O1.3
“We hebben je op het strand gevonden in een wetsuit,” vervolgde Dorkas. “Of wat daarvan overbleef,” mompelde Aleks zacht. Dorkas gaf haar een boze blik. “Weet je nog wat er gebeurd is?” Kai fronste. Hij keek de kamer opnieuw rond, waar daarnet nog brand geweest was. Hij herinnerde zich Naia’s lach. Hij herinnerde zich Theo – Theo’s bloed aan zijn handen. Theo’s dode lichaam in zijn armen – maar dat was langer geleden, net zoals Jari en Mara en Elena. Lennan. Zijn hoofd stopte de herinneringen in een blender en maalde ze fijn, maar ergens in zijn lijf voelde Kai dat die vage herinneringen ouder waren. Ze hadden plaatsgevonden voordat hij hier beland was. Voordat hij op zijn zeilschip gestapt was en… Ze waren helderder nu; de flarden van de herinneringen die door de mist in zijn hoofd sneden. Donker. IJskoude regen. Armastus in een storm die niet getemd wilde worden. Je moet een noodsignaal uitsturen, Kai! Markus stem was helderder en scherper dan alles wat Kai daarvoor gehoord had. Paniek greep zijn hart vast. Zijn ogen verwijdden zich. Hij ademde bruusk, verstikt in en zijn gezichtsveld werd opnieuw troebel. “Hé, rustig aan,” zei Dorkas zachtjes. Ze hief een hand – Kai had geen idee met welk doel; hem troosten? Hem tegenhouden? – en bestudeerde zijn gezicht. Haar mandoline speelde voorzichtige, trage arpeggio’s. “Je lichaam heeft tien dagen stilgelegen. Het kan even duren voordat je je weer de oude voelt.” Een hese, wrange grinnik kwam over Kais droge lippen en hij schudde een keer kort met zijn hoofd. Hij knipperde de plotse tranen die in zijn ogen waren gesprongen weg en negeerde de bezorgde blikken die Aleks en Dorkas zowel hem als elkaar schonken. Dorkas rechtte haar schouders. “Je staat hier niet alleen voor,” zei ze resoluut. “En je hoeft nergens over te praten waar je het niet over wil hebben, maar…” Ze aarzelde. Kai zag hoe haar houding veranderde. De bezorgdheid was er nog steeds, maar er was ook nog iets anders… Iets angstigers. Aleks’ zucht doorbrak de korte stilte die gevallen was. Haar elektrische gitaar klonk ongeduldig. “Het gebeurt niet elke dag dat er een landmin op ons strand aanspoelt,” zei ze. “Aleks!” siste Dorkas in het Astrisch. “Buiten, nu! En doe de deur achter je dicht!” Kais keek van Dorkas naar haar dochter, die met haar ogen rolde en zich omdraaide. “Ik zei alleen wat je aan het denken was en je zei het zelf; het is opmerkelijk hoe goed hij het doet en hij is door zo’n honderd zakken…” “Aleks!” Aleks liep de deur door en sloot hem achter zich. “Het spijt me,” verontschuldigde Dorkas zich. Haar felblauwe ogen bleven over Kais gezicht dwalen. “Ik had haar meteen moeten wegsturen.” Kai antwoordde niet. Hij luisterde naar Dorkas’ mandoline; de uiting van haar innerlijke zelf, die enkel hij kon horen. Omdat hij een magiebron was. Je staat in verbinding met alles dat leeft. Kai klemde zijn kiezen op elkaar wanneer hij zich Karaels woorden herinnerde. Zijn kaak was stijf. Dorkas’ mandoline klonk bezorgd, nieuwsgierig en bewonderend tegelijkertijd. Hij probeerde zich te focussen om het buiten te sluiten, maar het enige dat hij bereikte, was barstende koppijn. Dorkas haalde diep adem. Haar mandolinespel dipte naar beneden. “Maar ze heeft gelijk: je bent er veel beter aan toe dan… We waren even bang dat je het niet zou halen, maar je lichaam.” Ze hield even haar adem in en Kai kon haar fascinatie niet enkel meer horen. Hoe hard ze haar best deed om het te verstoppen, het was duidelijk op haar gezicht te zien. “Ik ben zelfs tijdens mijn studietijd geen cases tegengekomen van jullie s- van mensen die zo snel herstellen.” Van jullie soort. Ze had zichzelf verbeterd, maar dat was wat ze had willen zeggen en Kai wist dat land- en zeeminnen lang niet overal even welkom waren als in Midden-Zuid-Pamarta, waar hij vandaan kwam. Hoe noordelijker je ging, hoe argwanender mensen tegenover hen stonden. Want land- en zeeminnen waren arrogant. Geloofden dat ze uitverkoren volkeren waren, dat ze specialer waren dan gewone mensen. Verder geëvolueerd. Beschaafder. Gierig. Kai slaagde er niet in zijn argwaan te verstoppen. “We hebben het er later over, als jij je daar goed bij voelt.” Als Dorkas Kais ongemak opmerkte, zei ze er niets van. Ze schonk hem enkel een bevestigende glimlach. “Je lijkt helder bij geest, klopt dat?” Kai keek weg van haar en liet zijn adem scherp door zijn neus naar buiten. Hij dacht terug aan de kamer die in brand gestaan had. De muziekinstrumenten die hij hoorde. Waren het beiden gewoon hallucinaties? Of enkel dat eerste? “Hoofdpijn,” zei hij uiteindelijk moeizaam. “En… alles is een beetje… mistig.” Alsof hij onder invloed was. Het was geen gevoel dat hij niet gewoon was en met de gedachte wakkerde zijn dorst aan. Zijn honger. Alleen was het niet alleen naar water en voedsel. Dorkas knikte. “Dat klinkt normaal. Kun je je herinneren hoe je heet?” Kai bleef opnieuw stil. Is dit het dan? Het echode door zijn hoofd. Verlangend. Ongeduldig. Al zijn hele leven smachtte hij naar onbekendheid. Gild. Je was op weg naar Gild. Ze hebben je hulp nodig. Hij wist niet wiens stem die woorden in zijn hoofd geplant had. Hij wist wel dat het kortstondige schuldgevoel dat hij voelde, niets was in vergelijking met de opluchting die zich stilaan door zijn hele lijf verspreidde. Want deze mensen hadden er geen idee van: ze wisten niet wie hij was, waar hij vandaan kwam. En dat was eigenlijk al genoeg om een beslissing te maken. Hier lagen geen torenhoge verwachtingen op zijn schouders. Hier had niemand eisen waaraan hij niet wilde voldoen. Hier had hij de kans om van nul te starten. Dus toen Kai zijn mond opende, sprak hij de eerste naam uit die in zijn hoofd opkwam. En het was niet de zijne. “Finn.” |
Reageer (1)
And so a new adventure starts
2 weken geleden👀
2 weken geleden