EMILIO SANCHEZ
Het was één domme, idiote actie geweest waardoor zijn hele leven was verneukt. Een dronken actie nog wel – om het nog een tikkeltje idioter te maken. Natuurlijk greep hij iedere kans aan om níét jarenlang in die klotecel te blijven zitten met een celgenoot die een wandelende onweerswolk was. Niet dat hij zelf nou zo’n zonnetje was – zoveel zelfkennis had hij nou ook wel – maar als hij in een spiegel wilde kijken dan ging ie wel naar de badkamer.
Meedoen aan een of ander door de overheid gefinancierde opleiding klonk best aardig. Want eerlijk is eerlijk – hij had z’n middelbare school niet eens afgemaakt en met een strafblad erbij lagen de banen straks niet voor het oprapen. Emilio was nooit iemand geweest die erg vooruit keek (of gewoon niet), maar na bijna een jaar opgesloten te zitten, ging je je toch wel afvragen wat je moest doen om te zorgen dat je niet de rest van je leven in zo’n stinkcel bleef zitten.
Een wisseling van omgeving was echt wel iets waar hij aan toe was – en ook aan wijven. Hopelijk waren die er ook. Man – hij had nog nooit zo lang droog gestaan. Het was zo erg dat hij heel soms…
Nope.
Hij drukte die gedachte weg en staarde weer door het raam naar buiten. In de reflectie kon hij Ethan zien zitten. Fucking Ethan. Dacht hij eindelijk van die donderwolk verlost te zijn, dreef ie doodleuk achter hem aan. Slechts één ander was ook tot deze speciale opleiding toegelaten en dat was uitgerekend zijn celmaat.
Inmiddels waren ze een bosweggetje in geslagen. Buiten was het pikdonker, hij zag echt geen reet. Hij bewoog de boeien om zijn polsen iets – ze zaten te strak. Hopelijk konden ze straks af. Het was toch een afgeschermd terrein en hij had begrepen daar er een tracker geïmplanteerd was. Hij was niet zo dom die eruit te snijden – misschien explodeerde zijn arm dan wel of zo. Je wist maar nooit.
Het busje schommelde verder, eindeloos, leek het wel.
Emilio zei geen woord – Donderwolk evenmin.
Uiteindelijk hield het halt. ‘Uitstappen, dames,’ klonk het spottend.
Emilio stond op en stapte als eerst het busje uit. Zijn boeien werden godzijdank afgedaan. Ze bevonden zich op een open plek, al zag hij verderop bomen. Er stond één grietje.
Echt ja – een grietje.
Even dacht hij dat hij de boel bij mekaar fantaseerde – maar in het vale maanlicht zag hij al snel dat het echt een meisje was – compleet met tieten. Heerlijk.
Ze zag er nogal liefjes uit voor een crimineel, overigens.
‘Hé. Dien jij ter vermaak of kom je ook net uit de bak.’
Hij kon het maar beter vragen. Je wist maar nooit – misschien wilden ze hen met een goeie wip gunstig stemmen. Zou absoluut werken. Vast ook voor Donderwolk.
Every villain is a hero in his own mind.