangen, dat de drukte in mijn gedachten mijn eigen helderheid te boven schoot. Zo ook het besef dat ik mijn dierbare vriend meer dan dankbaar ben voor het begrip wat ik bij hem kon vinden – begrip wat zelden woorden nodig had.
’Ik heb jullie gehoord – Mortefiscera en jou,’ stoot ik uit, ‘Het spijt me – ik had jullie je privacy moeten gunnen. Een walgelijke daad was het. . .’ Voor een moment adem ik diep in, al weet ik dat hij mijn eerlijkheid verdient. ‘Ik wist niet. . .’ Dat je die gevoelens voor haar had, wil ik zeggen, maar besluit mijn onwetendheid daar te behouden. Hij heeft haar naam immers nooit genoemd – al was dat niet nodig geweest. Er huist enkel een klein, maar flakkerend verlangen in me hem het zelf te horen uitspreken. De gehele situatie zou hij misschien bovendien nooit met me willen delen hebben, een keuze die ik hem nu ontnomen heb. Even zoek ik naar de juiste woorden om mijn zin te eindigen, maar kan uiteindelijk enkel mijn keel schrapen en hopen dat hij de stilte zelf doorbreekt.
[ bericht aangepast op 31 juli 2014 - 13:46 ]
A girl who wonders.
Half – Demon ; vuur
De blik in haar ogen is geheel anders naast de lichte glimlach op de vriend z’n lippen, gezien de jongedame een verwarde uitstraling had – alsof ze geen flauw idee had waar hij op doelde. Of het was de onmisbare, groene jaloezie die hem langzaam maar zeker opslokte van binnen. Het gehele gegeven dat hij hier zwak van werd door allerlei verschillende gedachten zorgde ervoor dat hij zichzelf toch een standje gaf, dit mocht immers niet vaker gebeuren. Sawyer was een vriend, zijn enige mannelijke vriend zelfs, en die gunde hij dan tevens al het geluk van de wereld. Zelfs al moest hij offers plegen hiervoor. . . Er waren nu eenmaal dingen belangrijker.
Hoewel het niet hielp dat Mortefiscera klaarblijkelijk de impressie had gekregen dat Neo haar bedoelde. Het klonk – zelfs in zijn hersenspinsels – gemeen, maar zij was nu de laatste persoon die hij wilde spreken. Of beter gezegd: hij kon haar niet onder ogen komen, niet na dat incident van zojuist. Waar zat hij met zijn gedachten toen hij het haar opbiechtte? Hij moet niet goed wijs zijn geweest, misschien dat het eten van vanochtend z’n houdbaarheidsdatum had overschreden en begon hij nu simpelweg misselijk te worden. Echter, de man begreep glashelder wat dit verschijnsel inhield, en wat voor gevolgen het zou hebben op hemzelf als zowel zijn omgeving.
Het gefluisterde woordje jegens King had hij al niet meer verstaan, gezien het feit dat zijn benen al begonnen met van het tweetal weg te lopen. Maar dat betekende niet dat zijn gehoorgang geen gefluister had gehoord, want dit was wel het geval. Het feit dat haar zoete klank het was geweest, zorgde bij Neo enkel meer een knoop in zijn maag. Eigenlijk was het gewoonweg absurd dat een vrouw dit teweeg kon brengen – zeker bij hem. Hij had het eerder meegemaakt, alleen het scheen alsof dit vele malen sterker was.
