Zebediah
Tevreden liet Zebediah zijn blik over het bevende meisje glijden. Haar blonde haren zaten in twee vlechten en ze staarde hem met grote blauwe ogen aan.
Nou, als dit geen feestmaal voor Damon is, weet ik het ook niet meer.
Hij verplaatste zijn aandacht naar Fort, die niet zo goed leek te weten wat hij met de situatie aan moest. Niet dat dat nieuw was.
‘Breng ons maar naar de Rhino’s.’
Aarzelend deed de jongen twee stappen naar voren, hij legde een hand op de schouder van het kind en pakte Zebediah bij zijn bovenarm.
Ze landden in de uitgestorven gang. Zebediah klopte met knokkels tegen de deur van Damons kamer, wachtte niet op reactie en duwde het kleine wicht naar binnen.
Damon
Damon schoot overeind toen er iemand aanklopte, en onwillekeurig gleed er meteen een nieuwe golf kou door zijn vingers voordat hij het kon tegenhouden. Hij vloekte inwendig en wilde al snauwen dat wie hem ook nodig had kon optiefen, toen er een wildvreemd meisje over de drempel struikelde.
Blond, met haar haren in twee vlechtjes en grote blauwe ogen. Verward keek Damon heen en weer tussen haar en de deur, zijn gave onvast onder zijn vingers.
‘Wie ben jij?’
Zebediah
Vanachter de deur, rolde Zebediah met zijn ogen. ‘Een cadeautje voor je, broertje,’ zei Zebediah, die nu ook in de deuropening verscheen. Hij gaf het meisje een zet, zodat ze verder de kamer in struikelde. ‘Eet smakelijk.’
Damon
Zijn gave huiverde tegen zijn huid, en met een misselijk gevoel in zijn maag keek Damon op naar de deuropening waar zijn broer verschenen was. Net als de nacht ervoor.
Het gesprek had de hele dag door zijn hoofd gespookt. Elijah Snyder. Hoe langer de dag geduurd had, hoe erger het allemaal geworden was. Tegen het einde van de dag had hij overwogen om te zien wat er gebeurde als hij zijn kop gewoon tegen de muur ramde ofzo.
Het hielp waarschijnlijk niet dat hij ondertussen al meer dan vierentwintig uur niet gegeten of geslapen had, maar hij werd al misselijk bij alleen het idee van voedsel. En zodra hij ging liggen kreeg hij het gevoel dat hij stikte, en dat ging pas weer weg toen hij overeind gekomen was.
Zodoende had hij hier met een notitieblok op schoot een ongelukkige poging gedaan tot huiswerk. Hij had geprobeerd zich voor te houden dat hij zich geen zorgen maakte over een tweede nachtelijk bezoekje, maar ieder geluid op de gang had tegen zijn hersenen aan geschuurd.
En hier was hij dan alsnog.
Dearly beloved, for your entertainment it is my pleasure to introduce to you Hell's latest arrival—
Zijn broer. Zebediah.
Damon had zijn koptelefoon nodig.
[/i]…does that make me insane?[/i]
Te ver weg. En niet bruikbaar. Dat wist hij nog wel van vroeger, bedacht hij zich, terwijl hij terugviel op wat hij kende. Damon verschoof zijn blik naar het kind voor hem en trok zijn wenkbrauwen op. ‘Eet smakelijk?’ vroeg hij droogjes. ‘Wat moet ik hiermee?’
Zebediah
Zebediah grimaste. Wat deed hij nou moeilijk?
‘Je teert graag op onschuldige zieltjes toch? Dus waar wacht je op? Je ziet eruit alsof je wel een aardige boost kunt gebruiken.’
Damon
‘Wat doe je hier?’ Het ongedurige gevoel in zijn borst dreigde het te winnen van de zorgvuldige onverschilligheid op zijn gezicht, dus Damon schoof het collegeblok opzij en kwam overeind. Daar, dat was beter.
Hij zocht de kamer rond voor een lege batterij. De muziek in zijn hoofd dreunde ondertussen rustig verder.
The things I did up there were high school, but now I'm going for my degree. Hij hurkte voor het meisje neer, die al zijn bewegingen schichtig volgde met haar blauwe ogen. Damon staarde haar even aan, voor hij zijn blik vragend weer op Zebediah richtte.
Dearly beloved—
Stop.
Zebediah
‘Je bent mijn broertje. Zo raar is het niet dat ik je opzoek,’ vond Zebediah. ‘Of je een plezier te doen met… dat daar.’ Hij gebaarde vaag naar het kind.
Damon
Damon slaakte een zucht. Hij liet een van de vlechten van het meisje door zijn vingers spelen voordat hij opstond en weer op het bed ging zitten.
The equal opportunity killer, Alastor!
‘Luister. Ik waardeer de intentie.’
And now I have the power to bathe all of you in entertaining fire!
Damon hing zijn koptelefoon om zijn nek. Nerveuze tic. Het viel vast niet op. Zebediah kende hem niet eens.
