• Cover gemaakt door Samwell.

    Honderden jaren geleden legde een oude heksenmeesteres een vloek op een groep jonge Stervelingen die de spot met haar dreven. Ze verbond hen met de maan en twee nieuwe groepen ontstonden. De Witte weerwolven werden bij elke volle maan gedwongen te veranderden en op dat punt waren hun krachten het sterkst. Hun vacht had de kleur van sneeuw en hun ogen een gouden gloed. Ze noemden zichzelf de Alposclan. De Zwarte weerwolven werden opgeëist door de nieuwe maan en ook bij hen waren toen hun krachten onoverwinnelijk. Hun vacht droeg de kleur van een maanloze nacht, terwijl hun ogen even zwart waren als inkt. Zij droegen de naam Nigravosclan.
    De clans verbrandden de heksenmeesteres, Ebnar, uit wraak maar sindsdien hield de strijd tussen beide clans nooit op. De Witte wolven streden tegen de Zwarte, om de enige twee zaken die zij het meeste nodig hebben: mensenbloed en de maan.
    Zonder het bloed van een Sterveling kon geen enkel kind van de maan overleven. Maar mensen werden een uitstervend ras, mede wijtend aan de Vampieren, kinderen van de zon genoemd, die een lange tijd de weerwolven te snel af waren en het sterfelijk volk leegzogen. Maar zij waren uitgeroeid en vormden geen bedreiging meer.
    De maan was het belangrijkste hemellichaam voor de weerwolven, en zonder konden zij niet leven. Ook al was het de vloek van de maan, beide clans aanbaden het hemellichaam alsof het hun eigen god was. Ze wilden meer macht, meer kracht en probeerden zo de andere clan uit de roeien, zodat ook zij de volle of nieuwe maan bezaten.
    Beide clans werden verdeeld in roedels over de hele wereld, maar de grootste roedels bevonden zich in Frankrijk in Europa. Terwijl de Witte wolven zich vestigden in de Pyreneeën, ver weg van grote steden, doolden de Zwarte wolven door de bossen van Frankrijk en vielen elk dorp die hun pad kruiste aan.
    Daarmee was ook het grote onderscheid tussen de twee clans aangegeven, maar desondanks ze andere gebruiken en voorwaarden hadden, hadden de clans iets gemeen: ze waren beide vervloekt tot de eeuwen der eeuwen.

    Verhaal:
    Na eeuwen van oorlog tussen de beide clans, stuurt Ebnar, de heksenmeesteres, hen een Vuurbericht maar daarin enkel één Oudgrieks woord: Erchomai. Wat zoveel betekend als: Ik kom.
    De clans hebben geen andere keuze dan samen te werken tegen de wederkeer van Ebnar, maar ondertussen gaat de strijd om de maan nog steeds verder.
    Ook een kleine groep mensen, die zichzelf het Verzet noemt, probeert zichzelf in leven te houden en dood de clanleden zonder genade.
    Zal Ebnar overwinnen? Of wint één van de clans toch de eeuwige oorlog? En wat gebeurt er met de kleine groep mensen?


    Clans:
    De clans bestaan uit een leider, diens partner en een Raad. De Raad zorgt ervoor dat de leden van de clan de regels van de wolven niet overtreden en zijn voornamelijk wolven van de Oorspronkelijke Wolven. De Oorspronkelijke Wolven, ook wel de Originelen genoemd, waren de eerste Stervelingen die in weerwolven veranderden. Zijn werden rechtstreeks door Ebnar vervloekt. Door een beet van één van de Originelen konden nieuwe wolven gecreëerd worden. Een tegengif bestaat er niet en enkel de Originelen kunnen mensen veranderen. Zij zijn ook het sterkst en hebben het meeste macht.
    De leider, of Alphacum, is ook één van de Originelen.


    Mensen:
    De mensen of het Verzet zijn één van de weinige groep mensen die overblijven. De enige manier om de weerwolven te vermoorden is door zilveren wapens te gebruiken en die recht in hun hart te steken. Maar de wolven vernietigen zilveren voorwerpen telkens ze er één tegenkomen, dus moeten de mensen zuinig zijn. Ze verstoppen zich vooral in de ruïnes van vervallen steden, maar trekken eerder rond. Doordat de Zwarte wolven een ronddolende roedel zijn, moeten de mensen opletten.