Een eindje verder weg bleef hij uiteindelijk stilstaan, om vervolgens – voordat hij zich omdraaide naar zijn vriend – alle moed die hij in zijn lijf bezat bij elkaar te rapen voor hetgeen wat hij kwijt wilde. Sawyer begon echter het gesprek, totaal ontwetend over het onderwerp. ‘Ik heb zo meteen therapie. . . Maar ik neem aan dat Baker me zelf wel zal opzoeken, wanneer het moet. Hoe was ’t bij jou?’ Zijn nonchalante toon is niet hetgeen wat hem misselijk laat voelen, het is het gegeven dat hij over enkele seconden zijn zegje zal doen en niet weet hoe hij erop zal reageren. Daarom negeert Neo de vraag verder, behalve een “zoals altijd” reageert hij er eveneens niet op. Zijn lichtgekleurde poelen krijgen binnen een ogenblik een duistere kleur, welke hij in die van hem laat doordringen. Hij betrapt zichzelf erop dat zijn handen lichtelijk klam worden terwijl zijn lippen al van elkaar wijken om zijn zegje te beginnen. King onderbreekt hem echter, dus sluit hij verward zijn mond, tegelijkertijd dat hij hem aanhoort. ‘Ik heb jullie gehoord – Mortefiscera en jou,’ stootte hij uit, waar de getatoeëerde man een mengeling van emoties op liet zien. Hij wist het dus. . . ging er enkel in zijn gedachtegang door, wat telkens herhaald werd. ‘Het spijt me – ik had jullie je privacy moeten gunnen. Een walgelijke daad was het. . .’ bekende hij verder. De man, die wist dat zijn gesprekspartner nog niet uitgepraat was, hield momenteel nog even wijselijk zijn mond. ‘Ik wist niet. . .’ Stilte. Hij maakte zijn zin niet af, maar hij wist wat hij wilde zeggen – daar hoefde hij geen gedachtelezer voor te zijn. Neo kende zijn vriend goed genoeg om te weten dat hij niet wist hoe leuk hij Mortefiscera vond. Toch vervloekte hij zichzelf dat hij niet had opgemerkt aan hem dat hij het eenvoudigweg had afgeluisterd, maar – om geheel eerlijk te wezen – Neo zou in zijn plaats precies hetzelfde doen. Dus veel recht van spreken had hij hier niet over, en daarbij was het een oude vriend. Het zat niet in zijn karaktereigenschappen hem neer te halen om zo’n dergelijke zaak. Daarom zou hij het volgende met zorgvuldigheid vermelden. . .
‘Ik weet dat je Mortefiscera leuk vind,’ was het eerste wat hij erop zei, om het zo eindelijk bekend te maken. Alleen het klonk gehaast, té gehaast, waar hij naderhand pas achterkwam. Nogmaals vervloekte hij zichzelf. De man had niet in de gaten gehad dat zijn lichaam op de gehele opbiechting reageerde; zijn huid werd iets warmer, meerdere tintelingen joegen door zijn lijf heen en zijn hart ging als een gek tekeer. ‘Het deert niet dat je ons afgeluisterd hebt, want ik had je gevraagd voor een gesprek om het volgende tegen je te zeggen. . .’ Hij onderdrukte de sterke neiging zijn blik nu weg te wenden van zijn vriend, aangezien hij bang was gesnapt te worden op zijn leugen, en bleef hem doordringend aankijken. Een diepe zucht klonk van zijn kant, de moed was hem langzaamaan in z’n schoenen gezonken. ‘Ik wil dat je – je liefde naar haar uit en niet zomaar met haar date, maar dat je haar liefdevolle blikken toewerpt, haar tedere omhelzingen geeft en prachtige zonnebloemen als cadeau doet,’ De vrolijke kleur ervan deed Neo elk moment van de dag aan haar denken, want ze vrolijkte hem enkel al op in gedachten. Haar glimlach deed hem vaak zijn hart stoppen en zijn adem benemen, waarna het op een doldwaze, gelukkige wijze opnieuw begon. ‘en dat je haar laat weten dat ze betoverend mooi is, prachtig en ze ten alle tijden bij je mag komen, want jij zal haar beschermen tegen al het kwaad.’ Zijn stem stokte lichtelijk in zijn keel terwijl een grote brok plaats had genomen alsof het er hoorde. Moeilijk slikte hij het door en vertelde het laatste wat hij in gedachten had: ‘Ik wil dat je haar laat weten dat je voor haar door het heetste vuur zal gaan, want zij is je gehele wereld. Zij is de maan als zowel de zon.’ Wat best ironisch is, omdat Neo’s kracht vuur is. Nu pas durfde hij zijn blik van hem af te wenden. De manier waarop zijn hart tegen zijn borstkas aanbonsde, liet hem voor luttele seconden zijn woorden vergeten, dus bleef hij zwijgzaam.
Het was besloten: Neo zou voor zijn dierbaarste vriend zijn pure liefde opgeven. Haar reactie van daarnet maakte de bevestiging enkel harder, want ze had duidelijk laten weten dat ze geen interesse had – waar hij haar niet kwalijk voor nam. Hij zag immers de blikken wel die ze elkaar stuurden. En daarbij, zoals de mensen rondom hem zouden zeggen, wie zou nou voor een gozer gaan die ondergetatoeëerd was en hoogstwaarschijnlijk geen blijk van liefde kon ervaren? Desalniettemin kon hij enkel aan haar mooie gezicht denken, aan de manier waarop haar roestrode haarlokken sierlijk heen en weer zwierden in de wind en langs haar blanke huid streelden. Hoe haar oogverblindende glimlach zijn hart deed bonzen en aan haar lippen. . . haar o-zo aanlokkende lippen, die de kleur hadden van het binnenste van een roos. Elke keer was het weer een gevecht met zichzelf om zijn vinger niet eroverheen te laten glijden.
Quiet the mind, and the soul will speak.