INSANE.
‘Maar alleen toevallig omdat jij nou zo nodig ontdekt hebt dat we familie zijn betekent nog niet dat ik direct behoefte heb aan een betrokken grote broer. Ik vind het prima in mijn eentje, snap je?’ Hij haalde zijn schouders op. Zijn gave gleed traag mee, ondertussen tastbaar genoeg om kippenvel over zijn armen te sturen.
Zebediah
Damon zou niet meewerken, dat was duidelijk. Hij zou hem – als de tijd daar was – met zijn gave moeten dwingen. Het frustreerde hem, want het was veel makkelijker als hij gewoon écht loyaal naar hem was. Hij zette een paar geagiteerde stappen de kamer in en greep het meisje bij haar schouder. ‘Ook best. Maar dan hoef ik verder ook geen rekening met jou te houden en kan ik dat vriendje van je rustig nog eens voor me op de knieën laten zakken.’ Dan maar op de oude, vertrouwde manier. Hij kon zich niet voorstellen dat Nish daarover wat tegen Damon had gezegd, maar hij woonde hier lang genoeg om de betekenis van die woorden te kunnen inzien. Met een duivelse grijns voegde hij eraan toe. ‘Er is nog wel een gat dat ik kan vullen.’
Damon
Zodra Zebediah de kamer in beende schoot Damon tegen beter weten in overeind en naar achteren, alsof twee meter verder bij Zebediah vandaan ook daadwerkelijk veiliger was. Onbedoeld begon zijn gave bij hem weg te glijden. De negatieve energie rolde over de vloer en golfde tegen de muren. De kou ervan stak in zijn huid, maar Damon merkte het nauwelijks boven het gesuis in zijn oren.
‘Wat zei je daar?’
Zebediah
Zebediah trok een mondhoek op. ‘Je hoorde me wel.’ Hij voelde de temperatuur dalen, het was tijd om te gaan. Hij greep het kind bij de arm en zette een paar passen naar de deur toe. ‘Fort! Bezoekuur zit erop!’
Damon
Verder hoorde Damon niets meer. Er trok een waas voor zijn ogen en voordat hij goed en wel wist wat hij deed spreide hij zijn hand uit en trok zijn gave met een woest gebaar los van de grond en omhoog. Omhoog, omhoog, omhoog, zodat het in een verzwelgende golf over Zebediah heen klapte.
Hij had zijn handen niet nodig bij zijn gave. Zijn mentor probeerde het hem af te leren, maar met ging het altijd makkelijker, en Damon kneep zijn vingers tot een vuist terwijl hij zich voorstelde dat zijn gave dwars door Zebediah’s borstkas heen raaste en daar zijn ziel lostrok van zijn lichaam.
And maybe I enjoy it just a little bit, does that make me insane?
Zijn handen waren rood en stijf van de kou toen hij eindelijk losliet. Durfde los te laten. Zebediah lag bewegingsloos op de grond, met het kleine meisje ernaast. Het was niet zijn bedoeling geweest om haar ook te raken. Maar hij had ook niet echt precies kunnen zijn.
De wereld draaide een beetje. Damon wankelde en ving zichzelf op tegen de muur—weg, hij moest hier weg. Als Zebediah straks bijkwam… Ademhalen. Hij zoog een hap lucht naar binnen. Goed. Zijn koptelefoon had hij om, hij voelde het geruststellende gewicht tegen zijn sleuteltbeen. Dan… Dan wat?
Ademhalen.
Straks draaide hij nog door. Damon’s blik schoot haperend naar de kast, waar een vage gloed vandaan kwam en hij dwong zichzelf om naar voren te bewegen. Hij trok de kast open en het gouden licht stak in zijn ogen, maar hij kon er niet te lang over nadenken want Zebediah lag achter hem en hij moest gaan, gaan, gaan, dus hij griste de felste van de plank en propte de bal in zijn zak.
Die van Onyx en Jester. Daar— Die konden vast wat met Zebediah. Ze probeerden hem tegen te houden, toch? Nou, hier lag ‘ie, op een zilveren blaadje. Alsjeblieft, graag gedaan.
Damon stapte langs het meisje en veegde stram de schaakstukken van het bord en gooide ze in de holle bodem. Zo moest hij het wel redden, toch? Hij klikte het ding dicht en draaide zich om, en haalde eerst uit met zijn voet naar Zebediah’s gezicht voor hij zich langs de jongen heen haastte.
Azrael
Azrael baalde als een stekker van de avondklok, want tijdens zijn slapeloze nachten hield hij er wel van om over het terrein te zwerven en nu kon dat niet meer. Hij voelde zich opgesloten in zijn kamer, waar Peter aan de overkant hard lag te snurken. Toen hij onbekende stemmen op de gang hoorde, veerde hij iets op. Wie waren dat? Hij liep naar de deur en deed die op een kiertje. Damons kamerdeur stond ook een beetje open, er kwam wat licht uit vandaan en hij hoorde daar stemmen. Tussen de deuren in stond een jongen die hij nog nooit had gezien.
