De leerkracht vindt dat het tijd is om zijn schoolmateriaal aan te vullen. Hij vertrekt naar de winkel met €100,- en koopt daar enkele potloden voor €0,20/stuk, enkele vulpennen voor €12,-/stuk en een aantal balpennen voor €1,-/stuk. Tot zijn verassing heeft hij net 100 stuks!
Hoeveel balpennen, potloden en vulpennen kocht de leerkracht?
Ik heb dat dus moeten oplossen en ik ben benieuwd of jullie het zullen vinden.
En niet afkomen, met hij kocht 100 balpennen. En ja, al zijn geld was op.
[ bericht aangepast op 26 okt 2011 - 15:39 ]