    Rollen: M/V graag in evenwicht.
    Alposclan / Witte wolven:
    - Heath Alec Ravenwood - Clanlid - Dyer. 1;5
    - David Hayden Reesan - Raadslid - Ewijn. 1;7 - afwezig van 6/5 tot 10/5 -
    - Emanuelle Louise Penderghast - Raadslid - Raziel. 1;1
    - Cassia "Cass" Pandora Hawthorne - Clanlid- Bran. 1;4
    - Lypha Neandroa d'Vien - Originele - Vampurr. 1;5
    Nigravosclan / Zwarte wolven:
    - Timothy Robert Labhraidh - Clanlid - PlagueRat. 1;1
    - Catherina Maria Labhraidh - Leider - PlagueRat. 1;1
    - Isabel 'Isa' Wood - Raadslid - Sempra. 1;6
    - Roselynn ‘Lynn’ Forrester - Clanlid - Merrow. 1;8
    Het Verzet / Mensen:
    - Henry Augustus Skidmore. - Leider - Raziel. 1;2
    - Arlendria Siv Fydorov - Partner van de leider - Sixer. 1;1
    - Sophia Echo - Lid - Cas. 1;8

    Regels:
    - Houd je ten alle tijde aan het huisreglement van Quizlet.
    - Ik zou graag een minimum aantal van 8 regels hebben. Ik ben er niet streng in, maar let er alsjeblieft op.
    - Wees geduldig. Mensen hebben ook nog een sociaal leven naast Q.
    - OCC tussen haakjes. Niet spammen! Ik open ook een praattopic.
    - 16+ is toegestaan.
    - Naamveranderingen doorgeven.
    - Niet de personages van anderen besturen, dat is namelijk kei vervelend.
    - Alleen ik, Dyer, open nieuwe topics. Tenzij ik niet online ben, dan mag de laatste die gepost heeft een nieuw topic openen mits hij of zij een bericht plaatst in het rollentopic met de link naar het nieuwe topic en mij een gastenboekbericht stuurt.
    - Blijf realistisch. Je mens kan niet zomaar enkele wolven gaan afslachten op zijn eentje.
    - Ebnar mag door iedereen gespeeld worden, zolang dat maar realistisch is.
    - Vragen mogen altijd gesteld worden.

    Het begin:
    Een nieuwe dag breekt aan en de clans kregen die nacht Ebnars vuurbericht. Beide kampen staan in rep en roer, terwijl het Verzet een strategie verzint en nieuwe rekruten opleid.
    Dit is een richtlijn. Deze hoeft niet na gevolgd te worden. Wees origineel!


    Rollentopic.

    © Dyer

    [ bericht aangepast op 5 mei 2013 - 18:43 ]


    kindness is never a burden.

    Raziel went Rydel.


