• Vond ik net zomaar terug. Nooit afgemaakt, lol. Volgens mij was het de bedoeling dat dit een lang verhaal werd. Maar wat vinden jullie ervan? ^^

    Goodbye, good life

    Nooit eerder was een stilte zo pijnlijk geweest als die op dat moment in de wachtkamer van het ziekenhuis. Het wit overal om me heen intimideerde me, en de poging om het geheel een beetje op te vrolijken met een bosje bloemen op een eikenhouten tafeltje, was duidelijk mislukt. Ze hingen er verlept bij, wat ik ietwat ironisch vond, gezien de toestand van de meeste mensen hier. Lotgenoten.
    Tegenover me in een van de vaalblauwe fatueils zat een wat oudere vrouw, wiens gezichtsuitdrukking me koude rillingen gaf. Tevergeefs had ze geprobeerd haar uitgevallen wenkbrauwen bij te werken met een potlood. Zou ze zo te horen krijgen dat ze niet meer beter kon worden? Je wist het maar nooit hier. Toen ik een vluchtige blik opzij wierp zag ik dat mijn moeder haar blik gefixeerd had op een pluk van haar donkerblonde haar, en hem doelloos rondom haar vinger draaide. Dat deed ze altijd als ze zenuwachtig was, wist ik.
    Mijn vader staarde maar voor zich uit, en leek zich even in een andere wereld te bevinden. De diepe, zorgelijke frons op zijn gezicht ontging me echter niet.
    “Blythe Foster?”
    De stem van een zuster haalde me uit mijn gedachten. Mijn moeder streek me vluchtig over mijn arm, voor we gedrieën opstonden om haar een hand te geven.
    “Sue Blake,” stelde ze zich voor.
    “Blythe,” mompelde ik. Ik bekeek haar even snel. Ze was een typische zuster: blond haar, opgestoken in een knotje, ernstige gezichtsuitdrukking… Aan dat laatste kon ze niet veel doen, bedacht ik me. Het moest niet gemakkelijk zijn om mensen dag in dag uit slecht nieuws te brengen. We liepen de spreekkamer in, die geen verbetering was vergeleken met de wachtkamer. Wit. Overal wit. Het leek me op te slokken, ik voelde me plotseling een kop kleiner.
    “Gaat u zitten,” zei zuster Sue.
    Ik irriteerde me aan de zakelijke toon in haar stem. Snel door, er zijn meer mensen die op hun doodvonnis zitten te wachten. Maar ik ging gedwee zitten, geflankeerd door mijn beide ouders.
    “Goed, de uitslag van de scan is binnen,” begon Sue.
    Nee, die is er nog niet, daarom zit ik hier.
    Haar gezicht stond nu strak. “En ik moet u helaas mededelen dat deze niet zo positief is.” Ze liet een stilte vallen.
    Goed, kom maar op. Ga ik dood? Mag ik mijn begrafenis al gaan regelen?
    Toen gooide ze de bom midden op tafel: “Blythe, je hebt kanker.”
    Kanker. Ik kon de bitterheid van het woord bijna proeven, toen ze het uitsprak. Ik hapte naar adem. Vanuit mijn ooghoeken kon ik nog net zien hoe mijn moeder een traan wegpinkte. En mijn vader zat daar maar, bleek, met die bekende wazige blik voor zich uit te kijken. Het is over, zei de vrijwel altijd aanwezige stem in mijn hoofd. Je gaat dood. Dood. Dood. Dood.
    “Ga ik dood?” Het was eruit voor ik er erg in had.
    Zuster Sue schrok duidelijk van mijn directheid, maar greep de gelegenheid aan om over te schakelen op het praktische gedeelte. “Dat weten we niet, Blythe. Je kunt behandeld worden.”


    Destiny is what you're supposed to do. Fate is what kicks you in the ass to make you do it.