Onyx
Onyx zweeg een lange tijd. Hij kon hem een flink pak op z’n mieter geven voor zijn manipulatieve gedrag, hem zo hard op z’n bek slaan dat ie nooit meer wat tegen iemand zou zeggen.
Hij zag geen manipulatief persoon aan de andere kant van de tafel. Hij zag een gebroken jongen, iemand die de hele dag een masker voorhield en met zijn gezellige geleuter probeerde te voorkomen dat iemand zag hoe beschadigd hij echt was.
Onyx wist wat er gebeurd was, twee jaar geleden. Het was in de doofpot gestopt, maar Maaya had het leuk gevonden om ermee te dreigen. Ze had hem hallucinaties laten zien waarin hij ook zijn afdelingsgenoten aanviel. Hij had Yrla in zijn armen gehouden – of wat er van over was nadat hij met een kettingzaag was losgeslagen. Hij had de twee zusjes in een laatste omhelzing in een plas bloed zien liggen.
Het waren slechts hallucinaties geweest, maar ze hadden hem wekenlang achtervolgd.
Onyx wist dat hij getraumatiseerd was. Dat hij zichzelf lang niet altijd onder controle had, terwijl hij ondanks het feit dat hij van Jester hield, afgelopen zaterdag zijn hoofd tegen een spiegel had willen slaan. Maaya zat nog steeds in zijn kop, haar gif kronkelde nog steeds door zijn bloed. Andersom was dat ongetwijfeld ook het geval.
Hij kon maar één iemand bedenken die hem nog meer angst aanjoeg dan Maaya en dat was Zebediah.
De jongen waarmee Fox een relatie had gehad. De jongen die zich zo erg in zijn geest had vastgebeten dat hij als een dolle beer naar zijn campus was toegerend en daar zijn klauwen en tanden had begraven in iedereen die hem tegenkwam. Gewoon omdat zijn vriendje hem dat gezegd had te doen. Iemand die hij vertrouwde, iemand van wie hij had gehouden.
Als er één ding was waar Zebediah in was uitgeblonken, dan was het wel manipulatie. Hij kon je letterlijk zijn wil opleggen, hij kon het vast en zeker ook zonder zijn gave te gebruiken.
Alles wat hij zei was ertoe bedoeld om iemand iets te laten doen, niets wat hij deed en zei gebeurde zomaar.
‘Vertel me eens over je relatie met Zebediah.’
Fox keek met een ruk op, zijn ogen werden groot. De jongen straalde opeens zoveel angst uit dat zelfs Onyx zich er ongemakkelijk door voelde. ‘W-wat?’
‘Hoelang hadden jullie wat met elkaar?’
‘Drie maanden, ongeveer,’ zei de jongen zonder hem aan te kijken.
‘En hoe is dat gegaan? Was hij degene die het initiatief nam of jij?’
Hij hoorde de knul slikken. ‘Hij,’ mompelde hij. ‘Ik – ik wist niet of ik al klaar was. Voor een relatie. Mijn vriendje voor hem – hij was op een dag gewoon verdwenen. Ik was er heel erg kapot van – nog steeds.’ Hij vouwde zijn handen in elkaar, zijn knokkels werden wit.
Onyx beeldde zich dat Jester morgen ineens verdwenen zou zijn. De gedachte leek al zijn ingewanden te bevriezen.
‘Maar Zebediah vond dat het tijd was dat je er overheen stapte? Hij vond dat hij wel een kans verdiende, dat je vorige vriendje zou willen dat je gelukkig was?’
Fox staarde naar zijn knokkels. Plotseling verkrampte hij. ‘Bedoel je – dat ik net als Zebediah ben?’
Onyx kende die angst. Bang om hetzelfde te zijn als degene die je haat. Maaya en hij wáren hetzelfde. Zij hadden elkaar getraumatiseerd. Maar Fox niet. Fox had Zebediah nooit kwaad gedaan.
‘Nee,’ zei hij daarom. ‘Je lijkt in niets op Zebediah. Maar dat betekent niet dat hij niet zijn sporen in je heeft nagelaten. Misschien heeft je onderbewustzijn geleerd om te manipuleren. Omdat Zebediah kreeg wat hij wilde. Jou.’ Er viel even een stilte. ‘Ben je na Zebediah nog met iemand anders geweest? Heb je anderen gedatet?’
‘Wel wat afspraakjes hier en daar.’ Hij zuchtte zachtjes. ‘Maar het is de eerste keer dat ik weer verliefd ben.’
‘En je laatste keer verliefd-zijn is geassocieerd met ’s werelds grootste manipulator.’
Het was niet zo ingewikkeld om te bedenken waar dat manipulatieve gedrag vandaan kwam. Misschien was het zelfs een soort beschermingsdrang: als ik iemand manipuleer, manipuleert hij mij in ieder geval niet. Hij wist als geen ander wat voor rare fratsen je onderbewustzijn kon uithalen. Hoe vaak was hij wel niet vanuit het niets in woede ontstoken, had hij de behoefte om anderen zo veel angst aan te jagen dat ze zich mijlenver uit de buurt hielden?
Onyx leunde iets naar achteren. Hij twijfelde er niet aan dat het gemanipuleer herinneringen over Dezi had opgeroepen. Hij kende zijn klasgenoot goed genoeg om te weten hoe zij met allerlei mooie praatjes anderen van ideeën overtuigde die niet de hunne waren.
‘Ik wilde hem echt geen pijn doen, Onyx.’ Fox’ stem klonk verstikt. ‘Ik was gewoon wanhopig. Ik wilde gewoon… ik wilde gewoon van die leegte af.’
De leegte die zijn eerste vriendje had achtergelaten.
Die Zebediah beloofd had te dichten, maar die vervolgens een nog groter gat achterliet.
Hij kende die leegte wel, hij had die leegte zo erg gehaat dat het een deel van hemzelf was geworden en dat hij het onmogelijk had geacht dat die zich weer met iets warms zou vullen.
Voor iemand die wél die behoefte had om zich met anderen te omringen, was die leemte waarschijnlijk alleen maar schrijnender.
‘Ik geloof je. Maar Adam gaat die leegte niet voor je opvullen, knul. Hij heeft ook een leegte en hij wil dat Merrin die opvult en niet jij. Jammer voor je, maar ’t is waar.’
‘Ja,’ mompelde Fox. ‘Dat weet ik. Denk je – denk je ook dat hij geen vrienden meer met me zou willen zijn?’
Een flauwe grijns speelde om zijn lippen. ‘Ik kan me niet voorstellen dat íémand vrienden met zo’n Duracell-konijn als jij zou willen zijn, dus ik zou het niet weten.’
Fox keek hem kort aan, alsof hij zocht naar een teken dat hij een grapje maakte. Hij gaf de knul een knipoog. Het was een grapje. Hij vond het een schijtirritant joch, maar hij was geen Dezi. Geen Tony. Geen Maaya – of welke willekeurige Rhino dan ook. Hij had geen kwaad in de zin, hij was gewoon een jongen die stompzinnige dingen deed omdat hij verliefd was terwijl hij worstelde alleen met zijn eigen demonen, met de echo’s van onverwerkte pijn. Ergens geloofde hij wel dat die jongens en 8102 hem daarbij konden helpen zoals Jester hem geholpen had – maar alleen als hij zijn gevoelens voor Adam kon loslaten. En dat moest Fox toch echt zelf doen – en Adam moest hem die kans willen geven.
Every villain is a hero in his own mind.