    help

    Arlendria Siv Fydorov
    Het deed me goed Henry een keer te zien lachen, in ieder geval tot die meteen verdween toen ik vroeg of ik mee mocht. Het was niet bepaald moeilijk om het antwoord van zijn gezicht te lezen – vooral als je elke keer die blik kreeg als je het vroeg – en zijn gezicht zei duidelijk: nee. Maar daarom liet ik me niet van de kaart brengen. Er was nog nooit iets gebeurd toen ik meeging, ik snapte niet wat er deze keer anders aan zou kunnen zijn. "Nee, Siv... Je weet dat..." Daar kwam het al; meneer probeerde een goed argument te verzinnen, maar kon er op geen komen terwijl ik een hele resem aan goéde argumenten op tafel kon leggen.
    Henry was lief… Op zijn manier en dit was zo een van de momenten waarop ik hem wilde knuffelen maar tegelijk ook zijn nek wilde omwringen omdat hij niet wilde luisteren. Maar een groot deel van me wist dat hij het deed met de beste bedoelingen, dus ik kon hem nergens de schuld van geven. Ik vond het juist heel lief van hem. "Je weet nooit of er iets fout zou gaan."
    Mijn twee donkere wenkbrauwen schoten ongecontroleerd de lucht in, waardoor er nu een uitdagende blik op mijn gezicht stond. Hij kon zich alvast maar gaan voorbereiden op een hele discussie als hij niet wilde dat ik meeging. “Tuurlijk,” antwoordde ik smalend. “Maar wat als er iets gebeurt en ik ben er niét? Wat als ze er misschien in slagen je te doden? Ik weet dat die kans klein is en dat je je perfect kunt redden, maar wil je me dan achterlaten met een schuldgevoel van hier tot in Tokio omdat ik er net niet bij was mdat ik niet mee mocht van jou? En ik niét eens alles kon geven en tot de laatste snik kon vechten om jou te redden?” Mijn stem klonk wanhopiger en ik begon steeds luider te praten, helemaal overtuigd van mijn gelijk. Ik moest er niet aan denken. Als Henry iets zou overkomen en ik was er niet bij… Ik zou het mezelf nooit vergeven en ik zou het hem ook niet vergeven.
    "Er is iets aan de hand. Ik weet niet wat het is, maar iedereen lijkt het te voelen,” probeerde hij opnieuw. Weer schoten mijn wenkbrauwen de lucht in, terwijl ik een snelle blik op het terrein wierp. Het leek er niet echt op alsof iemand zich anders gedroeg dan op andere dagen. “En ik heb het gevoel dat het een heel stuk gevaarlijker is, nu."
    Ik zuchtte. Hij had het nooit hardop gezegd, maar ik wist dat hij te veel om me gaf om me zonder boe of ba te laten gaan. “Daarom moet ik juist mee… Me in bezorgdheid achterlaten, hier, is een grotere marteling dan me meenemen, Henry.”
    "Je gaat niet mee.” Zijn stem klonk beslist, zoals ik hem nog nooit had gehoord. Mijn moed zakte me meteen in mijn schoenen maar ik was niet van plan me zo gemakkelijk gewonnen te geven. Ik was helemààl niet van plan me gewonnen te geven.
    Even standvastig keek ik hem aan. “Ik moét mee!” Ik zuchtte, keek hem aan en ging met mijn hand door mijn haar. Ik kon mijn hart in mijn keel voelen kloppen en ik haatte het om boos tegen hem te doen… Maar ik werd niet zomaar achtergelaten alsof ik niets waard was. “Je probeert maar wat wil, al bind je me vast aan een paal. Het gaat je toch niet lukken. Ik ga mee.” Het was waar. Volgens mij zou ik die paal gewoon helemaal mee uit de grond sleuren. Mijn blik gleed naar mijn linker pols, waar de een boomwortel van mijn tatoeage over mijn slagader liep. In de krul die hij maakte stond in het klein c’est ma vie. Ik keek Henry schuldbewust aan. “Alsjeblieft Henry, je kunt me hier niet achterlaten…”


