Casper Ainsworth
Vierde jaar, februari.
Casper zocht altijd een afgelegen plek op wanneer hij aan de tekeningen werkte. Niet alleen omdat hij zich daar beter kon concentreren, ook omdat zijn afdelingsgenoten gehaaid genoeg waren om het idee te jatten. Morgen moesten ze het inleveren, hij was nu de laatste afbeelding aan het afwerken.
Zijn potlood kraste zachtjes over het perkament. Hij ging zo in de bezigheid op dat hij pas merkte dat hij niet alleen was toen er een schaduw over hem heen viel. Direct greep hij naar zijn toverstaf, maar zodra zijn vingertoppen die aanraakte, klonk er ‘Expelliarmus’ en was hij het ding kwijt.
‘Een beetje man tekent naakte wijven,’ klonk Hectors stem.
‘Maar we weten allemaal dat onze rattenprins het liever met andere wezens doet,’ grinnikte Douglas – Hectors tweelingbroer. ‘Net als zijn mammie.’
Casper staarde de twee aan. De opmerking over zijn moeder kwam zo… onverwacht dat het was alsof zijn brein gewoon even stopte met werken. Het sloeg kant noch wal – en toch lag er zo’n tevreden grijns om Douglas’ lippen dat Casper het vermoeden kreeg dat de jongen meer wist dan zou moeten.
De enige die hij iets over zijn familie had verteld, was Evan.
Had hij iemand iets verteld? Als wraak omdat hij zijn brieven niet beantwoord had? De gedachte aan Evan alleen al liet al zijn spieren verstrakken.
Met een ruk werden de tekeningen uit zijn handen getrokken. ‘Wat een mooie plaatjes,’ zei Salvatore. ‘Probeer je hiermee indruk op dat lekkere blondje te maken?’ De tekeningen zweefden om de jongen heen.
Casper sprong overeind. Hij balde zijn vuisten, maar zonder toverstaf kon hij geen moer.
‘M’n broertje heeft een oogje op d’r, wist je dat? Heeft serieuze plannen omdat kluisje te kraken. Of kruisje, eigenlijk.’ De jongen lachte hard om zijn domme woordgrap. ‘Dus echt niet dat jij dan een week met z’n meissie op pad gaat, vriend.’
Casper klemde zijn kaken op elkaar, maar vanbinnen raasde de woede door zijn lichaam. Hij wist wat ze gingen doen – en hij wist ook dat hij er niets tegen kon doen. Ze waren drie jaar ouder dan hij, ze waren met zijn vijven én ze hadden zijn toverstok.
‘Nee? Je hebt niks te zeggen? Je bent net zo mak als dat ratje van je, toen ik hem het vuur in liet wandelen?’
Een pijnscheut ging door zijn borst bij de herinnering wat ze Hazel hadden aangedaan. Dat was de druppel… Met een schreeuw wilde hij Salvatore aanvliegen, maar Hector liet een touw rondom zijn benen wikkelen zodat hij op de grond viel.
Gelach steeg op.
‘Nee knul, voor jou geen reisje.’
Na die woorden vatten zijn tekeningen vlam.
Vloekend rukte Casper aan de touwen om zijn benen. Stukjes zwart papier dwarrelden naar beneden en de onmacht liet tranen in zijn ogen springen.
Daar ging zijn kans om echte draken te zien – alle uren die hij in de tekeningen had gestoken, vielen uiteen in as en dreven weg met de wind.
Every villain is a hero in his own mind.