part 1/2
Boek na boek stouwde ze in zijn armen, er eerst nog oplettende dat ze daadwerkelijk boeken pakte die ze eventueel nodig had, maar uiteindelijk uitmondend in een zoektocht naar de dikste boeken die op de planken te vinden waren. Het was een uitdaging om haar ogen niet af te laten dwalen naar zijn armen, naar zijn spieren die zich aanspanden onder het gewicht van de stapel boeken. Als Alek dat door had, dan zou ze er absoluut nooit het einde van horen. Ze zag zijn zelfingenomen grijns al voor ogen, en hoe ze zelf daarop haar ogen ten hemel sloeg. Als laatste vond ze een dik exemplaar op de bovenste boekenplank, een waar ze net zelf bij zou kunnen als ze wat moeite deed, maar gezien Alek er toch was… Nore deed niet eens haar best meer om het vermaak in haar ogen te verbergen, terwijl ze aan de Rus vroeg of hij het boek voor haar wilde pakken. Zijn blik bleef op haar gezicht gericht, maar haar eigen ogen waren iets naar beneden afgedwaald, naar het stukje buik dat zichtbaar was geworden door het strekken van zijn arm. Zodra ze besef had van wat ze deed flitsten haar ogen weer omhoog. “Waag het niet,” waarschuwde ze hem. “Heb jij niet een vergadering waar je heen moet?”
Ze was de tel kwijt geraakt met hoe vaak ze dezelfde regel had gelezen, haar focus overal behalve op het boek voor haar. De andere boeken die Alek had gepakt lagen verloren op de hoek van de tafel. Het was compleet onbewust geweest daar waar ze nu zat. Haar voeten hadden haar er als vanzelf heen geleid, maar het was niet per se die desbetreffende avond die door haar hoofd maalde, maar de onrust van afgelopen weekend. Ryker’s vader zien. Wolf die weg was. Nadat ze afscheid had genomen van Wolf, amper een week geleden, was ze linea recta teruggegaan naar haar kamer, terug naar haar bed. Eenmaal verstopt onder haar dekens, die ze die avond daarvoor nog met Wolf gedeeld had, had ze niet meer het fut of energie gehad om er weer uit te komen. Na het uitputtende gesprek met Ryker’s vader die dag er voor kon ze niet de energie opbrengen om om te gaan met mensen. Ze was op. Uitgeblust. Het was Klaus geweest die rond lunchtijd ineens in haar deuropening stond en zonder al te woorden uit te wisseen was ze met hem meegegaan. Na de lunch had hij haar weer afgeleverd bij haar kamer en voor het avondeten had het proces zich herhaald. Het was alsof Klaus aan haar kon aflezen dat ze niet met mensen wilde praten, de stoelen naast hen bleven vrij voor beide maaltijden, met Klaus die waarschuwende blikken stuurde naar degenen die naast haar wilden gaan zitten. Maandagochtend stond hij opnieuw voor de deur. Voor de lessen van die dag had ze zich nooit afgemeld, maar toen ze zich dinsdags wel weer naar klas begaf kreeg ze van geen enkele docent een vraag over haar afwezigheid en ze vermoedde zo dat Klaus daar ook voor verantwoordelijk was. Niet goed wetende hoe ze dankbaarheid voor zijn simpele, maar zorgzame gebaar moest uitdrukken in woorden had ze slechts zijn hand vastgepakt en hier zachtjes in geknepen. Het onderwerp Wolf was slechts één keer opgekomen: toen ze hem vertelde dat het uit was. Er was geen enkele twijfel dat ook hij zijn beste vriend wel moest missen, maar Klaus was nooit een emotie-prater geweest, niet over dat soort dingen, en ze zou hem niet dwingen tot een gesprek er over.
Een hand verscheen in haar blikveld en het boek verdween. Nore hoefde niet op te kijken om te weten wie het was. Lexie. Ze waren eerder zeker nog niet uitgesproken en ze had er stiekem op gerekend dat hij terug zou komen. Op gehoopt dat hij terug kwam, zoals hij altijd leek te doen. Het hout van de stoel naast haar kraakte zachtjes. Wat van de spanning in haar schouders verdween.