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Henry Augustus Skidmore.
    Siv's wenkbrauwen gingen omhoog, nu een uitdagende uitdrukking op haar gezicht. Henry wist wat dat betekende. Hij wist dat hij er zich niet zou kunnen uitpraten, Siv won discussies altijd. Argumenten van Henry waren meestal uitspraken die totaal niets met de situatie te maken hadden, maar haar dan uiteindelijk toch schaakmat konden zetten. Niet dat ze het dan accepteerde, maar toch.
    "Tuurlijk," antwoordde Siv met die bekende smalende ondertoon in haar stem. Henry wist nooit of hij dan kwaad op haar moest worden of... wat dan ook. "Maar wat als er iets gebeurt en ik ben er niét?" ging ze verder. "Wat als ze er misschien in slagen je te doden. Ik weet dat die kans klein is en dat je je perfect kunt redden, maar wil je me dan achterlaten met een schuldgevoel van hier tot in Tokio omdat ik er net niet bij was omdat ik niet mee mocht van jou? En ik niét eens alles kon geven en tot de laatste snik kon vechten om jou te redden?" Sivs stem klonk luider en wanhopiger naarmate ze haar tirade vorderde. Henry zette het schuldgevoel van zich af. Hij perste zijn lippen stug op elkaar.
    "Er is iets aan de hand," ging Henry met een kordate stem verder. "Ik weet niet wat het is, maar iedereen lijkt het te voelen." Siv trok haar wenkbrauwen opnieuw op, met een snelle blik op het terrein. "En ik heb het gevoel dat het een heel stuk gevaarlijker is, nu." Henry's intuïtie zat er haast nooit naast, en dat was precies waar hij zo bang voor was.
    "Daarom moet ik juist mee... Me in bezorgdheid achterlaten, hier, is een grotere marteling dan me meenemen, Henry."
    Siv zuchtte, iets wat Henry's kaak zich deed verstrakken om niet toe te geven. Hij kwam overeind en veegde zijn handen af aan zijn broek.
    "Je gaat niet mee," zei hij met een besliste stem. Siv keek hem standvastig aan.
    "Ik moét mee," zuchtte ze theatraal. Ze haalde een hand door haar haar. "Je probeert maar wat je wilt, al bind je me vast aan een paal. Het gaat je toch niet lukken. Ik ga mee." Henry wist dat ze desnoods het touw zou doorbijten als hij dat deed - niet dat hij het zou doen, zo gemeen was hij niet.
    "Alsjeblief, Henry. Je kunt me hier niet achterlaten..."
    "Hoe denk je dan dat ik me zou voelen als ze jou te pakken kregen, Siv?" zei Henry radeloos, maar met een zekere snauwerig randje aan zijn toon. "Jij zegt dat jij je schuldig zou voelen als ik zou sterven, maar denk je eens in wat ik zou doormaken moest er wat met jou gebeuren? Jij bent mijn enige zekerheid, op dit moment." Dat laatste flapte er gewoon uit, ietsje te luid dan hij het had willen zeggen. Henry wierp even een blik op Sophie. Hij vroeg zich af hoe gênant deze situatie voor haar moest zijn.


    help

    Cuthalion schreef:
    David Hayden Reesan-Raadslid- Alposclan

    Ik keek nog even om naar mijn twee clangenoten en liep weg van ze, het bos in. Het was eigenlijk mijn plan om nu meteen naar de raad te gaan en te vertellen over Heath's stompzinnigheid, maar ik had eigenlijk eerst nog even rust nodig. Nog even een rustgevende wandeling voor het bos, voordat ik hen op de hoogte zou gaan stellen. In bleef onrustig door de komst van Ebnar en bleef denken over wat er allemaal zou kunnen gebeuren. Ik was sowieso al erg blij, dat ze ons vannacht niet meteen had aangevallen, want dan was het niet goedgekomen met ons, zoals ik Heath en Cassia had verteld.
    Na een tijdje gelopen te hebben zag ik verderop iemand zitten. Ik liep behoedzaam dichterbij, niet zeker wetend wie het was, misschien was het wel een van onze vijanden en dan kon ik diegene beter stilletjes naderen. Algauw herkende ik de blonde gedaante van Emma, een mede clan- en raadslid. Ik vroeg me af of ik haar moest begroeten of met rust laten. Ieder was nogal aangedaan door het bericht over de van Ebnar. Ik besloot om toch maar iets tegen haar te zeggen.
    'Hé, Emma. Vannacht ook zo slecht geslapen?'

