Laatste reactie's (even voor de duidelijkheid) (zet je laatste reactie hier neer, zodat we verder kunnen waar we gebleven zijn) :
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
Miles Seth Carter.
Glashelder was het hoe hij mij herkende: ik zag het in zijn ogen, het kon niet anders. Nathaniel kon niet tegen mij, of elk ander dierbaar familielid liegen. Het was ronduit zonneklaar dat dit mijn broertje was, hoewel zijn hele houding ijzig en nogal emotieloos werd. Deed hij dit expres? Ik zou er bijna boos om worden als hij zo tegen mij deed, nu nog durfde te doen na al die tijd. Jaren heb ik hem niet gezien, for Gods sake, en wat doet hij? Alsof hij me niet herkend.
Knarsetandend en met een vage blik keek ik toe hoe hij zijn sweater aan trok, echter wel met zijn rug naar mij toe. Ik had al gezien dat hij dunner was geworden, te dun voor zijn gezondheid vind ik, waardoor ik hem al direct over mijn schouder wilde gooien om hem terug te brengen naar de rest van de familie. Het was al zeker niet goed hoe hij er nat bijstond van het koude water. Mijn kleding lag nog bij Maya, maar dit ging voor en ik ging niet weg voordat ik enkele antwoorden had. Gelukkig had ik wel mijn hemd en ondergoed aan gehouden. Ik was wel wat gewend.
Enkele verbijstering dacht ik op zijn gezicht te kunnen zien wanneer ik zijn naam zei, maar hij reageerde er veel koeler op dan ik verwacht of überhaupt gewild had. Met zijn “Ik ken je niet”, mijn reet. Hij wist maar al te goed wie ik was en anders maak ik het hem nog wel duidelijk! Alleen al met deze gedachten liet het ervoor zorgen dat mijn kaken strak over elkaar knarsten en lichte spiertjes hierin te zien waren. Boos keek ik dan ook mijn kleine broertje aan, hoewel er een bezorgde blik in mijn ogen te zien was, die ik weg wilde moffelen. ‘Wat?’ riep ik zowat grommend uit, maar ik kwam niet verder, want hij griste enkel zijn broek van de rots af en liep met snelle passen weg.
Met mijn wenkbrauwen verward en ongelooflijk opgetrokken, keek ik hem na hoe hij steeds verder uit het zicht verdween. Uiteindelijk kon ik lopen en snel baande ik dan ook achter hem aan, grote passen waarmee ik hem vast wel in zou halen. Alleen was ik vergeten dat hij vast de weg hier wel kende en ik bij dit deel nooit was geweest. ‘Verdomme,’ schold ik zachtjes, toen ik bij een deel aan kwam dat ik niet kende. Een rondje draaide ik om mijn as heen, maar toen ik abrupt iemand met een bekend koppie zag rennen, aarzelde ik niet en rende ik achter hem aan, om hem vervolgens na enkele minuten dichter bij hem te komen. Bijna, Miles, bijna heb je hem!
‘Blijf hier,’ grauwde ik, pakte hem bij zijn kraag en trok hem toen op de grond. Het mocht dan wel even duren voordat ik hem gevonden had, door het bos gedwaald was en hij weer weg had gerend, maar nu zou hij niet zo snel en gemakkelijk wegkomen. Haastig ging ik op hem zitten zodat hij niet meer weg zou komen en drukte hem stevig naar beneden. Met een boze, maar nog steeds een bezorgde blik zei ik: ‘Nate, verdomme, waarom rende je weg? Je rent de hele tijd al weg. Ben je er niet moe van?’ Even kuchte ik en vervolgde toen. ‘Ik ben niet de hele tijd naar je wezen zoeken zodat jij weer de benenwagen kan nemen.’
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
Nathaniel Carter (/Verselli)~ Verboden bos
Op het moment dat hij die eerste paar stappen in dat bos had gezet wist hij al dat hij een fout was begaan. Hij kon echter niet terug, juist doordat hij deze fout was begaan. Hij had niet moeten proberen te liegen, dat was iets wat hij absoluut niet kon. Tegen vreemden wel, omdat hij zich dan niet schuldig zou voelen, maar tegen bekenden niet. En al helemaal niet tegen zijn broer, die had dat zo door. En dat had hij ook aan hem kunnen zien. Het was bijna alsof hij hem had kunnen horen knarsetanden, want hij wist zeker dat hij dat deed. Dat deed hij wel vaker als hij boos was. Hij wist waar hij naartoe moest rennen om niet te worden gevonden. Zelfs in het verboden bos waren nog verborgen plekken waar niemand kwam, waar je zelfs niet dood gevonden wilde worden. Hij rende nu richting één van die plekken. Hij wist precies waar hij heen moest rennen, hoorde zijn adem nog redelijk gecontroleerd, maar toch was hij erg afgeleidt. Hij was afgeleidt door gedachten, vele gedachten, die door zijn hoofd schoten. Ze kwamen zo snel in hem op en passeerden even snel, maar zorgden ervoor dat hij gedesoriënteerd raakte. Hij wist waar hij heen moest, maar hij leek ook minder snel dan normaal te kunnen rennen. Hij trainde wel, meer dan genoeg, maar rennen was iets dat zijn lichaam de laatste tijd minder goed kon verdragen. Het kwam waarschijnlijk door het slaapgebrek, hield hij zichzelf voor. Al snel kreeg hij last van een ongecontroleerde ademhaling, koude rillingen die door hem heen schoten tijdens het rennen.