Azrael fronste. ‘Wie ben jij?’
De jongen draaide zich vliegensvlug om en staarde hem met grote ogen aan. ‘Ik…’
Zenuwachtig keek de jongen weer naar de kamer ernaast, waar een schorre roep vandaan kwam die heel abrupt werd afgekapt.
Damon was niet de persoon die er vaak nachtelijk bezoek op nahield – niet voor zover hij wist, in elk geval. Behalve Nish had hij eigenlijk niet veel vrienden. Er klonk een doffe bons – en daarna nog één.
Dat kan niet best zijn.
Azrael sprak zijn gave aan en onttrok de energie uit de jongen tegenover hem. Hij greep een van de flacons die altijd aan zijn middel hingen en ving de energie daarin op, terwijl de onbekende jongen in elkaar zakte.
Azrael liep verder en duwde de deur iets verder open. Er lagen twee mensen op de grond. Een klein kind en een jongen die hij nog nooit had gezien. Damon liep daarentegen driftig heen en weer en greep spullen bij elkaar. Onderweg naar buiten verkocht hij de jongen nog een schop tegen het hoofd.
‘Wat is er hier aan de hand?’ vroeg Azrael met opgetrokken wenkbrauwen.
Damon
Van schrik liet Damon bijna het schaakbord vallen. Azrael stond in de deuropening, te fronsen naar de twee lichamen op de vloer. Een tikje panisch probeerde Damon zijn gave weer bij elkaar te rapen voor het zijn afdelingsgenoot zou bereiken en hij klemde het bord tegen zijn borst.
‘N-niks. Ga terug naar je kamer, Azrael.’
Gaan, gaan, gaan, gaan.
Zijn longen leken wel te branden. Hij moest weg hier. Nu. Damon maakte aanstalten om langs Azrael heen te stappen toen hij achter hem de teleporteur van Zebediah uitgeteld op de vloer zag liggen. Ook dat nog. Nouja, dat scheelde hem weer werk dan.
Azrael
Damon was er niet echt de persoon naar om anderen te commanderen, maar Azrael was ook niet iemand die zich per se met de zaken van anderen hoefde te bemoeien. Het was duidelijk dat Damon hier weg wilde en Azrael kon ook nog bepalen of hij deze mensen op de grond wilde helpen als Damon zelf weg was. Hij deed dan ook een stap naar achteren om ruimte te maken, daarbij in het midden latend of hij echt terugging naar zijn kamer of hier bleef. Damon kennende kon het hem niet bijster veel schelen.
Damon
Wat als Azrael hem helpt?
Damon draaide zich om. ‘Maak hem alsjeblieft niet wakker,’ zei hij nog, en daarna struikelde hij over de teleporteur de gang door en maakte dat hij wegkwam. De trap af, de hal uit, naar buiten.
Azrael
Hem niet wakker waken? Sinds wanneer kon Damon dan mensen in slaap toveren? Een beetje verdwaasd keek hij zijn afdelingsgenoot na, daarna schudde hij zijn hoofd en stapte hij de kamer neer. Hij knielde bij het meisje neer, dat zachtjes jammerde, waarschijnlijk gevangen in nare herinneringen. Hij liet haar levenskracht wegsijpelen tot ze het bewustzijn verloor en liet het daarna terugkeren, zodat Damons gave niet langer vat op haar had.
‘Rustig maar,’ zei hij op een toon die hopelijk een beetje geruststellend klonk. ‘Er gebeurt je niets meer.’
Het meisje begon te snikken.
Azrael begreep er helemaal niets van. Hoe kwam dit meisje hier nou? Hij had hier nog nooit een kind gezien. En die jongen… waarom mocht hij die niet wekken? Een beetje gefrustreerd wreef hij over zijn hoofd. Morgen zou hij haar wel naar zijn mentor brengen, dan kon die ervoor zorgen dat ze terugkwam bij haar ouders. Of was deze jongen soms haar vader?
Hij legde zijn hand op de schouder van het meisje en probeerde oogcontact te maken. ‘Die man daar…’ Hij knikte opzij. ‘Wie is dat? Is dat je vader?’
Snikkend schudde ze haar hoofd. ‘N-nee, hij - hij…’ De rest van haar woorden werd door haar verdriet weggeblazen. Azrael wist in elk geval genoeg. Na even aarzelen pakte hij haar hand.
‘Ik breng je naar een veilige plek, goed? Dan zorg ik dat je morgenochtend weer naar huis wordt gebracht.’ Al wist hij niet waar die veilige plek was. In ieder geval niet op zijn kamer, waar Peter ook sliep. Misschien dat hij bij Rai terechtkon, zijn kamergenoot was in ieder geval niet knettergek.
[ bericht aangepast op 3 maart 2023 - 16:20 ]
Every villain is a hero in his own mind.