    {I'm sorry voor de korte post. Ben ietwat inspiratieloos....}


    Emanuelle Louise Penderghast || Alposclan.
    Emma had geen idee waar ze was, maar het kon haar eerlijk gezegd ook niet veel schelen. De witte wolf rende tussen de bomen heen en hield halt op een open plek. Het was soort van klein meertje - eerder een plas water - met het land dat als een klein schiereilandje tot in het midden reikte.
    Emma's klauwen trokken het gras uit de grond en spitten de aarde overhoop. Ze veranderde terug naar haar menselijke gedaante en liet zich naast een struik neervallen, met haar benen een stukje opgetrokken en haar hoofd op het gras.
    De slanke vingers van het meisje speelden met een paar van haar blonde plukjes haar en vlochten er van alles in om het daarna weer met een simpele beweging los te maken. Ze staarde naar de hemel en leek eindelijk wat tot rust te zijn gekomen, al waren haar gedachten nog steeds zo opgejaagd als daarnet.
    Ze had zoals gewoonlijk weer haar spannende zwartleren broek aan, maar onder de stralen van de zon kreeg ze het er warm door.
    Het meisje dacht er net over om hem af te doen - haar tuniek was toch lang genoeg - toen een stem haar uit haar gedachten deed opschrikken.
    "Hé, Emma. Vannacht ook zo slecht geslapen?"
    Emma, die net niet overeind was gekomen, draaide haar hoofd opzij. Haar gezicht sprak boekdelen. Ze tolereerde het niet echt als mensen haar rust verstoorden. Met een theatrale zucht stopte ze met het prutsen aan haar haar en staarde ze David aan, met een neppe glimlach om haar lippen.
    "Eens zien; ik heb op een veel te harde aarden grond gelegen, waardoor mijn haar haast zwart geworden is. Ebnar heeft een vuurbericht gestuurd met een weerzinwekkende bedreiging - niet dat het me echt veel kan schelen, maar oké - ik heb geen enkel prooi gevonden - wat me dus uitgehongerd maakt - en..." Ze rekte de 'n'. "Ohja," zei ze, "ik moest de nacht met jullie doorbrengen. Zoals gewoonlijk." Ze draaide zich op haar zij en plaatste een hand onder haar wang. Haar elleboog steunde op de zachte bosgrond. Een oogverblindende, poeslieve glimlach speelde rond haar lippen, totdat het plaats maakte voor een arrogante uitdrukking op haar gezicht en een geërgerde blik in haar ogen. "Wat denk je zelf?" zei ze met een zweem van sarcasme in haar stem.

    [ bericht aangepast op 26 juni 2013 - 18:52 ]


    help

    Arlendria Siv Fydorov
    “Alsjeblieft Henry,” probeerde ik nog, waarschijnlijk tevergeefs. “Je kunt me hier niet achterlaten.” Ik was ondertussen al in mijn smeekfase aanbeland, wat betekende dat of te wel Henry elk moment zou toegeven omdat hij medelijden met me had, of dat ik nu nog met een heel goed argument boven water moest komen wilde ik hem overtuigen. En ik had zo’n voorgevoel dat dat laatste niet ging gebeuren, want net zoals Henry kon ik nu ook voelen dat er iets zat aan te komen en dat was net waar ik zo bang voor was. Hij wilde mij niet kwijt, ik wilde hem niet kwijt.
    “Hoe denk je dan dat ik me zou voelen als ze jou te pakken kregen, Siv?” Kaatste hij de bal terug. Zijn stem klonk anders, alsof hij even wanhopig was als ik, maar het nog steeds probeerde te verbergen. “Jij zegt dat jij je schuldig zou voelen als ik zou sterven, maar denk je eens in wat ik zou doormaken moest er wat met jou gebeuren? Jij bent mijn enige zekerheid op dit moment.”
    Iets in mijn blik was veranderd toen ik zijn woorden hoorde. Ik balde mijn hand tot een vuist om mezelf rustig te krijgen, duwde mijn nagels in mijn vel om zijn woorden tot me door te laten dringen en ontspande toen. Het was heel egoïstisch van me, maar ik had er niet aan gedacht hoe hij zich erbij moest voelen. Uiteindelijk draaide deze discussie om egoïsme tegenover elkaar.
    Ik verstarde en beet zacht op mijn onderlip, niet wetend wat te zeggen. Het was zelden dat iemand me stil kreeg, zelfs hij niet. Dit was volgens mij nog maar de tweede keer dat hij erin geslaagd was. De eerste keer was toen ik hem pas kende, maar ik wist niet meer juist waardoor. Mijn hand zocht onbewust naar de zijne en ik zette een paar stapjes dichterbij zodat ik zijn adem tegen mijn gezicht kon voelen. Normaalgezien was ik geen fysiek persoon en vond ik het zelfs niet leuk dat ik aangeraakt werd, maar nu voelde het anders.
    Mijn tanden hadden kleine afdrukken achtergelaten in mijn onderlip toen ik mijn lippen van elkaar haalde. “Oké, ja… goed. Máár…” perste ik er met veel moeite uit. Dit was de eerste keer in mijn leven dat ik toegaf en dit ging waarschijnlijk ook de laatste zijn. Iets zei me dat ik hier nog spijt van ging krijgen. “Één: zweer dat je terug komt.” Mijn helderblauwe ogen staarden rechtstreeks in de zijne en ik kneep nog wat harder in zijn hand.
    “Twee: ik wil dat je mijn pistool meeneemt. Ik heb nog zeven zilveren kogels.” Ik liet zijn hand los en haalde het zilveren pistool achter mijn broeksrand vandaan, samen met de kogels, die ik naar hem uitstak. Het was een prachtig pistool, zilver met een zwart handvat, gegraveerd met een sierlijk patroon. Ik had het pistool nog nooit uitgeleend aan wie dan ook, ik had het zelfs nog nooit iemand laten aanraken omdat het zoveel voor me betekende. Zelfs Henry had het nog nooit van me mogen aanraken. Het pistool was van mijn vader geweest, ik had nooit gewild dat anderen het gebruikten. Maar het was een feit dat ik even veel om Henry gaf dan als om mijn vader, misschien zelfs meer. Daarbij had ik het gevoel dat hij het wel goed zou kunnen gebruiken. “Drie: jij geeft me hier iets te doen, anders word ik gek van mijn eigen gedachten. Vier: je gaat niet alleen.”
    Ik kwam op het einde van mijn lijstje van voorwaarden. Ik zette een stap naar achteren, zodat ik niet meer zo dicht bij hem stond. “Wees alsjeblieft voorzichtig…”
    Ik duwde mijn tanden weer in mijn onderlip en mijn nagels weer in mijn handpalm. Dat gebeurde altijd als ik emotioneel werd. Ik kon mijn moeder nog steeds in mijn oor horen schreeuwen met haar zwaar Roemeens accent: “Waag het niet om te huilen, jongedame! Huilen is voor de zwakken en wij zijn níét zwak!”
    Wat waterig glimlachte ik richting Henry en wachtte op zijn antwoord.