Hij kon de beelden die als gedachten door zijn hoofd schoten niet negeren. De reactie van zijn broer toen hij hem vertelde dat hij hem niet kende, hij was werkelijk boos geweest. Het was niet dat hij dit had verwacht, integendeel, het was compleet logisch, maar het deed toch pijn. Het deed pijn omdat het hem meteen dat onwerkelijk grote schuldgevoel terug gaf dat hij op het moment had gehad dat hij hier was aangekomen. Schuld vanwege dat hij helemaal niets van zich had achtergelaten, niet eens een simpel klein briefje met enkele ‘geruststellende’ woorden. Hij wist gewoon dat zijn broer hem volgde, al keek hij niet achterom, bijna voelde hij zijn ogen in zijn rug priemen. Dat was een van de redenen dat hij helemaal van het pad afweek dat hij wilde lopen, en tevergeefs sneller begon te rennen. Achter zich hoorde hij het gekraak van bladeren en takjes. Het geluid kwam steeds sneller dichterbij. Zijn broer had altijd wel snel kunnen rennen, wat ervoor zorgde dat hij wist dat hij niet meer kon vluchten. Op het moment dat hij bijna tegen een boom was opgelopen, die hij door duizeligheid niet had opgemerkt, werd hij naar de grond getrokken. Hij wilde zich verzetten, maar dat kon niet, want zijn broer was hem te snel af. Hij probeerde zo veel mogelijk kracht te zetten tegen zijn broer zijn gewicht, en probeerde op een andere manier omhoog te komen, maar had al snel door dat hij niet tegen hem opkon. Zijn lichaam gaf zich over en hij bleef liggen, in de bladeren, de modder, het gras dat tegen zijn blote voeten kriebelde. Nu hij de blik van zijn broer niet meer kon ontwijken, keek hij hem aan, terwijl hij even op zijn lip beet. Het was onmogelijk om nu tegen hem te zwijgen, al was dat hetgeen wat hij het liefste wilde doen. Hij gaf ook geen antwoord op zijn vraag, dat kon hij niet. ‘Sorry..’ zei hij, zacht maar gemeend, maar andere woorden wist hij niet over zijn lippen te persen. Een kleine stilte was het gevolg. Hij had zich niet volledig beseft dat zijn broer de persoon was om een volledige zoekactie op te zetten, naar hem. Dat er iemand naar hem zou zoeken, voor even, een paar dagen, vond hij normaal, maar hij had verwacht dat niemand echt langer dan dat naar hem zou zoeken. Ze zouden allemaal doorgaan met hun eigen leven, en op een gegeven moment zouden ze steeds minder aan hem denken. Totdat ze hem compleet waren vergeten, nooit meer aan hem dachten en hij enkel en alleen nog maar een schim was, die niets meer voor hen betekende. ‘Ben je zo lang bezig geweest met me te vinden?’ flapte hij eruit, ongelovig. Het was in ieder geval een subtiele poging om een soort van het gespreksonderwerp te veranderen.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
Jade Rosalie More
Ik keek naar de figuren van de twee mannen in de verte. Je kon ze geen jongens meer noemen daar hadden ze het postuur niet meer voor. Mijn haar bewoog soepeltjes mee in de wind terwijl ik naar de twee keek en een snuif bij mijn schouder voel en er zacht over aai aangezien ik weet dat ht Lost is. Ik glimlach maar kijk op als ik Nate zie wegrennen met Miles achter hem aan. Ik schrik evan sprin in mijn schoenen en spring soepel op lost. Zonder zadel of hoofdstel kon ik makkelijk rijden. Lost wist wel waar ik heen wou. 'Volg.' Zeg ik rustig. Hij stijgerd en ik pak hem bij zijn manen voor grip. Dit deed hij dus bijna altijd. Dan rent Lost achter de twee jongens aan. In de verre verte zie ik Miles dacht ik rennen. Ik volg de jongen en zie hem uiteindelijk bovenop Nate. Nate zegt ook iets zieligs aan het zien van de emotie in zijn gezicht. Ik pak mijn boog en span de pes aan waarna ik een centimeter naars Miles mik en ook een centimeter naast Miles mijn pijl naast hem komt. Als ik dus de aandacht heb stapt Lost uit de bosjes. 'Ik weet niet wat je aan het doen bent, maar ik laat je Nathaniel of iemand anders die ik ken geen haar krenken. Dus wat ben je. Een huurmoordenaar een vreemdeling of is er iets tussen jullie dat ik nu niet aan het begrijpen ben.' Vraag ik de twee jongens no wel eerder aan Miles. Ik had mijn pees weer aangespannen en als ik nu losliet zat hij in Miles zijn schouder. Ik wou weten wat er aan de hand was. Kon het niet de Lise manier sa ik nu niet eens ging proberen dan maar moeilijk zoals dit. Een beetje dringen maar ik wou toch echt weten wat er aan de hand is hier. Misschien wou Miles Nathaniel wel om een of ander geld bedrag vermoorden. Wie weet. Ik kon namelijk een gedachtes lezen.
[ bericht aangepast op 15 dec 2012 - 16:09 ]
Aan niets denken is ook denken.