'Zo, Sarah. Is er iemand die je naar huis kan brengen?' vraagt de de agent. Het is al de zoveelste keer dat hij me die vraag stelt en hij weet wat ik zal antwoorden.
'Ik raak wel thuis,' zeg ik. De man knikt, het is steevast hetzelfde ritueel. 's Nachts, als slechts een zoemende lantaarn de straat verlicht, slenter ik door het centrum van de stad. Thuis is de situatie verstikkend, het gebeurt vaker dan wekelijks dat ik er wegvlucht. Om de avondlucht door mijn longen te voelen circuleren, om niet te moeten horen hoe hij wordt uitgescholden door mijn vader. Ik hou te veel van hem.
Sarah is gelukkig. De eerste x-aantal (het hangt ervan af hoe oud ze is) jaar van haar leven leidt ze een prachtig leven. De goede schoolpunten, de gezellige taferelen die je ziet bij een gezin met twee kinderen, haar broer Jonas, allemaal dingen die bijdragen aan haar rustige leventje. Totdat de situatie opslaat. Elke nacht hoort ze hoe Jonas schreeuwend en smekend om genade de nachten slapeloos doorbrengt. Als ze ontdekt dat hij mishandeld wordt, is dat een verschrikkelijke gedachte die een serieuze domper op haar dagen zet. Na een tijd kan ze het niet meer aan en vlucht elke nacht het huis uit. Overdag voelt ze zich verplicht alsof te doen dat haar leven nog steeds op wieltjes loopt en er niets mis is. Ze vertrouwd haar geheim aan niemand toe en praat er niet over met Jonas. Tot Jonas haar erover aanspreekt. Hij kan haar overhalen om ervoor te zorgen dat ze van thuis weggehaald wordt. Alleen, nu Sarah zelf veilig is, zet ze alles op alles om haar broer uit zijn lijden te verlossen.
Uiteindelijk blijkt dat Sarah slechts een tipje van de sluier heeft opgelicht. Wat ze nog niet te zien heeft gekregen, overtreft haar ergste nachtmerries.