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    David Hayden Reesan - Alposclan - Raadslid

    Emma draaide haar hoofd opzij en keek me lichtelijk chagrijnig aan. Oké, ze had er dus geen zin in gehad, dat ik haar stoorde. Ze kwam op mij nog wel eens vijandig over en dat was nu wel weer het geval. Met een zucht stopte ze met het prutsen aan haar haar en ze begon haar verhaal met een glimlach, waarvan ik zeker wist dat die nep was. Ik wist al zeker dat ik er niet goed aan gedaan had haar te storen en terwijl ze haar verhaal deed, keek ik een beetje bedeesd schuin naar beneden, maar haar toch nog half aankijkend.
    'Eens zien; ik heb op een veel te harde aarden grond gelegen, waardoor mijn haar haast zwart geworden is. Ebnar heeft een vuurbericht gestuurd met een weerzinwekkende bedreiging - niet dat het me echt veel kan schelen, maar oké - ik heb geen enkel prooi gevonden - wat me dus uitgehongerd maakt - en...' Ze rekte de 'n'. 'Ohja,' zei ze, 'ik moest de nacht met jullie doorbrengen. Zoals gewoonlijk.' Ze verschoof een beetje en keek me met een gemaakte poeslieve glimlach aan. Totdat haar uitdrukking in een arrogante uitdrukking veranderde en ze me geïrriteerd aankeek. 'Wat denk je zelf?' eindigde ze haar verhaal en ik hoorde het sarcasme in haar stem.
    'Sorry, dat ik je gestoord heb dan,' zei ik voorzichtig. Ik had geen zin in ruzie met haar. 'En ik geloof dat niemand fijn geslapen heeft vannacht. Ik vroeg het meer uit beleefdheid. Maar kan het je echt niks schelen dat wij allen gevaar lopen, nu dat vuurbericht van Ebnar gekomen is?'
    Ik had me daar vannacht best wel druk om gemaakt en ik wist gewoon zeker dat we gevaar zouden lopen. Of we kregen er een vijand bij, of we zouden met een van onze andere vijanden, de Nigravosclan, moeten samenwerken tegen Ebnar. En of dat nou zo'n goed idee was, wist ik niet.

    [ bericht aangepast op 29 juni 2013 - 18:07 ]

    [Ik ben van morgen tot de 17 op vakantie en van de 18e tot de 28e op kamp.]


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    {Ik ben vanaf morgen tot 11 augsutus weg en zal dan waarschijnlijk niet kunnen posten.}