“Misschien moeten we een nieuwe plek vinden om elkaar te treffen, Elya,” door brak hij de stilte. Ze waren ver genoeg verwijdert van de balie om geen preek te krijgen van Frau Schumacher over praten in de bibliotheek – niet dat de vrouw Lexie ergens op zou aanspreken na het compliment over haar nieuwe stijl. “Voordat je het weet denken mensen nog dat ik je wederhelft ben.”
”Frau Schumacher lijkt het toch al te denken en ik schat de kans klein in dat iemand anders ons in de bieb zou bespioneren.” Ze trommelde met haar vingers op de tafel. “Maar als jij een andere ontmoetingsplek weet, dan hoor ik het graag.” Haar ogen gleden van het werkblad voor haar, naar de Rus, die zijn ogen op het boek gericht had. “Of je moet het al niet erg vinden als mensen dat denken…” Ze klakte met haar tong. “Hoewel, ben jij niet altijd degene die zegt dat je je niets moet aantrekken van wat andere mensen denken?”
Wel geteld tien seconden met Lexie en hij wist nu al het bloed onder haar nagels vandaan te halen. Ze wist oprecht niet hoe hij het elke keer weer voor elkaar kreeg. Het was een bepaald soort ‘je haalt het bloed onder mijn nagels’ vandaan, niet het soort dat haar een hekel aan hem liet hebben, maar meer het soort dat –
“Ik geloof dat je me nog een antwoord verontschuldigd bent.”
Hoe gaat met je? Het leek langer dan enkele uren geleden dat hij haar die vraag stelde. “Je bent er wel erg op gebrand om vragen te stellen waar je het antwoord al op weet, niet?” Nore kon bij hoog en laag beweren dat alles oké was, dat ze de vermoeidheid van de paniekaanval, die ze recht voor zijn ogen had gehad, niet meer voelde, maar Lexie wist wel beter. Het was soms net alsof hij haar gedachtes kon lezen, tussen de regels door las naar wat ze juist niet zei.
De spanning die ze de afgelopen weken in haar lichaam had opgebouwd kwam omhoog borrelen. “De vader van mijn ex, die de betreffende ex een blauw oog geslagen had omdat ik het had uitgemaakt, was een week geleden op school en vertelde me doodleuk hoe jammer het is dat het uit is tussen Ryker en mij, en dat we zo ontzettend leuk waren samen.” Het eerste wist hij al, het tweede had ze haar mond overgehouden toen hij haar tijdens haar paniek aanval zijn armen trok. “Diezelfde ex ligt in het ziekenhuis vanwege een hoofdwond en vraag is of hij daar ooit volledig van gaat herstellen en ondanks d-dat… dat,” Nore slikte de woorden die ze eigenlijk had willen zeggen snel in, “en ik kan hem niet eens op zoeken in het ziekenhuis zonder in paniek te raken en morgen is hij jarig en ligt hij waarschijnlijk compleet alleen omdat zijn familie niet genoeg om hem geeft om hem te komen op zoeken en misschien dat hij niet –” Het werd moeilijker en moeilijker om het niet naar buiten te laten glippen, wat ze hem op een avond anderhalf jaar geleden bijna verteld had. “En hij verdient dat niet. Mijn beste vriend van tien jaar is de dag erna vertrokken, terwijl hij altijd beloofde dat hij er zou zijn en dat hij niet zomaar weg zou gaan en nu is die belofte verbroken en is hij alsnog weg. Ik weet niet wanneer ik hem weer kan zien. En net heeft ons schoolhoofd ons verteld over hoe mensen hun winkels en levensbestaan kort en klein zijn geslagen, hoe zij zelf in elkaar zijn geslagen, omdat ze het zogenaamd zouden verdienen, terwijl ze niemand iets misdaan hebben. En Wolf, die nog geen vlieg zou vermoorden, moet naar een school met types die dat volmondig toejuichen, zonder enig ander invloed, en hij gaat of levend opgegeten worden of veranderen op een manier waarop ik hem niet meer zou kunnen herkennen en misschien niet eens wil herkennen.”
|
|