Vintain Perssons
Ik was gisternacht wakker geworden van een hoop gepraat en geschreeuw. Terwijl ik nogal geïrriteerd was blijven liggen, had ik door mijn wimpers naar de plek waar al het geluid samenkwam gegluurd. Ten eerste was ik geschrokken van al het extra licht dat naar binnen scheen. Normaal werden alle lampen iedere avond keurig uitgedaan door de nachtverplegers en was het pikkedonker in de slaapzaal. Voorzichtig had ik mijn ogen volledig geopend. Langzaam was ik door middel van knipperen aan het licht gewend en had ik het tafereel kunnen waarnemen. De meerderheid van de mannelijke patiënten hadden zich om de deur verzamelt, die vreemd genoeg openstond. Dat had gelijk het licht verklaard, dat van de felle TL-lampen in de hal was afgekomen. De bijnaam 'Kort Blondje', naar die vreselijke stagiaire die hier al een tijdje stage liep, was opmerkelijk vaak gevallen. Duf had ik mijn benen uit bed geslingerd. Enkele patiënten hadden zich omgedraaid en keken verschrikt, of waren weer naar hun bed gegaan om daar weer onder de dekens te kruipen. Er was duidelijk iets wat hen af had geschrokken. Eigenlijk had ik liever weer willen slapen, slapen was iets wat ik erg graag deed, maar het interesseerde me wat men allemaal over de stagiaire te zeggen had. Ik liep naar de deur toe en tikte de eerste de beste kerel op zijn schouders. Hij had zich omgedraait met net zo'n verschrikte uitdrukking op zijn gelaat als de meeste mannen in de slaapzaal. 'Fuck,' had hij gemompeld. 'Pardon?' 'Heb je het al gezien?' De patiënt waarvan ik de naam niet had geweten had angstig gekeken. 'Wat?' had ik casual gevraagd. 'Kijk zelf maar...' Hij had iemand voor ons aan de kant geduwd, die geen reactie gaf maar bleekjes weg was gelopen. Een paar meter voor ons had ze gelegen, Kort Blondje. Ze was duidelijk morsdood. 'Ah,' had ik tegen de man gezegd. Toen was ik weer naar bed gegaan, waarna de nachtverplegers me weer hadden gewekt voor extra (zware) medicatie. De politie had het Western State Hospital bereikt, maar daar had ik niet veel van meegekregen.
Na een nacht slapen als een roosje rek ik me langzaam uit als een verpleger roept dat we op moeten staan. Door de nachtelijke, klagelijke smeekbedes die mijn medepatiënten maakten kon ik inmiddels prima heen slapen. Ik had de medicatie altijd nutteloos gevonden, maar de rustgevende werking ervan was wel fijn. Valium bezorgde me altijd een lange, droomloze slaap, maar kon mij niet genezen van mijn gave. Ach, ik vond het best. Als zij dachten dat het zou helpen vond ik het oké. Ik wist zelf wel beter. Niks of niemand kon mijn talent van me afpakken. Ik rek me langzaam uit met Kort Blondje in mijn achterhoofd. Ze had er beroerd bijgelegen, zo dood als maar kon, maar ik vond het niet bepaald erg dat ze er niet was. Ze had me altijd geïrriteerd. Die stem van haar, dat vreselijke kapsel en gewoon die hele air die om haar heen hing... Weer een misbaksel de wereld uit. Een langgerekte gaap verlaat mijn mond, waarna mijn buik even lang begint te knorren. Pannenkoekendag, niks mis mee. Ik was nooit echt kritisch geweest qua eten, dus het eten in de inrichting kon ik prima verdragen. Rustig kleed ik me om; een zwarte sweater, standaard jeans en aan mijn voeten een afgetrapt paar Nikes. Relaxed begin ik naar beneden te lopen. Eenmaal in de eetzaal is er (natuurlijk) maar één gespreksonderwerp: dat vreselijke blonde wijf. Sociaal als ik ben, en ook om mijn dagelijkse behoefte aan leugens te vervullen, schuif ik na het halen van mijn eten aan bij een groepje mensen die zich meestal wel normaal gedragen. Er waren wat mensen die ik wel aardig vond, maar toch had ik niet het gevoel dat zij mijn gelijken waren. De enige overeenkomst was het feit dat ik hier ook een patiënt was. Maar ik had het gevoel dat ik vals beschuldigd was. Het enige wat ik deed was een beetje experimenteren. De meeste patiënten hier waren randdebielen die het niet helemaal op een rijtje hadden... Het interessante aan de mensen in deze inrichting was echter dat ze minder voorspelbaar waren dan normale mensen. Van normale mensen wist ik hoe zij zouden reageren, bij de 'speciale' mensen hier was het altijd een verassing hoe hun reactie zou zijn op mijn leugens. Daarom was ik weer in mijn boekje begonnen. Ik begin een verhaal op te hangen over Kort Blondje die verliefd zou zijn op één van de mannelijke patiënten. Dat had ze aan mij verteld, maar niet wie. Ze was zogenaamd zo geïntrigeerd door de patiënt dat ze alles van diegene in de gaten hield in een notitieblokje, dat ze goed doorlas en daarna de gelezen pagina's verbrandde. En misschien, zeg ik, had haar vriend het wel gevonden en haar daarom vermoord. Mijn tafelgenoten hangen aan mijn lippen. Eén van hen rolt met haar ogen en begint heen en weer te wiebelen terwijl ze haar knieën omklemt. Die heeft waarschijnlijk een andere zware medicatie gehad. Ze lijkt me niet helemaal honderd. Desalniettemin zijn de meeste luisteraars erg geboeid en vragen die zichzelf af of Kort Blondje misschien haar oog op hen had laten vallen. Ik zie aan ze dat ze terugdenken aan de momenten dat de blonde stagiaire langs hen liep en misschien wel een praatje maakten. Had ze misschien een hint gegeven? Of hadden ze haar iets zien opschrijven in een boekje? De meisjes die nog toerekeningsvatbaar zijn denken meer na over de vriend van Kort Blondje. Ik onthou al hun reacties en gezichtsuitdrukkingen en besluit deze na het ontbijt op te schrijven in mijn boekje. Zogenaamd nieuwsgierig en bedenkelijk zit ik met hen aan tafel, terwijl ik trots mijn pannenkoek opeet.
[ bericht aangepast op 19 juli 2013 - 19:49 ]
I can't define who I am.